Hoofdstuk 12

De wortels van deze tragedie,' begon Benjamin, 'liggen tien jaar terug in de tijd. Koningin Margaret was toen een frisse jonge prinses, die kort daarvoor getrouwd was met James de Vierde van Schotland - iemand die dol was op de genoegens van de slaapkamer en er als bewijs een reeks minnaressen op na hield; hij had zelfs bij minstens twee van zijn bijslapen bastaardkinderen.' Catesby knikte, met een starende blik in zijn ogen.

'Margaret kreeg,' ging Benjamin verder, 'in Schotland gezelschap van uzelf, de jonge edelman Robert Catesby. U was uw koningin volledig toegewijd en moest samen met haar toekijken hoe James van de ene naar de andere minnares rende. Margaret begon haar man te haten en die haat werd nog versterkt door de openlijke steun die James de Yorkisten gaf. Margaret sloeg terug, heeft mijn oom de kardinaal me in vertrouwen verteld, door geheime informatie te sturen naar koning Henry van Engeland, de grootste rivaal en tegenstander van James.'

'Is dat waar, meester Daunbey?'

'Dat is waar, Sir Robert!' zei ik en nam het verhaal over. 'De zaak werd op de spits gedreven toen koning James het plan opvatte om Engeland binnen te vallen, wat leidde tot de tragedie van Flodden. Koningin Margaret en uzelf, naar ik aanneem, maakten gebruik van de vruchtbare fantasie van koning James. U

bedacht een aantal listen, waarmee u onzekerheid zaaide bij hem en zijn voornaamste bevelhebbers; de zogenaamde verschijning van de Heilige Johannes, waarin James verwijten kreeg over zijn losbandigheid; de spookachtige stem die klokslag middernacht in hartje Edinburgh verkondigde dat James en al zijn aanvoerders in de onderwereld zouden belanden. Die trucs heeft u bedacht, of niet soms?'

Catesby glimlachte en streek met zijn hand over zijn wang.

'Het was een groot succes,' zei Benjamin wat luider. 'James begon zich zorgen te maken en misschien kreeg hij zelfs wel het vermoeden dat een aantal ontevreden onderdanen de veldtocht naar Flodden zouden willen gebruiken om hem uit de weg te ruimen. Daarom liet James zowel tijdens de veldtocht als tijdens de slag een aantal soldaten de koninklijke kleuren dragen, om op die manier eventuele moordaanslagen te ontlopen. De slag werd een totale ramp. Een aantal dubbelgangers werd gedood - naar ik aanneem niet alleen door Engelsen, maar ook door moordenaars. Surrey vond een van die lijken, verklaarde dat het 't lijk van James was en stuurde het naar het zuiden, naar zijn meester koning Henry.' Catesby keek Benjamin vuil aan.

'En daarom,' vulde ik aan, 'droeg het lijk dan ook niet de penitentieketting die James altijd om had. Het verklaart ook waarom Margaret nooit gevraagd heeft of het lijk naar Schotland terug kon worden gebracht, om het daar te begraven. Was ze bang,' vroeg ik spottend, 'dat iemand in Schotland er achter zou komen dat het niet het lichaam van de koning was?'

Catesby sloeg met zijn hand op zijn dij. 'En ik neem aan,' zei hij bulderend van het lachen, 'dat jullie me nu gaan vertellen dat koning James zelf veilig ontsnapt is?'

'Dat weet u heel goed!' blafte Benjamin. 'Hij droeg een gewoon harnas. Hij is, samen met Sir John Harrington, een ridder van de koninklijke hofhouding, en met Selkirk naar de abdij van Kelso gevlucht. Daar dicteerde koning James een korte brief, die hij met zijn ring zegelde en via Selkirk verstuurde naar zijn vrouw, met een verzoek om hulp en voedsel. De heelmeester bezorgde de brief bij de koningin, die zich toen schuil hield in Linlithgow, maar in plaats van hem te helpen stuurde ze moordenaars op haar man en Harrington af.'

Catesby keek nu grimmig en gejaagd.

'De perfecte moord,' fluisterde Benjamin. 'Hoe kan je beschuldigd worden van koningsmoord als iedereen denkt dat de man in kwestie allang dood is? God mag weten wat er met het lichaam gebeurd is, maar toen Selkirk terugkwam in Kelso was zijn meester weg en durfden de monniken er niets over te zeggen. Het lukte Selkirk uit uw handen te blijven en hij ontsnapte naar Frankrijk, waar zijn geest door de vreselijke gebeurtenissen zodanig in de war raakte dat hij gek werd. Uiteraard liet u hem opsporen, maar het was al te laat - de mannen van de kardinaal hadden hem al gevonden. Het was een hele opluchting voor u toen u ontdekte dat Selkirk, door zijn waanzin en het verstrijken van de tijd, zijn geheimen alleen nog maar in rare rijmpjes en wartaal kon verkondigen.'

'James was een hoerenloper en een echtbreker,' mompelde Catesby half in zichzelf. 'Hij was als Ahab van Israël, ongeschikt als koning, en daarom heeft God hem weggenomen!'

'Benjamin schudde zijn hoofd. 'Als James Ahab was,' zei hij,

'dan was Margaret Jezabel. Zij heeft James laten vermoorden, niet omdat ze hem haatte, maar omdat ook zij ontrouw was geweest. Ze moest haar eigen ontrouw met Gavin Douglas, Graaf van Angus, verbergen.'

'Dat is een leugen!' zei Catesby met schorre stem.

'O nee, zeker niet!' zei ik. 'Alexander, de tweede zoon van Margaret, is geboren op 13 april 1514. Ik ben er achter gekomen dat hij twee maanden te vroeg geboren is, dus zou de eigenlijke geboortedatum juni 1514 moeten zijn geweest. Als we dan de negen maanden of achtendertig weken terugtellen die een natuurlijke zwangerschap duurt, dan is het kind verwekt aan het eind van september, ruim twee weken na de dood van James.' Ik likte met mijn tong over mijn lippen en keek naar de twee Hooglanders die onrustig begonnen te worden, alsof ze al dat onverstaanbare geklets zat werden.

'O,' zei ik zacht, 'we kunnen met de data spelen. James vertrok eind augustus met zijn leger uit Edinburgh. Uit de verslagen van de huishouding zal ongetwijfeld blijken dat de laatste keer dat Margaret en hij als man en vrouw bij elkaar waren ergens in juli moet zijn geweest. Heb ik gelijk?'

Catesby staarde alleen maar.

'We weten trouwens,' ging ik verder, 'dat Margaret al ruim voor Flodden het beest met de twee ruggen speelde met Gavin Douglas.'

'Je beledigt de koningin!' zei Catesby woest. Hij keek ons giftig aan en ik besefte ineens dat Catesby verliefd was op Margaret en niet kon aanvaarden dat zijn gouden prinses een geile echtbreekster was.

'We beschikken over bewijzen,' zei ik met een stem die luid door die spookachtige kerk schalde. 'Selkirk schrijft dat hij na Flodden samen met James en Harrington besproken heeft wat hen te doen stond. In zijn bekentenis zegt Selkirk dat de koning zich zorgen maakte over de kwaadwillige roddels die hij over Margaret gehoord had. Geen wonder dat James in Flodden zijn leger verspeelde: visioenen, onheilspellende stemmen, geruchten over zijn vrouw, mogelijk ook moordenaars die het op hem voorzien hadden!'

'Ik vraag me af,' onderbrak Benjamin mij, 'of de koning ooit het verband gelegd heeft tussen de geruchten over een moordenaar en de roddels over zijn vrouw!'

'Kletskoek!' zei Catesby fel.

'Nee, zeker niet!' reageerde ik. 'Selkirk reed als een haas naar Linlithgow, maar toen hij de koningin gesproken had begon hij zich meteen zorgen te maken. Uw meesteres was niet bepaald een rouwende weduwe. Selkirk vertrouwde het niet en haastte zich terug naar Kelso, maar Harrington en de koning waren weg.'

'En ik neem aan dat die Harrington,' vroeg Catesby, 'gewoon toe heeft staan kijken toen zijn koning vermoord werd?' Ik keek schuin naar Benjamin en zag dat hij met zijn ogen knipperde, wat altijd een teken was dat mijn meester, een goudeerlijk man, op het punt stond een halve waarheid te vertellen.

'Harrington,' zei hij, 'was maar alleen, en hij was nog uitgeput van de slag. Hij kon James niet veel bescherming geven. Harrington is vermoedelijk ook vermoord. Ik kan u wel vertellen,' ging hij verder, 'dat ik in Edinburgh in de koninklijke kapel van St. Margaret een dodenboek gezien heb met een lijst van iedereen die in Flodden gesneuveld is. Ik kan me niet herinneren dat de naam Harrington daarin vermeld stond.' Mijn meester schonk me een snelle blik, waardoor ik zeker wist dat hij zat te liegen. Hij hoorde de naam Harrington pas voor het eerst nadat hij me in Parijs opgespoord had.

'Dus,' zei ik snel en uitdagend, 'waren Margaret en Douglas al voor Flodden minnaars.'

'Daarom zijn ze ook zo overhaast getrouwd,' voegde Benjamin er aan toe.

'Om ervoor te zorgen dat Alexander een wettig kind werd. Wie zal het zeggen, misschien is de huidige Schotse kroonprins ook wel een Douglas! Is dat, samen met de moord op koning James, misschien de band die Margaret nog steeds met de graaf heeft?' Catesby leunde voorover. Zijn gezicht was bleek en weggetrokken, alsof hij zich stilletjes zat te verkneukelen over de dood die hij voor ons in petto had.

'Het gedicht van Selkirk,' ging Benjamin verder in een poging hem af te leiden, 'hebben we nu ontraadseld: het lam is Angus, die rustte in het valkennest, ofwel het bed van James. De Schotse koning is ook de leeuw die brulde, ook al was hij al dood, en de zin 'drie minder dan twaalf' is samen met Selkirks gemompel dat hij de dagen kon tellen een toespeling op de buitenechtelijke oorsprong van prins Alexander. Selkirk vermoedde als heelmeester dat Alexander geen zoon van koning James was.'

'Wat hebben jullie voor bewijzen voor al die flauwekul?' zei Catesby hatelijk, terwijl hij opstond.

'O,' zei ik, 'zoals Selkirk in de laatste regel van zijn gedicht zegt heeft hij zijn bekentenis in code opgeschreven en bij de monniken van St. Denis, bij Parijs, in bewaring gegeven.'

'Alleen maar wartaal!' zei Catesby beschuldigend. 'Wartaal van een waanzinnige!'

Benjamin schudde zijn hoofd. 'Nee, nee, Selkirk had bewijzen. Hij had alle volmachten bewaard die koning James hem tijdens zijn bewind gegeven had. Eerst dacht ik dat die geen betekenis hadden, er was tenslotte een heel stapeltje van, maar toen vond ik er een die gedateerd en gezegeld was op 12 september 1513, drie volle dagen nadat James zogenaamd in Flodden gesneuveld was!' Catesby staarde Benjamin verbluft aan.

'Uiteraard,' ging Benjamin rustig verder, 'kreeg Margaret na de dood van James al snel genoeg van Angus. Ze maakte ruzie met hem, probeerde haar kinderen onder haar gezag te krijgen en toen die poging mislukte vluchtte ze naar haar broer in Engeland.'

Catesby tuitte zijn lippen. 'Leugens!' mopperde hij alsof hij in zichzelf praatte. 'Allemaal leugens!'

'Nee, dat zijn het niet!' zei ik vrolijk. 'Margaret was bang dat haar geheim uit zou komen. Wie weet, misschien had ze er wel een vermoeden van dat koning James nog leefde en zich ergens in een donker bos of een verlaten moeras schuilhield. Ze moest zeker weten dat Angus, die betrokken was geweest bij de moord op haar man, zijn mond zou houden en daarom werden wij naar Nottingham gestuurd. Angus bleek erg chagrijnig te zijn,' zei ik met een blik op de twee vals terugkijkende Hooglanders, 'en Lord d'Aubigny nogal wantrouwig, maar er werd geen woord gezegd over een schandaal. Koningin Margaret,' besloot ik op bittere toon mijn verhaal, 'beseft nu dat ze veilig is en daarom is ze zo druk bezig met voorbereidingen om naar Schotland terug te gaan.'

Catesby legde zijn handen op zijn schoot. 'Weten jullie,' zei hij luchtig, alsof we een groepje vrienden waren die gezellig in de kroeg bij elkaar zaten, 'dat ik jullie beschouwde als een koppeltje potsenmakers, twee idioten die maar wat aan klooiden en voor ons als lokaas fungeerden voor eventuele gevaren. Ik heb me ernstig in jullie vergist.'

'Ja, dat klopt,' zei Benjamin. 'U begon zich zorgen te maken toen Selkirk tegen me begon te praten en dus moest hij sterven, al had u zijn dood waarschijnlijk al beraamd voor Roger en ik mee kwamen doen aan deze dodendans. Maar Selkirk praatte wel degelijk en Ruthven begon ook over zijn verdenkingen te praten, dus moest ook hij sterven.'

Een van de Hooglanders deed ineens een stap naar voren, als een jachthond die het gevaar ruikt. Catesby knipte met zijn vingers. De kerel trok zijn dolk, terwijl zijn meester het duister in tuurde.

Catesby bleef even staan luisteren. 'Niets,' mompelde hij.

'Alleen het duister.' Hij keek naar ons en glimlachte. 'En de zachte adem van de duistere droom van de Dood.'

'U bent van plan ons te vermoorden?' zei ik hardop, terwijl ik wanhopig om me heen naar een uitweg zocht.

'Natuurlijk,' fluisterde hij. 'Ik kan jullie niet in leven laten. Nu komt er een einde aan alles. De koningin gaat terug naar Schotland, waar ik voor haar zal zorgen tot kleine James volwassen is.'

'U vergeet de manuscripten van Selkirk.'

'Die kunnen verdwijnen!' zei Catesby met een grauw.

'En wij?'

Catesby knikte naar de heide om de kerk heen. 'Dicht struikgewas, diepe moerassen; daar liggen wel meer mensen begraven, jullie kunnen er ook nog wel bij!' Hij keek Benjamin aan. 'Vaarwel,' fluisterde hij, en draaide zich om naar de Hooglanders. 'Ja, ja, maak ze nu maar af!'

Ik stond op, maar Corin gaf me een harde klap, waardoor ik weer neer ging. Ik zag nog net dat Alleyn mijn meester bij zijn schouder beetpakte en uit begon te halen voor de fatale klap. Plotseling klonk een stem: 'Catesby, stop!' De moordenaar liep snel de treden af en tuurde in het duister.

'Catesby, in naam van de koning, laat dat!' Ik keek op, de Hooglander grijnsde en de lange puntige dolk begon aan zijn afdaling. Ik hoorde iets door de lucht scheren. Ik deed mijn ogen weer open. De Hooglander stond er nog net zo, maar zijn gezicht was nu veranderd in een bloederige massa, doordat er zich een pijl van een kruisboog in had geboord. Ik gooide mezelf opzij. De andere Hooglander torende nog boven Benjamin uit, maar zijn rug was kromgebogen en zijn handen wijd gespreid. Hij keek ongelovig naar de kruisboogpijl in zijn borst. Hij deed zijn mond open, jankte als een kind en sloeg tegen de grond. Benjamin en ik draaiden ons tegelijk om; Catesby wilde net zijn zwaard trekken, maar soldaten in de kleuren van de kardinaal kwamen al door het schip naar voren stormen. De doctor wierp even een blik in onze richting, knipte met zijn vingers en voor Catesby nog iets kon doen werden zijn zwaard en zijn dolk van hem afgepakt.

De mannen van de kardinaal bekeken de lijken van de twee Hooglanders en schopten ertegen alsof het dode honden waren. Een andere soldaat liep de trap van de crypte af en schreeuwde van beneden dat daar nog twee lijken lagen. Agrippa gooide de kap van zijn mantel naar achteren en lachte ons vriendelijk toe.

'We hadden eerder moeten komen,' merkte hij rustig op. 'En we hadden misschien eerder in moeten grijpen, maar jullie verhaal was zo boeiend.' Hij pakte Catesby's zwaard op, gaf het aan Benjamin en gebaarde naar de gevangene, die gelaten tussen zijn twee bewakers stond.

'Maak hem af!' zei Agrippa. 'We moeten alles netjes opruimen.' Hij drukte het zwaard in Benjamins hand. 'Maak hem af,' herhaalde hij. 'Hij verdient te sterven.' Mijn meester liet het zwaard met een klap op de grond vallen.

'Nee,' zei hij zacht. 'Hij hoort een proces te krijgen om daarna opgehangen te worden, als de moordenaar die hij is.' Agrippa tuitte zijn lippen. 'Nee,' fluisterde hij. 'Daar kan geen sprake van zijn.' Hij pakte het gevallen zwaard en duwde het in mijn hand. 'Jij, Shallot, dood hem!'

'Laat dat zwaard vallen,' waarschuwde Benjamin. 'Roger, wat je ook bent, dat toch niet!'

Ik liet het zwaard op de stenen vloer kletteren.

'Hij mag niet gedood worden,' herhaalde Benjamin. Doctor Agrippa haalde zijn schouders op en wendde zich tot de aanvoerder van de soldaten. 'Neem Catesby mee naar de Tower,' zei hij. 'Stop hem in de diepste en donkerste kerker. Koningin Margaret mag er niet van op de hoogte worden gebracht.' De man knikte en pakte Catesby bij zijn arm. De moordenaar glimlachte naar ons en liep gedwee met de soldaat mee. Agrippa deelde nog wat meer orders uit en de soldaten gingen snel de crypte in, sleepten de lijken van Melford en Scawsby naar boven en legden ze naast de twee dode Hooglanders. Agrippa bekeek ze stuk voor stuk en maakte vreemde gebaren in de lucht boven hen.

'Catesby had over één ding gelijk,' mompelde hij, 'de heide om ons heen is een prima begraafplaats. We zullen ze daar begraven.' Daarna zei Agrippa vrijwel niets meer tegen ons, maar nam ons mee terug naar de Tower waar we huisarrest kregen. Benjamin was stil; hij bleef nog zeker twee uur zitten bibberen. Ik had mijn eigen methoden. Ik vroeg om een kan wijn en liet me uren later stomdronken neervallen op mijn brits.

De volgende morgen nam een nog steeds zwijgzame Agrippa ons via Billingsgate en Fleet Street mee naar Westminster. We werden gevolgd door een zwaar bewapend ruiterescorte, dat ons fouilleerde voor we door een doolhof van paleisgangen naar een klein en comfortabel kamertje naast de kapel van St. Stephen werden gebracht, waar de kardinaal op ons zat te wachten. Ik weet nog dat het een mooie dag was. De zon was door het dikke wolkendek heen gebroken en er zat een frisse zweem van lente in de lucht.

Wolsey begroette ons hartelijk. Er klonken nu geen beledigingen, het was een en al 'liefste neef en 'beste Shallot'. De kardinaal stuurde alle klerken en bedienden de kamer uit en alleen Agrippa bleef achter. Daarna moest Benjamin alles vertellen wat er de avond daarvoor met Catesby was voorgevallen. Af en toe knikte de kardinaal of vroeg hij Benjamin of mij iets. Toen mijn meester klaar was met zijn verhaal schudde de kardinaal verbaasd zijn hoofd.

'Zoveel kwaad!' fluisterde hij. 'Zoveel moorden. Zo'n groot geheim.'

'Maar u vermoedde toch al zoiets, beste oom, als ik me niet vergis?' Wolsey strekte zijn grote lijf en geeuwde. 'Ja, beste neef, dat is zo. Waar of niet, brave doctor?'

Agrippa mompelde instemmend.

'U heeft ons gebruikt!' zei Benjamin beschuldigend. 'Daar had Catesby gelijk in. We waren ingehuurd,' ging hij verder, 'om als stomme idioten rond te scharrelen en voor anderen deuren open te maken!'

Agrippa keek ongemakkelijk. De kardinaal keek zijn neef welwillend aan.

'Ja, ik heb je gebruikt, liefste neef,' zei hij. 'Maar alleen omdat jij het beste geschikt was voor die taak.' Hij schonk ons een zuinig glimlachje. 'Samen met de altijd even trouwe Shallot.' Hij zette zijn ellebogen op zijn armleuningen en hield zijn vingertoppen tegen elkaar. 'Heb je gezien wat een goeie acteurs het waren, Benjamin? Catesby met zijn betrouwbare, open gezicht, en koningin Margaret die nog beter dan haar broer kan doen alsof ze woedend is.'

'Jullie moeten niet te zwaar oordelen,' onderbrak Agrippa hem, 'over Heer Kardinaal. Catesby heeft ook invloed gehad op jullie benoeming, want Heer Kardinaal heeft jullie avonturen beschreven tijdens een banket in Greenwich. Catesby heeft toen zelf ook inlichtingen ingewonnen en de rest volgde daar even natuurlijk op als de nacht volgt op de dag.'

'Maakte Scawsby ook deel uit van het plan?' vroeg ik.

'Ja,' zei Agrippa zacht. 'Catesby heeft ongetwijfeld gehoord van de streken die jonge Shallot de familie Scawsby geflikt had en besefte dat de vijandschap tussen die twee het spel alleen maar pittiger zou maken. Bovendien kon Catesby, als er moord op het programma stond, geen heelmeester gebruiken die al te oplettend en scherpzinnig was. Scawsby was een kwakzalver, een knoeier, iemand die zou doen wat hem was opgedragen.'

'Was hij op de hoogte van de plannen van Catesby?' vroeg ik weer.

'Nee!' De kardinaal keek als een havik op me neer. 'Scawsby wist ongetwijfeld dat er iets geheimzinnigs aan de hand was, maar zag de benoeming als een koninklijke eer. Uiteraard haatte hij jou en vond hij het heerlijk je zo te zien blunderen. Zijn dood, meester Shallot,' zei hij veelbetekenend, 'was volgens de wet gewoon moord.'

'Maar Roger heeft Scawsby niet gedood!' corrigeerde Benjamin hem. 'De heelmeester heeft zich door zijn hebzucht laten leiden. En verder,' vervolgde hij sluw, 'is het maar beter dat Scawsby uit de weg geruimd is. Hij kon toch nooit zijn mond houden.' De kardinaal knikte. 'Waar, waar,' mompelde hij. 'Scawsby is dood en Roger zal van rechtsvervolging worden ontslagen voor zijn aandeel in de moord.'

'Jullie hebben mij verdacht, klopt dat?' zei Agrippa ineens beschuldigend.

'Dat is zo. Catesby klonk zo overtuigend, dat hij zelfs spinnen had kunnen vangen in het web dat hij spinde.'

'Maar waarom?' viel ik hen in de rede. 'Waar was al dit gedoe goed voor?'

Agrippa keek de kardinaal aan, die knikte.

'Nee!' riep ik uit voor de doctor iets kon gaan zeggen. 'Er zijn eerst nog andere vragen. Hoe wist Catesby af van de kerk van St. Theodorus? En hoe komt het dat u daar zo op het juiste moment arriveerde, Agrippa?'

'Dat komt door mij,' zei Benjamin zacht. 'Ik dacht echt dat Agrippa de moordenaar zou kunnen zijn, of in ieder geval iemand die in het complot zat. Je zei dat het een gok was, Roger, en dat was ook zo - voor we vertrokken uit de Tower heb ik de brave doctor Agrippa verteld waar de ontmoetingsplaats was. Er kon maar één logische afloop zijn: als hij de moordenaar was zou hij er als eerste zijn en dan was Catesby onschuldig.'

'Uiteraard zou ik,' voegde Agrippa er aan toe, 'als ik onschuldig was maar een vermoeden had dat het een val was, ervoor zorgen dat Catesby over St. Theodorus hoorde en regelen dat ik in de buurt was als iedereen zijn kaarten op tafel legde.' Hij haalde zijn schouders op. 'Scawsby gedroeg zich verdacht, was erg zwijgzaam en vertrok al vroeg uit de Tower. Ik had koningin Margaret intussen snel wijsgemaakt dat Benjamin de raadsels opgelost had en in de kerk van St. Theodorus de antwoorden zou krijgen. De rest,' zei hij, 'is verlopen zoals jullie weten.'

'U had ook te laat kunnen komen!' zei ik beschuldigend. Agrippa schudde zijn hoofd. 'Het leven is nu eenmaal een gok, Roger. De mannen van de kardinaal stonden klaar om Catesby te arresteren en jullie te redden uit zijn klauwen.'

'En als u te laat gekomen was?'

'Dan hadden we Catesby gearresteerd en ervoor gezorgd dat jullie een eervolle begrafenis gekregen hadden.' Ik keek hem giftig aan. Benjamin schudde zijn hoofd alleen maar.

'Jullie moeten beseffen,' zei Agrippa terwijl hij opstond en rusteloos heen en weer begon te lopen door de kamer, 'dat we in roerige tijden leven. Aan de andere kant van het Kanaal is Frankrijk een eenheid geworden onder een machtige koning, die zijn hongerige ogen gericht heeft op Italië. In het zuiden ligt Spanje, dat een enorme vloot aan het opbouwen is en op zoek is naar nieuwe gebieden. In het oosten ligt het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, dat van alle handelsstromen een graantje meepikt. En Engeland?' Agrippa zweeg even. 'Engeland loopt op een draad te balanceren boven die grootmachten en mag geen enkele fout maken. Deze eilanden zouden een eenheid moeten zijn - Engeland, Ierland, Schotland en Wales - onder één koning, en wie zou dat beter kunnen zijn dan onze beste Henry?' Agrippa hield weer even op met praten en ik dacht terug aan wat hij op de heide in de buurt van Royston gezegd had. 'Onze koning heeft een dergelijke uitdaging nodig,' ging hij verder. 'Hij heeft de energie om het gedaan te krijgen. Hij moet iets hebben om naar uit te kijken, anders trekt hij zich terug in zichzelf en God mag weten wat er dan gebeurt.'

'Dus moet hij in Schotland de macht in handen krijgen,' bracht mijn meester er snel tussenin.

'Ja,' zei Wolsey. 'Hij moet het in Schotland voor het zeggen krijgen. Koning Henry dacht dat hij dat voor elkaar kon krijgen door zijn zuster te laten trouwen met James de Vierde, maar dat liep op niets uit. Het huwelijk was zelfs een totale ramp en het werd nog erger: James begon met Frankrijk te onderhandelen, waardoor Engeland het risico liep fijngeknepen te worden tussen Schotland in het noorden en Frankrijk in het zuiden. Henry vroeg zijn zuster dringend om in te grijpen en zij deed wat ze kon.' Hij hield op met praten en staarde naar de juwelen die over zijn paarse handschoen geschoven waren. 'Dankzij Ouwe Surrey en de intense haat van Margaret ten opzichte van haar eigen echtgenoot kwam alles nog goed.' Hij keek Benjamin aan. 'Je had gelijk, beste neef,' ging hij half fluisterend verder, 'dat de koningin haar best heeft gedaan James onzeker te maken en hem ongetwijfeld heeft laten vermoorden. En nu,' zei hij met een flauw glimlachje, 'heeft Schotland geen koning, heerst er tweedracht en is het land geen bedreiging meer voor onze veiligheid.'

'Maar waarom vermoedde u dat James niet in Flodden gesneuveld was?'

'Bij de tanden van de hel, Shallot!' zei Agrippa, mijn favoriete uitroep citerend. 'Je was er zelf bij. Surrey heeft het slagveld af laten zoeken. Hij vond zeker zes koninklijke lijken, maar geen daarvan had een penitentieketting om. Daardoor begonnen we het een en ander te vermoeden.'

'En Irvine?' vroeg ik.

De gehaaide kardinaal trok een gezicht. 'We wisten al dat Irvine geruchten had opgevangen dat James in Kelso gesignaleerd was. Dat heeft hij waarschijnlijk gehoord van Oswald de stroper.'

'Maar u liet hem naar het zuiden komen en liet dat uitlekken naar Catesby?'

'Irvine was lokaas,' zei Agrippa kortaf, 'om Margaret en Catesby bang mee te maken. Ze slikten het met huid en haar in.' Die opmerking borg ik zorgvuldig op. In de ogen van Wolsey en Agrippa was niemand onmisbaar.

'Wat gaat er nu gebeuren?' vroeg Benjamin.

'O, de koning zal eens even rustig met zijn zuster gaan praten. Ze gaat terug naar Schotland en zal daar precies moeten doen wat wij zeggen. Ze mag de Carey's meenemen.'

'En Catesby?'

'In de Tower,' zei Agrippa in ongeveer dezelfde bewoordingen als de soldaat die ik daar gesproken had, 'zijn kerkers die soms zomaar verdwijnen.' Hij speelde met het zilveren pentagram om zijn nek. 'Op dit moment,' besloot hij ijskoud, 'is een betrouwbare metselaar al bezig de toegang tot zijn cel dicht te metselen. Van Catesby zullen we niets meer horen.'

'En er zijn nog anderen!' zei de kardinaal schor. 'De priores van Coldstream zal boeten voor haar misdaden en de graaf van Angus krijgt een flinke tik op zijn vingers.'

'Dat begrijp ik nog niet helemaal, oom.'

'Wat, neef?'

'Waarom kregen de graaf van Angus en koningin Margaret zulke amoureuze betrekkingen, trouwden ze zo overhaast na de slag bij Flodden en hebben ze nu zulke bittere spijt van hun overhaaste hartstocht?' Wolsey glimlachte. 'Mijn nobele meester koning Henry,' mompelde hij, 'heeft de graaf van Angus in zijn zak.' Hij tuitte zijn lippen. 'Nee, jullie hebben het verdiend de hele waarheid te horen. Koning Henry heeft Angus al lang voor Flodden gekocht: hij was een knappe, charmante ijdeltuit die door Henry betaald werd om zijn zuster te verleiden.' De kardinaal trok een pruilmondje. 'Na Flodden en het huwelijk tussen Angus en Margaret vond de ko-ning het zonde er nog zilver aan te spenderen.' Ik kon hem alleen maar zwijgend aanstaren. Ik deug van geen kant, maar hier zat een kardinaal ons op z'n dooie gemak te vertellen dat een koning een edelman betaald had om zijn eigen zuster te verleiden, waardoor ze zo afgeleid zou zijn door haar hartstocht dat hij de macht over haar koninkrijk in handen kon krijgen! Ineens zag ik de vreselijke schoonheid van de gemene plannetjes van koning Henry, die trouwens door meerdere Engelse koningen zijn toegepast. Zelfs zonder Flodden zou hij James klein hebben gekregen. Vroeg of laat zou het overspel van Margaret ontdekt zijn. James zou ten oorlog zijn getrokken. Schotland zou verdeeld geraakt zijn als hij de Douglas-clan de oorlog verklaard zou hebben en tot het bittere eind bevochten. Zal ik jullie eens wat vertellen? Ik heb de jonge Elizabeth ooit verteld over het sluwe plan van haar vader en wat deed zij?

Precies hetzelfde! Ze regelde dat die malloot van een Darnley met de Schotse koningin Mary trouwde! Mary werd verliefd op Bothwell en wat volgde was moord, burgeroorlog, en de rest is geschiedenis. O, leer mij de listen en lagen van de hoge heren kennen!

Toch was Henry bij nader inzien niet zo slim als hij zelf dacht. Zijn hele leven is hij van de ene naar de andere echtgenote gelopen om maar krachtige mannelijke nakomelingen te verwekken. En wat kreeg hij? Die arme, jengelende Edward. Toen die eenmaal geboren was probeerde Henry dat miezerige zoontje van hem te laten trouwen met een Schotse prinses, in de hoop op die manier Engeland en Schotland te verenigen onder één kroon. Wat me echt goed doet en me steeds weer in de lach doet schieten is dat de escapades van zijn zuster de hele zaak op zijn kop hebben gezet. Snappen jullie het niet? [Mijn kapelaan schudt zijn hoofd.] Als de jonge prins James het resultaat was van de overspelige relatie tussen koningin Margaret en Douglas, dan is de klein/oon van James, de huidige koning van Schotland, ook een bastaard. Toch zal hij, als ouwe Elisabeth sterft, de kroon van zowel Engeland als Schotland erven. Is dat niet grappig? Dan is de koning van Engeland en Schotland een bastaard die ook weer afstamt van een bastaard! Koning Henry moet liggen te tollen in zijn graf!

'Je hebt het er goed afgebracht, Benjamin,' zei de kardinaal prijzend. 'Jij en je vriend Shallot zullen niet vergeten worden.'

'Er volgt nog wel meer,' ging de kardinaal luchtig verder, 'maar hier heb je alvast een klein blijk van waardering, beste neef.' Hij deed een klein kistje open dat naast hem stond en gooide Benjamin een goedgevulde rinkelende beurs toe. Ik ving hem handig op en stopte hem weg tussen mijn kleren.

'Jullie hebben nog bepaalde papieren?' zei Agrippa gladjes.

'De geheimen die meester Selkirk in Parijs had achtergelaten?'

'Die heeft u inmiddels,' zei mijn meester bits. 'Toen u ons vanmorgen kwam halen heeft u ook het kistje meegenomen.' Agrippa keek de kardinaal aan. 'O, daar zitten meer dan genoeg bewijzen in,' zei hij. 'De volmachten van James, de door uw neef gemaakte vertaling van de geheime bekentenis van Selkirk. Al zat het origineel,' zei hij met een blik op Benjamin, 'er niet bij.'

'Die had ik in St. Theodorus bij me,' reageerde Benjamin. 'Die heeft Catesby van me afgepakt en vernietigd. De rest heeft u.' Agrippa knikte minzaam. Wolsey stak een van zijn dikke handen uit zodat we die konden kussen, en met de loftuitingen van de kardinaal nog in onze oren werden we weggestuurd.

'Rustig doorlopen, Roger!' siste Benjamin toen we de gang doorliepen. 'Blijf doorlopen, maar let goed op. En controleer van tijd tot tijd of we niet gevolgd worden.'

Benjamin en ik deden toen we Westminster verlieten alsof we de weg naar het noorden wilden nemen, richting Holborn, maar toen veranderde hij ineens van plan. We gingen zo snel we konden weer terug naar de binnenplaats van het paleis, duwden bedienden, klerken en koksmaatjes opzij en schoten de trap naar de rivier af. Benjamin sprong in een bootje en sleurde mij achter zich aan. Hij gaf de verbaasde schipper snel het bevel te vertrekken en, voor de dubbele prijs, zo snel hij kon de rivier op te roeien. De roeier deed zijn uiterste best. Al gauw bevonden we ons midden op de rivier, waar we door een lichte riviermist niet meer gezien konden worden.

'Wat is er loos, meester?' vroeg ik.

'Nog even, Roger, dan valt het laatste stukje van de puzzel op zijn plaats.'

Toen we de Fleet eenmaal voorbij waren, waar het afval van de stad als een dikke stinkende brei op het wateroppervlak dreef, gaf Benjamin de roeier opdracht naar de kant te roeien en bij Paul's Wharf gingen we weer aan wal. Hij gooide de bootsman wat muntjes toe en we liepen snel naar Thames Street. Ouwe Shallot dacht dat het spel nu voorbij was. Ik wilde daar blijven hangen en van het straatbeeld, de geluiden en de stank van de stad genieten, en dan vooral van de dikke kooplui met hun in zijde gehulde vrouwen en mooie wulpse dochters, die hun knappe en gretige snoetjes onder gouden kapjes verborgen hielden. Maar Benjamin dreef me voort langs prachtig bewerkte halfstenen huizen met kleurig beschilderd en verguld pleisterwerk in beige, sneeuwwitte en soms zelfs roze tinten. We liepen door stinkende steegjes en langs de tuinen van de rijken, met hun elegante fonteinen, geknipte heggen en heerlijk geurende kruidentuintjes. We liepen Bread Street uit, sloegen rechtsaf naar Watling en liepen dwars door een tuin, waarbij we de verbaasde kreten van de bedienden en kinderen negeerden. In de buurt van de Kanseliersherberg kwamen we uit op Budge Row. Pas toen hield Benjamin bij het begin van een steegje halt om te kijken of iemand ons volgde.

'Nee,' mompelde hij. 'We zijn veilig.' Hij glimlachte, veegde het zweet van zijn voorhoofd, gaf me een arm en nam me mee naar een muf ruikende maar gezellige herberg.

'Je hebt oompjes goud bij je, Roger?'

Ik knikte.

'Dan, waard,' riep Benjamin door de zaak, 'willen we voor vandaag een kamer huren en de beste maaltijd bestellen die u ons voor kunt zetten.'

Nou, we hebben daar voortreffelijk gegeten. Zelfs nu ik naar de groene, keurig bijgeknipte heg van mijn doolhof zit te kijken kan ik me die kamer nog precies voor de geest halen, waar het dankzij de verwarmde schalen en vuurkorfjes heerlijk warm was. We dineerden met vissoep, een stuk gekruid rundvlees in wijnsaus en dunne witte, in knoflook geweekte wafeltjes. Benjamin dronk net zoveel als ik van de stevige rode wijn, de zoete malvezijwijn en de gekoelde Elzasser. Ik nam aan dat we het einde van deze zaak vierden, de oplossing van het raadsel, onze ontsnapping uit Catesby's handen en de lovende woorden van de kardinaal.

'Zo, dus jij denkt dat deze zaak afgelopen is, Roger?' Ik leunde achterover en overdacht wat er in de kamer van de kardinaal gebeurd was. 'Ja, al hebt u uiteraard wel ergens over gelogen - Catesby heeft dat manuscript helemaal niet vernietigd. En waarom zou iemand ons willen volgen?'

Benjamin trok een van zijn laarzen uit en haalde uit de voering drie netjes opgevouwen stukken perkament te voorschijn. Een ervan was vergeeld, maar de andere twee waren nog nieuw en roomkleurig. Hij gooide het verweerde stuk perkament naar me toe.

'Herken je dat?'

Ik vouwde het open en bekeek het aandachtig.

'Natuurlijk. Dat is de geheime bekentenis van Selkirk, die we in Parijs opgespoord hebben. Waarom heeft u die niet aan Agrippa gegeven?'

Benjamin pakte de twee andere stukken perkament op en vouwde ze open.

'Ach ja,' mompelde hij en gaf er een van aan mij. 'Lees dit eens.'

Ik keek naar het nette, zorgvuldige handschrift.

'Meester, u speelt een spelletje. Dit is uw vertaling van de bekentenis van Selkirk.'

Benjamin hield zijn hand omhoog. 'Lees het nog maar eens, Roger. Lees het hardop voor!'

' 'Ik, Andrew Selkirk,' ' begon ik, ' 'hoveling en vriend van James de Vierde van Schotland, beken hier voor God en de wereld in deze geheime code welke gebeurtenissen er volgden op onze rampzalige nederlaag in Flodden van september 1513. Het zij geschreven dat, toen het donker werd en het Schotse leger bezweek, koning James en ik weg zijn gevlucht van het slagveld. De koning had de hele dag strijd geleverd in een onopvallend ridderharnas. Hij vertrouwde me toe dat hij bang was door onbekenden vermoord te worden. Diverse ridders van zijn hofhouding en andere edelen droegen het koninklijke wapenschild en de koninklijke kleuren, niet omdat de koning laf was in het aanzien van de vijand, maar als bescherming tegen sluipmoord. Op de avond dat we in de abdij van Kelso aankwamen voegde baanderheer Sir John Harrington zich bij ons, een van de ridders die de koning uitgekozen had om tijdens de slag zijn kleuren te dragen. De koning, Harrington en ik namen in het geheim onze intrek in het huis van de abt en overlegden wat onze volgende stap zou moeten zijn. Zijne Majesteit en Harrington besloten dat zij in Kelso zouden blijven, terwijl ik een brief van de koning naar zijn vrouw in Linlithgow zou gaan brengen, waarin hij haar om hulp vroeg. Zijne Majesteit leek evenwel te aarzelen. Hij bekende vervolgens dat zijn geest voor de slag afgeleid was door de spookverschijningen die hij gezien had en door geheime en kwaadaardige roddels over de koningin.' '

Ik stopte en keek Benjamin aan. 'Meester, dit hebben we al eerder gelezen.'

'Blijf doorlezen, Roger. Je mag eventueel wel een paar regels overslaan.'

Ik las snel het volgende stuk door. ' 'Ik kwam in Linlithgow aan,' ' ging ik verder met het voordragen van de woorden van de dode Schot, ' 'en bezorgde de boodschap van Zijne Majesteit. De koningin zat met de graaf van Angus apart in een kamer en ik keek ervan op dat de koningin al vernomen had dat haar echtgenoot tijdens de slag gesneuveld was. Mij werd opgedragen in de grote zaal wat te gaan eten en drinken. Een uur later kwam de graaf van Angus naar mij toe en vertelde me dat er een groep ruiters was vertrokken om de koning op te halen. Ik moet bekennen dat ik me slecht op mijn gemak voelde. Het gedrag van de koningin had me verbaasd. Ze leek geen verdrietige weduwe wier echtgenoot gestorven was en ook geen koningin die het puik van haar leger af had zien slachten. Met pijn in mijn hart haastte ik me terug naar Kelso. Ik kwam daar vroeg in de morgen aan en toen ik navraag deed hoorde ik dat Harrington gevlucht was, terwijl gewone soldaten uit de clans van Hume en Chattan de koning hadden weggevoerd.''

Ik keek verbaasd op.

'Maar meester, in de bekentenis die u me in de Tower liet zien beweerde Selkirk dat Harrington ook door de soldaten gevangen was genomen.' Ik graaide naar het tweede stuk roomkleurig perkament en las het snel door. 'Ja, kijk, hier staat het!' Ik gooide het perkament weer neer. 'Wat is nu de waarheid?' Benjamin grijnsde en pakte Selkirks geheime bekentenis op.

'De waarheid is als volgt: Selkirk bekende dat Harrington gevlucht was. Dat heb ik ook zo vertaald, maar toen begon ik me het een en ander af te vragen. Dus heb ik het nog een keer uitgeschreven, maar dit keer maakte ik de vertaling een fractie anders, zodat het leek alsof ook Harrington gevangen was genomen.

Benjamin gooide de bekentenis van Selkirk in de met houtskool gevulde vuurkorf. Ik keek toe hoe de vlammen aan de hoeken van het perkament likten en het in smeulende zwarte as veranderden.

'Waarom?' vroeg ik. 'Wat is er zo belangrijk aan Harrington?'

'Kijk,' zei Benjamin die achterover leunde in zijn stoel en naar het plafond keek, 'toen ik het originele gedicht van Selkirk bestudeerde zag ik dat bepaalde letters als hoofdletters geschreven waren. Toen ik in de Tower met Selkirk zat te praten liet hij zich ontvallen dat hij een goed dichter was, net als de koning. Hij noemde ook een hofdichter, ene Willie Dunbar.' Benjamin keek me strak aan. 'Heb je ooit iets van Dunbars werk gelezen?' Ik schudde van nee.

'Ik wel,' zei Benjamin, 'toen ik in Schotland was. Dunbar is een van die slimme jongens die het leuk vinden om zijn gedichten te doorspekken met kunstjes en geheime codes waarin voor een handvol ingewijden speciale betekenissen besloten zitten. Selkirk leende voor zijn gedicht zo'n kunstje.' Benjamin pakte het gedicht. 'Ik heb het nog eens bekeken,' ging hij verder. 'Het viel me op dat in bepaalde woorden de volgende letters zonder duidelijke reden groot waren geschreven: de 'D' in 'De', de 'L' in Leeuw, de T in Is, de 'N' in Nu, en de beginletters van 'In Handen Van De Heilige'. Als je die woorden achter elkaar zet krijg je 'De Leeuw Is Nu In Handen Van De Heilige.' '

'Dat bestaat niet!' fluisterde ik.

'O, jawel.' Benjamin gooide me het gedicht toe en ik zag hoe Selkirk die geheime boodschap in zijn gedicht verstopt had.

'Maar Selkirk schreef dat leden van de clans van Hume en Chattan James mee hadden genomen?'

Benjamin stond op en klapte in zijn handen. 'Nee, dat schreef hij niet. Hij herhaalde alleen maar wat ze hem in de abdij verteld hadden. Deze bekentenis was bedoeld om aan te tonen dat James de slag en de akelige voornemens van koningin Margaret en de graaf van Angus overleefd heeft. Maar de gecodeerde boodschap is alleen bedoeld voor de beste vrienden van James, die er uit af kunnen leiden dat de koning naar het buitenland gevlucht is.'

'Met andere woorden,' onderbrak ik hem, 'hebben de soldaten van Margaret, doodgewone krijgers die hun monden wel dicht houden, uit Kelso een man meegenomen die een koninklijk wapenkleed droeg. Natuurlijk,' mompelde ik, 'Sir John Harrington!'

Benjamin knikte. 'Wie weet heeft James hem wel zijn penitentieketting gegeven en de andere koninklijke bezittingen. Harrington heeft zich voor James opgeofferd!'

'En de koning?' vroeg ik. 'Wat is er dan met hem gebeurd?' Benjamin trok een raar gezicht. 'Wat kon hij doen? Bekend maken dat hij de slag overleefd had? Wie zou hem geloven? Het stoffelijk overschot van de koning was toch in Engeland? James was verstoten door zijn vrouw en zelfs al zou hij zich melden, dan nog zou hij als bedrieger opgepakt zijn en stilletjes in een of andere kerker terechtgesteld. Vergeet niet, Roger, dat James net een van de verpletterendste nederlagen in de geschiedenis van Schotland geleden had. Hij zou nergens erg populair zijn.'

'Maar waar is hij dan nu?' vroeg ik. 'Wat wordt bedoeld met die 'handen van de heilige'?'

'Toen ik in Schotland was,' zei Benjamin, 'hoorde ik dat James romantische dromen over het kruisvaardersleven koesterde. God mag het weten, misschien is hij wel naar het Heilige Land gegaan om zich bij een van de kruisvaardersordes aan te sluiten.'

'Dus heeft u de bekentenis veranderd om hem te beschermen?'

'Uiteraard. Oompje is erg slim. Hij zou zich wel eens af kunnen gaan vragen wie er nu werkelijk uit Kelso ontsnapt is. Onze edele Henry kon de Schotse koning niet luchten of zien. Als hij ook maar een flauw vermoeden zou krijgen dat James het overleefd had en misschien nog leefde, zou hij hem door geheime agenten op laten sporen.'

'Ik vraag me af of koningin Margaret de echte waarheid kent?' Benjamin haalde zijn schouders op. 'Misschien vermoedt ze iets. De door haar gestuurde soldaten hebben de man die ze uit Kelso meegenomen hebben ongetwijfeld vermoord. Misschien heeft haar echtgenoot haar uit ballingschap een geheime boodschap gestuurd.' Hij begon opgewonden te draaien in zijn stoel.

'Daarom was ze natuurlijk zo bang,' fluisterde hij. 'De reden waarom ze uit Schotland gevlucht is was niet omdat ze haar man vermoord had, maar omdat ze het vermoeden heeft dat hij nog leeft!' Benjamin schonk zijn beker nog eens vol. 'weet je nog dat we uit de Tower vertrokken zijn om naar St. Theodorus te gaan?

Ik heb je verteld dat ik de koningin naar Sir John Harrington gevraagd had. Ik deed of ik een domme sukkel was, en een hypocriet, ik maakte haar wijs dat de regent me gevraagd had of ik wist waar Harrington gebleven was. Was hij naar Engeland gevlucht? Ik legde dat voor aan de koningin. Mijn God, je had eens moeten zien hoe bleek ze werd!' Benjamin sloeg enthousiast met zijn hand op tafel. 'Dat wijf mag nu dan misschien denken dat het veilig is om naar Schotland terug te gaan, maar ze zal haar angst nooit kwijtraken.'

'Waarom heeft u dat niet tegen Catesby gezegd?'

'Om dezelfde reden dat ik het oom nooit verteld heb - er kan iets mis zijn gegaan. Moord blijft moord, Roger. Wat maakt het uit of het Harrington was of James?' Benjamin pakte de vellen perkament, die voor hem op tafel lagen.

'Niet verbranden, meester!' schreeuwde ik. 'Mag ik ze hebben?'

Benjamin aarzelde even en duwde ze toen naar me toe.

'Pak ze maar, Roger,' fluisterde hij, 'maar verstop ze goed. Ze zouden je doodvonnis kunnen zijn.'

We brachten de rest van de dag door met pimpelen. We hadden de slag gewonnen, de race gelopen, hadden goed werk verricht voor onze meesters en - al wist hij dat zelf niet - voor koning James van Schotland. O, we werden dikke maatjes met de kardinaal, beloofden hem trouw in oorlog en vrede, maar besloten in het geheim ook dat we 'oompje' goed in de gaten zouden blijven houden. Voortaan waren we in zijn dienst en het geval van de moorden van de Witte Roos was nog maar de eerste van een hele reeks raadselachtige kwesties.