5

‘Ik zie je vanavond om zes uur bij Quijo. Afgesproken?’

Hannelore pakte haar handtas en gaf Van In en de kinderen een zoen voor ze haastig de deur uit liep.

‘Tot straks, schat.’

‘Dag, mama’, klonk het in koor.

Van In schonk zich nog een kop koffie in en wierp een blik op de klok. Halfnegen. Hij was toch al te laat.

‘Oompje Versavel komt straks’, suste hij toen Sarah zachtjes begon te huilen.

Dat deed ze meestal als ze mama als eerste zag vertrekken. Straks begon Simon ook, en dat wilde Van In niet meemaken. Hij stond op, liep naar de keukenkast en pakte een reep chocolade van de plank. Het was pedagogisch niet verantwoord, maar het hielp. Toen hij hen allebei een stukje chocolade aanreikte, staakten ze hun concert. Beter nog, ze trokken grappige snoetjes.

‘Papa lief, zei Sarah.

Van In glimlachte naar de kinderen terwijl hij in gedachten de gebeurtenissen van de voorbije dagen probeerde te ordenen, maar het lukte hem niet. Dat lag niet aan de kinderen, maar aan Hannelore, die hem gisteravond mokkend de rug had toegekeerd toen hij zijn hand zachtjes over haar buik liet glijden, wat zoveel betekende als: ik heb geen zin. Vroeger had hij gelachen om mannen die beweerden dat het libido van vrouwen afnam als ze eenmaal getrouwd waren. In sommige gevallen wilden ze zelfs helemaal geen seks meer. Hij stak een sigaret op en trommelde zenuwachtig met zijn vingers op het tafelblad. Had hij gisteren iets verkeerds gedaan of gezegd? Of zat er al sleet op hun relatie nog voor ze er officieel aan zouden beginnen? Ik zie je vanavond om zes uur bij Quijo. Afgesproken? Die verdomde ringen. Ze had hem niet eens een fatsoenlijke zoen gegeven. Daarvoor had mevrouw geen tijd meer. Zat hij weer met de kinderen opgescheept. Gelukkig was het maar een eindje omrijden naar de kleuterschool. Bob, de Duitse dog, krabbelde overeind nog voor er gebeld werd, maar hij liep niet tot aan de voordeur zoals gewoonlijk. Waarom hij in het midden van de woonkamer bleef staan, werd duidelijk toen Van In openmaakte.

‘Wat doe jij hier?’

‘Versavel moest dringend weg’, zei Carine. Hij heeft van De Kee de opdracht gekregen de ploeg af te lossen die het huis van Anja en Lieven Van der Weyden moet bewaken, maar dat zei ze er niet bij.

‘Vooruit dan maar’, zei Van In. ‘Neem jij Simon, neem ik Sarah.’

Om te vermijden dat ze weer kabaal begonnen te maken, voerde hij hen de rest van de chocolade.

‘Blijft hij lang weg?’

‘Wie?’

‘Guido, natuurlijk.’

Carine was zo dicht bij hem komen staan dat hij haar lichaamswarmte op zich voelde afstralen.

‘Dat moet je aan De Kee vragen’, lachte ze.

Ze had vanochtend haar meest sexy lingerie aangetrokken, een blouse waar je, als het licht goed zat, zo door kon kijken en een strakke rok.

‘Zal ik ook doen.’

Ze liepen door de Vette Vispoort naar de Moerstraat, waar Carine haar wagen had geparkeerd.

‘Je vindt het toch niet erg dat ik even inspring voor Versavel?’ vroeg ze toen ze instapten.

‘Natuurlijk niet.’

‘Ik vind het in ieder geval prettig.’

Carine profiteerde van de gelegenheid om hem even vluchtig aan te raken. Ze had al vaker mannen proberen te verleiden en tot nu toe was ze daar bijna altijd in geslaagd, want echt moeilijk was het niet als je de juiste tactiek aanwendde. Een toevallige aanraking, een complimentje, een verlegen glimlachje of een verholen toespeling op hun potentie. Veel had het allemaal niet om het lijf.

‘Zal ik de kinderen naar binnen brengen?’ vroeg ze toen ze voor de schoolpoort stopten.

‘Mij goed.’

Hij draaide zich om en gaf ze allebei een knuffel. Het kon hem geen barst schelen dat hun mond onder de chocolade zat. Hm, dacht hij, toen Carine zich vooroverboog om de kinderen uit de auto te helpen.

‘Kopje koffie?’

‘Nee, dank je.’

Carine drong niet verder aan. Ze draaide zich om en liep naar haar kantoor. Ze wiebelde met haar kont. In de deuropening bleef ze even staan talmen omdat het licht er goed zat. Een blik over haar schouder was voldoende om te weten dat het effect had. Van In deed alsof hij in een dossier zat te bladeren. Hij verraadde zich met een steelse oogopslag.

‘Kan ik je met iets anders een plezier doen?’

Van In keek op van het dossier. Carine stond nu en profil in de deuropening. Hij betrapte zich erop dat het een paar seconden duurde voor hij de vraag beantwoordde.

‘Straks misschien.’

Het was nog te vroeg voor een Duvel. Hij sloeg zijn ogen neer en probeerde zich weer te concentreren op het dossier dat voor hem openlag. Bij het plegen van de eerste moord had Xanthippe met opzet haartjes van andere mensen op het lijk en in de kamer achtergelaten omdat ze wist dat het een tijd zou duren voor de technische recherche alle stalen had vergeleken met het genetische materiaal dat van haar afkomstig was. Dat konden huidschilfers zijn, sporen van speeksel, bloed of vaginaal vocht. Klaas Vermeulen ging er immers prat op dat hij die steeds kon vinden, zelfs al had de moordenaar maar gedurende een korte tijd lichamelijk contact gehad met het slachtoffer. Voor de tweede moord lagen de kaarten anders, omdat die in de open lucht was gepleegd en Xanthippe de wagen van het slachtoffer in brand had gestoken. Zo niet had Vermeulen de passagiersstoel laten tapen en de wagen grondig laten stofzuigen. Maar zelfs in het gunstigste geval, als Vermeulen erin slaagde aan te tonen dat er op beide plekken genetisch materiaal van Xanthippe aanwezig was, dan nog was het bijna onmogelijk om haar aan de hand daarvan te identificeren als hij over geen vergelijkingsmateriaal beschikte. Xanthippe had te veel Amerikaanse politieseries bekeken - de wagen van Raes in brand steken was wel een heel spectaculaire manier om het sporenonderzoek te dwarsbomen - of ze had ooit al een DNA-test ondergaan en wist dat die gegevens in een officiële databank waren terug te vinden. Het laatste impliceerde dat ze vroeger in contact was gekomen met justitie. Op het eerste gezicht leek het zoeken naar een speld in een hooiberg, maar de realiteit was anders. Justitie ging pas over tot het afnemen van een DNA-test als er sprake was van een zware misdaad en die werden in België zelden door vrouwen gepleegd. Het was een waterkansje, maar het loonde misschien wel de moeite om het te proberen. Hij pakte de telefoon en belde Vermeulen. Daarna gaf hij Carine de opdracht een anonieme wagen voor te rijden.

‘Waar kan ik meneer de commissaris naartoe rijden?’ vroeg Carine schalks toen Van In instapte.

‘Naar Lissewege.’

Gisteren had hij zich amper de tijd gegund de plek van de misdaad grondig te inspecteren omdat hij het op dat moment belangrijker achtte maatregelen te nemen om Lieven Van der Weyden, het volgende potentiële slachtoffer, te beschermen. De scherpe discussies met Hannelore en de manier waarop ze zich de laatste dagen gedroeg, werkten evenmin stimulerend. Toch bleven twee dingen hem intrigeren: ten eerste dat Xanthippe Raes zover had gekregen de kerktoren van Lissewege te beklimmen, het dorp waar hij nota bene woonde, en ten tweede dat niemand haar naar buiten had zien komen.

‘Eigenlijk had ik de kerktoren gisteren moeten laten doorzoeken’, zei hij toen ze de Blankenbergse Steenweg opreden.

‘Je denkt toch niet dat ze zich in de toren heeft verstopt en gewacht tot iedereen weg was.’

‘Wat zou jij doen?’

Carine draaide haar hoofd een kwartslag en gaf hem een ondeugende blik.

‘Ik weet wel leukere dingen om te doen dan een moord beramen.’

Ze was zo gaan zitten dat haar rokje amper tot halverwege haar dijen kwam, maar Van In was te diep in gedachten verzonken om er aandacht aan te besteden.

‘Ik zou het wel gedaan hebben.’

‘Ze kon toch niet weten dat je de toren niet zou laten doorzoeken.’

Van In draaide het raampje op een kier en stak een sigaret op. Met Carine was dat geen probleem, want ze rookte zelf.

‘Wil je er ook eentje?’

‘Alleen als jij ze voor me opsteekt.’

Een man vragen of hij een sigaret voor je wil opsteken, kan betekenen dat je openstaat voor intiemere activiteiten.

‘Nee, dat kon ze niet weten, tenzij ze op voorhand een goede schuilplaats had uitgezocht.’

Hij reikte Carine de sigaret aan en onderdrukte een geeuw. Ze nam gulzig een trek.

‘Niet goed geslapen vannacht?’

‘Niet echt, nee.’

‘Problemen met de kinderen?’

Toen het antwoord op die vraag even op zich liet wachten, wist Carine bijna zeker dat hij en madame de juge ruzie hadden gemaakt.

‘Ik sukkel de laatste tijd een beetje met mijn rug’, loog Van In.

Carine legde even haar hand op zijn dij, kneep er zachtjes in en zei: ‘Dat kan ik in een wip verhelpen.’ Het was er een beetje over, maar hij reageerde niet afwijzend. Integendeel.

‘Dat zou ik wel eens willen zien.’

‘Ik ben vrij vanavond. Zin om langs te komen?’

Het werd stil in de wagen. Van In nam korte, zenuwachtige trekjes van zijn sigaret en keek om de haverklap naar buiten. Een tijd geleden had het geen haar gescheeld of hij was met haar naar bed gegaan. Nu was het weer zover. Juridisch gezien zou het geen overspel zijn, want hij was nog niet getrouwd.

Ze reden het dorpsplein op.

‘Zal ik in het café vragen waar de pastoor woont?’

‘Waarom de pastoor?’

‘Ik dacht dat je een kijkje wilde nemen in de kerk.’

De pastoor gaf niet thuis, maar de koster, een gepensioneerde ambtenaar met vooruitstekende tanden en een rattenkop, liet zich na enig aandringen overhalen om de kerk open te maken en hen binnen te laten. Terwijl ze ernaartoe liepen, stak hij een preek af over goddeloze barbaren en perfide ongelovigen, de nakende ondergang van de wereld en de slappe houding van de paus tegenover de leer van onze moeder de Heilige Kerk. Het klonk allemaal heel verward.

‘Doet u dit al lang?’ vroeg Van In toen de spraakwaterval eindelijk ophield.

‘Sst’, deed de koster. ‘Stilte, dit is het huis van God.’

Van In zette een stap terug.

‘Doet u dit al lang?’ fluisterde hij.

Bleek dat Emmanuel Devreese, want zo heette de koster, zijn roomse carrière als misdienaar was begonnen, hij later voorzitter was geworden van het H. Hartgenootschap, om ten slotte het ambt over te nemen van onbezoldigde koster. Hij kende de kerk als zijn broekzak en wees Van In in een minimum van tijd alle plekjes aan waar iemand zich kon verbergen en dat waren er niet veel.

‘Kunnen we vanuit de kerk in de toren?’ vroeg Van In toen de zoektocht in de kerk niets opleverde.

De koster schudde zijn hoofd en ging naar buiten. Van In en Carine volgden hem naar de ingang van de toren aan de zijkant van de kerk.

‘Is hier licht?’ vroeg Van In toen de koster de deur van het hokje onder de trap openmaakte waar Anja zich na de moord op Raes had verstopt.

‘Sst.’

‘Licht’, fluisterde hij.

De koster knikte en maakte Van In met een teken duidelijk dat hij voor licht zou zorgen.

‘Groot licht, kleine lantaarn’, giechelde Carine toen de koster buiten gehoorsafstand was.

‘Sst’, deed Van In.

Ze draaide zich om waardoor haar borsten even langs zijn bovenarm strelen.

‘Sorry.’

Van In reageerde niet. Toch niet met woorden. Zijn lichaam was een en al tinteling. Om niet te vallen voor de bekoring, het was er de plaats niet voor, zette hij de deur van het hok wagenwijd open en stak zijn neus naar binnen.

‘Als dit de geur van wierook is, ben ik een muishond.’

‘Sigaretten?’

‘Ik denk het wel.’

‘Je bent een genie.’

Carine drukte haar lippen vluchtig op zijn wang, waardoor ze Van In zo in de war bracht, dat hij de naderende voetstappen niet hoorde.

‘Stelletje goddelozen’, brieste de koster.

Hij knipte de zaklantaarn aan die hij uit de sacristie had gehaald en richtte de straal op Carine.

‘Sst’, deed Van In. ‘Dit is het huis van God.’

‘Een Duveltje en een witte wijn’, zei Van In toen de uitbaatster van het dorpscafé kwam vragen wat ‘meneer en madam’ wilden drinken.

Het had hem enige overtuigingskracht gekost om de koster te kalmeren, hij had er zelfs mee moeten dreigen de bisschop op de hoogte te brengen van het feit dat een kerkbediende een moordonderzoek probeerde te dwarsbomen, voor hij de toestemming kreeg om het hok te doorzoeken met behulp van de zaklantaarn die tenslotte zijn eigendom niet was, zoals de woedende koster bleef beweren. Uiteindelijk was alles nog goed gekomen en had de koster zich uitgesloofd om een papieren zak te vinden om er de vier sigarettenpeuken in op te bergen die Van In in het hok had aangetroffen.

‘Waarom een papieren zak?’ vroeg Carine.

‘Bewijsstukken die in aanmerking komen voor een DNA-onderzoek dienen in een papieren zak te worden opgeborgen. Wist je dat niet?’

‘Nee, maar ik ben natuurlijk geen genie.’

Een man de indruk geven dat hij meer weet dan jij, is een niet te onderschatten hulpmiddel in een verleidingsproces. En dat wist Carine wel.

‘Zijn jullie hier in verband met de kerel die gisteren van de toren gesprongen is?’ vroeg de uitbaatster terwijl ze de drankjes serveerde.

Plattelandsmensen genieten de kwalijke reputatie stug en terughoudend te zijn. Niets is minder waar, ze zijn nieuwsgierig en voelen zich niet te beroerd een wildvreemde met vragen te bestoken.

‘Ik ben commissaris Van In en dit is Carine Neels, mijn assistente.’

Als dit zijn assistente is, ben ik de koningin van Egypte, Van In kon het bijna van haar gezicht aflezen.

‘Is hij dan toch vermoord zoals sommigen beweren?’

‘Daarover kan ik voorlopig niets kwijt, mevrouw. Het geheim van het onderzoek, moet u weten.’

‘Arme Ida.’

‘Kent u haar?’

‘Natuurlijk ken ik haar. Iedereen in het dorp kent haar’, zei de waardin gespeeld verbaasd.

Ze boog zich een beetje naar voren. De uitdrukking op haar gezicht veranderde van gespeeld verbaasd naar samenzweerderig. Zo reageerden mensen die in kleine gemeenschappen leefden meestal tegenover buitenstaanders als er in hun dorp of gehucht iets gebeurde waarbij een van hen betrokken was. Tegen een buitenstaander kon je immers gezellig anoniem roddelen en hem dingen vertellen die je aan andere dorpsgenoten moeilijk kwijt kon omdat je van hen niet wist tot welk kamp ze behoorden.

‘Raes leefde al jaren in onmin met haar. Sommigen beweren dat het haar schuld was, maar daar geloof ik niets van. Volgens mij was ze veel te goed voor hem. Zelfs als hij haar sloeg, kon ze geen kwaad woord over hem horen. Zoveel hield ze van hem. Weet u hoe we ze noemden toen ze nog verkering hadden?’

Van In trok zijn schouders op en nam een slok van zijn Duvel. Na de zoektocht in het stoffige hok liet het bier een frisse afdronk achter in zijn uitgedroogde mond.

‘Romeo en Julia. Ze konden geen seconde zonder elkaar en wat de rest betreft…’

Ze zwaaide met haar hand. ‘…olala. Die twee hebben er goed van geprofiteerd.’

Carine wierp een sluikse blik naar Van In, maar hij reageerde er niet op. Op haar zestiende had ze ook zoiets meegemaakt met haar kleine prins, een lieve jongen die urenlang de liefde kon bedrijven en nooit rustte voor ze minstens twee keer was klaargekomen.

‘Ze deden het overal, zelfs in de kerktoren.’

‘Dat meent u niet.’

Van In had één keer de liefde bedreven tussen twee rijen bioscoopstoelen en hoewel de bezetting van de zaal karig was, voelde hij de opwinding nog toen hij eraan terugdacht.

‘Als u mij niet gelooft, vraag het dan aan Staf Janssens. Hij heeft hen destijds betrapt.’

De waardin leek er zelf van te genieten. De fonkeling in haar ogen en de manier waarop ze haar lippen bevochtigde, spraken boekdelen.

‘Mag ik nog een Duvel en een witte wijn? En neem zelf ook maar iets’, zei Van In toen het gesprek dreigde stil te vallen.

Xanthippe had Proot meegelokt naar de kamer waar hij en zijn vrouw hun eerste huwelijksnacht hadden doorgebracht en Raes naar de kerktoren waar hij destijds menig mooi moment had beleefd. Feit was dat Xanthippe haar slachtoffers vermoordde op plekken waar ze de liefde hadden bedreven, alsof ze hen voor ze stierven wilde confronteren met de romantische liefde die ze hadden verloochend. Er zat niets anders op dan het echtpaar Van der Weyden hierover te polsen en hen te vragen aan welke locaties zij een goede herinnering hadden overgehouden. Maar toen de waardin hem vijf minuten later ook toevertrouwde dat de vader van Ida vroeger koster was geweest, besloot hij eerst haar nog eens aan de tand te voelen.

Hij trof haar in de volière waar ze bezig was de vogels te voeren. Corkie en Gorkie lagen lui in het gras.

‘Goedemorgen, mevrouw Raes.’

Ze draaide zich om en ze glimlachte toen ze hem herkende.

‘Het zijn goede geesten die terugkeren’, zei ze.

‘Daar ben ik nog niet zo zeker van.’

Van In hield zijn gezicht in de plooi, zodat ze meteen wist dat het geen beleefdheidsbezoek was.

Ze kwam uit de volière, sloot de deur zorgvuldig af en drukte hem en Carine de hand.

‘Mooi weertje vandaag, vindt u niet?’

Ze liep hen voor naar het woonhuis, trok aan de voordeur haar beslijkte schoenen uit en liet hen binnen. Er hing een vreemde stilte in het huis alsof de rust er na al die jaren was teruggekeerd. Op de tafel stond een bos bloemen in een kleurrijke vaas en het rook er anders. Frisser.

‘Gaat u toch zitten. Zal ik een kopje koffie zetten of verkiest u iets anders?’

Ze liep bijna automatisch naar de kast waar wijlen Wim Raes de drankvoorraad bewaarde.

‘Glenfiddich is prima’, zei Van In.

Ze draaide zich half om en keek hem verbaasd aan.

‘Dat u zich dat nog herinnert’, zei ze.

Van In wist niet goed wat hij daarop moest zeggen. Natuurlijk herinnerde hij zich de scène met de fles whisky nog, de boze blik van Wim Raes toen hij de fles in het oog kreeg en de manier waarop hij ze terug in de kast had gezet. Het gebeurt wel vaker dat het kortetermijngeheugen het bij oudere mensen niet meer zo goed doet, maar Ida Raes was nog geen veertig en bij de volière had ze hem onmiddellijk herkend.

‘En u, mevrouw?’

Ze zette de fles en één glas op de salontafel in de veronderstelling dat Carine iets anders zou nemen.

‘Doet u voor mij maar hetzelfde, mevrouw.’

‘Met of zonder cola?’

‘Zonder.’

Carine sloeg haar benen over elkaar en deed alsof ze niet merkte dat Van In haar verbouwereerd aankeek. Boots het gedrag na van degene die je wilt verleiden, de meeste mensen doen het onbewust, zij deed het met opzet.

‘Zit er al schot in de zaak?’

Ida schonk de glazen vol, het tweede had ze snel uit de kast genomen, en kwam bij hen in de salon zitten. Ze droeg nu ook heel andere kleren. Duurdere.

‘Eigenlijk kan ik daarover niets kwijt’, zei Van In terwijl hij van zijn glas nipte.

Ze knikte en vouwde haar handen berustend in haar schoot. Er straalde een innerlijke rust van haar af die niet goed paste bij een vrouw die net haar man was verloren. En toch had de manier waarop ze Van In toelachte iets triests.

‘Er zijn mensen die beweren dat de dorpelingen jullie vroeger Romeo en Julia noemden.’

‘Weten ze dat ook nog?’

‘Ze weten nog veel meer dan dat’, zei Van In. ‘Dat jullie de liefde bedreven in de kerktoren bijvoorbeeld.’

Hij had verwacht dat ze zou tegensputteren of in de aanval zou gaan, maar dat deed ze niet.

Ze zei alleen: ‘Ja, dat was nog eens een heerlijke tijd. U kunt zich niet voorstellen hoe intens we daarboven van elkaar hebben genoten. Bent u ooit al eens op de toren geweest? In de zomer lagen we allebei in ons blootje in de zon met alleen een briesje en zijn handen die me streelden. Zalig was dat.’

Openhartig over seks praten was voor Van In geen probleem, hij deed het zelf ook graag met mensen die hij goed kende, maar voor Ida waren hij en Carine wildvreemden.

‘Als ik het goed begrijp, had u toen een fijne relatie met uw man’, zei hij voorzichtig.

Ida glimlachte bijna beaat.

‘Ik heb altijd een goede relatie met mijn man gehad, commissaris.’

Van In stond sprakeloos. In het dorp beweerden ze dat Ida vaak slaag kreeg van haar man. Hoe kon je nu van iemand houden die je mishandelde?

‘Ik heb het anders gehoord.’

‘Dorpsgeroddel, commissaris. Als ik alles zou noteren wat over ons de ronde doet, dan kon ik er een boek over schrijven.’

‘Tja’, zei Van In.

‘Geloof me, commissaris. Ik heb niets te verbergen. Misschien zijn ze daarom jaloers op ons.’

Blijven doorbomen over hun relatie had geen zin, Ida Raes stond stevig in haar schoenen, zo stevig dat Van In zich afvroeg of hij zich niet in haar had vergist.

‘In dat geval zal ik u niet langer lastigvallen’, zei hij.

‘U valt me helemaal niet lastig.’

Ze glimlachte weer. Van In wierp Carine een veelbetekenende blik toe. Ze stonden allebei gelijktijdig op.

‘Er is nog één ding dat ik u wilde vragen, mevrouw Raes’, zei hij terwijl hij haar aan de voordeur de hand drukte. ‘Kent u soms het echtpaar Van der Weyden? Anja en Lieven Van der Weyden.’

Een moment voelde hij haar hand in de zijne verstijven. Of verbeeldde hij zich weer wat?

‘Nee’, zei ze. ‘Die ken ik niet.’

Toen ze naar de wagen liepen, draaide Van In zich nog één keer om. Ida stak haar hand op en wuifde naar hem. Nooit voordien had hij aan een verhoor zulke tweeslachtige gevoelens overgehouden. Aan de ene kant was hij geneigd haar te geloven, maar als de dorpelingen gelijk hadden en Wim Raes haar destijds mishandelde, was haar reactie onbegrijpelijk. Dan was de lieve vrouw die hem uitwuifde wellicht geslepen en wie weet ook gewetenloos. Toen hij in de wagen daarover naar de mening van Carine vroeg, trad ze hem onmiddellijk bij. Wat ze er niet bij vertelde, was dat ze dat ook zou hebben gedaan als hij iets anders had gezegd.

Toen Van In bij de Van der Weydens aanbelde, maakte Versavel de deur open.

‘Mis je me nu al? Of valt het allemaal nog best mee?’

‘Ik kom niet voor jou, Guido. Wat zouden de mensen denken als ik zei dat ik je mis.’

Van In volgde Versavel naar de woonkamer, met Carine in zijn zog. Anja zat bij het raam dat uitkeek op de tuin. Voor haar stond een fles champagne en een halfvol glas. Ze droeg een jurk zonder mouwen die haar als gegoten zat.

‘Commissaris Van In, wat een gelukkig toeval. We waren net over u aan het kletsen.’

Versavel sloeg de ogen neer. Om de tijd te doden had hij Anja verteld dat Van In op trouwen stond en hoewel het geen geheim was, voelde hij zich toch een beetje gegeneerd dat hij het daarover met haar had gehad.

‘In ieder geval proficiat’, lachte Anja.

‘Komen jullie van Lissewege?’ vroeg Versavel.

‘Ja’, zei Van In.

‘En?’

‘Ik ben er niet veel wijzer van geworden.’

‘Ach zo.’

Versavel knikte en keek onwennig om zich heen. Hij haatte dit soort stiltes. Daarom had hij de hele tijd met mevrouw Van der Weyden zitten kletsen. Hij had haar de ene anekdote na de andere opgedist. Zij had aandachtig zitten luisteren en af en toe gelachen, maar zelf had ze bitter weinig over zichzelf of over haar man verteld. Maar het merkwaardigste was dat ze even had moeten nadenken toen hij haar na een bezoek aan het toilet vroeg waar hij zeep en een handdoek kon vinden. Het was misschien een detail, maar het liet hem niet los.

‘Is meneer Van der Weyden op kantoor?’

‘Nee’, zei Anja. ‘Hij heeft een paar dagen vrij genomen.’

‘Waar is hij nu?’

‘Op zijn boot’, zei Versavel.

Het surveillanceteam dat belast was met de bewaking van Lieven Van der Weyden had een uur geleden gemeld dat Van der Weydens boot was uitgevaren en om instructies gevraagd.

‘Doet hij dat vaak?’

‘Lieven is gek op zeilen’, zei Anja. ‘Soms denk ik wel eens dat hij meer van zijn boot houdt dan van mij.’

‘Dat had u ons eerder moeten vertellen, mevrouw.’

‘Op zee loopt hij toch geen gevaar.’

‘Dat maak ik wel uit.’

Van In mocht er niet aan denken dat Xanthippe met de boot had geknoeid. Hij wenkte Versavel en droeg hem op contact op te nemen met het surveillanceteam. ‘Zeg hen dat ze onmiddellijk moeten terugkeren’, fluisterde hij hem in het oor. Daarna wendde hij zich weer tot Anja.

‘Ik moet u een indiscrete vraag stellen, mevrouw, en ik zou het op prijs stellen als u die eerlijk zou willen beantwoorden.’

Anja hield haar gezicht een beetje schuin en keek hem uitdagend aan.

‘Een indiscrete vraag, commissaris. Wilt u soms weten hoe vaak we het nog doen of zal ik het standje demonstreren dat hem het meest opwindt?’

Ze stak haar kont naar achter. Van In verschoot bijna van kleur. Tegenwoordig praatten vrouwen minstens even openhartig over seks als mannen, in sommige gevallen zelfs een tikkeltje té openhartig. Zo had Van In een tijd geleden in L’Estaminet een gesprek opgevangen tussen twee jonge vrouwen die uitvoerig en hardop over hun masturbatietechnieken aan het fantaseren waren. Tien minuten later was een jongeman die het gesprek ook had zitten volgen

naar het toilet gelopen en het had niet veel gescheeld of Van In had zijn voorbeeld moeten volgen.

‘Ik wil alleen weten of jullie al ooit samen zijn gaan zeilen?’

Haar mond viel bijna open van verbazing.

‘Noemt u dat een indiscrete vraag?’

Van In haalde zijn schouders op. Eigenlijk had hij willen vragen: ‘Hebben jullie vroeger ooit een nummertje gemaakt op de boot?’ maar als ze de vraag ‘Zijn jullie ooit samen gaan zeilen?’ negatief beantwoordde, wist hij voldoende.

‘Ja of nee.’

‘Nee’, zei ze. ‘Ik haat boten.’

‘U bent dus ook nooit aan boord geweest?’

‘Zelfs niet op de werf, zei ze.

‘Dat weet u zeker?’

‘Natuurlijk weet ik dat zeker. Vraag het Be…Lieven maar als u me niet gelooft.’

Mensen die zich opwinden, verspreken zich vaak, zeker als ze liegen. De kleine verspreking was Van In niet ontgaan, de paniek in haar ogen evenmin.

‘Wie is Be…?’

Het duurde maar een halve seconde voor ze antwoordde, maar het was een halve seconde te veel.

‘Beertje’, zei ze. ‘Gewoon een koosnaampje.’

‘Ach zo.’

Het was goed gevonden, maar Van In voelde dat het niet klopte.

‘Wilt u nog iets weten?’

‘Ja’, zei Van In. ‘Ik wil weten aan welke plek waar jullie de liefde bedreven u de mooiste herinnering bewaart?’

Versavel wendde zijn hoofd af Hij en Frank hadden het vier jaar geleden in de trein gedaan toen ze van een concert terugkeerden en nooit voordien had hij meer genoten dan toen.

‘Was dat de indiscrete vraag?’

Van In knikte.

‘Ik beantwoord ze alleen als u me eerst uw verhaal vertelt’, zei ze kordaat.

‘Geen sprake van.’

Anja glimlachte.

‘Quid pro quo’, zei ze.

Of ze had The Silence of the Lambs gezien en ze herinnerde zich de scène in de gevangenis waar Hannibal Lecter van de dienstdoende FBI-agente eist dat hij voor iedere vraag die zij hem stelt er ook een mag stellen, of ze was juridisch geschoold en refereerde aan de juridische uitdrukking die ongeveer hetzelfde betekent.

‘U verkeert niet in de positie om eisen te stellen, mevrouw Van der Weyden.’

‘Heb ik dan een misdaad begaan? Gaat u me arresteren als ik uw vunzige vraag weiger te beantwoorden?’

Ze had natuurlijk gelijk, dus gaf Van In toe.

‘Bij Hannelore thuis op de keukentafel terwijl haar ouders in de woonkamer televisie aan het kijken waren.’

‘Hm.’

Ze trok haar schouders op en haalde diep adem.

‘Mijn man en ik zijn lid van een amateurtoneelgezelschap. Tien jaar geleden moesten we een vrijscène spelen in een stuk over relatieproblemen. Maar in plaats van het te spelen, we lagen toch in bed onder de dekens, deden we het echt. We hebben nooit zoveel lof gekregen als toen.’

‘Ik wist niet dat jullie toneel speelden’, zei Van In.

‘Nu niet meer’, zei Anja.

‘Maar het was in de schouwburg?’

‘Ja’, zei ze. ‘Het was een grote productie.’

‘In dat geval moeten we ervoor zorgen dat uw man daar voorlopig niet meer komt, tot we de moordenaar in de kraag hebben gevat’, zei Van In.

Hoewel het gesprek veel informatie had opgeleverd, hield hij er een slecht gevoel aan over. Een stemmetje in zijn hoofd bleef maar doorzeuren dat er iets mis was.

‘Ze zijn vijf minuten geleden de haven van Blankenberge binnengevaren’, zei Versavel toen Van In hem vroeg hoe het zat met Lieven Van der Weyden.

‘Stuur een team om de boot te onderzoeken’, zei hij. ‘En zeg Van der Weyden dat hij stante pede naar huis moet komen.’

‘Dat zal hij graag horen’, zei Anja.

Net toen Van In zich ongerust begon te maken, het was bijna een uur geleden dat Versavel met Van der Weyden had gesproken, ging de telefoon.

‘Hallo, spreek ik met commissaris Van In?’

Versavel herkende de stem van Bart Saelens, de jonge inspecteur die de toren van Lissewege was afgerend en nu deel uitmaakte van het surveillanceteam dat Van der Weyden moest bewaken.

‘Nee, het is met Guido.’

Versavel kon de zucht van opluchting bijna horen door de telefoon.

‘Er is toch niets misgelopen?’

‘Van der Weyden is spoorloos’, zei Bart Saelens.

‘Jeetje.’

Versavel zei bijna nooit ‘jeetje’, maar als hij het zei, kon je er donder op zeggen er iets ernstigs mis was gelopen. Van In draaide zich met een ruk om en pakte de hoorn van Versavel over.

Toen hij hoorde wat er gebeurd was, trok zijn gezicht wit weg van woede.