9

Praten tegen Mercedes

Deel 1 – Helen

Ach, daar ben je, Mercedes. Ik was even aan het dutten. Ik droomde dat ik weer in Rossmore was, dat ik door de drukke hoofdstraat liep. Maar jij hebt natuurlijk geen idee waar dat is. Het is in Ierland, aan de andere kant van de zee. Met het vliegtuig ben je vanuit Londen in maar vijftig minuten in Ierland. Je zou er eens naartoe moeten. Je vindt het daar vast fijn, want jij bent toch gelovig? Ze zijn daar erg katholiek.

Dat was vroeger in ieder geval zo.

Ik heb jou altijd erg aardig gevonden, Mercedes, veel aardiger dan de zusters overdag… Jij hebt veel meer tijd voor de mensen, jij zet thee voor ze. Jij luistert tenminste. Die anderen niet. Die zeggen alleen maar dingen als: wakker worden, kom overeind zitten, sta op, kop op. Dat doe jij nooit.

Jouw handen zijn lekker koel, je ruikt naar lavendel en niet naar een of ander ontsmettingsmiddel. Jij bent geïnteresseerd.

Je hebt gezegd dat je Mercedes heet en dat je graag met een dokter zou trouwen. En dat je graag meer geld naar je moeder zou sturen. Maar ik heb er weken over gedaan om dat uit je te trekken, Mercedes, omdat jij alleen maar over mij wilt praten en wilt weten hoe ík me voel.

Ik wou dat je me Helen noemde in plaats van mevrouw. Alsjeblieft, waarom blijf je me maar steeds mevrouw Harris noemen? Je bent zo aardig, je bent altijd zo geïnteresseerd in mijn familie als ze op bezoek komen. Mijn grote, knappe man, James, mijn elegante schoonmoeder Natasha, mijn prachtige dochter Grace.

Je vraagt me honderduit over hen en ik vertel je alles wat je maar weten wilt, het is fijn om jou dingen te vertellen. Jij glimlacht zoveel. En je bent tenminste niet nieuwsgierig, jij stelt geen vragen zoals de politie dat doet. David wel, je weet wel, de vriend van Grace. Ik vind David echt op een politieman lijken. Volgens mij voel jij dat wel aan, want vaak zorg jij er op een subtiele manier voor dat hij gauw weer weggaat. Jij weet dat ik onrustig van hem word.

Tegen jou zou ik wel aldoor kunnen praten.

Jij houdt vooral van mijn verhaal over mijn eerste ontmoeting met de knappe James Harris, zevenentwintig jaar geleden. Ik had de jurk van mijn kamergenote geleend voor een feestje. Hij zei dat de kleur precies bij mijn ogen paste en dat ik vast erg artistiek was. Het was eigenlijk de enige jurk die wij met z'n drieën hadden om naar een feestje aan te trekken.

Dat heb ik je verteld, en ook hoe erg ik ertegen opzag om kennis te maken met zijn moeder Natasha. Ze hadden een imponerend groot huis en ze onderwierp me aan een echt kruisverhoor. Ik had nog nooit van mijn leven oesters gegeten… Dat was schrikken. Ik heb jou altijd de waarheid verteld, over van alles. Dat ze altijd zo aardig voor me waren in het weeshuis waar ik ben opgegroeid, dat ze per se mijn bruidstaart wilden maken. Natasha wilde er eerst niet van horen omdat ze bang was dat hij er erg amateuristisch uit zou zien, maar uiteindelijk was ze aangenaam verrast.

Ik ben nog heel vaak terug geweest in het weeshuis. Ze vertelden me dat ik de enige daar was geweest die niet naar haar ouders vroeg. De anderen bleven altijd maar vragen, ze wilden weten of hun moeder hen niet weer op zou komen halen.

Maar ik wilde helemaal niets weten. Het weeshuis was mijn thuis. Iemand had mij, Helen, weggegeven, en had daar waarschijnlijk een heel goede reden voor gehad. Wat viel er nog te vragen? Wat moest ik nog meer weten?

Ik heb de zusters niet verteld hoe ziek ik ben, Mercedes. Ze zouden er niet tegen kunnen. Ik heb ze verteld dat ik met mijn man James naar het buitenland ging en dat ik later wel weer van me zou laten horen. Ik heb ze in mijn testament bedacht en ze een bedankbrief geschreven. Het is belangrijk om mensen te bedanken voor wat ze voor je gedaan hebben. Echt waar. Anders komen ze misschien nooit te weten hoeveel ze voor je betekend hebben. Zoals jij bijvoorbeeld. Ik wil jou heel erg bedanken, want het is heel erg prettig om iemand om je heen te hebben die zo goed naar je luistert en zo geïnteresseerd is in wat je te vertellen hebt.

Jij hebt heel hard moeten werken en heel veel gespaard en dus begrijp jij als geen ander hoe hard ook ik heb moeten werken toen ik hier in Londen de secretaresseopleiding volgde. De mensen uit mijn klas zaten uren koffie te drinken of liepen langs etalages te slenteren, maar ik deed niets anders dan studeren en oefenen.

Ik woonde in een flatje met twee andere meisjes die erg van koken hielden en die mij ook leerden ervan te genieten.

Op zaterdag werkte ik op de cosmetica-afdeling van een groot warenhuis, zodat ik behalve mijn loon gratis monsters meekreeg of gratis werd opgemaakt. Op zondag werkte ik in een tuincentrum, waar ik heel veel heb geleerd. Ik heb heel vaak bloemstukken en etalages verzorgd voor winkels bij mij in de buurt. Tegen de tijd dat ik een goede baan had in hartje Londen, met een goed salaris, kon ik veel meer dan andere meisjes die tegelijk met mij uit het weeshuis waren gekomen. Als ik daar op bezoek ging, zeiden ze altijd dat ik een echte dame was geworden, ze waren trots op me. Ze zeiden dat ik een prins zou kunnen krijgen als ik wilde.

Maar ik wilde helemaal geen prins, ik wilde met James Harris trouwen.

Ik las veel romannetjes over mannen als James, maar ik dacht niet dat ze bestonden.

Ik vond hem een echte gentleman, in alle opzichten. Hij verhief nooit zijn stem, hij was altijd hoffelijk en als hij glimlachte straalde zijn hele gezicht. Ik was vastbesloten met hem te trouwen en daar werkte ik net zo hard aan als vroeger om hogerop te komen. Ik was heel open over mijn verleden. Ik wilde niet dat zijn moeder Natasha erin ging wroeten en dan alles te weten zou komen over de kleine Helen uit het weeshuis. Dus heb ik er nooit mysterieus over gedaan. En dat heeft gewerkt. Ze vond het uiteindelijk goed dat we gingen trouwen en ik geloof dat ze me op een bepaalde manier ook respecteerde.

Ik was echt een heel mooie bruid. Heb ik je mijn trouwfoto's al eens laten zien? Natuurlijk heb ik dat gedaan. Ik wilde ze zelf alleen zo graag nog een keer bekijken.

Het enige wat nog aan ons geluk ontbrak was een kind.

Een kind dat Natasha's nalatenschap zou erven. Als je erg rijk bent heb je het namelijk niet over geld, Mercedes, maar dan noem je het de ‘nalatenschap’. We waren drie jaar getrouwd en nog steeds was ik niet zwanger. Ik maakte me zenuwachtig, James maakte zich zorgen en Natasha was in alle staten.

Ik ging naar een arts in een heel andere wijk in Londen om me te laten onderzoeken.

Ik bleek niet te ovuleren en zou dus een vruchtbaarheidsbehandeling moeten krijgen.

Maar ik wist maar al te goed dat James hier erg op tegen zou zijn. Als zou blijken dat hij heel goed in staat was een kind te verwekken, maar zijn vrouw niet zwanger kon worden, dan zou alles tussen ons anders worden. Als Natasha het te weten zou komen, zou ons wereldje volledig op zijn kop worden gezet.

Ik wist dus dat James en ik dit niet net als andere stellen met vruchtbaarheidsproblemen samen konden oplossen door bijvoorbeeld een reageerbuisbevruchting te proberen. En er was geen denken aan dat ik stiekem een kunstmatige inseminatie zou laten doen. Dat ging gewoon niet.

James voelde helemaal niets voor pleegouderschap, dus daar viel ook niet over te praten. Ook niet voor adoptie, zelfs al zou die mogelijkheid er zijn. Ik durfde er zelfs niet aan te denken hoe Natasha zou reageren op een baby uit het buitenland. Stel je eens voor! Een kleine Afrikaanse Harris! Of een Aziatische! Om te brullen.

Nee, Mercedes, je bent heel lief, maar heus, ik wind me niet te veel op, echt niet. Ik weet dat je altijd je best doet om te zorgen dat ik me niet te veel opwind, vooral als die vriend van Grace me zit door te zagen. Dit is heel anders. Ik probeer het jou alleen maar uit te leggen allemaal. Want weet je, jou wil ik het allemaal vertellen, daar heb ik gewoon behoefte aan. Kun je niet net doen alsof het een brief is die ik je schrijf? Een brief van Helen aan Mercedes?

Ja, ik wil graag een slokje thee, dank je wel, lieverd, jij bent er tenminste altijd als mensen je nodig hebben.

Goed dan, zoals ik al zei, ik moest dus een oplossing zien te vinden.

Dit speelde allemaal drieëntwintig jaar geleden. Toen liep jij nog op de Filippijnen op je peuterbeentjes rond te waggelen in de zon. Het is daar toch erg zonnig? Nou, ik was hier in Londen, en ik wist niet waar ik het zoeken moest.

Maar ik was altijd erg goed geweest in het bedenken van oplossingen. Ik zou me ook hierdoor niet uit het veld laten slaan. Een van de meisjes van mijn werk was ooit in Ierland op vakantie geweest. Ze had daar met een stel een klein stadje bezocht, Rossmore. Het was erg mooi, het had een oud kasteel en er was een bos bij, het Meidoornbos, waar een bron was waar je wensen vervuld werden. Het was een heilige bron zelfs. Van dat soort dingen weet jij vast alles af, Mercedes, want jij bent toch katholiek? De mensen gingen bij die bron bidden tot een heilige en dan werden hun wensen verhoord. En ze lieten daar van alles achter om de heilige te bedanken.

Maar wat wensten ze dan zoal, vroeg ik me af.

Blijkbaar van alles en nog wat, want die heilige had het er maar druk mee. De mensen smeekten om een echtgenoot of om genezing van allerlei ziekten en kwalen. En er werd ook heel vaak om een baby gebeden. Er hingen daar een heleboel babyslofjes en meer van dat soort dingen aan de struiken, opgehangen door mensen die heel graag een baby zouden krijgen. Stel je toch voor!

Nou, dat deed ik. Ik dacht aan niets anders meer. Dag en nacht dacht ik eraan dat ik op die plek ons kind zou vinden.

De mensen zouden toch allang zijn opgehouden met bidden als het geen effect had? Dus toen James weer eens op zakenreis was, nam ik een paar dagen vrijaf en ging ik stiekem naar Ierland, waar ik de bus nam naar Rossmore.

Het was een heel vreemd oord, echt waar. Ik vond het heel bijzonder. Rossmore was best een modern stadje, met mooie winkeltjes en goede restaurants. Ik heb er zelfs mijn haar laten doen in een chique kapsalon. Maar nog geen twee kilometer verderop was er een plek waar een onderontwikkeld bijgeloof werd aangehangen. Sorry, Mercedes, ik wou je niet beledigen, maar je begrijpt vast wel wat ik bedoel.

Er waren daar tientallen mensen, en allemaal hadden ze hun eigen verhaal. Zo was er een oude vrouw die tot de heilige Anna zat te bidden. Want de heilige daar was Sint-Anna, de moeder van Maria die de Moeder van Jezus was, maar dat weet jij allemaal beter dan ik. In het weeshuis stond ook een beeld van haar.

Nou goed, die vrouw smeekte dat haar zoon die aan drugs was verslaafd zou afkicken, en er was een meisje dat bad dat haar vriendje niet te weten zou komen dat ze domme dingen had gedaan met een andere man. En een jongen bad alleen maar dat hij zou slagen voor zijn examen omdat zijn hele familie van hem afhankelijk was. En een meisje van een jaar of veertien bad dat haar vader de drank zou laten staan.

Ik sloot ook mijn ogen en praatte tegen die heilige aan. Ik zei dat ik meteen weer gelovig zou worden – want ik was mijn geloof zo'n beetje vergeten sinds ik James en Natasha had ontmoet – als ze ervoor zou zorgen dat ik zwanger werd.

Het was daar erg vredig en alles leek mogelijk. Ik wist eigenlijk wel zeker dat de heilige mijn wens zou verhoren. De rest van de dag ben ik in Rossmore blijven hangen. Ik moest wachten op de bus. Er was toen nog nauwelijks verkeer daar, je kon op je gemak rondlopen. Ik geloof dat het tegenwoordig heel anders is. Iedereen leek elkaar te kennen, want allemaal zeiden ze elkaar gedag in Castle Street, de hoofdstraat van het stadje. Het waren allemaal gezinnen, zag ik. Als ik ooit in dit plaatsje terug zou komen, dacht ik, dan zou ik zelf ook een gezin hebben. Want ik zou beslist naar Rossmore terugkomen om de heilige Anna te bedanken.

Veel mensen lieten hun baby gewoon op de stoep voor winkels staan, omdat de kinderwagens kennelijk te groot waren om de deur door te kunnen. Voorbijgangers bleven vaak bij zo'n kinderwagen staan om zo'n mollig kindje te bewonderen. Ik zag er tientallen. Binnenkort zou ik ook een baby in een kinderwagen hebben. Het kind van mij en van James. Natasha's kleinkind. Maar ik zou mijn kind nooit uit het oog verliezen, geen moment.

De maanden gingen voorbij, maar het leek er maar steeds niet op dat de heilige Anna mijn wens zou verhoren. Als ik nu terugdacht aan mijn tocht naar die waardeloze bron, werd ik heel boos. Het begon me ontzettend dwars te zitten. Ik dacht steeds maar weer aan het stadje waar moeders hun baby's doodleuk op straat lieten staan, zonder dat iemand erop lette. Hoe konden ze zo nonchalant zijn, terwijl er zo veel vrouwen waren die naar een baby hunkerden?

En toen kreeg ik een idee.

Ik zou weer naar Ierland gaan, een baby uit een kinderwagen pakken en die meenemen naar huis. Het deed er niet toe of het een jongen of een meisje was. Als we zelf een kind zouden krijgen, konden we ook niet kiezen en dus was dit eigenlijk niet meer dan natuurlijk.

Ik moest er een hoop voor plannen.

Je had geen paspoort nodig om naar Ierland te reizen, maar op een luchthaven of aan boord van een vliegtuig zou je toch eerder opvallen en dus besloot ik om per veerboot te gaan.

Ik zei tegen James dat ik zwanger was, dat ik niet naar hun familiedokter was gegaan, maar naar een vrouwenkliniek en dat me dat het beste beviel ook. Hij was een en al begrip. Hij behandelde me met de grootste omzichtigheid. En hij was natuurlijk dolblij met het grote nieuws.

Ik smeekte hem zijn moeder nog niets te vertellen. Ik zei dat ik tijd nodig had. Hij stemde erin toe de zwangerschap geheim te houden tot we er zeker van waren dat alles goed ging. Na drie maanden zei ik dat ik het liefst apart wilde slapen. Hij vond het niet leuk, maar gaf me mijn zin.

Ik las alles over de verschijnselen die bij een zwangerschap hoorden en gedroeg me dienovereenkomstig. Ik ging naar een winkel met theaterspullen en vroeg om een attribuut dat ik om mijn buik kon binden zodat het leek alsof ik zwanger was. Ik legde uit dat ik het op het toneel onder mijn nachtpon moest dragen en dat het dus heel echt moest lijken. Ze toonden zich erg geïnteresseerd en ik moest een ontzettend vaag verhaal ophangen omdat ze anders misschien wel naar de voorstelling zouden willen!

Natasha was door het dolle heen. Ze kwam iedere zondag lunchen, en nu hielp ze me ineens met afruimen in plaats van als een zoutzak op haar stoel te blijven zitten.

‘Helen, lieverd, je hebt geen idee hoe blij je me hebt gemaakt,’ zei ze een keer, terwijl ze een hand op mijn buik legde. ‘Wanneer kunnen we voelen dat de baby schopt, denk je?’

Ik zei dat ik het in de kliniek zou vragen.

Ik wist dat ik tegen de tijd dat de baby zogenaamd geboren zou worden, weg moest zijn. Het was wel een probleem, maar ik bedacht er een oplossing voor. Ik maakte James en Natasha wijs dat ik, nu ik moeder ging worden, een hevig nostalgisch verlangen begon te krijgen naar het weeshuis, het enige thuis dat ik me herinnerde. James wilde met me mee, maar ik zei dat het een reis was die ik alleen wilde maken. Hij had het trouwens heel erg druk met zijn handel in antiek, hij moest dus wel in Londen blijven. Ik beloofde dat ik binnen een week terug zou zijn, ver voor de tijd dat de baby was uitgerekend. Het kostte me heel wat overredingskracht, maar uiteindelijk lieten ze me gaan.

Ik was intussen al met zwangerschapsverlof. Op kantoor was ik de baas en dus kon ik doen wat ik wilde.

Ik ging naar het weeshuis, waar ze allemaal erg opgetogen waren over het feit dat ik zwanger was. Ze waren vooral blij dat ik juist op dat moment bij ze kwam, want mijn biologische moeder bleek in het ziekenhuis op sterven te liggen en verlangde er hevig naar mij te zien, al was het maar één keer. Ze wilde me alles uitleggen.

Ik zei dat ik geen behoefte had aan uitleg.

Ze had me het leven geschonken en dat was best. Meer wilde ik niet van haar. Ik had me er doorheen geslagen.

De zusters en het personeel waren geschokt. Ik had een goede baan, een rijke man, een prachtig huis en nu verwachtte ik ook nog een kind. Waarom zou ik mijn hart niet openstellen voor een vrouw die veel minder geluk had gehad dan ik?

Maar ik liet me niet vermurwen. Ik had te veel aan mijn hoofd. Ik stond op het punt naar een ander land te gaan om een baby voor mezelf, een kind voor James, een erfgenaam voor Natasha Harris te stelen. Waarom zou ik me inlaten met het gepraat en de schuldgevoelens van een vreemde vrouw die daar veel en veel te laat mee was?

Ik reed weg bij het tehuis en parkeerde mijn auto in de buurt van de veerbootterminal. Ik zette een pruik op en deed mijn nepbuik af en stopte die in de kofferbak. Ik had een goedkope regenjas, een draagdoek en een levensgrote babypop aangeschaft en was klaar voor de overtocht. In die tijd hadden ze nog nauwelijks bewakingscamera's aan boord, maar ik wilde er zeker van zijn dat als er eenmaal alarm was geslagen, niemand mij zou kunnen verdenken als ik met een baby op de boot naar Engeland stapte, want er zou ongetwijfeld wel iemand zijn die me op de heenreis ook met een kind had gezien.

Er kwamen een paar moeders op me af die naar de baby wilden kijken, maar ik zei verontschuldigend dat ze erg eenkennig was. Ik zag haar namelijk al als mijn dochter, zie je.

Ik nam de bus naar Rossmore en hield de pop stevig tegen me aangedrukt. Het was op een zaterdag en het was erg druk in het stadje. Ik liep door Castle Street tot mijn voeten er pijn van deden.

Ik deed ook boodschappen, ik kocht talkpoeder, luiers en babyzalf. Ook nu stonden er weer heel veel kinderwagens voor winkels geparkeerd. De mensen in dit stadje waren argeloos en vol vertrouwen, zouden sommigen zeggen. Maar ik niet. Wat mij betrof ging het om ouders die geen kind verdienden omdat ze het op een misdadige manier verwaarloosden.

Ik moest heel omzichtig te werk gaan.

De bus die ik moest hebben, vertrok om drie uur. Naar de veerboot was het twee uur rijden. Ik moest het kind stelen vlak voordat de bus vertrok, niet eerder. Het zou niet slim zijn om de politie meer tijd te geven om te zoeken.

Vreemd. Ik weet nog precies wie er die dag door die drukke straat liepen. Er was een oude priester, je weet wel, zo'n man in een soutane, zoals ze die vroeger droegen, zo'n jurk helemaal tot op de voeten. Hij schudde iedereen de hand. De halve bevolking leek aan het winkelen te zijn en allemaal groetten ze elkaar. Ik stond op de stoep bij het Rossmore Hotel toen ik een pasgeboren baby in een kinderwagen ontdekte. Die lag daar rustig te slapen en aan de stang van de kinderwagen was de lijn van een kleine terriër bevestigd. Ik stak de straat over en binnen enkele seconden was het gebeurd. De pop lag in een afvalbak en de baby zat in de draagdoek tegen mijn lichaam. De oogjes zaten stijf dicht, maar ik voelde een hartje kloppen tegen mijn borst. Het voelde alsof het allemaal zo was voorbeschikt. Alsof de heilige Anna me op een merkwaardige manier naar dit kind had geleid.

Ik stapte in de bus en wierp nog een laatste blik op Rossmore. De bus hotste over de binnenwegen naar de veerboot en toen ging ik met mijn dochter in mijn armen aan boord. Blijkbaar was ik al een heel eind weg toen er alarm werd geslagen. Maar wie zou eraan denken om meteen op een veerboot te gaan zoeken? Tegen de tijd dat het duidelijk werd dat het om een echte ontvoering ging, zat ik al lang en breed in mijn auto.

Ik had gedaan wat ik van plan was: ik had mijn kind gehaald.

Het was een meisje dat Grace Natasha zou gaan heten. Ze was tussen de twee en vier weken oud. Verschrikkelijk toch, dat mensen zo'n jonge baby gewoon aan haar lot overlieten, hield ik mezelf voor. Ze was heel wat beter af bij mij, ze zou een heel goed leven krijgen. Niemand zou me kunnen vinden, zei ik tegen mezelf terwijl ik haar eerste flesje klaarmaakte op een primus achter in de auto.

En wat zo prachtig is, Mercedes, is dat ze me inderdaad nooit hebben weten te vinden.

Ik had het allemaal ontzettend knap geregisseerd, moet je weten.

Ik deed mijn nepbuik weer om en nam mijn intrek in een morsig pension. De baby liet ik in de auto achter. Midden in de nacht deed ik net alsof de weeën waren begonnen. Ik stond erop om zelf naar het ziekenhuis te rijden. In plaats daarvan reed ik terug naar het weeshuis.

Ik vertelde daar dat ik de baby in mijn eentje had gekregen en vroeg of ze me een aantal dagen wilden verzorgen tot ik weer een beetje van de schrik bekomen was.

Iemand van het personeel zei dat ik onmogelijk van die baby bevallen kon zijn, omdat ik een aantal dagen geleden nog in het tehuis geweest was en de baby minstens twee weken oud was, geen drie dagen. Een andere wilde er een dokter bij halen. Maar ik had zeventien jaar van mijn leven bij deze mensen doorgebracht en ik wist hoe ik ze moest bespelen. En je moet niet vergeten dat ze van mij hielden. Ik was hen in al die jaren nooit tot last geweest. Ik was ze niet vergeten en ik kwam af en toe nog op bezoek. Ik had ook een aantal flinke bijdragen gestort voor hun verbouwingsfonds. Ze zouden Helen, die arme wees, wier eigen moeder op sterven lag, geen lastige vragen stellen.

Ze wisten het best. Natuurlijk wisten ze het. Het waren vrouwen die hun hele leven met kinderen doorbrachten. Ze hadden het misschien moeten melden, ja, ik geloof wel dat je dat kunt zeggen. Maar ze dachten waarschijnlijk dat ik de baby had gekocht. En ze begrepen dat ik dat verborgen wilde houden voor mijn tamelijk deftige echtgenoot en schoonmoeder. En dus speelden ze mijn spelletje mee.

Ik verbrandde de valse buik, de pruik en de goedkope regenjas stiekem in de vuilverbrandingsoven. Ze belden James voor me op om hem te vertellen dat hij een dochter had en hij belde Natasha om haar te vertellen dat ze een kleindochter had. Ze zouden de geboorte ook aangeven. James huilde aan de telefoon. Hij zei dat hij nog meer dan eerst van me hield en dat hij de rest van zijn leven voor ons allebei zou zorgen. En Grace sliep intussen maar door, tevreden met zichzelf en met iedereen. En in drieëntwintig jaar tijd is ze nooit iemand tot last geweest.

Ze lijkt zo ontzettend op mij, niet lichamelijk natuurlijk, maar in de manier waarop ze zich gedraagt. Dat heb je zelf kunnen zien. Ze is in alle opzichten mijn dochter.

Ze is een sterke persoonlijkheid met een dwingend karakter. Ze is precies haar moeder.

Ze is precies zoals ik.

Nee, Mercedes, ik heb nooit geprobeerd te achterhalen hoe het haar familie in Ierland verder is vergaan. Ze hebben daar hun eigen kranten en alles, zie je, dus ik heb er nooit over hoeven lezen.

Ze hebben daar trouwens allemaal zo veel kinderen. Ik denk nooit na over die kant van het hele verhaal.

Nee, natuurlijk zal ik het Grace nooit vertellen, nog in geen miljoen jaar.

Ze heeft nu een vriend, David. Ach ja, dat weet je natuurlijk. James is niet zo erg ingenomen met hem. Dat zegt hij niet, maar ik weet het gewoon. Ik mag hem ook niet zo, maar Grace heeft voor hem gekozen en dus zeg ik er niets van. Ik glimlach alleen maar.

David komt toevallig uit Ierland. Dat is toch buitengewoon, vind je ook niet? Grace is er nooit geweest, tenminste niet sinds… Ze is er nog niet geweest in ieder geval. Maar gisteren schrok ik me wel een ongeluk toen David zomaar ineens zei dat er in Ierland een verschrikkelijk gedoe is ontstaan rond een weg die langs Rossmore gepland is. Er werd heftig tegen geprotesteerd heb ik begrepen.

‘Zei je Rossmore?’ vroeg ik. Ik verstijfde helemaal.

‘Ja, een stadje van anderhalve man en een paardenkop in de wildernis. Je kunt er inderdaad maar beter omheen rijden. Niemand heeft er iets te zoeken.’ Hij moest er niets van hebben, dat was wel duidelijk.

Ik zocht op zijn gezicht naar tekenen dat hij het wist. Stel dat hij uit Rossmore kwam? Stel nu eens dat het zijn zus was die ik uit de kinderwagen had gestolen. Wat een verschrikkelijke gedachte. Hij en Grace broer en zus!

Ik voelde me erg zwakjes. Dat weet je, want je hebt me geholpen, zoals altijd.

Ik dacht dat ik zou flauwvallen, maar dat gebeurde niet. Ik merkte dat ik weer in de werkelijkheid terugkwam. Ik vroeg me af waarom hij nu juist over dát stadje begonnen was. Dat moest toch iets te betekenen hebben? Misschien was hij me al jarenlang op het spoor. Ik móést het weten.

‘Ben je daar zelf wel eens geweest, David?’ vroeg ik. Ik durfde nauwelijks te denken aan wat hij zou kunnen antwoorden.

Maar hij zei nee, hij was er misschien wel eens doorheen gekomen toen hij op weg was naar het westen van Ierland, maar hij kende het verder niet. Hij had er wel met Grace over gesproken, want er was daar iets wat interessant zou kunnen zijn. Zijn stem stierf weg. Hij was er alleen maar over begonnen om iets te zeggen te hebben.

Grace keek hem vol adoratie aan.

‘Ik zal je zeggen waarover we het gehad hebben, moeder… David vertelde dat er daar een soort heilige plek is, een bron waar wensen vervuld worden, zoiets. Mensen zouden er genezing vinden, schijnt het…’ Ze keek me hoopvol aan.

‘Nee, Grace, en David, dank jullie wel, maar laat mij maar,’ zei ik. ‘Met mij gaat het best. Dat soort oorden werkt echt niet, hoor.’

‘Maar ze zeggen dat ze op een bepaalde manier juist wel werken, moeder. Mensen krijgen er meer kracht en vertrouwen, ze gaan zich er beter van voelen. De mensen die daarheen gaan, pakken alles wat ze krijgen kunnen.’

‘Ik heb gepakt wat ik…’ begon ik en zag ze toen kijken. ‘Ik heb alles uit het leven gehaald en daar ben ik erg sterk van geworden. Ik voel me prima, heus,’ zei ik gedecideerd.

Grace pakte mijn hand en drukte er een kus op.

Haar oma heeft ervoor gezorgd dat ze op haar vijfentwintigste een hele sloot geld krijgt. De hele Harris-erfenis gaat naar haar toe. Wat zou ze hebben als ik haar had laten liggen in die kinderwagen met die hond eraan vastgebonden? Ik zal er natuurlijk niet meer zijn als ze alles erft, maar dat doet er niet toe. Ik heb haar een heel goede start in het leven gegeven. Ik heb alles voor haar gedaan, alles wat een moeder maar kan doen. Voor haar, voor haar vader en voor haar grootmoeder.

Ik heb mezelf niets te verwijten. Ik heb James nooit een leugen verteld, behalve deze ene, en dat heb ik uit liefde gedaan. We hadden zo'n prachtig huwelijk, ik geloof niet dat hij ooit tegen mij gelogen heeft. Onmogelijk. Maar ik heb mezelf ook niets te verwijten, zoals ik al zei.

Hé, Mercedes, hou op met huilen. Alsjeblieft. Jij hoort ons te helpen om flink te zijn, niet andersom. Alles is al moeilijk genoeg. Als de zusters om ons heen nou ook nog beginnen te snotteren…

Zo, dat is beter.

Ik vind je veel leuker als je glimlacht.

Wat denk je, heb je nog een beetje thee voor me?

Deel 2 – James

Mama belt me altijd om negen uur 's ochtends op. Een heleboel mensen vinden dat nogal raar, maar ik vind het erg geruststellend. Het betekent dat ik er nooit aan hoef te denken om haar te bellen en dat ik op de hoogte blijf van alles wat er in de grote wereld gebeurt, en dat is altijd erg interessant. Allemaal verhalen over schrijvers en advocaten, bankiers en politici.

We hebben altijd een heel rustig leven geleid, Helen en ik, dus is het heel vermakelijk om verhalen uit de eerste hand te horen over het soort mensen dat je gewoonlijk alleen uit de kranten kent. Helen nam nooit de telefoon aan op dat uur want we wisten allebei dat het mama is. Niet dat Helen het niet leuk vond om met mama te praten of zo… Ze kunnen heel goed met elkaar opschieten en Helen is altijd heel erg aardig tegen haar. Van het begin af was zij degene die vond dat we een plek voor mama in ons leven moesten inruimen, dat we haar in ieder geval een keer per week voor de lunch of het diner moesten uitnodigen. Ze wist altijd precies hoe ze mama moest aanpakken. Als ik mama al van een fout zou kunnen betichten, dan is het misschien dat ze een beetje een snob is, maar mijn hemel, Helen maakte daar korte metten mee!

Dan keek ze mama aan met haar grote porseleinblauwe ogen.

‘Het spijt me, mevrouw Harris, maar u zult me hier echt mee moeten helpen. We hebben in het weeshuis nóóit oesters gegeten…’ Ja, en ze hadden ook nooit vingerkommetjes of amusegueules of wat voor flauwekul mama indertijd nog meer in de aanbieding had. Helen wist haar compleet te ontwapenen en mama begon haar algauw te mogen – na enkele aanvankelijke bedenkingen zullen we maar zeggen. Mama had oprecht bewondering voor iemand die zo direct en spontaan was als Helen.

Ze wist ook dat ik nooit eerder van iemand gehouden had en dat ik ook nooit van een ander zou houden. Ik had er geen twijfel over laten bestaan dat Helen mijn vrouw zou worden, en dat was kort nadat ik haar voor het eerst had ontmoet; ze droeg een jurk in exact dezelfde blauwe kleur als van haar ogen. Ze draagt heel vaak kleding in die kleur, zijden sjaals of blouses. En peignoirs en negligés, dingen die ze nu aldoor aan heeft.

De familie, dat wil zeggen al mijn ooms en neven, vonden altijd dat ik in de City moest gaan werken. Maar daar was ik niet voor aangelegd. Ik vond het een verschrikkelijke gedachte. In plaats daarvan ging ik bij een antiekhandel werken. Ik studeerde kunstgeschiedenis om me beter in het vak te bekwamen en kort nadat ik met Helen was getrouwd begon ik mijn eigen zaak, die pijlsnel uitdijde. Ik liep altijd in nogal ouderwetse kostuums, maar door Helen leerde ik me beter kleden en mezelf presenteren. Door bijvoorbeeld praatjes te houden over achttiendeeeuwse meubels. Ze moedigde me aan om de pers op de hoogte te brengen als ik iets interessants in de verkoop had. De rest is geschiedenis, zoals men zegt.

Ik heb nu in het hele land antiekzaken en ik ben vaak op televisie te zien als antiekexpert.

Ik heb laten zien dat ik mezelf kan bedruipen en daar was ik erg trots op. En ik was ook erg trots op mijn vrouw Helen. We hebben net ons zesentwintigjarig huwelijksfeest gevierd. Vanavond in het ziekenhuis deed Helen zelfs alsof ze een paar slokjes champagne meedronk. We hadden kristallen champagneglazen meegebracht. Ze zag er nog even mooi uit als op de dag dat we trouwden.

Daarna gingen we met z'n drieën uit eten: mama, Grace en ik. Gelukkig vond Grace het geen al te groot probleem dat ik die hufterige David niet meevroeg. We gingen naar een Frans restaurantje waar Helen en ik vaak kwamen voordat ze ziek werd.

Mama sprak een toost uit: ‘Op een van de gelukkigste huwelijken die ik ooit gekend heb,’ zei ze met een van de tinkelende stemmetjes die ze kon opzetten. Ik glimlachte, vriendelijk en wijs.

Dit was dezelfde vrouw die me meer dan een kwarteeuw geleden jammerend had gesmeekt niet met een meisje te trouwen dat we totaal niet kenden, een vrouw met een verleden dat volledig onbekend was, op het feit na dat ze in een weeshuis was achtergelaten.

Grace zei dat ze het eens was met de toost. Ze zei dat ze het al heerlijk zou vinden als haar huwelijk met David maar half zo goed zou zijn. Ze zei dat ze van al haar vrienden niets anders hoorde dan dat hun ouders voortdurend met elkaar overhoop lagen en elkaar vliegen probeerden af te vangen. Dat had zij nooit meegemaakt. Ze kon zich niet herinneren dat er ooit ruzie in huis was geweest.

‘Ik ook niet,’ zei ik eenvoudig.

Ik proefde niets van wat we aten, wat mij betrof had het karton mogen zijn. Weer werd ik overspoeld door het gevoel dat het allemaal zo oneerlijk was. Waarom moest er een einde komen aan dit huwelijk? Volgend jaar zouden we het over mijn ex-vrouw hebben, of misschien al volgende maand. Waarom moest Helen, die haar hele leven nog geen vlieg had kwaad gedaan, sterven en mochten anderen die tot niets anders dan boosaardigheid en hebzucht in staat waren, blijven leven? Waarom zat ik hier aan tafel gemeenplaatsen te verkondigen tegenover mijn moeder en mijn dochter, terwijl ik niets anders wilde dan aan Helens bed zitten, haar hand vasthouden en haar zeggen dat de tijd die we samen hadden gehad magisch was, dat ik me een verleden vóór haar niet kon herinneren en me een toekomst zonder haar niet kon voorstellen?

Daarna zouden we praten over allerlei onbenullige dingen: dat geraniums altijd in groepjes bij elkaar geplant moesten worden, dat ik iedere week mijn jasjes naar de stomerij moest brengen en mijn overhemden naar de Chinese wasserij; dat ik dure manchetknopen moest dragen, zelfs al kostte het me drie minuten om ze in te doen. Ik hield zo ongelofelijk veel van haar, ik had zelfs nooit aan een andere vrouw kunnen denken. Dat is de zuivere waarheid, zoiets kwam nooit bij me op.

Die Filippijnse vrouw, Mercedes, die met de grote, treurige ogen, verzekerde me dat Helen vanavond gelukkig was. Ze had blijkbaar veel over haar gezin gepraat en foto's bekeken van onze huwelijksdag en kiekjes van Grace toen ze nog klein was. Helen wilde dat ik een zo normaal mogelijk leven leidde, zo noemde ze dat. Dat ik heerlijk moest gaan eten met mijn moeder en dochter. Alsof ik dat zou kunnen, geen denken aan. Ik zag ze steeds steels naar me kijken, mama en Grace, en dat was een veeg teken. Ik moest vrolijker zijn. Ik heb er genoeg van om me aan anderen vrolijk voor te doen.

Toch is dat wat Helen het liefst van alles wilde. Ze zei dat dat het enige was waardoor ik haar kon helpen. Ik moest ervoor zorgen dat alles gewoon zijn gangetje bleef gaan. Ik moest niet vergeten mijn moeder geregeld uit te nodigen, ik moest beleefd zijn tegen David, Graces irritante vriend, en ik mocht niet tegen haar zeggen dat ze wel iets beters kon krijgen, ook al was dat wat ik dacht. Dus rechtte ik met moeite mijn schouders, dwong mezelf tot me te laten doordringen wat ik aan het eten was en spande me in om alles zijn gewone gangetje te laten gaan.

Ze waren allebei zo knap, mijn moeder en mijn dochter. Mijn moeder zag er echt niet uit als iemand die de zeventig was gepasseerd; ik zou niet eens kunnen zeggen met hoeveel jaar precies. Ja, mijn moeder Natasha was een wandelende reclame voor haar kapper en schoonheidsspecialiste, en voor haar eigen goede smaak op het gebied van mode. Ze droeg een lila jasje over een dito jurk, een creatie die was ontworpen voor iemand die veertig jaar jonger was, maar die desondanks uitstekend bij haar paste.

Grace was met haar blonde haar en donkere ogen altijd al een opmerkelijke schoonheid. Maar vanavond zag ze er in een donkerrode jurk met van die dunne bandjes werkelijk betoverend uit. Ze was veel te goed voor die vervelende David, ze was veel te mooi en te intelligent voor hem… Maar ik mocht me niet aan dat soort gedachten overgeven.

Ze had het alweer over David. Wanneer praatte ze een keer niet over hem? David werkte net als zij in de City.

De mensen zeiden van hem dat hij erg pienter was. In de zin van dat hij een aangeboren geslepenheid bezat. Hij had iets van een bookmaker bij de paardenraces, hij leek niet op de accountants, bankiers en financiële experts in wier kringen Grace zich met zoveel gemak bewoog.

Nee, de jonge David was van een totaal ander slag.

Maar Grace hield van hem, daar was geen twijfel over mogelijk. Ze had nooit eerder een vriendje mee naar huis genomen, en nu was ze uitgerekend met deze hufter aan komen zetten.

‘David is vandaag bij moeder op bezoek geweest.’ Grace sprak zijn naam nogal lijzig uit, alsof ze het heerlijk vond die wat langer in haar mond te kunnen proeven. ‘Hij zei dat hij het zo bijzonder vond dat ik totaal niet op jullie tweeën lijk. Dat ik nog geen twee tellen in de zon kan zitten zonder te verbranden, maar dat jullie, als jullie er een hele maand in zouden zitten, alleen maar prachtig bruin zouden worden. Hij lijkt zelf als twee druppels water op zijn vader, ze zijn net een tweeling: dezelfde neus en dezelfde mond, en zelfs dezelfde manier om hun haar uit hun gezicht weg te vegen.’

Ik weerhield me er met enige moeite van op te merken dat dat dan pech was voor hen allebei. Het lukte me Grace het idee te geven dat ik enigszins geïnteresseerd was, zodat ze door kon gaan met praten over het onderwerp van haar liefde.

‘David vroeg moeder of zij het ook niet vreemd vond dat ik op geen van jullie beiden lijk.’

‘O, en wat zei ze?’ Ik probeerde enige warme belangstelling in mijn stem te leggen. Al kon ik bijna geen woord uitbrengen. Hoe waagde die schoft het om een stervende vrouw aan een verhoor te onderwerpen? Hoe bestond hij het om haar in haar laatste weken, of misschien dagen, van streek te brengen met zijn onnozele vragen?

‘Ach, u kent moeder, ze gaf hem gelijk, maar ze voelde zich niet zo goed en ze riep Mercedes erbij.’

‘Het was niet zijn schuld,’ zei mijn moeder. ‘Helens pijn komt op bij vlagen, dat hebben ze ons gezegd.’ Natasha nam het altijd op voor de jonge blaag. Ongelofelijk eigenlijk.

‘Maar later voelde ze zich weer goed, toch, papa, bij het feestje voor jullie huwelijksdag?’ Grace keek me met haar prachtige donkere ogen smekend aan.

‘Ja, hoor, ze voelde zich prima,’ wist ik uit te brengen.

In het uur dat volgde, slaagde ik in nog veel meer dingen. Zo lukte het me te blijven glimlachen naar mijn moeder en mijn dochter, en herinneringen op te halen aan gelukkiger tijden. Het lukte me net te doen alsof het me wat uitmaakte of we na het eten armagnac of cognac zouden drinken. Maar eindelijk was mijn moeder dan weer terug in haar grote herenhuis en mijn dochter in haar flat, waar die David die zo op zijn vader leek, ongetwijfeld bij haar in bed zou kruipen.

En toen was ik vrij.

Eindelijk kon ik naar Helen toe.

Ze laten je daar op elk moment van de dag of nacht binnen.

Dat was een van de plezierige bijkomstigheden van rijk zijn: dat je een privékliniek kon betalen. Ik kon gewoon via de geruisloos openzwaaiende dubbele deuren de hal binnengaan, die meer leek op de lobby van een deftig hotel dan op een ziekenhuisruimte. De nachtreceptioniste groette me wellevend.

‘Ik beloof dat ik haar niet zal storen als ze slaapt,’ zei ik met mijn geoefende, nog nauwelijks oprechte glimlach.

Helen en ik hadden het er vaak over gehad dat het leven voor een groot deel uit toneelspelen bestond. Dat we heel vaak gedwongen waren te doen alsof. Dan zuchtten we en zeiden tegen elkaar dat wij in ieder geval het geluk hadden dat we altijd open waren tegenover elkaar. Al was dat niet waar. Natuurlijk hielden we de schijn op. Als er iemand de schijn ophield dan waren wij het wel.

Ze heeft me nooit over Grace verteld en ik heb haar nooit verteld dat ik het wist. Dat ik het altijd al geweten had.

Ik wist het al vanaf de dag dat ik tijdens haar zogenaamde zwangerschap een keer haar kamer binnenkwam; ze had gezegd dat ze liever alleen sliep. Ze lag te woelen in haar slaap, ze had weer eens een nachtmerrie. Ik legde mijn hand op haar voorhoofd om haar tot bedaren te brengen en toen zag ik het, het witte ding dat ze onder haar nachtpon droeg. Ik tilde het laken op en zag het prachtige crème met goudkleurige negligé dat omhoog was gekropen en daaronder die buik van schuimplastic.

Het was een verpletterende schok. Helen, mijn vrouw, loog tegen me. Maar even later volgde er een naschok van medeleven en liefde. Dat arme, arme meisje. Ze moest wel heel erg bang zijn voor mijn moeder, en als het erop aankwam ook voor mij, dat ze haar toevlucht nam tot zoiets extreems. Wat was ze van plan te gaan doen als ze moest bevallen, of liever gezegd als ze zei dat ze moest bevallen?

Misschien had ze het zo geregeld dat ze tegen die tijd voor geld een kind kon halen. Maar waarom had ze mij er niets van gezegd? Ik zou alles, ja, letterlijk alles met haar gedeeld hebben. Waarom vond ze dat ze het mij niet kon vertellen?

Ik was hevig ongerust toen ik die nacht weer naar mijn kamer ging. Wat was ze van plan te gaan doen zonder mij om haar bij te staan? Ik wist dat ze het zonder mij niet af kon, dat het haar niet zou lukken het waanzinnige plan dat ze mogelijk in haar hoofd had tot een goed einde te brengen.

Maar ik wist ook dat ik moest wachten. Ik moest haar laten doorgaan met waar ze mee bezig was. Niets zou zo vernederend voor haar zijn dan erachter komen dat ik haar bedrog had ontdekt.

De tijd vorderde; Helen zag er bleek en angstig uit. Mama zei dat het door de zwangerschap kwam. Maar ik wist dat er veel meer aan de hand was. Ik was ontzettend opgelucht toen ze uiteindelijk aankondigde dat ze een bezoek wilde brengen aan het oude weeshuis waar ze was opgegroeid. Daar ging ze natuurlijk haar baby halen om vervolgens net te doen alsof het ons kind was.

Het verbaasde me, nee, het schokte me zelfs, dat zo'n respectabele instelling bereid was mee te werken aan dit soort bedrog. Het was illegaal, en het druiste in tegen alles waar dat tehuis voor stond. Ze waren altijd zeer zorgvuldig omgegaan met de kinderen die aan hun zorg waren toevertrouwd. Ze hadden toch wel een legale manier kunnen vinden om voor Helen een adoptiekind te vinden? Hoe konden ze nu meewerken aan zo'n misdadige onderneming? Maar ik wist ook dat ze voor Helen heel veel over hadden.

Er werkten daar nog vrouwen die er ook al waren toen Helen zelf nog een baby was.

Ze zouden allemaal ontzettend met haar meevoelen.

Toen ik dus hoorde dat onze baby, een prachtig, gezond klein meisje, onverwachts geboren was, en dat iedereen heel erg zijn best deed voor moeder en kind, kon ik enigszins opgelucht ademhalen. Ik wist van alles te verbloemen bij de aangifte van de geboorte, vulde losjes documenten in, zette hier en daar een handtekening, zonder vragen te stellen, zonder moeilijk te doen.

Ik hield het kind van iemand anders in mijn armen en zelfs ik, ‘maar een man’, zoals men wel zegt, zag dat Grace ouder was dan Helen beweerde. Ik hielp eraan mee om mensen bij de moeder en het kind weg te houden totdat niet meer duidelijk viel uit te maken hoe oud Grace precies was. Ik zei tegen iedereen dat ik zelf ook zo'n grote baby was geweest en tot mijn verbazing was mijn moeder – die gewoonlijk over dit soort dingen met mij ruziet – het ermee eens en zei dat ik inderdaad enorm was geweest.

Helen vertelde niets over de bevalling, zelfs niet aan mensen als mijn moeder en onze naaste vrienden die er alles van wilden weten. Het was allemaal in een soort waas aan haar voorbijgegaan, zei ze, maar nu ze haar kleine Grace had, deed het er ook niet meer toe; ze was ontzettend blij dat ze op dat moment bij mensen was die heel goed wisten hoe ze haar moesten helpen. Niemand vond het gek wat ze zei.

Niemand.

En waarom zouden ze ook?

Ze hadden Helen de voorgaande zes maanden langzaam dikker zien worden. Alleen ik wist wat ze van plan was en ik zou het nooit aan iemand vertellen.

Ik liep door de met zacht tapijt belegde gangen naar Helens kamer. Er was nog maar één ding dat ik haar wilde laten weten, namelijk dat haar geheim de rest van haar leven veilig was bij mij. Dat het er geen spat toe deed wat die ongevoelige dwaas, die David, ook zei. Niemand zou ooit te weten komen dat Grace niet onze dochter was. Maar ik kon haar dat niet op zo'n directe manier vertellen. Dan zou ze weten dat ik het wist.

Ik zou bij haar gaan zitten en dan zou ik er wel op komen.

Ik zou uiteindelijk wel weten hoe ik het haar moest overbrengen.

Het was donker in de kamer, er brandde alleen een klein lampje en naast het bed zag ik de grote gedaante van Mercedes, de Filippijnse, die bij haar waakte. Mercedes hield Helens hand vast. Helens ogen waren gesloten.

‘Meneer Harris!’ Mercedes was verrast.

‘Is ze wakker?’ vroeg ik.

Blijkbaar sliep ze; ze had zo-even haar medicijnencocktail toegediend gekregen. De zuster van de pijnbestrijding was een halfuur geleden langs geweest.

‘David heeft haar vandaag van streek gemaakt, is het niet?’

‘Daar heeft ze niets over gezegd, meneer Harris.’

Maar ik wist in mijn hart heel goed dat David haar een onbehagelijk gevoel had bezorgd. Haar gezicht had een erg geschrokken uitdrukking gekregen toen hij zat te zaniken over een of ander stadje in Ierland met een toverbos of een wonderbron, zoiets. Helens gezicht is voor mij een open boek. De verpleegster reageerde nauwelijks.

Ze zag en hoorde alles, maar ze zei bijna niets.

Ik moest het weten.

‘Heeft ze niets gezegd? Helemaal niets?’ Ik wist dat het klonk alsof ik niet helemaal mezelf was, maar ik móést weten of die rotjongen haar ongerust had gemaakt. Uitgerekend nu, nu haar leven bijna ten einde was.

‘Nee, nee, ze heeft alleen maar verteld over de champagne die jullie hadden meegenomen om de verjaardag van jullie huwelijk te vieren.’

Mercedes keek naar Helen in het bed, alsof die ondanks alle medicijnen kon horen wat we zeiden.

Helens wereld was dus blijkbaar niet volledig op zijn kop gezet. Ze werd niet verteerd door de angst dat haar lang gekoesterde geheim ontdekt zou worden. Ik haalde opgelucht adem.

Ik vroeg of ik alleen met haar kon zijn. Dat mocht blijkbaar niet, er moest de hele nacht bij haar gewaakt worden. Ze maakten zich zorgen om haar ademhaling.

‘Alsjeblieft, Mercedes, ik wil met haar praten als ze wakker wordt,’ zei ik smekend.

‘Meneer Harris, als ze wakker wordt, ga ik wel ergens anders in de kamer zitten, zodat ik niet kan horen wat jullie zeggen,’ zei ze.

Ze waakten nu dus permanent bij haar. Blijkbaar verwachtten ze dat ze vandaag of morgen zou sterven.

Ik bleef naast haar bed haar smalle hand strelen tot ze na twee uur wakker werd.

Ze opende haar ogen en glimlachte naar me.

‘Ik dacht dat je uit eten was.’ De woorden kwamen moeizaam.

‘Dat was ik ook, het was erg fijn,’ zei ik.

Ik vertelde haar dat we over van alles gepraat hadden: dat iedereen heel blij was en ik nog het meest. En dat Grace over David had verteld; dat die gezegd had dat hij het zo vreemd vond dat Grace donkere ogen had terwijl wij allebei blauwe ogen hadden. Dat ik toen had gezegd dat mijn vaders ogen ook donker waren. Gitzwart bijna, zei ik tegen Grace, ze moest haar ogen dus wel van hem hebben. En mama zei dat ook en voegde er nog aan toe dat Grace haar ogen ook van Helens kant van de familie kon hebben, maar dat we die helaas niet kenden. Dat David het toen snapte en schouderophalend over iets anders was begonnen.

Helen keek me langdurig doordringend aan. ‘Je moet nog steeds niets van hem hebben,’ zei ze schor.

‘Wel waar,’ loog ik.

‘Mij hou je niet voor de gek, James. Wij hebben nog nooit tegen elkaar gelogen, weet je nog wel?’

‘Ja,’ zei ik.

En toen vertelde ik haar de laatste leugen.

‘Ik heb niet echt een hékel aan hem, liefste. Maar ik hou gewoon zo veel van mijn kleine meisje dat ik geen man ooit goed genoeg voor haar zal vinden. Ze is mijn dochter, mijn eigen vlees en bloed, en dus kan ik me gewoon niet voorstellen dat een man haar ooit zo gelukkig kan maken als wij hebben gedaan.’

De glimlach die op Helens gezicht was verschenen was zo prachtig. Ik had er voor eeuwig naar kunnen kijken. Maar toen veranderde er iets in haar gezicht en ging Mercedes de hoofdzuster roepen.

Voordat ze kamer uit ging, zei ze tegen me: ‘U bent een geweldige man, meneer Harris, u hebt haar erg gelukkig gemaakt met wat u net zei.’

Ik weet dat het een volslagen absurd idee is, vooral als je er langer over nadenkt, maar heel even had ik het gevoel dat ze ons geheim kende. Dat ze alles over Grace wist.

Maar dat is uiteraard onmogelijk.

Helen zou het haar nooit verteld hebben.

Nooit en te nimmer.