7

Na de strijd ligt het slagveld er meestal rustig bij. De bloemen die Van In een paar dagen geleden voor Hannelore had gekocht en die nu in een plas water tussen de scherven van de vaas verspreid lagen, een half opgedronken Duvel, een overvolle asbak en een mozaïek van verscheurde foto’s op de vloer vormden het enige bewijs dat het er vannacht in de salon hevig aan toe was gegaan. Van In lag met opgetrokken knieën op de bank. Gekletter van stromend water in de badkamer haalde hem uit een beklemmende droom. Hoewel hij er gisteren in geslaagd was ongezien over de tuinmuur te klimmen en tien minuten voor Hannelore thuis te komen, had zij onmiddellijk een scène gemaakt. Wat de klaarstaande Duvel bij Carine betrof, had ze na een tijdje ingebonden, maar toen ze de scheur in zijn broek bemerkte en de schaafwonde aan zijn pols die hij bij het beklimmen van de tuinmuur had opgelopen, was de discussie weer in volle hevigheid opgelaaid. Dat hij het pleit verloren had, was te wijten aan de flauwe smoes die hij had verzonnen om de scheur in zijn broek en de schaafwonde aan zijn pols te verklaren. ‘Je bent nog nooit op straat gevallen, Van In,’ had ze geschreeuwd, ‘zelfs niet met een stuk in je kraag.’ En ze had gelijk. Hij was nog nooit op straat gevallen. Hij wachtte tot het watergekletter ophield, rekte zich uitgebreid uit en stond op. Koffie zetten en de ontbijttafel dekken, het zou niet veel helpen maar het was beter dan helemaal niets doen. Onnozelaar, dacht hij bij zichzelf Nu heb je je mooi in de nesten gewerkt. Hij slofte naar het aanrecht en pakte de koffie van de plank.

‘Goedemorgen.’

Van In probeerde zijn stem neutraal te laten klinken.

‘Je zou beter een andere broek aantrekken’, klonk het nors.

‘Doe ik.’

Hij stond op, zette het koffieapparaat aan en duwde de lift van de broodrooster naar beneden.

‘Je zou je moeten schamen, Van In.’

‘Omdat ik gevallen ben?’

‘Je weet wel beter, ingezakte Romeo. Je denkt toch niet dat ze met jou naar bed wil vanwege je gespierde buik.’

Van In kon twee dingen doen: haar negeren of tegen haar uitvliegen en schreeuwen dat het nu voor eens en altijd gedaan moest zijn met die verdachtmakingen, dat ze zich beter professioneel zou gedragen en met bewijzen op de proppen komen voor ze iemand veroordeelde. Maar in plaats daarvan stond hij op, sloeg zijn armen om haar heen en gaf haar drie zoenen in haar nek. Eerst wilde ze hem wegduwen maar toen hij ook zei: ‘Hanne, je weet toch dat ik van je hou’, liet ze hem begaan. Zolang ze niet kon bewijzen dat hij haar ontrouw was geweest, wilde ze hem het voordeel van de twijfel gunnen. Sterker nog, ze was zelfs bereid het voorval te verdringen omdat ze ervan uitging dat argwaan een relatie geen goed doet, ook al is die gegrond. Bovendien moest ze ook toegeven dat ze eigenlijk niet wilde weten wat er gisteravond gebeurd was. Feit was dat als hij de waarheid sprak, hij nu wel beter op zijn tellen zou passen, en dat was een geruststellende gedachte.

‘Het is al goed zo’, zei ze nors toen hij haar weer aanhaalde.

Ze kon de strijdbijl natuurlijk niet meteen begraven, want dan raakte ze haar voordeel kwijt.

‘Ik probeer vanavond vroeg thuis te zijn’, zei Van In.

Hij wierp een blik op de klok en dronk haastig zijn kop koffie leeg. Het viel al bij al best mee. Tegen vanavond, ten laatste morgen, zou ze weer de oude zijn.

‘Tot straks, schat.’

‘Hm’, zei ze.

Toen hij de voordeur achter zich dichttrok, ontspande haar gezicht. Het was geen glimlach, maar het scheelde niet veel.

‘Van In.’

De Kee begroette hem nooit hartelijk, maar dit keer klonk zijn stem érg bitsig.

‘Ook een goedemorgen, meneer de hoofdcommissaris.’

Van In draaide zich om en trakteerde zijn overste op een brede glimlach. Werd De Kee nog nijdiger van.

‘Ik verwacht je onmiddellijk op mijn kantoor’, snauwde hij.

‘Dan loop ik met u mee.’

Van In kruiste Carine op de gang, maar ze durfde niet op te kijken. Niet omdat ze beschaamd was om hem in de ogen te kijken maar uit frustratie omdat hij haar gisteren was ontglipt. Er komt een dag dat je naast me in bed wakker wordt, dacht ze. En wees dan maar gerust dat madame het zal weten.

‘Wat heb je nu weer uitgespookt?’

Terwijl De Kee de deur van zijn kantoor openmaakte, wees hij naar de scheur in Van Ins broek.

‘Gevallen’, zei Van In.

‘Voor je L’Estaminet binnenging of erna?’

‘Dat gaat u geen donder aan.’ ‘Toch geen slaag gekregen van mevrouw de onderzoeksrechter?’

De Kee lachte gemeen. Carine had net verslag uitgebracht over de burleske vlucht van gisteravond.

‘Beter een scheur in mijn broek dan een gat in mijn geheugen. Een scheur kun je laten maken, een gat in je geheugen wordt steeds groter. Dat zou u toch moeten weten, meneer de hoofdcommissaris.’

De Kee haalde diep adem voor hij aan zijn bureau ging zitten.

‘Daar kan ik niet om lachen, Van In.’

‘Ik wel.’

Als hij een depressieve bui had, probeerde Van In aan iets komisch te denken om ervan af te raken. De Kee op handen en knieën in zijn blootje, bijvoorbeeld, terwijl hij billenkoek kreeg van een in leer gehulde blondine met grote borsten. Het hielp altijd.

‘Ik heb een telefoontje gekregen van de burgemeester’, zei De Kee.

‘En ik heb gisteren een whisky’tje met hem gedronken.’

De Kee wist dat zijn ster aan het tanen was en dat er in bepaalde kringen al druk gespeculeerd werd over wie hem zou opvolgen, maar tot nader order was hij nog altijd de baas en dat zou hij blijven tot de laatste seconde dat hij in dienst was.

‘Het gaat me niet aan wat je in je vrije tijd uitvreet, Van In, maar vergeet nooit dat ik me door niemand de les laat lezen. Extra mankracht, waar haal je het in godsnaam vandaan? Je weet verdomd goed dat ik niemand meer kan missen. We zijn nu al onderbezet.’

‘Het was mijn idee niet.’

‘Nee, dat zal wel. Zoete broodjes bakken met Moens en daarna beweren dat jullie achter mijn rug geen afspraakjes hebben gemaakt. Laat me niet lachen.’

‘Lachen is nochtans gezond.’

Als De Kee op het punt stond een woedeaanval te krijgen, vernauwden zijn ogen zich tot spleetjes en ging hij trager ademen waardoor hij er af en toe in slaagde rustig te blijven.

‘Stel dat ik je extra manschappen geef, welke taken heb je dan voor hen in petto?’

Van In had zich die vraag ook al ettelijke keren gesteld. Het antwoord viel hem nu pas te binnen.

‘Bewaking van de Nautilus’, zei hij.

‘De boot van Lieven Van der Weyden?’ vroeg De Kee schokschouderend. ‘Waar is dat in godsnaam voor nodig?’

Van In kon niet zeggen dat hij het ook niet wist. Van der Weyden was op de vlucht en zijn vrouw stond onder surveillance. De boot bewaken was zinloos.

‘Ik vrees voor sabotage.’

‘Sabotage? We zijn hier verdomme niet in Amerika. Wat verwacht je dat er gaat gebeuren? Dat iemand de boot opblaast?’

‘Beter voorkomen dan genezen’, zei Van In.

De ademhaling van De Kee versnelde. Hij kon niet ingaan tegen de uitdrukkelijke wens van de burgemeester om Van In alle middelen en manschappen ter beschikking te stellen die hij wilde inzetten, maar dat hield niet per se in dat ze… Er verscheen een glimlach om zijn lippen.

‘Oké’, teemde hij. ‘Ik laat stante pede twee mensen uit vakantie terugroepen. Ben je nu tevreden?’

‘U roept hen terug, niet ik’, zei Van In.

Iedere politieman had er een hekel aan gevorderd te worden. Van In zou gek worden als ze hem uit vakantie terugriepen. Alsof je over geen andere opties beschikt, wilde hij eraan toevoegen, maar hij zweeg. De Kee zou toch blijven beweren dat hij geen andere keus had.

‘U zegt hen maar wat ze moeten doen’, zei Van In.

‘Zal ik doen, met jouw groeten.’

Van In keek zijn overste een paar seconden recht in de ogen. Daarna draaide hij zich om en liep naar de deur. In de gang kwam Carine op hem toe gelopen.

‘Anja Van der Weyden is twee minuten geleden thuis weggereden’, zei ze.

‘Waar is Versavel?’

‘Hij wacht op je in de Golf!’

Lieven Van der Weyden voelde zich fit en monter. De besprekingen die hij had gevoerd, waren vlotter verlopen dan verwacht, het contract was ondertekend. Een dagje op zee zou hem deugd doen. Eerst even Anja bellen. Eigenlijk was dat niet nodig, ze wist dat hij na een zakenreis altijd een tochtje met de Nautilus maakte, maar hij liet nooit na haar daarvan op de hoogte te brengen. Hun huwelijk mocht dan niet veel meer voorstellen, hij bleef haar correct behandelen. Ze deed de laatste tijd wel een beetje vreemd, maar dat deden vereenzaamde vrouwen wel vaker. Zo had ze hem gisteravond gebeld met mededeling dat de weerman gunstig zeilweer voorspelde voor vandaag en dat ze een verrassing voor hem in petto had. Daarna hadden ze een halfuur zitten keuvelen en herinneringen opgehaald aan vroeger, aan de tijd toen alles nog rozengeur en maneschijn was. Lieven had aandachtig geluisterd en hij had zelfs af en toe gelachen als ze een anekdote opdiste, een beetje aandacht en vrouwen kunnen er weer voor een tijdje tegen. Begon ze voorlopig weer niet te zeuren.

Het was niet druk in het Zuidstation. De pendelaars zaten al veilig achter hun bureau en voor gepensioneerden die gratis met de trein mochten rijden, was het nog een beetje te vroeg. Lieven Van der Weyden stapte in een rijtuig eerste klas, installeerde zich bij het raam en sloeg een krant open. Voor hem op het klaptafeltje lag een papieren zak met daarin een broodje kaas. Eigenlijk was de situatie veel verbeterd sinds Anja een tijdje geleden alleen op reis was geweest. Ze was vrolijker en levenslustiger teruggekeerd. Ze was zelfs weer beginnen te zwemmen, en ze had zich aangesloten bij haar oude club, waar ze als meisje zoveel mooie momenten en triomfen had beleefd. Hij was één keer met haar meegegaan naar het zwembad, waar hij met eigen ogen had kunnen vaststellen hoe goed ze nog was. Ze had iets aan snelheid ingeboet, maar haar stijl was nog altijd even sierlijk als vroeger toen ze nog competities zwom. Vreemd eigenlijk dat iemand die gek was op zeilen maar zelf niet kon zwemmen met een zwemster getrouwd was. Aan de andere kant had hij ook nooit begrepen dat iemand die destijds dagelijks een paar uur in een zwembad ploeterde een hekel had aan boten. In al die jaren had ze maar twee keer een voet aan boord gezet: toen ze geen andere plek vonden om te vrijen en die keer dat ze hem met zijn secretaresse had betrapt, maar dat was lang geleden. Anja moest zelf niet hoog van de toren blazen. Nadien had ze zelf een scheve schaats gereden, zogezegd om zich op hem te wreken. Het avontuur was bijna faliekant afgelopen, toen bleek dat het kind dat ze in haar schoot droeg niet van hem was en hij geëist had dat ze het liet weghalen. Na de abortus was ze depressief geworden en ze was zeker in een psychiatrische instelling beland als hij haar niet had voorgesteld een tijdje alleen te gaan wonen in hun appartement in Blankenberge. Het bleek een heilzame therapie. De weekeindjes aan zee monterden haar op. Het was zelfs zover gekomen dat hij haar erheen stuurde telkens als hij een neerslachtige bui voelde aankomen. Alles in acht genomen was het de beste manier om met haar getrouwd te blijven. Leven en laten leven. Alhoewel… Eigenlijk had hij van haar nooit mogen eisen dat ze een leven voor hem opofferde, en zeker niet dat van een kind dat ze zes weken in zich had gehad.

‘Wat moeten we doen? Ze rijdt de grens over’, hoorde Van In een collega van het surveillanceteam door de radio zeggen.

‘Blijven volgen.’

Hij keek naar Versavel, die, sinds ze uit Brugge waren vertrokken, bijna nog geen woord had gezegd. Het was te hopen dat Carine niet loslippig was geweest en hem verteld had wat hij gisteravond bij haar had uitgespookt, want in dat geval zou hij zo goed als zeker de kant van Hannelore kiezen. De gedachte was nog niet koud of Versavel verbrak de stilte.

‘Als ik jou was, zou ik contact opnemen met de Nederlandse politie’, zei hij toen ze op hun beurt de grens overstaken.

Sinds de ratificatie van het Verdrag van Maastricht was het in principe mogelijk dat Belgische politiemensen in Nederland opereerden en omgekeerd, maar daarvoor dienden ze een strikte procedure te volgen. Bovendien werd voor een dergelijke grensoverschrijdende actie alleen toestemming verleend als het om zware criminaliteit ging. Tijd om met de Nederlandse officier van justitie overleg te plegen was er niet en Lieven en Anja Van der Weyden waren geen misdadigers.

‘Laten we daar nog even mee wachten.’

Ze sloegen de richting Cadzand in. Het leek wel een reis in de tijd want het was ruim vijfentwintig jaar geleden dat Van In hier nog was geweest. Hij op de fiets met hete Linda op het duozitje. Schoolvrienden die met haar al naar het naaktstrand van Cadzand waren gereden, waren teruggekomen met mooie herinneringen en verhalen die iedere verbeelding tartten. Lag het aan hem of was ze minder gewillig dan haar naam liet vermoeden? Feit was dat ze nooit helemaal uit de kleren was gegaan en hij pas na veel aandringen haar rug had mogen insmeren met zonneolie die hij nota bene zelf had mogen kopen, net als de ijsjes, de frieten en de drankjes achteraf De uitstap had hem drie weken zakgeld gekost, vierhonderd vijf frank om precies te zijn.

‘Ze parkeert haar auto bij een vakantiehuisje’, klonk het door de radio.

‘Oké’, zei Van In. ‘We zijn er over vijf minuten.’

Ze passeerden de plek waar hij hete Linda tijdens de terugrit had proberen te zoenen en zij hem nogal hautain had afgewezen. Je denkt toch niet dat ik val voor een puistenkop met nog geen vijfhonderd frank op zak, had ze gezegd. Van In kon zich niet herinneren dat iemand hem later nog dieper had beledigd.

Berend Caesstecker, alias Lieven Van der Weyden, zat buiten op het terras te zonnen. Hij lachte een beetje schaapachtig toen Van In hem de hand drukte, maar hij leek helemaal niet verrast dat de politie hem had opgespoord. Geertrui, alias Anja Van der Weyden, kwam met koffie en een asbak aan.

‘Het is een lang verhaal, commissaris’, zei ze. ‘En ik hoop dat u begrip kunt opbrengen voor onze motieven.’

Van In had in zijn carrière al veel vreemde verhalen gehoord en rare dingen beleefd, maar dit sloeg alles. Als Geertrui de waarheid sprak, had Anja Van der Weyden haar en Berend ingehuurd om gedurende een paar dagen de rol van meneer en mevrouw Van der Weyden te spelen. Tenminste, als hij ervan uitging dat Anja Van der Weyden de geheimzinnige opdrachtgever was die met hen contact had opgenomen, want zowel Geertrui als Berend bleven beweren dat ze haar nooit hadden ontmoet. Maar wie kon de opdrachtgever anders zijn dan Anja Van der Weyden? Het was een geluk bij een ongeluk dat burgemeester Moens hem extra personeel had opgedrongen en hij beslist had dat ze de Nautilus moesten bewaken, anders was ze hem weer te slim af geweest.

‘Wil jij eens natrekken hoe de zaken er in Blankenberge voorstaan, Guido?’

Versavel knikte en liep naar buiten, naar de auto. Nog geen vijf minuten later was hij terug. Zijn gezicht was lijkbleek.

‘De Nautilus is gezonken, net buiten de havengeul’, zei hij. ‘De Zeereddingsdienst heeft het lichaam van Lieven Van der Weyden een halfuur geleden geborgen.’

‘Dat kan toch niet? Ik heb toch gezegd dat ze de boot…’

‘De Kee heeft hen naar de jachthaven van Zeebrugge gestuurd’, zei Versavel mat. ‘Hij beweert dat het om een misverstand gaat.’

Van In stak zenuwachtig een sigaret op. Drie mannen waren vermoord op een plek waaraan hun echtgenotes mooie herinneringen bewaarden en wel omdat ze het niet al te nauw namen met de huwelijkse trouw. Anja Van der Weyden, de vermoedelijke dader, werkte volgens een welomlijnd plan dat op het eerste gezicht absurd leek, maar aan de andere kant bijzonder ingenieus in elkaar zat. Sterker nog, ze leek verdomd goed te weten hoe de politie een moordzaak aanpakte en wat ze moest doen om het onderzoek te dwarsbomen. Van In had zich de hele tijd al vruchteloos afgevraagd waarom ze de Visakaart van Raes in de hotelkamer van Proot had achtergelaten en waarom die van Van der Weyden bij Raes was aangetroffen. Had ze de hele komedie alleen opgezet om de speurders zand in de ogen te strooien? Hij vroeg zich ook af hoe hij het onderzoek zou hebben aangepakt als ze dat niet had gedaan. Tot nu toe was ze hem telkens een paar stappen voor geweest. Was dit nu ook weer het geval? Door Berend Caesstecker en Geertrui Van Parijs in te huren, had ze hem weer eens flink op het verkeerde been gezet. Maar waarom had ze een duidelijk spoor uitgezet door Caesstecker eerst een tochtje met de boot te laten maken voor hij spoorloos verdween? Omdat ze ervan overtuigd was dat hij in de val zou trappen die ze voor hem had uitgezet. Zonder de bemoeienissen van Moens had hij er nooit aan gedacht de Nautilus te laten bewaken. En nu hij ook te horen kreeg dat Geertrui de opdracht had gekregen de schuilplaats van Berend te verraden, kon hij er helemaal geen touw meer aan vastknopen. Eén ding was zeker, de vlucht van Berend Caesstecker naar Cadzand was in scène gezet om de aandacht af te leiden van de Nautilus en van Lieven van der Weyden, maar de vraag bleef waarom Anja Berend Caesstecker had laten uitvaren met het jacht van haar man. Omdat ze er zeker van wilde zijn dat hij hen in het oog zou blijven houden en daardoor geen verdere aandacht meer zou besteden aan de Nautilus? Als dat waar was, had hij met een geduchte tegenstandster te maken die verdomd goed wist hoe zorgvuldig hij te werk ging en niet het risico wilde lopen dat hij haar voor was. Het was een frustrerende en een absurde gedachte, maar de enige die een beetje steek hield.

‘Jullie kunnen uit vrije wil naar Brugge terugkeren, of hier blijven tot ik over de nodige bevelschriften beschik om jullie te laten arresteren wegens het niet verlenen van medewerking bij een moordonderzoek’, zei Van In ernstig toen Geertrui aanstalten maakte om bij haar man in de zon te gaan liggen.

‘Wij hebben toch niets misdaan? En u weet waar u ons kunt vinden. Waarom zouden we meekomen naar Brugge. De huur van het huisje is betaald tot volgende week’, zei Berend Caesstecker.

Hij had een uur geleden een jointje gerookt om tot rust te komen, en het spul werkte fantastisch. In die toestand liet hij zich door niemand de les spellen. Versavel verwachtte dat het arrogante antwoord Van In een woedeaanval zou bezorgen, maar er gebeurde niets. Vermoedelijk wist hij ook niet wat kon of niet kon in een dergelijk geval. Berend Caesstecker had waarschijnlijk gelijk. Juridisch gezien beschikte Van In over geen enkel argument om hem te arresteren, maar Van In zou Van In niet zijn als hij dat over zich heen liet gaan.

‘Als de onderzoeksrechter de juiste beslissing neemt, weet ik straks zeer zeker waar ik jullie kan vinden’, repliceerde hij bits. ‘In de gevangenis van Brugge.’

Het zag er even naar uit dat Geertrui zou toegeven, maar Berend hield voet bij stuk.

‘Jij je zin’, zei Van In. ‘We hebben nog veel werk voor de boeg.’

‘Ga je Hannelore bellen?’ vroeg Versavel toen ze instapten.

‘Straks, Guido. Straks.’

Tijdens de rit van Cadzand naar Blankenberge probeerde Van In zijn gedachten te ordenen.

Was Anja Van der Weyden gek of bleef hij haar onderschatten en zou de zaak straks weer een onverwachte wending nemen? Stond hij weer voor schut. Hij kon de krantenkoppen al raden als straks zou blijken dat hij zich vergist had: POLITIE FLATERT ANDERMAAL, VLAANDERENS BRILJANTSTE SPEURDERS BIJ DE NEUS GENOMEN of MOEDER, WAAROM BETALEN WIJ BELASTINGEN?

Het zou pijn doen, want als er één ding was waar Van In belang aan hechtte, was het zijn beroepseer. Nooit eerder had hij de bal misgeslagen, zelfs niet in zaken waarbij iedereen de moed had opgegeven. Hoe langer hij erover nadacht, hoe sterker zijn overtuiging werd dat hij iets essentieels over het hoofd had gezien.

‘Eigenlijk hebben we Anja Van der Weyden nog nooit in levenden lijve gezien’, zei hij toen Versavel de Golf aan de jachthaven parkeerde.

‘We kunnen het huis laten doorzoeken. Ergens moet toch een foto van haar te vinden zijn?’

‘Dat weet ik nog zo zeker niet’, zei Van In.

Hij had zo het vermoeden dat Anja Van der Weyden heel grondig te werk was gegaan.

‘Bij familieleden of vrienden dan?’

‘Ik denk niet dat ze van plan is om het land te verlaten’, zei Van In.

‘Je laat dus geen opsporingsbericht verspreiden?’

‘Nee.’

Versavel drong niet meer aan. Hij kende zijn vriend al langer dan vandaag. Als hij eenmaal een beslissing had genomen, viel daar niet meer aan te tornen. Ze stapten uit en liepen langs de kade naar het gebouwtje waar de Vrijwillige Blankenbergse Zeereddingsdienst een onderkomen had. Ze hadden er een afspraak met een zekere Lionel Meire, een nautisch expert die hen meer uitleg zou geven over de vreemde schipbreuk. Van In nam een sigaret.

‘Hier zou ik ook nog mijn oude dag willen doorbrengen’, zei Versavel.

‘Ik ook’, beaamde Van In. ‘Een beetje zon, veel frisse lucht, klapperende masten en het ruisen van de zee.’

Mensen die op het nippertje aan de dood zijn ontsnapt, hechten meer belang aan de eenvoudige dingen van het leven dan ervoor. Van In voelde zich als een kankerpatiënt die net van de dokter te horen had gekregen dat hij genezen was. Hij haalde diep adem en gooide de sigaret die hij van plan was op te steken met een wijde boog in het groene water.

‘Bent u commissaris Van In?’

Een struise kerel met een verwilderde baard en gehuld in een oranje pak kwam grijnzend op hen af.

‘Mijn naam is Jozef Wittewrongel. Meneer Meire laat net weten dat hij een halfuurtje later zal zijn. Hij stelt voor dat jullie ondertussen op zijn kosten een glas gaan drinken in The Harbour Inn.’

‘The Harbour Inn?’

‘Een café in de buurt waar hij een lopende rekening heeft’, lachte Wittewrongel.

‘Mij goed’, zei Van In, die best dorst had gekregen van de lange rit. ‘Wat denk jij ervan, Guido?’

Versavel glimlachte. Een Duvel zal je misschien kalmeren, dacht hij.

Het gebeurde niet vaak dat Nanette van The Harbour Inn vreemd volk over de vloer kreeg en je kon nooit weten of ze dat apprecieerde. De verhalen over de manier waarop ze nieuwe klanten behandelde, waren legendarisch. Sommige hadden in een aflevering van Fawlty Towers niet misstaan.

‘Goedemiddag heren.’

De kleine ziet er een beetje vadsig uit, maar de grote met zijn snor valt best mee, dacht ze.

‘Een Duvel en een perrier’, zei Van In.

Ze gingen aan de bar zitten. Edith Piaff zong ‘Non rien de rien, non je ne regrette rien’. Van In keek om zich heen. Rechts van hem zaten twee vrouwen. De ene was blond, de andere had mannelijke trekken. Naast de deur van het toilet was een inham compleet met zithoek en televisie. Een jonge man, Van In schatte hem een jaar of vijfendertig, was druk bezig op een laptop. Hij zag er smerig en verwaarloosd uit, het type van de mislukte kunstenaar. Plotseling viel zijn oog op een wollen trui die achteloos over de leuning van een van de barstoelen hing. Hij hoorde iemand het toilet doorspoelen. Nog geen vijftien seconden later ging de deur van het toilet open. Een slanke vrouw op hoge hakken liep bevallig naar de barstoel met de trui en glimlachte even naar Van In voor ze ging zitten.

‘Ik vraag me af of het iemand van Blankenberge is’, zei Nanette terwijl ze de vrouw aan de bar automatisch een nieuw glas sherry inschonk.

‘Ik hoop in ieder geval dat het Lieven niet is.’

Van In zat met zijn neus in zijn Duvel. Hij verslikte zich haast.

‘Zei u “Lieven”, mevrouw?’

‘Lieven is mijn man’, zei Anja. ‘Maar eigenlijk hoef ik mij niet ongerust te maken over hem. Zeilen is zijn tweede natuur. Schipbreuk lijden in de havengeul is niets voor hem.’

Van In pakte zijn Duvel, stond op en ging naast Anja zitten.

‘Bent u soms mevrouw Van der Weyden?’

Ze sloeg haar ogen op en keek hem verbaasd aan.

‘Hoe weet u dat?’

Van In zette het glas aan zijn lippen en nam een fikse slok. Dit kan toch niet? dacht hij wanhopig.

‘Er scheelt toch niets?’ zei ze bezorgd. ‘U ziet zo bleek.’

Je zou van minder, dacht Versavel, die het gesprek had gevolgd. Hij stond op zijn beurt op en kwam bij Anja staan.

‘Mijn naam is Guido Versavel en dit is commissaris Van In. Politie Brugge.’

‘Zijn jullie hier in verband met het ongeluk?’ vroeg Nanette nieuwsgierig.

‘We denken niet dat het een ongeluk is’, zei Versavel.

Pipo zette zijn laptop af, de Belgaatjes spitsten hun oren. Als het geen ongeluk was, wat was het dan wel? Moord?

‘Wat bedoelt u daarmee?’

Anja trok een ongelovig gezicht, maar dat was schijn. In haar binnenste overliep ze de belangrijkste punten van het plan. Het uur van de waarheid was aangebroken.

‘Het gaat over de Nautilus, mevrouw.’

Anja had een aantal films bekeken waarin dergelijke scènes voorkwamen, namelijk die waarin vrouwen die hun man hebben vermoord reageren op het nieuws dat hij dood is. Zij en Lieven woonden al een tijdje min of meer gescheiden. Hij in Brugge, zij in Blankenberge. Veel mensen wisten dat hun relatie niets meer voorstelde. Als ze in tranen uitbarstte, zou dat verdacht overkomen, dus liet ze eerst haar mond openvallen en zei daarna gesmoord: ‘Dat kan toch niet…’ Ze keek verbouwereerd naar Nanette en bracht haar hand naar haar mond.

Van In - hij was gewend mensen te observeren die plotseling te horen kregen dat hun geliefde dood was - probeerde haar te doorgronden maar het lukte hem niet.

‘En u beweert dat het geen ongeluk is?’ Anja wendde zich weer tot Van In. Haar ogen drukten verbazing en ongeloof uit, geen verdriet.

‘We hebben redenen om aan te nemen dat hij vermoord is, net als Wim Raes en Erwin Proot. Vindt u het erg als ik u daarover enkele vragen stel?’

‘Enkele vragen?’ herhaalde ze wezenloos. ‘Waarover? Over Lieven?’

‘Over Lieven en de anderen’, zei Van In.

Nanette pakte een zakdoek en snoot haar neus. Anja boog het hoofd, balde haar vuisten en schudde met haar schouders alsof ze iets vies van zich wilde afschudden.

‘Waarom zou ik Lieven in vredesnaam willen vermoorden? In ieder geval niet voor geld want dat heeft hij niet. Het huis, het appartement en de boot zijn van mij.’

‘We dachten eerder aan een passioneel motief, zei Van In. ‘Wat dacht u van wraak om dingen die hij u vroeger heeft aangedaan?’

‘Lieven en Anja leven al een tijdje apart’, mengde Nanette, die plotseling was opgehouden met snotteren, zich in het gesprek. ‘Als u dat wenst, wil…’

‘Bemoeit u zich alstublieft met uw eigen zaken, mevrouw’, onderbrak Van In haar knorrig.

‘Hela, hela ventje. Een beetje beleefder mag ook.’

Nanette stak haar kin naar voren, nam zenuwachtig een trek van haar sigaret en blies de rook krachtig naar het plafond. Daarna kruiste ze haar armen voor haar borst en keek hem strijdlustig aan. Niemand had haar wat te zeggen, en zeker geen flik. Ze kende dat zootje al lang genoeg om te weten hoe corrupt ze waren.

‘Breng me niet in de verleiding om de fiscus op u af te sturen’, zei Van In.

Hij bleef voor één keer rustig en dat was Versavel niet van hem gewend. Nog niet zo lang geleden had Van In een kruimeldief uitgekafferd die hem smalend ‘agentje’ had genoemd.

‘Trek het je niet aan, Nanette’, zei Anja. ‘Ik kan gerust mijn mannetje staan.’

Ze wendde zich weer tot Van In.

‘Nanette heeft gelijk, Lieven en ik leven al een tijdje apart. Hij mag in het huis blijven wonen en met de Nautilus varen op voorwaarde dat hij me met rust laat.’

‘Valt hij u dan lastig?’

‘Nee, ik wil alleen niet voortdurend horen dat hij nog van me houdt.’ ‘Jullie hadden dus nog contact met elkaar?’

‘Natuurlijk. Hij heeft me vanochtend nog gebeld om te zeggen dat hij kwam zeilen.’

‘En dat moet ik geloven.’

‘We zijn een modern stel, commissaris. Leven en laten leven, dat is mijn devies.’

Meneer Meire, de nautisch expert, kwam The Harbour Inn binnen op het ogenblik dat Van In het parket aan het bellen was met de vraag of hij Anja Van der Weyden mocht laten aanhouden op verdenking van moord.

‘Bent u commissaris Van In?’

Meire was klein van gestalte en neigde naar corpulentie. Hij droeg een marineblauwe blazer (hoe kon het anders?) en een das in de kleuren van de plaatselijke jachtclub. Zijn schoenen glommen en Van In durfde er een eed op te doen dat hij nog van die ouderwetse sokophouders gebruikte. Nanette - ze had zich de hele tijd op de achtergrond gehouden - schonk spontaan een dubbele whisky in en reikte hem die aan.

‘Inderdaad’, zei Van In.

Hij drukte de uitgestoken hand en verzocht meneer Meire nog even geduld te oefenen tot de patrouille arriveerde die Anja Van der Weyden naar het politiebureau moest overbrengen. Daarna liet hij het café ontruimen, tot grote ergernis van Nanette, die hem de huid volschold.

‘Zorg jij ervoor dat de feeks rustig blijft’, zei hij tegen Versavel. ‘Als ze moeilijk doet, wijs haar dan op haar rechten.’

‘Welke rechten?’

‘De rechten van de mens, natuurlijk.’

‘Oh, die rechten.’

‘Ja, Guido. Die rechten.’

‘En als dat niet helpt.’

‘Dan laat je haar oppakken wegens openbare dronkenschap.’

Nanette, die het gesprek had gevolgd, was wel vrank, ze was niet dom. Ze knikte en trok zich terug in de keuken.

‘Ik hoop dat je het bij het rechte eind hebt’, zei Versavel. ‘Alles wijst erop dat het dit keer om een ongeluk gaat.’

Hij parkeerde de Golf op het binnenplein van het politiebureau en maakte zijn gordel los.

Op de vraag hoe het mogelijk was dat het jacht van Lieven Van der Weyden bij het uitvaren van de haven plotseling gezonken was - volgens ooggetuigen was het als een baksteen de dieperik ingegaan - had meneer Meire eerst geantwoord dat hij daarover geen bindende uitspraak kon doen voor de boot was gelicht en door experts onderzocht. Maar toen Van In bleef aandringen, was hij met twee theses op de proppen gekomen. Ofwel was de lenspomp defect geraakt waardoor de boot snel water had gemaakt, of iemand had de kraan die het toilet van water voorzag niet dichtgedraaid zodat het zeewater langs die weg naar binnen was gestroomd. Wat de lenspomp betreft was meneer Meire nogal stellig in zijn conclusie: een ervaren zeiler als Lieven Van der Weyden zou gemerkt hebben dat de pomp niet werkte. Wat de openstaande kraan betreft gaf hij ruiterlijk toe dat het hem ook al eens was overkomen dat hij die na een toiletbezoek bijna vergeten had dicht te draaien.

‘Het kan me niet schelen dat alles daarop wijst’, zei Van In. ‘Ik wil alleen weten waar mevrouw Van der Weyden zich bevond op het ogenblik dat Proot en Raes werden vermoord. De rest zien we later wel.’

‘Ga je haar meteen ondervragen?’

‘Natuurlijk.’

Versavel wierp een blik op zijn horloge. Het was kwart voor vijf.

‘Zal ik Hannelore bellen en zeggen dat je wat later thuiskomt?’

‘Dat kan ik zelf ook wel.’ ‘Oké.’

Ze liepen de trap op naar de verhoorkamer op de derde verdieping. Anja Van der Weyden zat op een stoel. Ze had haar benen gekruist, haar gezicht vertoonde geen enkele emotie. Het spel kan beginnen, dacht ze toen Van In aan de andere kant van het bureau ging zitten en de opnameapparatuur en de camera inschakelde die het verhoor zouden registreren.

‘Bent u Anja Derycke, geboren in Brugge op 26.12.1959?’

Het was al eeuwen geleden dat iemand haar bij haar meisjesnaam had genoemd.

‘Dat klopt.’

Ze had er weken over gedaan om op elke vraag die de politie haar zou kunnen stellen een antwoord te verzinnen. Het zal een tijdje duren voor hij toegeeft dat hij verloren is, maar als het zover is, hebben we hem bij zijn ballen, had haar vriendin gezegd toen ze samen het plan hadden besproken om Van In klein te krijgen.

‘Mag ik u vragen waar u zich bevond in de nacht van…?’

Het verhoor nam vijf uur in beslag, maar het leverde bitter weinig op. Anja mocht dan geen sluitend alibi hebben voor de tijdspanne waarin Proot, Raes en haar man waren vermoord, als je willekeurig honderd mensen dezelfde vraag zou stellen, waren er minstens negentig die er ook geen konden produceren. De nacht dat Proot was vermoord, had ze alleen op het appartement doorgebracht; de middag dat Raes te pletter was gestort, had ze in de duinen doorgebracht en toen Van der Weyden zijn laatste duik maakte, had ze op het terras liggen zonnen. De stelling dat ze Geertrui en Berend zou hebben ingehuurd om de rol van meneer en mevrouw Van der Weyden te spelen, lachte ze weg met de opmerking: ‘Waarom zou ik in godsnaam zoiets ingewikkelds bedenken als ik weet wanneer Lieven gaat zeilen? Toch niet om met uw voeten te spelen zeker?’

Van In belde het parket om twintig over tien. De substituut met wachtdienst luisterde aandachtig naar zijn relaas, maar besliste dat er onvoldoende bewijsmateriaal was om de verdachte op te sluiten, met als gevolg dat Anja tien minuten later mocht vertrekken. Van In was razend, maar hij kon niet anders dan zich neerleggen bij de beslissing van de magistraat.

‘En toch weet ik zeker dat ze het gedaan heeft.’

Hij stak een sigaret op en nam nijdig een paar trekken.

‘Je had haar nog niet mogen oppakken. Waarom heb je niet gewacht tot alle resultaten van het technisch onderzoek beschikbaar zijn?’

Vermeulen had tijdens de huiszoeking in het appartement van Anja een pluk haar uit de haarborstel meegenomen voor analyse. Het was een kwestie van tijd voor hij kon aantonen of het overeenkwam met een van de stalen die ze hadden aangetroffen in de hotelkamer waar Proot was vermoord.

‘Omdat ik zeker weet dat ze het gedaan heeft.’

‘Ook jammer dat de baliebediende van het Jan Brito- hotel haar niet heeft kunnen identificeren.’

Van In knikte moedeloos. Ze hadden de man drie uur geleden laten halen en hem ruimschoots de tijd gegeven haar door een doorkijkspiegel te observeren, maar hij had haar niet met zekerheid kunnen identificeren. Ook Danny Dewilde, de doelman van Club Brugge, die een glimp had opgevangen van de vrouw die bij Raes in de wagen was gestapt, had hoofdschuddend moeten toegeven dat hij haar niet herkende.

‘Het zal wel aan mij liggen’, zei Van In. ‘Ik word oud en ik zuip te veel.’

‘Je gaat toch niet weer daarover beginnen.’

‘Nee, Guido. Je hebt gelijk.’

Hij had natuurlijk geen gelijk. Van In betrapte er zich de laatste tijd steeds vaker op dat hij dingen vergat of zijn gelijk wilde halen zonder dat hij over voldoende logische argumenten beschikte om de tegenpartij daarvan te kunnen overtuigen. Hannelore had hem daar al meermaals op gewezen.

‘Verdomme.’

‘Is er iets?’

‘Ik heb Hannelore beloofd dat ik vroeg thuis zou zijn en…’

‘Je hebt haar niet gebeld.’

‘Hoe kun je het raden?’

De gemiste afspraak bij de juwelier had voor de nodige deining gezorgd, op dit uur thuiskomen was minstens goed voor een tropische storm.

Er komt een moment dat je een vrouw niet meer kunt vertederen met een bos bloemen, een knuffel of de belofte dat het de laatste keer is dat je dezelfde fout hebt gemaakt. Dat ondervond Van In toen hij thuiskwam. Hannelore zat aan de keukentafel. Ze droeg een badjas en slippers. Alleen de deegrol ontbrak.

‘Heeft meneer zich een beetje geamuseerd?’

Nu zeggen dat hij Anja Van der Weyden had laten oppakken en het verhoor tot twintig over tien had geduurd, was net hetzelfde als een stier een rode lap voorhouden. Een verhoor dat was uitgelopen, hij had die smoes al ontelbare keren gebruikt.

‘Ik zit in de knoop met mezelf’, zei hij. ‘En ik heb wat tijd genomen om daarover na te denken.’ ‘In L’Estaminet, zeker?’

‘Onder andere.’

‘Vuile leugenaar, ik heb Johan een uur geleden gebeld en…’

‘Johan vertelt af en toe een leugentje om bestwil. Dat zou jij toch moeten weten.’

‘Vroeger ja, maar nu niet meer.’

Toen ze in het begin samenwoonden, had Johan, de kroegbaas van L’Estaminet, Van In meermaals de hand boven het hoofd gehouden door aan de telefoon te beweren dat hij hem de hele avond nog niet had gezien, terwijl hij aan de bar Duvels stond te hijsen. Maar sinds hij Hannelore had leren kennen, wist hij wel beter.

‘Laten we aan de toekomst denken, Hanne.’

Van In ging zitten, trok zijn schoenen uit en masseerde zijn voeten. Ze waren gezwollen.

‘Welke toekomst?’

Hannelore had de hele avond zitten huilen en zich ondertussen afgevraagd of ze samen nog een toekomst hadden. Nee dus.