Zondag, 16 november 2008
Bodensteins hoofd stond volstrekt niet naar het zoveelste familiefeestje, maar omdat het in kleine kring en bij hen thuis zou worden gevierd, schikte hij zich in zijn lot en zorgde voor de drank. Lorenz werd vijfentwintig; de vorige avond had hij met zijn onafzienbare vriendenkring in een discotheek waarvan hij de eigenaar uit zijn dj-tijd kende tot in de kleine uurtjes gefeest, maar zondagmiddag wilde hij zijn speciale verjaardag wat rustiger in de familiekring vieren. Cosima’s moeder was uit Bad Homburg gekomen. Bodensteins ouders, Quentin met zijn drie dochters – Marie-Louise kon in het restaurant van het slot niet gemist worden – en de moeder van Lorenz’ vriendin Thordis, dierenarts Inka Hansen, maakten het gezelschap compleet. Ze zaten aan een maagdelijk wit gedekte tafel in de eetkamer, die liefdevol met herfstmotieven was versierd. Maître St. Clair had zijn beste medewerkster die dag vrijaf gegeven, en dus stond Rosalie al vroeg in de ochtend, op van de zenuwen, met hoogrode wangen te werken in de keuken, die ze tot verboden gebied had verklaard. Het resultaat was fantastisch. De gebraden ganzenlever met amandelcrème en limoen werd gevolgd door een waterkerssoep met gemarineerde kreeftjes en kwartelei. Bij het hoofdgerecht overtrof Rosalie zichzelf ten slotte: de reerug met erwtenmelange, gevulde knapperige cannelloni en wortel-gemberpuree zouden haar chef niet beter zijn gelukt. De aanwezigen applaudisseerden enthousiast voor de keukenprinses, en Bodenstein nam zijn oudste dochter, die door het werk en de zware verantwoordelijkheid aan het eind van haar krachten was, in zijn armen.
‘Je bent aangenomen,’ grapte hij en kuste haar op haar kruin. ‘Dat was echt geweldig, mijn grote meid.’
‘Dank je, papa,’ zei ze mat. ‘Nu kan ik wel een borrel gebruiken!’
‘Vanwege de bijzondere gelegenheid kun je die krijgen.’ Hij glimlachte. ‘Wie wil er ook...’
‘We hebben liever champagne,’ onderbrak Lorenz hem, en hij knipoogde naar zijn zus. Die schoot het te binnen dat ze iets had afgesproken, en ze verdween als de weerlicht de keuken in, gevolgd door Lorenz en Thordis. Bodenstein ging zitten en wisselde een blik met Cosima. Hij had haar de hele ochtend onopvallend gadegeslagen. Tegen tienen had Rosalie hen vriendelijk maar dringend verzocht het huis te verlaten en daarna waren ze naar de Taunus gereden, om bij het verbazend zachte nazomerweer rond de Glaskopf te wandelen. Cosima gedroeg zich heel normaal, zoals hij het van haar gewend was; tijdens de wandeling had ze zelfs zijn hand vastgehouden. Hij begon meer en meer te twijfelen aan zijn verdenking. Toch had hij het niet aangedurfd haar erop aan te spreken.
Rosalie, Lorenz en Thordis keerden terug naar de eetkamer. Op een dienblad balanceerden ze volle champagneglazen. Ze serveerden er een aan elke gast, zelfs aan de drie nichtjes, jonge tieners die opgewonden zaten te giechelen. Hun strenge moeder was er niet, en Quentin kneep een oogje toe.
‘Beste familieleden,’ nam Lorenz het woord. ‘Thordis en ik willen vandaag van deze dag en de aanwezigheid van de hele familie gebruikmaken, om aan te kondigen dat we gaan trouwen!’
Hij legde zijn arm om Thordis’ schouders, en ze glimlachten tevreden naar elkaar.
‘Maak je geen zorgen, papa,’ zei Lorenz grijnzend tegen zijn vader. ‘We móéten niet trouwen – we willen het gewoon!’
‘Goed gesproken,’ zei Quentin. Stoelen werden verschoven, iedereen kwam overeind om hen te feliciteren. Ook Bodenstein omhelsde zijn zoon en aanstaande schoondochter. De aankondiging van de bruiloft was eigenlijk geen verrassing voor hem; hij was alleen verbaasd dat Lorenz zijn geheim zo goed had bewaard. Hij ving Cosima’s blik op en ging naar haar toe. Ze pinkte een traantje van ontroering uit haar ooghoek weg.
‘Zie je dat,’ zei ze met een glimlach. ‘Ook onze oudste wordt burgerlijk en gaat trouwen.’
‘Hij heeft ons allen lang genoeg in spanning gehouden met zijn avonturen,’ zei Bodenstein. Na zijn eindexamen had Lorenz zich gedurende een eindeloos lijkende periode als dj en met allerlei baantjes bij radio en televisie weten te redden. Bodenstein zou destijds graag zijn gezag hebben laten gelden, maar Cosima was rustig gebleven, want ze was er vast van overtuigd geweest dat Lorenz op een dag zijn ware roeping zou vinden. Inmiddels presenteerde haar zoon bij een grote commerciële radiozender elke dag een drie uur durend programma. Daarnaast verdiende hij ontstellend veel geld als presentator bij gala’s, sportevenementen en andere evenementen in heel Duitsland.
Iedereen ging weer zitten, er heerste een vrolijke, ontspannen stemming. Ook Rosalie bleef in de eetkamer om champagne te drinken.
‘Oliver.’ Bodensteins moeder boog zich naar hem toe. ‘Heb je nog een beetje water voor me?’
‘Ja, natuurlijk.’ Hij schoof zijn stoel achteruit, stond op en liep door de keuken, die zijn vlijtige dochter al aardig aan kant had, naar de voorraadkamer, waar hij twee flessen mineraalwater uit een krat pakte. Op dat moment gaf een mobieltje in een van de jassen die naast de deur naar de garage aan de kapstok hingen, een sms-signaal. Bodenstein kende dat geluid. Het was Cosima’s telefoon! Hij stond in tweestrijd, maar ditmaal kreeg zijn argwaan de overhand. Snel klemde hij een van de flessen onder zijn arm en doorzocht met een hand de zakken van de jas die ze vandaag had gedragen. Hij vond de gsm in de binnenzak, klapte hem open en opende de sms. Schat van me, ik denk de hele dag aan je! Morgen lunch? Zelfde tijd, zelfde plek? Ik kijk ernaar uit! De letters op het schermpje werden wazig, zijn knieën knikten. De ontgoocheling trof hem als een klap in zijn maag. Hoe kon ze zich zo van den domme houden, naar hem glimlachen en hand in hand met hem rond de Glaskopf lopen? Cosima zou merken dat iemand de sms had gelezen, want het brieficoontje was nu verdwenen. Hij wenste bijna dat ze hem erop zou aanspreken. Hij stopte de telefoon weer in haar jas, wachtte tot zijn hartslag weer normaal was en liep terug naar de eetkamer. Cosima zat met Sophia op haar schoot te lachen en grapjes te maken alsof er niets aan de hand was. Het liefst had hij haar ten overstaan van alle aanwezigen ter verantwoording geroepen en haar gezegd dat er in haar mobieltje een bericht van haar minnaar op haar wachtte, maar toen viel zijn blik op Lorenz, Thordis en Rosalie. Het zou egoïstisch en onverantwoordelijk zijn die mooie dag met zijn verdenking, die nog lang niet was bewezen, te bederven. Het enige wat hem restte was ondanks alles mooi weer te blijven spelen.
*
Tobias opende moeizaam zijn ogen en kreunde. Hij had barstende hoofdpijn, en zodra hij zich bewoog werd hij weer misselijk. Hij boog zich kokhalzend over de rand van het bed en gaf over in de emmer die iemand had neergezet. Het braaksel stonk weerzinwekkend naar gal. Hij liet zich weer achterover zakken en veegde met zijn hand over zijn mond. Zijn tong was beslagen, zijn hoofd bleef maar doormalen. Wat was er gebeurd? Hoe was hij thuisgekomen? Allerlei beelden spookten door zijn benevelde geest. Hij herinnerde zich Jörg en Felix en andere oude vrienden, de garage, de Red Bull met wodka. Er waren ook een paar meisjes geweest, die hem voortdurend opvallend onopvallende blikken hadden toegeworpen, en hadden gefluisterd en gegiecheld. Hij voelde zich als een aap in een dierentuin. Wanneer was dat geweest? Hoe laat was het nu?
Met veel moeite slaagde hij erin te gaan zitten en zijn benen over de rand van het bed te tillen. De kamer draaide voor zijn ogen. Amelie was er ook geweest – of was hij in de war met iemand anders? Tobias ging staan, zocht steun tegen het schuine dak en strompelde naar de deur, opende die en bewoog zich tastend door de gang. Zo’n kater had hij nog nooit gehad! In de badkamer moest hij gaan zitten om te plassen, anders zou hij zijn omgevallen. Zijn T-shirt stonk naar sigarettenrook, zweet en braaksel. Walgelijk. Hij kwam overeind van de wc en schrok, toen hij zijn gezicht in de spiegel zag. De bloeduitstortingen rond zijn ogen waren naar beneden gezakt, zodat hij geel-paarse vlekken op zijn bleke, ongeschoren wangen had. Hij leek wel een zombie, en zo voelde hij zich ook. Voetstappen op de gang, er werd op de deur geklopt.
‘Tobias?’ Dat was zijn vader.
‘Ja, kom maar binnen.’ Hij draaide de kraan open, liet koud water in de holte van zijn handen lopen en dronk een paar slokken. Het smaakte weerzinwekkend. De deur ging open. Zijn vader nam hem bezorgd op.
‘Hoe gaat het?’
Tobias ging weer op de wc-bril zitten. ‘Belabberd.’ Met bovenmenselijke inspanning slaagde hij erin zijn loodzware hoofd op te tillen. Hij probeerde zijn vader aan te kijken, maar zijn ogen draaiden keer op keer weg. Nu eens was alles heel dichtbij, dan weer ver weg. ‘Hoe laat is het?’
‘Half vier, zondagmiddag.’
‘O god.’ Tobias krabde zich op zijn hoofd. ‘Ik kan helemaal niets meer hebben.’
Zijn herinnering kwam terug, gedeeltelijk tenminste: Nadja was bij hem geweest, verderop bij de bosrand, ze hadden gepraat. Daarna had Nadja hem naar huis gereden, omdat ze dringend naar het vliegveld moest. Maar wat had hij toen gedaan? Jörg. Felix. De garage. Sloten alcohol. Meisjes bij de vleet. Hij had zich niet lekker gevoeld. Waarom niet? Waarom was hij er eigenlijk naartoe gegaan?
‘De vader van Amelie Fröhlich heeft daarnet gebeld,’ zei zijn vader juist. Amelie! Daar was iets mee. O ja! Ze had hem iets belangrijks willen vertellen, maar toen was Nadja verschenen, en Amelie was ervandoor gegaan.
‘Ze is gisteravond niet naar huis gekomen.’ De stem van zijn vader had een ernstige ondertoon, en hij spitste zijn oren. ‘Haar ouders maken zich zorgen, ze willen de politie waarschuwen.’
Tobias staarde zijn vader aan. Het duurde even voor hij het snapte. Amelie was niet thuisgekomen. En hij had alcohol gedronken, heel veel alcohol. Precies zoals toen. Zijn hart kromp ineen.
‘Je... je gelooft toch niet dat ik er wat mee te...’ Hij stokte en slikte.
‘Mevrouw Lauterbach heeft je gisternacht naast de bushalte voor de kerk gevonden, toen ze van een spoedgeval terugkwam. Het was half twee. Zij was het die je naar huis heeft gebracht. We hebben je met veel moeite uit de auto je kamer in gekregen. En je had het steeds over Amelie...’
Tobias sloot zijn ogen en verborg zijn gezicht in zijn handen. Wanhopig probeerde hij zich iets te herinneren. Maar er was... niets. De vrienden in de garage, de giechelende, fluisterende meisjes. Was Amelie daar ook geweest? Nee. Of toch? Nee. Alsjeblieft niet. Alsjeblieft, alsjeblieft niet.