HOOFDSTUK VI

 

In het vijandelijke kamp

 

 

 

De toestand was zo rustig, dat het bijna onwezenlijk leek. De barricades waren slechts voor de helft bezet. Degenen, die op hun posten lagen, praatten zachtjes met elkaar. De overige mannen bevonden zich bij de kreek, niet te ver van de stellingen verwijderd, zodat ze elk moment weer naar hun dekkingen konden komen.

Toch was de situatie minder rooskleurig als zij zich liet aanzien. De Comanches hadden het terreingedeelte om en onder de brug volledig afgesloten. Er kon geen man in of uit. Buffalo Bill had die middag geprobeerd met de trein naar Pueblo te komen, de dichtstbijzijnde stad. Doch de spoorweg bleek te worden bewaakt. De locomotief werd onder vuur genomen met enkele geweren, die de Comanches op de Pina’s hadden buitgemaakt. Onverrichter zake moest Cody terugkeren.

De Pina’s waren eveneens op hun posten gebleven. Cody had hen éénmaal opgezocht. Zittende Beer vertelde hem, dat hij enkele patrouilles had uitgezonden. Zij hadden ontdekt, dat de Comanches een groot tentenkamp hadden opgeslagen aan de voet van het Gowalgebergte, ongeveer een mijl naar het zuiden. Van daar af beheersten zij de gehele omgeving. Doch het had er alle schijn van, dat ze de eerstkomende dagen geen nieuwe aanval op de brug zouden wagen.

„Wat zijn ze dan van plan?” vroeg Buffalo Bill.

„Dat weet de grote Kumutah,” antwoordde Zittende Beer. „Wij zullen voorlopig wachten. Wanneer de gelegenheid zich voordoet, zullen wij zelf in de aanval gaan!”

Met deze vage mededeling moest Buffalo Bill het voorlopig doen.

Toen hij in het kamp van de blanken terugkwam, was Dok Hardy aan het werk met het verbinden van de gewonden. Er waren niet veel mannen gewond, zodat Hardy het kalm aan kon doen. Scot Oliver maakte hem echter het leven zuur! Oliver deed niets liever dan Hardy zo veel mogelijk plagen. Tenslotte werd Hardy zo kwaad, dat hij Oliver een schop gaf, waarop Scot Oliver schreeuwend zijn geweer pakte.

„Ophouden!” riep Cody.

„Hij heeft me getrapt!” kermde Scot Oliver. „Die lelijke kwakzalver heeft het gewaagd mij, Oliver Maclnvernesh uit de Clan Maclnvernesh Coal, een schop te geven! Moet ik dat dan nemen? Dat eist wraak! Uit de weg! Ik zal..

„Jij zult met me meegaan, Scot,” sprak Buffalo Bill lachend. „We gaan een leuk tochtje maken, net iets voor jou.”

Scot Oliver was een en al oor. Plots scheen hij Dok Hardy geheel en al vergeten te zijn.

„We gaan kijken, wat de Comanches van plan zijn,” sprak Cody. „Zittende Beer kon me niet veel vertellen. We zullen zelf voor de nodige inlichtingen moeten zorgen.”

„Best,” gromde Scot Oliver. „Dan hoef ik tenminste niet langer in het gezelschap te verkeren van die medicijnman, daarzo!”

Hij wees met de duim naar Dok Hardy, die met zijn Indiaanse toverkunsten de wonde behandelde van O’Hara.

Hoewel Tony O’Hara niet geloofde aan de toverkunsten van welke Indianenstam dan ook, liet hij Hardy kalm begaan. Ondanks alle hocus-pocus, waarmee de handelingen van Hardy gepaard gingen, wist het merkwaardige kereltje wel degelijk goede resultaten te behalen. Merkwaardig genoeg was Hardy er heilig van overtuigd, dat hij alleen succes kon boeken, wanneer hij alle ceremonies verrichtte, die zijn heidense leermeester hem had bijgebracht. Zo streek hij eerst met een oude paardehoef tweemaal over de schouder van O’Hara, alvorens de nog open wonde te begieten met ,wonderwater’. Cody had ontdekt, dat het ,wonder-water’ was samengesteld uit gekookt water, een weinig as van verbrand hout, enkele druppels muskaatolie en een flinke hoeveelheid pure whisky! En juist de whisky ontsmette de wond. De rest van het .wonderwater’ kon geen kwaad. Hardy zelf was ervan overtuigd, dat de medicijn de wondkoorts alleen zou verdrijven, wanneer zij op de wonde werd gegoten onder het uitspreken van enkele magische formules en nadat de schouders waren bewerkt met een oude paardehoef! Zo had het hem zijn Indiaanse leermeester immers geleerd!

„Ik blijf erbij, dat-ie gek is,” mompelde Scot Oliver, die een beetje jaloers was op Hardy, omdat deze hem enkele maanden geleden eens verslagen had tijdens een schietwedstrijd.

„Zolang hij de wonden geneest van mijn mannen, mag hij zo gek doen als-ie wil,” antwoordde Buffalo Bill. „Kom nou maar mee. We gaan ons klaarmaken.”

„Wie gaat er nog meer mee?”

„De Kid. Ik wil hem bij me hebben. We kunnen op hem rekenen, als het erop aan komt.”

„Ja, dat ik heb ik vanmorgen gezien,” antwoordde Scot Oliver.

„Het zal hem geen tweede maal overkomen,’ ’zei Cody.

„Oh ... Kon ik het maar geloven. Maar goed . . . mij best. Jij wilt met alle geweld een vader zijn voor de Kid. Ga je gang!”

Ze liepen naar Flint om hem te vertellen, wat ze van plan waren.

„Naar de Comanches?” vroeg Flint geschrokken. „Man ... je weet niet wat je doet!”

„Het zal hem geen tweede maal overkomen,” zei Cody. „Het is noodzakelijk, dat we daarginds ’ns een kijkje gaan nemen. Waar is Kid Cardouche?”

„Op de brug. Ik heb hem op de uitkijk gezet, samen met Dan Blocking.”

„Ook dat nog,” bromde Flint.

Enkele minuten later kwam de Kid aanlopen. Buffalo Bill bekeek hem goedkeurend. Hij wilde de Kid niet alleen bij zich hebben omdat hij zich een vader voor de jongen voelde. Cobby Cardouche had een goede opleiding gehad als jager, een betere opleiding dan wie ook! Voor wat betreft de blanke verdedigers van de brug stak hij iedereen de loef af op het punt van besluiping.

Cody vertelde hem wat de bedoeling was.

„Het gaat er niet alleen om te ontdekken, wat zij van plan zijn,” sprak hij. „We moeten ook te weten zien te komen, waarom zij hier zijn, waarom zij tegen de Pina’s en tegen ons zijn opgetrokken! We moeten de oorzaak van hun bedoelingen weten! Daarom gaan we hun een bezoekje brengen, Kid.”

„All right,” zei de Kid. Hij voelde zich niet bijzonder zenuwachtig. In het open veld voelde hij zich beter thuis dan in de beslotenheid van de twee hoge rotsmuren, waar hij gedwongen was stil te zitten. Reeds verschillende malen had hij onder leiding van Cody een besluiping van een vijandelijk kamp verricht.

„Hopelijk hebben we meer geluk dan gisteren,” zei Scot Oliver. „Ik ben benieuwd, of ze weer ’n groot vuur hebben aangelegd. Als het zo is, keer ik meteen om! ’n Ezel stoot zich maar één keer aan dezelfde steen.”

„Ik wist niet, dat je ’n ezel bent,” sprak de Kid grijnzend.

„Jij moet je brutale bek houden, kleintje!” snauwde Scot Oliver. „Eerbied voor de ouderdom is er tegenwoordig niet meer bij! Ik zeg, dat ’t schandalig is! Gaan we nou nog ooit?”

„Kalm aan, Scot,” lachte Cody. „We moeten wachten tot het donker is.”

Scot Oliver had een geruite broek aangetrokken. De afgelopen middag had hij urenlang geklaagd over het feit, dat hij geen kilt meer bezat. Zodra de strijd achter de rug was, zou hij in Pueblo een lap stof kopen om een nieuwe rok te fabriceren.

Bij een klein kampvuurtje aten en dronken ze. Ze wisten niet, hoe lang ze het zonder eten of drinken zouden moeten stellen. Het was best mogelijk, dat ze de komende nacht niet naar de brug zouden kunnen terugkeren. Als ze niet voor het aanbreken van de dag gereed zouden komen met hun verkenning, zouden ze in het terrein moeten blijven, zich verschuilend voor de Comanches. Het was bij daglicht te gevaarlijk om naar de brug terug te gaan.

Toen het donker begon te worden, smeerden ze hun gezichten en handen in met modder. Hun lichte huidskleur zou hen gemakkelijk kunnen verraden. Even later werden ze uitgeleide gedaan door Flint. Samuel Flint ging met hen mee tot ze de linie van de Pina’s bereikt hadden. Het kostte even tijd Zittende Beer te vinden. Het stamhoofd moest weten, dat er een patrouille van drie man werd uitgezonden. Wanneer de Pina’s van dat feit onkundig waren, zouden ze de drie mannen misschien aanzien voor vijanden, wanneer ze terug zouden komen. De gevolgen daarvan zouden fataal zijn!

Zittende Beer ontving hen vóór zijn tent. Hij was de enige Pina, die een tent had opgezet, een kleine wigwam, die gemakkelijk op zijn mustang kon worden meegevoerd.

„Heeft ook mijn rode broeder nog verkenners uitgezonden?” vroeg Cody.

Zittende Beer knikte. Hij antwoordde:

„Zesmaal heb ik krijgers uitgestuurd om te ontdekken, waar de Comanches verblijven en wat zij van plan zijn. Zoals mijn broeder weet, hebben zij gezien waar de Comanches hun tenten hebben neergezet. De bedoelingen van de honden zijn echter niet duidelijk geworden. De honden hebben de neus van de jakhals en de ogen van de gier. Ik moet mijn broeder waarschuwen. Hij is dapper, doch hij moet de voorzichtigheid in acht nemen. De jakhalzen of de gieren zouden hem kunnen zien!”

Buffalo Bill begreep maar al te goed, wat Zittende Beer hem in bedekte termen duidelijk wilde maken. De Pina’s waren stuk voor stuk door de Comanches ontdekt. Misschien waren enkelen van hen zelfs gevangen genomen of gedood.

„Wij zullen moeten presteren, wat de Pina’s niet klaar speelden,” sprak Cody tot Scot Oliver en de Kid, toen ze weer alleen waren.

„Ik heb zo’n idee, dat het ’n moeilijk karwei wordt,” zei Scot Oliver.

„Je moet niet zo pessimistisch zijn,” antwoordde Buffalo Bill. „Het is niet de eerste keer, dat we Indianen besluipen.”

„Nee, dat klopt,” mompelde Oliver. „Ik herinner me, dat we even geleden ’ns geprobeerd hebben een bivak van de Comanches te besluipen. Weet je nog, hoe ze ons bijna te grazen hadden? Of ben je dat alweer vergeten?”

„Is het werkelijk niet te gewaagd?” vroeg de Kid, onrustig geworden door de uitlatingen van Scot Oliver.

„Gewaagd of niet gewaagd, we zullen het proberen,” antwoordde Cody. „En laten we maar niet te lang wachten, want we hebben onze tijd hard nodig.”

Onder geleide van een Pina-krijger liepen ze gebukt naar de voorste linie. Daar liet de Indiaan hen alleen.

„Op je buik,” zei Cody. „Van nu af aan wordt er niet meer gesproken. Volg mij.”

Buffalo Bill wilde zo weinig mogelijk risico lopen ontdekt te worden. Daarom had hij bevel gegeven van het begin af aan zo dicht mogelijk bij de grond te blijven.

Met hun buik schoven ze over de harde bodem naar voren. Het ging zeer langzaam, te meer omdat ze erop verdacht moesten zijn geen enkele struik in beroering te brengen. Het was zo goed als zeker, dat overal in het terrein Comanches lagen, die de linie van de Pina’s in het oog hielden.

Telkens bleef Cody even liggen, scherp om zich heen speurend. Soms luisterde hij minutenlang naar een geluid. Dan ging hij weer verder. Scot Oliver kroop vlak achter hem aan. Wanneer ze een Comanche op hun pad vonden, zouden ze de krijger met hun tweeën aangrijpen.

De Kid bleef enkele meters achter Scot Oliver, zoals Buffalo Bill hem gezegd had. Hij schramde zijn handen aan een paar lage distels, wat hem veel pijn bezorgde. De grond was begroeid met ruig gras, doornige struikjes en bezaaid met steenslag, wat het voortgaan erg moeilijk maakte. Gelukkig ontmoetten ze geen wachtposten, nog niet, tenminste.

De Kid was niet bang. Hij had dit werk reeds eerder gedaan en hij wist, dat het pas werkelijk gevaarlijk zou worden zodra ze in de buurt van het vijandelijke kampement waren.

Na een uur hielden ze een korte rust. Er werd niet gesproken. Hoewel ze er hun gemak van namen, bleven ze waakzaam.

Plots stootte Buffalo Bill de Kid aan. Hij wees recht voor hen uit. De Kid hoorde of zag niets. Doch Scot Oliver had begrepen wat Cody hen duidelijk wilde maken. Hij knikte. De Kid zag, dat zijn ogen glansden. Scherp keek Cobby uit. Nu bemerkte ook hij, wat Cody’s aandacht getrokken had. Hij zag een schim, onmiskenbaar een Indiaan, die voor hen langs liep, half gebogen.

Heel langzaam richtte de Kid zijn revolver op de krijger. Hoewel Buffalo Bill gezegd had dat ze slechts in uiterste noodzaak van hun vuurwapens gebruik mochten maken, hield de Kid zijn revolver gereed. Wie weet, hoe snel de uiterste noodzaak zich zou voordoen.

Eensklaps was de schim verdwenen. Doch meteen daarna vertoonde zich een volgende gestalte, weer een Indiaan, die zich van hen verwijderde.

Klaarblijkelijk hadden ze te doen met een wachtpost, die zojuist was afgelost.

Cody bleef stil liggen. Ze konden twee dingen doen. Op de eerste plaats konden ze proberen de wachtpost te omtrekken. Op de tweede plaats konden ze trachten hem te overmeesteren. Dat zou de minste tijd kosten. Maar daartegenover zouden de Comanches gewaarschuwd kunnen worden. In elk geval zouden zij vroeg of laat ontdekken, dat een van de krijgers was overvallen en dat er zich dus vijanden in hun omgeving moesten bevinden.

Cody maakte een handgebaar waarmee hij duidelijk maakte, dat ze een omweg moesten maken. De Kid en Scot Oliver maakten zich reeds klaar om Cody te volgen. Maar voorlopig kwam het niet zover. Voordat Buffalo Bill een centimeter gevorderd was dook er plots opnieuw een gestalte op, rechts van hen, nauwelijks vijftien yards van hen vandaan.

„Weer een wachtpost. .schoot het door Cobby’s hoofd.

Hij voelde zich eensklaps ingesloten door vijanden. Hoogstwaarschijnlijk bevond er zich ook aan hun linkerzijde een krijger. Kennelijk lagen ze tegenover een gesloten linie van Comanches . . .

Ze wachtten, tot de afgeloste krijger zich verwijderd had.

Dan maakte Cody opnieuw een handgebaar. Hij wees met de duim naar de grond. Een van de Comanches moest buiten gevecht worden gesteld.

Scot Oliver knikte. Hij tikte met zijn vinger op de borst, aldus vragend of hij mee moest gaan. Doch Buffalo Bill schudde het hoofd. Cody ging het karwei alleen opknappen.

De Kid zag hem wegschuiven.

Angstig wachtte hij af. Scot Oliver pakte zijn geweer. Als het mis ging, zouden ze zich schietend een uitweg moeten banen.

De schim van Cody was verdwenen. Het bleef stil. Er stond geen zuchtje wind. Gelukkig was het geen maanlichte nacht.

Er verstreken enkele minuten. Nog steeds was Buffalo Bill niet teruggekeerd.

Over de vizierkorrel keek de Kid naar de plaats, waar zich de vijandelijke Indiaan moest bevinden. Waar zou Cody nu liggen? Als het tot een gevecht kwam, zou de Comanche zich zo goed als zeker oprichten. De Kid zou moeten schieten! Hij verwachtte de gestalte van de krijger elk moment voor zijn loop te krijgen. Maar er gebeurde niets.

Plotseling schrok hij, toen hij een zacht geritsel hoorde. Dan zag hij, dat het geritsel veroorzaakt was door Cody, die zich weer bij hen voegde. Als een ratelslang kwam hij naderbij gekropen. Met een kalm gebaar nam hij het geweer op, dat hij zoëven had achtergelaten. Hij knikte.

De Kid had zin om luid te schreeuwen van blijdschap. Cody was erin geslaagd de Comanche volkomen geruisloos onschadelijk te maken! Zelfs Scot Oliver had niets gehoord.

Cody wenkte hen.

Ze begonnen weer te kruipen. Ze gingen nu iets sneller voorwaarts, omdat ze wisten dat ze vooreerst geen schildwachten meer tegen gouden komen. Reeds na enkele minuten bereikten ze de plek, waar Cody de Comanche had overvallen. De Kid sloop vlak langs de krijger heen. Met zijn hand kon hij het gelaat van de Comanche beroeren. Hij zag de tanden van de Indiaan, wiens mond geopend was. Cody had hem bewusteloos geslagen, zonder hem te boeien. Boeien had immers geen zin. De man zou er zeker in slagen zijn medekrijgers te waarschuwen, wanneer hij weer bij kennis was, ondanks zijn boeien.

De Kid huiverde even. De Comanche was een jonge krijger, misschien niet eens zo oud als de Kid. Aan zijn gordel hingen echter drie scalpen, waaronder een blonde, afkomstig van een overwonnen blanke.

Cody gaf de Kid echter niet de tijd om de scalpen beter te bekijken. Hij wilde zo snel mogelijk verder, nu ze niet meer zo bevreesd hoefden te zijn voor wachtposten. Na een half uurtje namen ze opnieuw een korte rust, waarbij Cody enkele woorden sprak. Fluisterend zei hij:

„We kunnen te voet verder gaan. Vlak voor ons ligt een bosje van laag hakhout. Daarachter begint .het gebergte. We hebben daarginds voldoende dekking.”

„Okay,” siste Scot Oliver.

„Stil... niet meer praten dan strikt noodzakelijk is. Volgen! Iets verder van elkaar blijven.”

Cody ging rechtop staan, keek minutenlang om zich heen en beduidde de anderen eveneens omhoog te komen.

Even later liepen ze in gebukte houding naar het bosje, dat Cody zoëven had bedoeld. Ze bleven tien meter van elkaar verwijderd, zodat ze elkaar nog maar nauwelijks konden zien. Wanneer ze te dicht bijeen bleven, zouden ze makkelijker herkenbaar zijn. Afzonderlijk staken ze minder af.

Weldra hadden ze het bosje bereikt. Cody snoof de lucht op. Als er in de buurt een vuur was ontstoken, zou hij misschien de rook kunnen ruiken. Doch hij schudde het hoofd.

Ze doorkruisten het bosje, wat minder gemakkelijk ging dan ze verwacht hadden. De struiken en boompjes stonden dicht op elkaar. Toch mochten ze geen geruis of geritsel veroorzaken. Op een gegeven ogenblik kwamen ze zelfs minder snel vooruit dan toen ze door het open terrein kropen.

Na een half uur hadden ze niettemin het bosje achter zich liggen. Maar nog steeds was er geen spoor van een bivak te zien. Toch moesten de Comanches bij het gebergte liggen, dat massief voor de drie blanken omhoog rees. Tussen het bosje en het gebergte lag een grote, open vlakte, volkomen glad!

„We gaan er dwars overheen,” fluisterde Buffalo Bill. „Het kan nu eenmaal niet anders. We moeten weer tegen de grond, mannen. Maar we hoeven niet op onze buik verder te gaan. We kruipen op onze knieën. Come on!”

Ze lieten zich weer op de grond zakken.

De Kid nam elke plek van het gebergte in ogenschouw. Spoedig moesten ze een vuurtje zien. Volgens de Pina’s hadden de Comanches hun bivak aan de voet van het gebergte opgeslagen. Zo goed als zeker zouden ze een vuur hebben aangelegd, dat weliswaar zou zijn afgedekt, doch dat vroeg of laat vanuit het open terreingedeelte te zien moest zijn.

Toen ze zich midden in de open vlakte bevonden, kreeg de Kid plotseling het vuur in het oog! Het lag helemaal rechts van hen. Met een sissend geluid stelde hij Cody en Scot Oliver in kennis van zijn ontdekking. Ze bleven liggen. Buffalo Bill lachte geluidloos. Zacht sprak hij:

„Well. .. het eerste doel hebben we bereikt! Maar nou begint het pas. We gaan naar dat vuur!”

De Kid voelde zich allesbehalve prettig. Cody wilde weten, wat de Comanches van plan waren. Dat hield in, dat ze de vijand zo dicht zouden moeten naderen, dat ze konden horen wat er gezegd werd!

„Proberen we meteen hun bivak binnen te dringen?” vroeg Oliver fluisterend. „Of zullen we eerst de omgeving verkennen?”

„Nee, daarvoor hebben we te weinig tijd. Maar wel zullen we een omweg maken, zodat we het bivak vanuit het zuiden naderen. In hun rug zullen ze zich niet gedekt hebben. Ze verwachten de vijand immers vanuit het noorden.” „Okay,” mompelde Oliver. „Vooruit dan maar weer!” Verder ging het.

Het vuurtje bood hun een goed oriëntatiepunt. Toch waren ze gedwongen nog behoedzamer te werk te gaan dan tijdens het eerste gedeelte van hun tocht. Nu ze zich zo dicht bij het kamp der Comanches bevonden was het niet denkbeeldig, dat ze toevallig op een rondtrekkende patrouille zouden stuiten. Doch ze hadden geluk. Slechts éénmaal moesten ze doodstil blijven liggen, toen ze ’n ruiter voorbij zagen trekken, een Comanche die op verkenning was en in een wijde boog om hen heen trok.

Nog steeds konden ze het vuur zien. Het lag nu aan hun rechterzijde. Steeds dichter naderden ze het gebergte. Het terrein begon te stijgen. Er lagen nu meer rotsblokken. Na een kwartier konden ze weer overeind komen, omdat ze de steenklompen als dekking konden gebruiken.

Toen ze zich eenmaal in het gebergte bevonden, konden ze nog sneller vooruitkomen. Er groeiden veel bomen. Soms moesten ze klimmen, waarbij het onvermijdelijk was dat ze af en toe enig geluid maakten. Telkens bleven ze zitten, als er weer een steentje naar beneden rolde. De Kid voelde zijn hart in zijn keel kloppen.

Doch ze werden niet opgemerkt. Een groot gedeelte van de stam moest zich in het voorterrein bevinden, terwijl anderzijds veel krijgers moesten slapen, om nieuwe krachten op te doen. Daarom bevonden er zich weinig of geen Comanches in de onmiddellijke omgeving van het kamp.

Het drietal was inmiddels aangeland voor een dal, dat aan drie zijden werd omsloten door kale rotsen. Om het kampement te bereiken, moesten ze door het dal trekken. Het was niet mogelijk om langs de wanden voort te sluipen. Dat zou bovendien te veel tijd gekost hebben. Overigens was het dal begroeid met veel struikgewas, zodat ze niet bevreesd hoefden te zijn voor ontdekking.

Zoals gewoonlijk ging Buffalo Bill ook nu weer voorop. Langzaam klauterde hij langs de rotswand naar beneden. Ze konden het kampvuur nu duidelijk zien. Het kon hooguit nog slechts enkele honderden yards van hen verwijderd zijn. Het duurde tamelijk lang, voordat ze in het dal waren.

Cody wenkte hen, ten teken dat ze hem moesten volgen.

Bijna rechtop lopend doorkruisten ze het dal, een soort ketel in het gebergte.

Toen ze zich precies in het midden van de ketel bevonden, hoorden ze eensklaps hoefgetrappel. Tegelijkertijd bleven ze staan, alsof ze plotseling bevroren waren. Het hoefgetrappel kwam naderbij. Nu hoorden ze ook stemmen. Het moest een groepje Comanches zijn, dat naderbij kwam.

„Dekken,” siste Cody. „We gaan pas verder, als ze gepasseerd zijn.”

Langzaam lieten zij zich zakken, ervoor zorgend dat ze geen abrupte bewegingen maakten. Er was dekking genoeg. Waar ze zich bevonden stond veel laag kreupelhout, waarin ze zich geheel konden verschuilen.

De Kid keek naar de uitgang van de ketel, een ruimte van hooguit twintig yards, aan weerszijden afgesloten door hoge rotsen. Hij zag het groepje verschijnen, vijf donkere silhouetten. Waarschijnlijk was het een patrouille, die zojuist van een verkenning in het achterland was teruggekeerd. De Indianen bleven staan.

De Kid hoorde hen zorgeloos praten. Een van hen lachte zelfs. Cobby sprak in stilte:

„Ga verder ... Weg jullie ...”

Tot zijn ontsteltenis wees een der Comanches plotseling naar het dal. Automatisch gleed de hand van de Kid naar zijn revolver. Hij was er een ogenblik absoluut zeker van, dat de Comanches wisten van de aanwezigheid der drie blanken in het dal...

Maar nee... De Indianen praatten op ongedwongen toon. Ze schenen zich al bij al van geen enkel gevaar bewust te zijn.

Toch ontstelde de Kid opnieuw, toen het groepje het dal in kwam. Ze reden naar de struiken, waarin de drie blanken zich verborgen hadden.

De Kid had zijn revolver getrokken en spande de haan. Hij voelde zich koud worden. Het zou op een gevecht uitdraaien. Ze zouden zich een uitweg naar de opening moeten schieten. Maar hoe moesten ze zich daarna in veiligheid stellen, vlak bij het hol van de leeuw?

Tot zijn verwondering reden de Comanches om het kreupelhout heen ... Wat waren ze van plan?

Een van de mustangs kwam zo dicht bij de struiken, dat de Kid bijna zijn voet terugtrok uit vrees, dat het dier op zijn schoen zou trappen. Inwendig barstte hij uit in een vreugdegehuil, toen de Comanches verder reden, zonder zich om het hakhout te bekommeren. Doch zijn vreugde was van korte duur. Het groepje kwam tot stilstand. Een van de Comanches stapte af, keek even om zich heen en schreeuwde iets in een onverstaanbaar dialect. Ook de anderen stapten af. En voordat de Kid zich goed realiseerde wat zij van plan waren, hurkte een van de Indianen reeds neer en begon vuur te maken. . . Met angst in zijn hart werd de Kid er zich van bewust, dat de Comanches hier de nacht zouden doorbrengen... Het dal leende zich uitstekend voor het opslaan van een voorlopig bivak! Er moesten in het kampement niet voldoende tenten voorhanden zijn om elke Comanche een onderdak te bezorgen . . . De uitgezonden patrouilles sliepen in het open veld ...

De Kid bleef doodstil liggen, zijn revolver nog steeds in de aanslag. Een van de roodhuiden had de mustangs verderop gestald. De ander was bezig met een flink stuk vlees.

De Kid werd steeds wanhopiger. Ze konden hier niet de hele nacht blijven liggen ... Ze moesten weg ... Maar daartoe zouden ze nooit de kans krijgen, want de Comanches zouden zo goed als zeker een wachtpost aanwijzen, die het hele dal nauwlettend zou bespieden, terwijl de anderen sliepen ...

De Kid wendde langzaam het hoofd om. Vaag kon hij de laars van Buffalo Bill zien, die enkele meters verderop in het struikgewas lag, doodstil alsof hij getroffen was door een kogel. Hij lag met zijn rug naar de Comanches gekeerd, zodat hij niet kon zien wat er gebeurde. De Kid had er geen idee van, waar Scot Oliver precies lag. Ze moesten overleg plegen. Maar hoe... ? Het was levensgevaarlijk naar .elkaar toe te kruipen! Met kloppend hart bleef de Kid liggen.

Het duurde niet lang of hij rook de heerlijke lucht van een stuk wildbraad. Even later zaten de vijf Comanches rond het kleine kampvuurtje te eten. Ze hadden zelfs de moeite niet genomen het vuur enigszins af te dekken. Omdat ze in een dal zaten, dat omsloten werd door hoge rotswanden, voelden zij zich volkomen veilig!

Toen de Kid na een poosje weer naar de laars van Buffalo Bill keek bemerkte hij, dat de zool van het schoeisel anders lag dan even geleden! Cody had zich bewogen... Toen de Kid wat scherper toekeek zag hij, dat Buffalo Bill zich heel langzaam aan het omkeren was. En wat nog opmerkelijker was... Cobby zag vaag het gezicht van Scot Oliver! Oliver kwam eveneens naar voren! Het was onvermijdelijk, dat af en toe een zacht geruis hoorbaar was, wanneer enkele blaadjes of takjes over elkaar schoven. Het geluid werd echter overstemd door het knappen van het brandende hout van het kampvuurtje.

Het scheen een eeuwigheid te duren, voordat ze elkaar konden toespreken. Hun hoofden raakten elkaar bijna. Cody beduidde hen nog niets te zeggen. Hij wachtte, totdat de Comanches met eten klaar waren. Kalm wachtten ze af.

Toen de Comanches het stuk vlees naar binnen hadden gewerkt, begonnen ze te praten, precies zoals Cody verwacht had. De Kid verstond geen woord van wat er gezegd werd, doch Buffalo Bill en Scot Oliver kenden het dialect der Comanches. Hun hoop om iets waardevols te ontdekken vervloog echter spoedig. De Indianen hadden het over het fokken van mustangs, wat Cody nu niet bepaald belangwekkend vond!

Zijn stem was bijna niet te verstaan, toen hij zei:

„Luister... Zo lang zij praten, kunnen wij veilig met elkaar spreken. Ik hoef jullie niet te vertellen, dat het hier uiterst gevaarlijk is. We moeten hier vandaan en wel zo gauw mogelijk. Zolang zij zitten te praten, zijn ze niet waakzaam. We gaan het daarom meteen proberen. Kruip mij achterna! We sluipen regelrecht naar de uitgang van deze verwenste ketel. Ga langzaam en zorgvuldig te werk!”

„Wacht even...” fluisterde Scot Oliver, bijna niet verstaanbaar. Hij wees naar de Comanches.

Cody en de Kid keken in de aangegeven richting. De Kid voelde dat hij verbleekte, toen hij zag, dat de Comanches waren opgestaan! Ze praatten nu niet langer. Vier van hen spreidden een deken uit op de grond. De vijfde Indiaan had zijn boog opgenomen en ging zitten op een stuk steen, waar vandaan hij het gehele dal met een enkele blik kon overzien.

Het was al te laat...

De vier Comanches strekten zich uit op de deken.

Het werd stil, zo stil, dat het voor de drie blanken in het hakhout zelfmoord zou zijn nog een beweging te maken. Het was volkomen windstil in het dal. Er was geen zuchtje voelbaar. Het minste geritsel zou hun aanwezigheid verraden!

Ze durfden nu zelfs niet meer te spreken.

Millimeter voor millimeter bracht Cody zijn armen in een zodanige positie, dat hij zijn kin kon steunen in zijn handen. Dat was onder de gegeven omstandigheden de minst vermoeiende houding.

De Kid en Scot Oliver deden hetzelfde. De Kid zag, dat Scot grijnsde! Scot Oliver scheen de ernst van de toestand niet in te zien! Maar treuren hielp ook niet!

De Kid sloot zijn ogen, toen ook zijn kin in zijn handen rustte.

Ze moesten wachten. .. wachten tot de Comanches weer zouden vertrekken. Gelukkig onttrok het lage kreupelhout hen geheel aan het gezicht. Ook bij daglicht zouden ze niet ontdekt worden, tenzij iemand erop uit was hen te vinden. Misschien zouden de Comanches bij het opkomen van de zon wel vertrekken . . . Misschien . . .

 

Nog nooit was de tijd zo ellendig langzaam verstreken.

De Kid voelde zijn lichaam verstijven. In het begin had hij gemakkelijk gelegen, maar na enkele uren werd het hem een wanhopige behoefte zijn lichaam iets te verdraaien. Hij moest echter blijven liggen, zoals hij lag. De wachtpost bleef waakzaam. Elk uur werd een andere Comanche wakker gepord om de wacht over te nemen.

Uur na uur verstreek.

De voeten van de Kid waren gevoelloos geworden, evenals zijn armen. Het bloed was uit zijn handen weggestroomd. Hij werd steeds radelozer. Toch liet hij geen zuchtje horen. Hij sloot zijn ogen en wachtte, wachtte, wachtte tot hij bijna razend werd van het wachten.

Heel langzaam begon het eindelijk licht te worden.

Doch de uren schenen nu nog trager te verstrijken dan even tevoren. Het was alsof het zou blijven schemeren tot de avond weer viel!

Plots vertrok de Kid zijn gezicht in een krampachtige lach, ondanks zijn ellende. De Comanches werden wakker! Een van hen rolde van zijn deken, ging zitten, rekte zich eens uit en bleef lodderig voor zich uit staren.

De wachtpost riep iets. Hij stond op en liep langzaam naar de andere krijgers.

Ze gingen vertrekken ...

De Kid kon wel huilen van vreugde. Er zou spoedig een eind komen aan het verschrikkelijk wachten ... Nog even, dan zou hij zich heerlijk kunnen omdraaien, dan zou hij zijn armen kunnen laten zakken, dan zou hij over zijn kin kunnen wrijven, dan zou .. .

Hij kneep zijn tanden op elkaar, toen de Comanches opnieuw rond het nog steeds brandende kampvuurtje kropen. Ze begonnen het overgebleven vlees te verorberen! Het duurde een eeuwigheid, voordat ze daarmee klaar waren. Maar eindelijk kwam een der Comanches overeind en liep langzaam naar de mustangs! Ze gingen vertrekken!

De Kid zag, dat ze op hun paarden klommen. Ze maakten geen enkele haast. Een van de krijgers schoot speels een pijl af naar een overvliegende vogel. De anderen lachten hem uit, omdat hij miste. Daarop begonnen de Indianen een soort schietwedstrijd! Minstens vijf minuten lang schoten ze op alles, wat los en vast stond! De Kid stond doodsangsten uit en hij slaakte een zucht van verlichting, toen het groepje naar de uitgang van het dal reed!

Het gevaar was geweken!

Doch slechts voor enkele minuten . ..

De Kid had zijn benen reeds opgetrokken. Hij voelde, dat het bloed tintelend naar zijn voeten liep. Slap liet hij zijn armen zakken en viel met zijn neus in het zand. Hij keek niet eens op, toen hij de Indianen iets hoorde roepen. Zijn hoofd kwam pas met een ruk overeind, toen hij Scot Oliver plotseling hoorde uitbrengen:

„Donders... Daar komt een nieuwe groep! Cody, een nieuwe groep! Ze komen hierheen!”

Cobby meende, dat hij gekweld werd door een lugubere nachtmerrie. Inderdaad zag hij niet minder dan tien Comanches het dal binnenkomen. De vertrekkende patrouille schonk weinig aandacht aan hen. Een van de krijgers, die de afgelopen nacht in het dal had doorgebracht, schreeuwde hun iets toe. Klaarblijkelijk wilde hij zijn makkers duidelijk maken, dat ze een uitstekende plek hadden uitgekozen om te bivakkeren! De leider van de komende groep vroeg nog iets. Waarschijnlijk had hij de ander niet goed verstaan. Hij kreeg echter geen antwoord meer. De gaande patrouille verdween in het gebergte!

De Kid kon nog steeds niet geloven wat hij zag! De tien Comanches reden naar dezelfde plek, waar hun vijf stamgenoten zoëven gelegen hadden! Kennelijk was het eveneens een patrouille, die de afgelopen nacht door het terrein gezworven had en nu een goede slaapplaats zocht om nieuwe krachten op te doen! Hoogstwaarschijnlijk was dit dal de plaats, waar de verschillende patrouilles kwamen slapen! Wellicht hadden Cody, Oliver en de Kid zich verborgen in een .slaapkamer’ van de Comanches!

Verstard bleef de Kid liggen. Zoëven had hij gehoord, dat Scot Oliver een verwensing uitbracht! Nu was Oliver weer stil. Hij bewoog zich niet. Geen van hen durfde iets te zeggen.

Het tafereel van de afgelopen nacht herhaalde zich.

De Comanches stapten af. Een van hen bracht de paarden weg. De anderen namen hun dekens, spreidden ze uit en gingen vervolgens om het kampvuur zitten, dat hun makkers reeds ontstoken hadden.

Gelaten keek de Kid toe. Snel had hij zich met de toestand verzoend, hoewel hij een hevige dorst begon te krijgen. Van honger had hij gelukkig geen last. Hij was te gespannen om honger te hebben. Hij durfde niet te denken aan de toekomst. Hij wilde slechts rusten . . . hij wilde de Indianen vergeten.

Doch daartoe kreeg hij geen kans!

Hij zag, dat een van de Comanches was opgestaan. Hij kauwde op een wortel en liep wat rond, schopte tegen een stuk steen, krabbelde met de wortel op zijn rug en ging naar de paarden.

Even later kwam hij weer terug, terwijl zijn kameraden rustig bleven eten. Hij liep langs het kampvuur, bekeek een paar struiken en kwam dan regelrecht op het kreupelhout af___

Even voelde de Kid de aanvechting om te schieten. Buffalo Bill had gezien, dat hij een beweging maakte. Hij tikte de Kid aan... Cody rekende erop, dat de Comanche geen aandacht aan het hakhout zou schenken... Doch de Indiaan bleek zijn aandacht wel degelijk op het hakhout te richten! Hij kwam steeds dichterbij...

„Wat moeten we doen?” siste de Kid radeloos. „Wat...”

„Stil,” fluisterde Cody gejaagd. „Niet schieten... niet vechten... we hebben geen kans... de overmacht is te groot... ze zullen ons neerschieten voordat we kans zien weg te komen...”

„Maar als ... als ...”

„Bek dicht!” mompelde Scot Oliver.

Maar de Kid had zich door zijn stemgeluid reed verraden.

De Comanche stond plotseling roerloos. Hij had zijn boog bij het kampvuur laten liggen. Zijn hand gleed naar zijn mes. Hij riep iets tot de andere Comanches. De Kid zag ben naderen, alle tien... Ze hadden hun bogen bij zich.

„We zijn verloren,” sprak Buffalo Bill. Hij deed geen poging meer zijn stem te dempen. „Misschien kunnen we ontsnappen... De moed niet verliezen! We geven ons over!”

De Kid zag, dat Cody lijkbleek was.

Scot Oliver bleef liggen. Buffalo Bill rees echter langzaam omhoog. De Kid deed hetzelfde. Als in een droom hoorde hij Cody zeggen:

„Laat je zien . . . Op die manier voorkomen we, dat ze schieten . .. Toon geen vrees .. . Maak geen onverwachte bewegingen ... Veel succes, Kid ... Veel succes!”

De Kid trilde over heel zijn lichaam.

Scot Oliver lag nog steeds op de grond.

De Comanches stonden te kijken alsof ze aan de grond waren vastgenageld. Pas toen ook Scot Oliver overeind kwam, bewogen zij zich. De punten van de pijlen op hun bogen waren op het drietal gericht. Toch leken de Comanches eerder verrast dan gevaarlijk. Ze maakten in elk geval geen aanstalten om de drie blanken met geweld te overmeesteren.

De Kid wachtte op het moment dat de Comanches zouden schieten. Nog steeds was hij ervan overtuigd, dat hij over enkele seconden gedood zou worden.

Buffalo Bill was die mening niet toegedaan. In de weinige ogenblikken, dat hij oog in oog stond met de vijandelijke groep, was hij ervan overtuigd geraakt, dat er iets bijzonders aan de hand moest zijn. Waarom bleven de Comanches zo opmerkelijk kalm? Waarom deden ze zelfs geen poging de drie blanken, die zo plotseling verschenen waren, gevangen te nemen?

„Scot... let op,” lispelde Cody.

„Wat is er gaande?” mompelde Scot Oliver. „Er is iets ... Wat zijn ze van plan?”

„Weet ik niet... Stil..

Secondenlang stonden de twee partijen elkaar zwijgend aan te kijken. De leider van de patrouille, een reusachtige bndiaan met een haviksveer in zijn haar, deed enkele stappen in hun richting. Hij bleef argwanend, maar niettemin liet hij zijn boog zakken.

De Kid wist niet wat hij zag.

„Waarom hier?” vroeg de Indiaan. Kennelijk reikte zijn kennis van de Engelse taal niet ver, want hij brak de zinnen telkens halverwege af. „Niet in tent van de . . . Waarom slapen blanken hier, in het. . . De paarden?”

„Ja,” antwoordde Buffalo Bill. Hij wist verder niets te zeggen. Wat moest hij zeggen? Wat bedoelde de Indiaan met zijn raadselachtige woorden?

„De paarden?” vroeg de Comanche opnieuw.

„Hij vraagt, waar onze paarden zijn,” sprak Scot Oliver, zo snel, dat hij er zeker van was zich tegenover de Comanche niet verstaanbaar te maken. „Ze willen onze paarden!”

„De paarden zijn in het kamp,” antwoordde Cody.

Nog steeds wachtte de Kid op het genadeschot. Toch bevreemdde het hem, dat de Comanches zo kalm bleven. Vergiste hij zich ... ? Nee ... ook de andere roodhuiden hadden hun wapens laten zakken. Nieuwsgierig keken ze de drie blanken aan.

„Kamp?” vroeg hun leider. „In kamp? Waarom in kamp? Waarom blanken hier? In tent slapen is beter dan ... Waarom hier in dal? Heeft de Vallende Havik hen naar het dal gezonden?”

„Ja,” zei Cody.

Radeloos trachtte hij na te denken. Een ding was hem intussen wel duidelijk geworden. Het leek bijna onbestaanbaar, maar deze Comanches beschouwden hen als vrienden, als broeders!

En Vallende Havik was hun stamhoofd . . .

„Ja,” sprak Cody opnieuw, omdat hij toch iets moest zeggen, „Pehemakou, genaamd Vallende Havik, heeft ons op patrouille gezonden. Er waren blanken in de omgeving.”

„Blanken?” vroeg de krijger. „Mij, Wichto, genaamd Grote Bison geen blanken gezien tijdens . .. Geen blanken gezien in de nacht!”

„Wij ook niet,” mompelde Cody.

Daarop heerste er weer enkele ogenblikken stilte.

„Cody,” siste Scot Oliver. Hij ging eensklaps over in een zwaar Schots dialect, dat zelfs voor Buffalo Bill slechts met moeite gevolgd kon worden. „Er huizen blanken in hun bivak! Zij denken, dat wij die blanken zijn! Begrijp je het niet?”

Cody knikte. Scot Oliver moest gelijk hebben! De Comanches stonden in contact met blanken! Daarom verwonderde het hen niet enkele blanken in het dal aan te treffen!

„Blanke verraders,” vulde Scot Oliver aan. Hij sprak nu Frans, bang als hij was dat de Comanches zijn woorden zouden kunnen verstaan.

Opnieuw knikte Buffalo Bill.

De patrouilleleider, Grote Bison, vertrouwde de zaak kennelijk nog niet helemaal, wat niet te verwonderen was! Opnieuw vroeg hij:

„Waar de paarden?”

„We zijn te voet gegaan,” antwoordde Cody. Hij sprak nu zelfverzekerd. Hij besloot te bluffen, te trachten de Comanches door zijn zelfbewuste optreden te overdonderen. „Het was te gevaarlijk per paard te gaan. De blanke honden zouden ons gehoord hebben.”

„Mij geen blanke honden gehoord,” zei de Comanche. „Hier geen blanke honden. Blanke honden kunnen niet van kreek naar hier.. . nee, kunnen niet.”

„Jawel,” antwoordde Cody, geheel en al naar waarheid. „Dat kunnen ze wel! Ze moeten een van de krijgers uit de linie, die hen van het gebergte afgesloten houdt, hebben overvallen!”

Tot ontsteltenis van de Kid schudde de krijger het hoofd.

Juist de waarheid geloofde de Comanche niet! De verzinsels nam hij voetstoots aan!

Het tiental begon op luide toon overleg te plegen.

„Wie zouden die blanken zijn?” vroeg Scot Oliver zacht.

„Ik heb ’n vermoeden,” antwoordde Cody. „Ik denk aan Bocha en McGuire en die andere arbeider die met hen is meegegaan!”

„Maar wat... wat zoeken ze bij de Comanches! Waarom hebben de Comanches die bandieten niet meteen gedood?”

„Dat zou ik ook weleens willen weten,” gromde Buffalo Bill voor zich uit.

„Maar hoe dan ook... voorlopig weet ik genoeg! We moeten hier heelhuids vandaan zien te komen, Scot!”

De Kid kon er met zijn verstand niet bij, dat beide mannen zo heel gewoon met elkaar stonden te praten. Cobby zelf stond te trillen op zijn benen. Hij voelde zich radelozer dan ooit, te meer omdat hij niet mocht laten blijken, dat hij bang was. Hij had gehoord, dat Cody vermoedde dat Bocha en diens vrienden zich bij de Comanches bevonden. Doch dat interesseerde de Kid op dat ogenblik niet in het minst. Wat gingen de Comanches doen? Zouden ze hen zonder meer laten gaan?

Nee. .. het was idioot om daaraan zelfs te durven denken. De leider wendde zich weer tot Buffalo Bill.

„Waarom hier slapen?” vroeg hij. „Waarom niet terug naar tenten van Pehemakou, genaamd Vallende Havik? Het is goed in de tenten, het is zeer goed in de tenten, ja ... Waarom niet?”

Cody kreeg plots een ingeving. Zonder ook maar met zijn ogen te knipperen antwoordde hij:

„Wij ontmoetten de andere patrouille, uw broeders, die hier de nacht doorbrachten. Wij sloten ons bij hen aan. Daarom bleven wij hier, te midden van onze broeders, die evenals wij op verkenning waren.”

Grote Bison was niet direct tevreden met het antwoord. Hij vroeg:

„Waarom Mikola niet gezegd toen wij kwamen, toen hij ons zag? Mikola was hoofdman van patrouille.. . Hij niets zeggen, nee, hij niets zeggen aan ons. Waarom...? Hij moest zeggen, blanken in dal, ja, waarom niet zeggen?”

„Hij heeft het gezegd,” sprak Cody. „Ik hoorde hem roepen, toen hij wegreed, ik hoorde hem roepen dat wij in het dal waren. Door zijn stem werd ik wakker.”

De Kid herinnerde zich, dat een der leden van de vertrekkende patrouille iets onverstaanbaars geschreeuwd had, toen de volgende patrouille naderde. Zou Grote Bison misschien verstaan hebben, wat zijn krijgsmakker hem had toegeschreeuwd? Zo ja, dan zou hij weten dat Buffalo Bill loog.

Maar kennelijk had ook Grote Bison niet verstaan wat zijn stamgenoot hem had toegeschreeuwd, want de krijger knikte met het hoofd.

Weer pleegde hij even overleg met de anderen.

„Doe gewoon,” fluisterde Cody. „Ga zitten... Niet bang zijn. Kid, ga zitten, zeg ik je!”

De Kid slikte een brok weg. Langzaam liet hij zich door de knieën zakken, bepaald niet op een ongedwongen wijze. De toestand kwam hem volkomen onwerkelijk voor. Hij kon niet meer nadenken, hij kon zelfs bijna niet meer bewegen. Zijn hoofd hing op zijn borst, alsof hij zijn schedel aanbood aan de vijand.

„Nee!” klonk plots weer de stem van de patrouilleleider. „Niet zitten! Wij gaan naar Pehemakou! Blanken horen in tenten bij Pehemakou in bivak. Blanken met mij mee! Nu!”

Toen deed Cody iets, dat de Kid weer geheel tot bezinning bracht. Cody vertrok zijn gezicht in een woedende grimas. Het was alsof hij een ogenblik naar adem snakte. Dan barstte hij uit:

„Ik wens door de Comanches behandeld te worden als broeder en niet als een vijand! Ik wens mij bij Pehemakou te beklagen! Ik eis genoegdoening! Pehemakou zal zeggen, op welke wijze ik genoegdoening zal verkrijgen.”

Geschrokken sprak de krijger:

„Mijn blanke broeder heeft mij verkeerd begrepen. De Grote Bison wil...”

„De Grote Bison heeft mij en mijn makkers beledigd!” schreeuwde Cody, schijnbaar uitzinnig van woede. „Breng mij onmiddellijk naar uw stamhoofd! Ik zei: onmiddellijk! Waar wacht de Grote Bison nog op! Heeft hij mijn woorden niet begrepen!?”

„ Jawel. ..” De Comanches keken elkaar bang aan. Cody had hen met zijn optreden volkomen overbluft. „Maar blanken geen paarden, blanken moeten . . .”

„Ik eis paarden!” riep Buffalo Bill. „Drie mustangs! De krijgers kunnen hier blijven om te slapen! Zij hebben hun paarden niet nodig! Alleen de Grote Bison zal met ons meegaan! Hij zal horen, wat Pehemakou te zeggen heeft, nadat ik mijn beklag heb gedaan!”

De Kid had verwacht, dat de Comanches snel met Buffalo Bill zouden hebben afgerekend, zodra deze tegen hen begon uit te vallen. Maar de krijgers keken Cody overdonderd aan. Zijn geschreeuw had hen een geweldig ontzag ingeboezemd. Maar jammer genoeg waren ze toch niet zo onder de indruk gekomen, dat ze in de val trapten die Cody probeerde uit te zetten.

„Wij allen zullen meegaan met blanke broeders,” mompelde Grote Bison.

„Ik wil mustangs!” riep Cody. „Voor elk van ons een mustang.”

De wens van mijn blanke broeder zal vervuld . . . Drie krijgers hier blijven . . . De rest zal dan meegaan naar het kamp . .

Cody durfde niet verder aan te dringen, dat slechts één krijger hen zou vergezellen. Daardoor zou hij argwaan wekken. In elk geval was hij erin geslaagd te voorkomen, dat ze meteen gedood waren en dat was heel wat.

De Kid voelde zich net zo overdonderd als de Comanches. ’n Beetje wezenloos keek hij toe, toen Grote Bison drie mustangs liet halen, kittige paardjes, die in het geheel niet moe schenen te zijn.

„Mijn blanke broeders mogen opstijgen,” mompelde Grote Bison.

Cody speelde een ogenblik met de gedachte eensklaps weer vriendelijk te gaan doen. Hij meende, dat hij nu gedaan zou kunnen krijgen, dat de Comanches hen zonder meer zouden laten gaan. Doch dat bleek niet het geval te zijn, want Grote Bison had zich inmiddels weer wat van zijn verbouwereerdheid hersteld en zei:

„De Grote Bison zal alles uitleggen aan Pehemakou! De Grote Bison treft geen verwijten! Hij de blanke broeders niet beledigd! De Grote Bison wenst, dat blanke broeders met hem meegaan naar Pehemakou! Pehemakou, genaamd Vallende Havik, zal oordelen! Nu opstijgen! Wij gaan. Kamp niet ver.”

Enkele ogenblikken later reden ze het dal uit, drie blanken en zeven Comanches.

Even had de toekomst er minder somber uitgezien. Nu was zij weer zwart, donkerder dan ooit.

Ze waren op weg naar het bivak der Comanches ... En zo goed als zeker zouden zij daar de verraders ontmoeten, voor wie zij tot op dat ogenblik nog werden aangezien.

„Wat moet er nou verder gebeuren?” vroeg Scot Oliver in het Frans. .

„Ik weet het niet,” antwoordde Cody. „Ik weet het niet.