13
Van In hield niet van traditie. Kerstmis, Nieuwjaar, Valentijn, Haloween, moeder- of vaderdag, feestvieren om feest te vieren vond hij maar een kunstmatig gedoe. Op de laatste avond van zijn vrijgezellenbestaan nog eens flink de bloemetjes buitenzetten, leek hem al een stuk aantrekkelijker omdat een mens dat in normale omstandigheden maar één keer in een leven meemaakt en last but not least omdat Hannelore erop stond dat hij het deed. En op de vooravond van je bruiloft kon je maar beter doen wat je vrouw van je verlangde, al was het maar om te wennen aan het idee dat het straks altijd zo zou zijn. Bovendien ging ze zelf stappen. Thuisblijven had geen zin. Van In stapte uit de douche en ging voor de spiegel staan. Het goede leven had duidelijk zijn sporen achtergelaten. Van het pezige, gespierde lichaam waarop hij vroeger zo trots was, bleef niet veel meer over. En toch voelde hij zich niet slecht in zijn vel. De jaren hadden hem mild gemaakt. Hij was minder opvliegend geworden en sinds hij Hannelore had leren kennen, had hij ontdekt wat ‘houden van’ betekende. Was hij nu eindelijk zijn wilde haren kwijt? Hij lachte tegen zichzelf in de spiegel terwijl hij zich afdroogde. Toen hij een onderbroek aantrok, viel er een briefje tussenuit. Morgen ben je helemaal van mij, stond erop. Hij las het vier of vijf keer voor hij het op het stoeltje legde waar de rest van zijn kleren lag.
Hannelore was een uurtje geleden al vertrokken. Ze hadden afgesproken dat hij haar morgen om tien uur bij haar ouders zou ophalen. Benieuwd welke jurk ze zou dragen. Hij liep de trap af en schonk zich in de keuken een Duvel in. Waar bleef Versavel toch? Naarmate de minuten wegtikten, nam de onrust toe. Straks belde hij nog om te zeggen dat hij een nieuw spoor had ontdekt. Van In stak een sigaret op ondanks het voornemen om minder te gaan roken. Nu nóg een Duvel drinken zou dwaas zijn, dan viel hij voor middernacht in slaap. Hij begon te ijsberen.
Sonja trok de voordeur achter zich dicht en liep naar haar wagen, die voor de garage geparkeerd stond. Hoewel ze geen vastomlijnd plan had, was ze ervan overtuigd dat er zich vannacht een geschikte gelegenheid zou voordoen om hem te vermoorden. Tot een paar uur geleden had ze nog overwogen om het niet te doen, maar de wrok om wat hij haar had aangedaan, zat te diep en de gedachte dat hij met Hannelore zou trouwen, was onverdraaglijk.
Dat ze een lange gevangenisstraf riskeerde, kon haar niet schelen. Ze wilde koste wat kost van de pijn af.
‘Eindelijk’, zuchtte Van In.
Hij liep naar de voordeur en begroette Versavel met een lauwe handdruk.
‘Sorry dat ik laat ben.’
‘Geen tijd gehad om je te verkleden?’
‘Dat doe ik straks wel.’
‘Hoe bedoel je: straks?’
Versavel sloeg zijn ogen neer.
‘Ik moest nog een paar dingen regelen’, zei hij.
‘Zoals?’
‘Ik heb contact opgenomen met de federale politie.’ ‘Dat meen je niet.’
Versavel had goede contacten met het hoofd van de groep Z van de federale politie die zich bezighield met de zware en georganiseerde misdaad. Het had hem uren gekost om hem te overreden, maar het was hem uiteindelijk gelukt. Drie teams van de groep Z zouden Ida Raes, Laetitia Proot en Sonja de hele nacht in het oog houden en daarover om het uur bij hem verslag uitbrengen.
‘Ben je nu helemaal gek geworden?’ reageerde Van In verbolgen toen Versavel hem vertelde wat hij had gedaan.
‘Ik wil je niet kwijt, Pieter.’
‘En ik wil niet dat je je met mijn zaken bemoeit.’
‘Het is om je eigen bestwil.’
‘Onzin.’
Van In liep naar de koelkast, pakte een Duvel, schonk hem in en dronk hem in één teug leeg om een opkomende woedeaanval te temperen, maar het beest dat zich in zijn binnenste aan het opmaken was voor de strijd liet zich niet bedwingen.
‘Laten we er alsjeblieft het beste van maken.’
Versavel smeekte bijna. Sinds hij Van In kende, hadden ze amper ruzie met elkaar gemaakt, maar hij had hem al een paar keer tekeer zien gaan tegen anderen, en dat was geen fraai gezicht geweest.
‘Wees toch redelijk, Pieter.’
‘Ben ik dat dan niet?’
‘Meestal wel, maar…’
‘Ik laat me door niemand de les spellen’, schreeuwde Van In.
De adrenaline gierde door zijn aders tot hij er bijna euforisch van werd. Het enige wat hij nu nog kon doen om de razernij te stoppen, was zuipen tot hij erbij neerviel. Hij trok de deur van de koelkast open en pakte een nieuwe Duvel.
‘Niet doen, Pieter.’
Versavel maakte een grote fout door Van In bij de schouder te grijpen in een poging om hem tot rede te brengen. Voor hij het goed besefte, kreeg hij een stomp in zijn maag. Het flesje Duvel spatte uiteen op de vloer.
‘Wat is er in godsnaam gebeurd?’ zei Hannelore toen ze het met bloed doordrenkte verband om Versavels pols bemerkte.
‘Pieter is compleet door het lint gegaan, Hanne.’
‘Heeft hij jou dat aangedaan?’
‘Nee. Ik heb me gesneden toen ik de scherven wilde opruimen.’
Versavel vertelde haar over de discussie en de schermutseling waarbij Van In hem een stomp in de maag had verkocht.
‘Weet je waar hij nu is?’
Versavel schudde zijn hoofd. Hij had het allemaal zien aankomen en er niets aan gedaan. De frustraties die Van In aan het onderzoek had overgehouden, de gespannen verhouding met De Kee, de avances van Carine, de doodsbedreigingen die hij had moeten verwerken, de confrontatie met Sonja en dat allemaal net voor zijn trouwdag, een mens zou van minder door het lint gaan.
‘Dan moeten we hem vinden’, zei Hannelore kordaat. ‘Maar laat me eerst je hand verzorgen.’
‘Ik red me wel.’
‘Tut, tut, tut.’
Ze trok hem op een stoel en liep naar de achterkeuken, waar haar moeder de medicijnen bewaarde. Eigenlijk was het ook een beetje haar schuld dat Van In door het dolle heen was.
De voorbije weken hadden ze ettelijke keren slaande ruzie gekregen om futiliteiten en ze had nooit bij Christine mogen intrekken en hem daarover in het ongewisse laten. Echtgenoten dienden elkaar te steunen, ook in kwade dagen.
‘Is hij op het vrijgezellenfeest?’ riep ze vanuit de achterkeuken.
‘Nee’, zei Versavel.
Hij had de collega’s gebeld die in café Vlissinghe zaten, waar de kroegentocht zou beginnen, maar Van In was er niet komen opdagen.
‘Dan zit hij waarschijnlijk in L’Estaminet.’
‘Laten we dat maar hopen.’
Versavel hield zijn hart vast. Van In was dronken en agressief Hoe zou hij reageren als ze hem in een vol café aantroffen? De kans was groot dat hij de boel op stelten zette en dat zou het alleen nog erger maken.
Sonja had van Anja geleerd steeds op haar hoede te zijn, dus ging ze ervan uit dat haar huis onder surveillance stond en ze waarschijnlijk gevolgd werd. Voor ze de richting van het centrum insloeg, reed ze eerst kriskras door Sint-Michiels. En ja hoor, de grijze Opel die zo-even nog een eindje verderop in haar straat geparkeerd stond, reed haar achterna en bleef haar volgen, welke route ze ook nam. Wie veel naar misdaadfilms kijkt, weet hoe gemakkelijk het is achtervolgers af te schudden. Het komt er in principe op neer ze in verwarring te brengen of ze voor een dilemma te plaatsen. Sonja koos voor het laatste. Ze parkeerde haar wagen aan de achterkant van het station en liep naar binnen. Veel tijd om een beslissing te nemen hadden de achtervolgers niet. Het meest logische was dat ze uit elkaar gingen. Een bleef in de auto wachten, de andere volgde haar te voet. Of ze bleven bij elkaar en reden naar de voorkant van het station als ze veronderstelden dat ze daar weer zou opduiken, maar in dat geval namen ze het risico dat ze hen zou ontglippen als ze een willekeurige trein nam of op haar stappen terugkeerde en weer in de wagen stapte. Een derde mogelijkheid was dat ze haar allebei te voet achterna gingen. Sonja ging ervan uit dat ze het eerste zouden doen. Zodra ze in de tunnel onder de perrons was, zette ze het op een lopen. De achtervolger kon twee dingen doen: het ook op een lopen zetten, waardoor hij zichzelf verraadde; of zijn collega over de radio de opdracht geven naar de voorkant van het station te rijden om hem daar op te pikken voor het geval ze op het stationsplein een taxi nam. Sonja gokte erop dat ze de laatste optie zouden nemen. Aan het eind van de tunnel kon ze rechtdoor lopen of naar links afslaan en via de lokettenzaal het stationsplein bereiken. Net voor ze de richting van de lokettenzaal insloeg, vertraagde ze even en keek achterom. Een kerel in een donker pak versnelde de pas. Sonja haalde diep adem en zette een sprint in naar de lokettenzaal, rende het stationsplein op, maar in plaats van een taxi te nemen sloeg ze rechts af, glipte via de tweede ingang het station weer binnen en haastte zich door de tunnel naar de uitgang aan de achterkant. Amper een minuut later startte ze hijgend haar wagen en zette koers naar L’Estaminet, waar ze Van In in de loop van de avond of nacht zeker zou treffen. Een kroegentocht met vrienden zonder L’Estaminet aan te doen, was ondenkbaar.
‘Zou je niet beter naar huis gaan, Pieter?’
Johan, de kroegbaas van L’Estaminet, ging naast Van In staan, die met voorovergebogen hoofd op een barkruk zat. Het café zat vol maar hij had nu even andere zorgen.
‘Alleen als ik nog een Duvel krijg.’
‘Je hebt er al drie op in minder dan een halfuur. Straks krijg ik de politie op mijn dak.’
Johan probeerde er zich met een grapje vanaf te maken. Het lukte niet. Van In bleef koppig volhouden dat hij nog een Duvel wilde. Toen de stamgasten hardop commentaar begonnen te geven, nam hij een besluit en belde in de keuken een taxi.
Hannelore en Versavel arriveerden in L’Estaminet amper vijf minuten nadat Johan Van In met veel moeite in de taxi had gekregen. Ze reden in volle vaart naar de Vette Vispoort, maar troffen hem niet thuis.
‘Verdomme.’
Hannelore liet zich op een stoel neerploffen en sloeg haar handen voor haar gezicht. Van In mocht dan stomdronken zijn, hij bleef toch nog min of meer functioneren. Tenminste, dat probeerde ze zichzelf wijs te maken. De gedachte dat hij wel eens domme dingen zou kunnen doen, maakte haar ziek van bezorgdheid. Ze overwoog om de officier met wachtdienst te bellen en hem te vragen een zoekactie naar Van In te organiseren, maar liet het voornemen varen toen ze aan de gevolgen dacht die een dergelijke actie zou hebben.
‘Waarschijnlijk gaat hij ervan uit dat we hem zoeken’, zei Versavel.
‘Dan was hij niet naar L’Estaminet gegaan.’
Hannelore haalde haar handen van voor haar gezicht. Het huilen stond haar nader dan het lachen. Het had jaren geduurd voor ze Van In ervan had kunnen overtuigen met haar te trouwen en nu het zover was, dreigden al haar mooie plannen in het water te vallen.
‘Misschien heeft hij zich bedacht en is hij toch naar café Vlissinghe gegaan?’ zei Versavel.
‘Zijn de collega’s er nog?’
‘Nee, ze hebben de kroegentoch afgelast.’
Van In kwam maar in twee cafés regelmatig over de vloer. Als hij niet in Vlissinghe was, zaten ze met een groot probleem.
‘Is er een alternatief?’
‘Ik denk het niet.’
Net voor ze bij de ouders van Hannelore waren vertrokken, had het team dat het huis van Sonja in de gaten hield, gebeld met de mededeling dat ze met de auto was weggereden en dat ze de achtervolging hadden ingezet. Het was een troostvolle gedachte. Kon Van In van die kant niets overkomen.
‘Gelukkig ben jij er, Guido. Ik zou anders niet weten wat te doen.’
‘Waar zijn vrienden anders voor’, zei Versavel.
Hij sloeg zijn arm om haar schouder en haalde haar aan. Het was een innig moment. Hannelore liet zich gewillig over haar rug aaien, wat ze geen andere man dan Van In ooit zou toestaan.
‘Nemen we de auto of gaan we te voet?’
‘Liever te voet’, zei Hannelore.
Voor ze vertrokken, schreef ze een briefje met de vraag of Van In haar wilde bellen zodra hij thuiskwam en de mededeling dat ze hem miste en zielsveel van hem hield. Toen ze door de Vette Vispoort liepen, ging het mobieltje van Versavel over. Ze schrokken allebei.
‘Is hij het?’ vroeg Hannelore.
Versavel schudde zijn hoofd terwijl hij van de inspecteur van het schaduwteam te horen kreeg dat ze Sonja waren kwijtgeraakt.
‘Laten we toch maar de auto nemen’, stelde hij voor. ‘Misschien is zij hem al op het spoor.’
In plaats van met de taxi naar huis te rijden, gaf Van In de chauffeur de opdracht hem af te zetten aan de Escapade, een louche bar in de omgeving van Brugge waar nogal wat magistraten over de vloer kwamen en waar hij zelf ook geregeld kwam voor hij Hannelore leerde kennen. Kon hij zijn vrijgezellenavond tenminste op een deftige manier vieren. Vrijgezellenavond, dacht hij bitter. Vanaf nu vier ik iedere avond dat ik vrijgezel ben. Hij ging aan de bar zitten en bestelde een Duvel. Een meisje, aan haar tongval kon hij horen dat ze uit Oost-Europa afkomstig was, kwam hem nog geen twee minuten later gezelschap houden. Het was een mooi kind met hoge jukbeenderen, mooie stevige borsten en een aardig kontje. Dat vonden de meeste klanten toch. Van In hoorde alleen haar stem. De rest was nogal wazig. Hij stak zijn hand naar haar uit, maar hij kreeg het deksel op zijn neus. Eerst betalen, zei ze streng terwijl ze zijn hand wegduwde. Sonja, die hem van L’Estaminet tot hier was gevolgd, had hem naar binnen zien waggelen en wachtte geduldig af in de auto. Ze kende hem goed genoeg om te weten dat hij over een uur of twee laveloos zou zijn en niet meer in staat om met een van de meisjes naar bed te gaan.
‘Ik krijg geen koffie meer door mijn strot’, zei Hannelore.
Toen bleek dat Van In niet in café Vlissinghe was gesignaleerd, waren ze systematisch een aantal Brugse kroegen afgelopen. De Vino Vino in de Grauwwerkersstraat was de laatste in de rij.
‘Misschien is hij nu wel thuis.’
‘Hoe laat is het nu?’
‘Kwart over drie.’
‘Ik ben moe, Guido.’
Versavel pulkte zenuwachtig aan zijn snor. Na de scheiding van Sonja had Van In een turbulent leven geleid en Versavel wist niet hoeveel hij daarover aan Hannelore had verteld.
‘Ik weet nog één adres waar we hem misschien kunnen vinden.’
Hij had Van In beloofd nooit met een woord tegen haar te reppen over de Escapade, maar nood breekt wet.
‘Dat zegje nu pas.’
Toen de taxi voorreed die Van In besteld had en Sonja hem naar buiten zag strompelen, greep ze haar kans. Ze stapte uit haar wagen en liep hem tegemoet.
‘Is meneer weer dronken?’
Ze lachte naar de taxichauffeur, die geen bezwaar maakte dat ze Van In hielp instappen en daarna naast hem op de passagiersstoel kwam zitten.
‘Naar de Vette Vispoort, alsjeblieft.’
De taxichauffeur grijnsde, riep de centrale op en meldde dat hij een vrachtje had voor de Vette Vispoort. Tijdens de rit kreeg Sonja een ingeving. Toen ze nog getrouwd waren, had Van In haar tot vervelens toe bestookt met verhalen over misdadigers die bij gebrek aan bewijs werden vrijgesproken en de frustratie die hij daaraan overhield. Bij moordzaken was het nog erger omdat daar een volksjury over de schuldvraag besliste en de minste twijfel voldoende was om een beschuldigde van wie iedereen wist dat hij het gedaan had, op vrije voeten te stellen. Alles wat zij nodig had, was een goed verhaal en een competente advocaat. Het verhaal was vlug verzonnen. Tijdens het onderzoek naar de moorden op Van der Weyden, Raes en Proot komt Van In in contact met haar. De vlam slaat weer over en ze maken een afspraak om elkaar stiekem te ontmoeten op zijn vrijgezellenavond. Omdat zij bezorgd is om zijn reputatie, schudt ze het schaduwteam af Ze ontmoeten elkaar aan de Escapade en nemen samen een taxi naar de Vette Vispoort, maar omdat Van In te dronken is om seks met haar te hebben, stelt hij voor een lauw bad te nemen terwijl zij in bed op hem wacht. Als hij na een kwartier nog niet terug is, gaat ze naar de badkamer en doet een vreselijke ontdekking.
Van In is in slaap gesukkeld en verdronken. Zij belt in paniek de hulpdiensten, die nog een ultieme poging doen om hem te reanimeren. Het was de perfecte moord niet, maar het zou verdomd moeilijk zijn om haar ervoor te laten opdraaien. Zeker als ze zich door een competente strafpleiter liet verdedigen en die kreeg ze wel. Haar man had geld zat. Twee keer pijpen en hij deed alles wat ze hem vroeg.
‘Gaat het een beetje?’
Ze gaf de chauffeur een ruime fooi en hielp Van In uit de taxi. Hij protesteerde amper.
‘Kom maar mee met mama. Ik stop je lekker onder.’
Ze tastte in zijn broekzak en pakte zijn sleutelbos. Van In liet zich gewillig meetronen, hij frunnikte zelfs aan haar borsten en dat was een goed teken.
‘Of zal ik je eens lekker verwennen in bad? Je weet wel, zoals vroeger.’
Het huis rook niet meer zoals vroeger en ze hadden andere meubelen gekocht. Een strak leren bankstel, twee antieke kasten en een kloostertafel met banken. Erg netjes was poppetje niet. Op het aanrecht stond een stapel aangekoekte vaat.
‘Kom maar mee.’
Ze sloeg haar arm om zijn schouder, stopte haar hand onder zijn oksel en sleurde hem mee door de keuken. Hij kon bijna niet meer op zijn benen staan. Het scheelde niet veel of ze vielen van de trap. Ze zette haar schouder onder zijn kont en duwde hem naar boven. Zweet liep in straaltjes over haar gezicht, maar de woede die haar al die jaren had verteerd, gaf haar kracht. Ze gooide hem op het bed en trok zijn schoenen uit. Daarna liet ze het bad vollopen. Van In murmelde iets onverstaanbaars. Zijn hoofd zat vol watten, zijn benen wogen als lood. Hij slaagde er amper in zijn hand op te heffen. Wat bezielde Sonja? Waarom bracht zij hem naar huis? Dat had ze vroeger nooit gedaan. Vroeger? Wanneer was vroeger? Er gleed een waas voor zijn ogen. Herinneringen aan vroeger verdrongen de werkelijkheid. Het leek wel of hij in een teletijdmachine was terechtgekomen. Hij zag zichzelf in bad zitten met Sonja. Hij voelde de golfslag die ze maakte met haar handen. Ze raakte hem aan onder water.
‘Weet je zeker dat hij een taxi heeft gebeld?’ vroeg Hannelore aan de exploitant van de Escapade.
De man knikte.
‘Zal ik u het nummer geven?’
Het kostte Hannelore amper een minuut om de man die de taxicentrale bemande ervan te overtuigen de chauffeur op te roepen die Van In aan de Escapade was komen ophalen. Het taaltje dat ze uitkraamde, deed Versavel de wenkbrauwen fronsen.
‘Is hij thuis?’
Hannelore zag lijkbleek. Haar handen beefden toen ze de telefoon neerlegde.
‘En ze is bij hem.’
Nog voor de betekenis van de woorden tot hem doordrong, greep ze Versavel bij de arm en trok hem mee naar buiten. Ze mocht er niet aan denken dat het onheil al was geschied. Iemand vermoorden nam niet veel tijd in beslag en de taxichauffeur had gezegd dat hij ze tien minuten geleden aan de Vette Vispoort had afgezet.
‘Gaat het een beetje, schatje?’
Sonja zat op haar knieën naast het bad dat tot de rand was gevuld met water en met Van In die met half dichtgeknepen ogen naar het plafond lag te staren. Het lauwe water maakte hem nog lomer dan hij al was. Hij voelde haar hand door zijn haar woelen. Zijn kin zakte weg op zijn borst.
‘Je had nooit een ander poppemietje mogen nemen, ventje. Wat dacht je? Dat ik je met haar zou laten trouwen? Ben je vergeten wat ik voor jou heb opgegeven?’
Sonja kwam uit een burgerlijke familie. Haar vader, die het beste met haar voorhad, had zich altijd verzet tegen haar relatie met Van In omdat hij vond dat een politieagent geen partij was voor zijn oogappel. Eerst hadden ze er gewoon over gediscussieerd en had zij haar vader ervan proberen te overtuigen dat de gevoelens die ze voor Van In koesterde echt waren, maar hij was geen duimbreed geweken en had er blijven op hameren dat ze hem moest laten vallen. Het meningsverschil was uitgegroeid tot een heus conflict. Een paar dagen voor ze trouwden, had hij een hartinfarct gekregen, volgens haar moeder omdat hij zich niet kon neerleggen bij het feit dat zijn dochter haar leven vergooide aan een nietsnut en hij zich daarover vreselijk had opgewonden. Maar ook dat had Sonja er niet van weerhouden met Van In in zee te gaan.
‘Dan ben je waarschijnlijk ook vergeten dat het met mijn vader na ons huwelijk steeds bergaf is blijven gaan tot hij op 13 oktober 1992 zelfmoord heeft gepleegd’, snikte ze. ‘En dat allemaal door jouw schuld. Je hebt mijn hele leven verwoest, Van In. Besef je dat dan niet? Toen ik Anja leerde kennen en ze me vertelde wat haar was overkomen, heb ik net als Ida en Laetitia beslist om wraak te nemen op de man die verantwoordelijk is voor het leed en de pijn die ik al die jaren met me meesleep.’
Van In brabbelde iets terug, maar leek voor de rest niet te beseffen wat er aan de hand was. Sonja liet hem wegsoezen terwijl ze zachtjes zijn hoofd aaide. Toen hij begon te snurken, zette ze zich schrap. Van In droomde van een weidse vlakte met aan de horizon een besneeuwde bergketen. De tocht was nog lang, maar hij was vastbesloten om de top te halen. Dat moest wel, want hij was een man die woord hield en altijd de dingen afmaakte waaraan hij begon. De top halen was de laatste uitdaging die hij had aangenomen. Als ik eenmaal boven ben, kan ik rusten, gaf hij zichzelf moed. Zo lang als ik wil. Misschien wel voor altijd. Hij was zo in gedachten verzonken, dat hij de man niet opmerkte die plotseling naast hem kwam lopen, een akelige kerel in een zwarte kapmantel die tot zijn enkels reikte. Het was pas toen zijn vreemde gezel hem op de schouder tikte, dat hij hem herkende.
Sonja hoorde de voordeur opengaan, maar ze liet Van In niet los, hoewel hij al een tijdje niet meer tegenspartelde.
‘Pieter, waar ben je?’
Hannelore stormde de trap op, gevolgd door Versavel.
‘Zal hij het halen, dokter?’
De ogen van Hannelore waren rood en gezwollen van het huilen. Zij en Versavel hadden Van In om de beurt beademd tot de hulpdiensten arriveerden en een arts het van hen had overgenomen. Hij was nu al vijf minuten bezig maar Van In gaf nog steeds geen teken van leven. Hij leverde een gevecht op leven en dood met de man in de kapmantel die hem plotseling zonder enige reden had aangevallen en zijn keel wilde dichtknijpen. Ze rolden over de grond. Zijn lichaamsgewicht gaf hem een voordeel, maar de benige kerel was taaier dan verwacht. Het enige wat hij nog kon doen, was schoppen.
‘Ik heb zijn voet zien bewegen’, schreeuwde Hannelore. Ze pakte Versavel vast en drukte zich tegen hem aan toen Van In eindelijk zijn ogen opendeed en hen verbaasd aanstaarde.
‘Waar ben ik?’ ‘Thuis, schat.’ ‘Zijn we al getrouwd?’
Hannelore kon zich niet langer bedwingen. Ze barstte in tranen uit.
‘Nee’, zei Versavel. ‘Maar ik heb de ringen wel bij me.’