6

Een weekendje weg met collega's

Deel 1 – Barbara

Ja, weet je, met mij kon je altijd lachen, ik was op kantoor altijd de gangmaker en dus nam ik vanzelfsprekend aan dat ik mee zou gaan op dat weekendje. Het kwam zelfs geen seconde bij me op dat ze zonder mij zouden gaan. Toch niet zonder Barbara, het bruisende middelpunt van elk feestje? Ik was nota bene degene die ze attent had gemaakt op dat hotel in Rossmore, mijlenver weg op het platteland, met een groot zwembad en een patio waar je je eigen steaks of kipkluifjes mocht grillen. Ik zocht de website op, printte alles uit en liet het aan iedereen zien.

Dus natuurlijk dacht ik dat ik ook van de partij zou zijn.

Maar toen hoorde ik ze er allemaal over praten: wie bij wie op de kamer zou gaan en hoe laat ze samen iets gingen drinken voordat ze met z'n allen de trein zouden pakken. En ze hadden het over een soort wensput in het bos waar geregeld een heilige verschenen was en waar ze ook naartoe zouden gaan om te kijken of ze de heilige misschien tijdens zo'n verschijning konden verrassen.

En toen begon het me ineens te dagen dat het niet de bedoeling was dat ik meeging.

In het begin dacht ik nog dat het een vergissing was zoals die zo vaak gemaakt wordt. Dat de een dacht dat de ander het al tegen mij gezegd had. Ze konden toch niet zomaar zonder mij op pad gaan? Maar, als je ergens buiten wordt gehouden, dan voel je dat op een gegeven moment aan je water en dat was bij mij ook het geval.

In het begin was ik natuurlijk razend. Hoe durfden ze mijn idee in te pikken en mij er niet bij te betrekken? Toen werd het me droef te moede. Waarom moesten ze me niet? Wat voor reden konden ze hebben om mij erbuiten te houden? Ik had de grootste moeite om niet in huilen uit te barsten, zo'n medelijden had ik met mezelf. Maar vervolgens begon ik ze te haten. Al die mensen van wie ik dacht dat het mijn vrienden waren. Ik hoopte dat het een afgrijselijk weekend zou worden en dat het hotel een ramp zou zijn. Ik wenste ze het allerverschrikkelijkste pokkenweer toe en hoopte dat het op die patio zou krioelen van enge beestjes die in hun haren en kleren kropen.

Ze vertrokken op vrijdag in de lunchpauze en namen de trein van twee uur. Ze waren allemaal 's ochtends met hun weekendtas naar kantoor gekomen. Wat me nog het meest verbijsterde, was dat ze er in mijn bijzijn zo openlijk over praatten. Ze geneerden zich er totaal niet voor dat ze het idee voor dit weekendje van mij gestolen hadden en mij niet eens lieten meegaan. Ze gingen bij mij in de buurt niet zachter praten, ze wendden zich niet eens af, ze praatten erover alsof ik er zonder meer van uit was gegaan dat ik niet meeging.

Op die vrijdagochtend vertrouwde Rosie, een van de aardigsten van het stel, me toe dat ze heel erg hoopte in het weekend te kunnen aanpappen met Martin van Verkoop.

‘Denk jij dat ik een kans bij hem maak, Bar?’ vroeg ze.

‘Waarom vraag je dat aan mij?’ vroeg ik bits.

Rosie leek verbaasd. ‘Nou, omdat jij zo cool bent, Bar, jij weet alles,’ zei ze. Voor zover ik kon zien, nam ze me niet in de maling. Maar dat maakte het des te vreemder dat zij me er niet bij had willen hebben.

‘Ik denk dat je heel veel kans hebt om Martin voor je te winnen,’ zei ik. ‘Maar als ik jou was, zou ik hem uit de buurt van Sandra zien te houden, want dat is een echte mannenverslindster als je het mij vraagt.’

‘O, Bar, je bent fantastisch, ik wou dat je met ons meeging, dan kon je me nog meer adviezen geven. Waarom ga je niet mee? Voor deze ene keer?’

‘Ik ben niet gevraagd,’ zei ik schouderophalend. Ik wilde niet laten merken hoe belangrijk het voor me was.

Rosie schaterde het uit. ‘Alsof we jou dat hadden moeten vragen,’ zei ze. ‘Je wilde gewoon niet mee, dat wisten we al meteen. Je zat die plaats zo af te kraken. We wisten heus wel dat je iets beters te doen zou hebben.’

‘Ik heb Rossmore helemaal niet afgekraakt, ik heb nota bene voorgesteld om daarheen te gaan!’ riep ik barstend van verontwaardiging.

‘Nou, ja, je hebt het misschien niet direct afgekraakt, Bar, maar we wisten allemaal dat het voor jou niks zou wezen. Dat je er een beetje boven stond. Niet op zo'n snobachtige manier, hoor, maar toch.’

‘Ik geloof je niet,’ zei ik.

‘Nou, vraag het maar aan iedereen,’ zei Rosie. En dat deed ik.

Ik vroeg het mannenverslindster Sandra.

‘Ik denk niet dat het een plek voor jou is,’ zei Sandra. ‘Voor ons gewone luitjes is het prima, maar niet voor jou, Bar.’

‘Waarom niet?’ vroeg ik met een bikkelharde stem.

‘Jij hebt toch veel meer klasse dan wij, Bar. Kom, dat weet je ook best. Wou jij in een spijkerbroek worstjes grillen…? Daar kan geen mens zich toch zeker iets bij voorstellen?’

Ik was volledig overdonderd.

Ja, natuurlijk, ik heb altijd mooie kleren aan. Ik let heel goed op mijn uiterlijk. Ik vind ook dat ik er zeer verzorgd uitzie. Ik heb spraaklessen gevolgd om mijn uitspraak te verbeteren. Maar zo arrogant dat ik niet een weekend weg wilde met collega's? Kom nou toch… Keken ze dan zo tegen me op? Hadden ze zo veel ontzag voor me dat ze me niet mee wilden hebben? Nee toch zeker?

Maar ik zou ze niet laten merken hoe onthutst en bedroefd ik was. Geen denken aan.

‘Nou, ik hoop dat het leuk wordt, Sandra,’ zei ik opgewekt. ‘Heb je al een speciaal iemand op het oog om je in het weekend mee te vermaken?’

‘Nee, niet echt. Die Martin van Verkoop ziet er niet slecht uit. Maar we zien wel.’

Sandra kon elke man krijgen die ze wilde, maar Rosie was minder gezegend. Ik besloot iets voor Rosie te doen, hoe teleurgesteld ik ook was.

‘Ik zou geen tijd aan hem verspillen, ik heb gehoord dat hij oersaai is als je hem wat beter kent,’ zei ik.

‘Bedankt, Bar,’ zei Sandra. Ze deed nog wat lipgloss op. ‘Dan zoek ik mijn heil wel elders. Wat ga jij dit weekend trouwens doen?’

‘Ik? O, niet zoveel bijzonders,’ zei ik, ten prooi aan verwarring.

‘Ja, vast,’ zei Sandra.

‘Ik geef een lunch,’ hoorde ik mezelf zeggen.

‘Tjee, Barbara, je bent echt een klasse apart. Hoeveel mensen komen er?’

‘Twaalf als ik mezelf meereken.’ Was ik gek geworden? Ik kende niet eens twaalf mensen. En als ik ze wel kende, dan kon ik nog niet voor ze koken.

‘Twaalf! Wat ben jij goed, Bar. Neem je volgende week de foto's mee?’

‘Vast wel,’ zei ik, diep ongelukkig. Ik kon altijd zeggen dat mijn camera weigerde. Ik was niet alleen een impopulaire zielenpoot, ik was ook nog eens gek en oneerlijk. Wat een geweldig begin van een weekend!

Ik zwaaide ze allemaal na toen ze het kantoor uit gingen om de trein van twee uur te nemen. Mensen van wie ik gedacht had dat het vrienden waren – de sexy Sandra, de naïeve Rosie, die aardige Martin van Verkoop en nog een stuk of zes anderen die mij allemaal arrogant en blasé vonden. Ik bekeek mezelf in de spiegel op het damestoilet. Een bleek gezicht, omlijst door een prijzig kapsel, een jasje en rok van zeer goede snit, die ik iedere avond met een sponsje bewerkte en borstelde. Eronder droeg ik een goedkoop T-shirt, iedere dag een andere kleur. Daar was niks snobistisch aan en ik was ook helemaal niet verwaand, toch?

Twee schoonmaaksters kwamen met hun emmers en dweilen het toilet binnen. Ze begroetten me met een stralende glimlach, een en al blikkering van gouden tanden. Het waren geen Ierse vrouwen, maar ik had geen idee waar ze dan wel vandaan kwamen, want er werkten de laatste tijd zóveel buitenlanders in Ierland. Ze hadden drie uur poetsen en boenen voor de boeg, maar ze waren opvallend goedgehumeurd.

En ik waagde het om medelijden met mezelf te hebben. Ik die een goede marketingbaan had, een groot appartement met een tuin, een flatscreen televisie en een designeroutfit!

‘Hebben jullie zin in het weekend?’ vroeg ik.

‘Niet zo erg,’ zei de ene vrouw.

‘Zondag vaak treurige dag in grote stad,’ zei de andere.

Ik wist hoe ze zich voelde.

‘Hebben jullie soms zin om bij mij te komen lunchen?’ hoorde ik mezelf vragen.

Ze keken me met open mond aan.

‘Lunch eten met jou?’ vroegen ze verbijsterd.

‘Eh, ja. Zondag om één uur bij mij thuis. Ik zal het adres even voor jullie opschrijven.’

Ik haalde mijn in leer gebonden adresboekje tevoorschijn. De twee vrouwen in hun gele werkjassen keken toe alsof ik ze uitnodigde voor een maanvlucht.

‘O, ik wil nog graag jullie namen weten, zodat ik jullie aan de anderen kan voorstellen,’ zei ik.

‘Komen ook andere mensen?’ Ze keken verschrikt.

‘Ja zeker, we zijn ongeveer met z'n twaalven,’ zei ik vrolijk.

Ze kwamen uit Cyprus en waren zussen, vertelden ze, en ze hadden Griekse namen: Magda en Eleni.

Hier in Ierland had nog nooit iemand hen bij zich thuis uitgenodigd, vertelde Eleni opgewonden.

Magda zat er een beetje mee. ‘Jij wil wij jouw huis schoonmaken?’ vroeg ze.

Ik geneerde me zo vreselijk dat ik bijna geen woorden wist te vinden. ‘Nee, nee, jullie zijn mijn gasten,’ mompelde ik.

‘Wij baklava maken… mooi Grieks toetje,’ zei Magda, nu alles duidelijk was.

Ik ging weg terwijl ze opgewonden met elkaar in het Grieks praatten; in hun nieuwe land was hen nog niet eerder zoiets leuks overkomen.

Toen ik terugliep naar mijn kamer, en nog nauwelijks tijd had gehad om na te denken over wat ik zojuist had gedaan, kwam ik mijn baas tegen, Alan, een gestreste workaholic van een jaar of vijfenveertig. Dat was althans het idee dat ik van hem had. We wisten geen van allen veel over zijn privéleven, maar van tijd tot tijd kon hij ineens uitbarsten in een tirade tegen zijn ex, die hij uit het diepst van zijn hart haatte. Hij had nu een van die uitbarstingen.

‘In en in gemeen is ze,’ zei Alan tegen me in de gang. ‘Wat een ongelofelijk kreng is het toch.’

‘Wat heeft ze nou weer gedaan?’ vroeg ik. Alan was best aantrekkelijk en heel goed te pruimen. Dat wil zeggen op de momenten dat hij niet zo over zijn vrouw tekeerging.

‘O, ze gaat het hele weekend weg en ze heeft mij opgescheept met Harry en twee van zijn tienjarige vriendjes, mét de mededeling dat ik ze geen fastfood mocht voeren. Ik moet dus echt voor ze gaan koken blijkbaar.’

‘Ach, kom zondagmiddag maar bij mij eten met ze,’ zei ik. ‘Om een uur of een.’ Nonchalant schreef ik mijn adres voor hem op.

‘Dat kan ik toch niet doen, Bar,’ zei hij, al was duidelijk dat hij het maar wat graag zou willen.

‘Ach, waarom niet?’ zei ik schouderophalend. ‘Dan zijn we met ons twaalven. En we eten heel gezond.’ Ik begon me af te vragen of ik echt gek aan het worden was.

‘Dan breng ik wel wijn mee,’ zei Alan, overlopend van dankbaarheid.

Toen ik terug was op mijn kamer en mijn spullen bij elkaar zocht, wierp ik nog een laatste blik in mijn agenda. Ik kwam dinsdag pas weer op kantoor, dus ik kon maar beter even kijken of er nog iets was wat ik moest onthouden. Op zondag was mijn tante Dorothy jarig, mijn vaders oudste zus. Ze had altijd van alles op iedereen aan te merken en werd maar zelden betrapt op vriendelijkheid.

Ik kon nog net een kaart op de bus doen, zodat ze me niet van verwaarlozing zou kunnen beschuldigen als ze mijn ouders op bezoek had. Weet je wat, dacht ik toen, het is nog beter als ik ook haar te eten vraag. Het beloofde toch al een bizarre toestand te worden en zelfs zij zou het er nauwelijks erger op kunnen maken.

Tante Dorothy was ontzettend chagrijnig toen ik haar belde. Haar drie bridgevriendinnen waren haar verjaardag vergeten, terwijl zíj hun verjaardag altijd wel onthield. Ze hadden er met geen woord over gerept dat ze haar verjaardag zouden komen vieren.

‘Tante Dorothy, wat dacht u ervan om kwaad een keer met goed te vergelden? Vraag ze maar of ze samen met u bij mij willen lunchen zondag,’ stelde ik voor. Ik constateerde dat ik onderhand volslagen idioot aan het worden was. Tante Dorothy vond het een geweldig idee. Ze zou haar vriendinnen voor schut zetten en zelfs vernederen, ze zouden zich heel erg schamen.

‘Zal ik ook iets te eten meebrengen, lieverd?’ vroeg ze op een toon die bijna hoffelijk klonk. Ik dacht even na. Ik had nog geen idee wat we zouden gaan eten, maar een salade hoorde er in ieder geval bij. Dus stelde ik haar voor een salade te maken.

‘Voor vijf personen?’ vroeg tante Dorothy.

‘Nee, voor twaalf,’ zei ik verontschuldigend.

‘Je kunt geen twaalf man aan tafel kwijt,’ bitste ze meteen.

‘We eten in de tuin,’ zei ik en hing op.

Ik maakte een optelsom. We waren nu met elf. Nog maar eentje. Larry, de beveiligingsman, kwam mijn kamer binnen. Hij wilde alles gaan afsluiten voor het weekend. En natuurlijk vroeg ik hem toen of hij zondag wilde komen eten. Hij zei dat hij heel graag zou komen. En hij beloofde wat vroeger dan de anderen te komen. In zijn bestelbus zou hij wat planken meenemen om in de tuin een tafel van te maken.

Ik had mijn gezelschap dus compleet.

Op weg naar huis ging ik een boekwinkel binnen om een boek te zoeken met tips voor de gemakkelijkste manier om gasten te ontvangen. Op zaterdag deed ik boodschappen. Ik kocht drie goedkope tafelkleden, zakken chips en dipsaus, kleurige ballonnen en de ingrediënten voor Kippenpastei-à-la-minute en Snelle-Vegetarische-Schotel-Extra-Speciaal. Met het Griekse toetje, de salade van tante Dorothy en Alans wijn erbij moest er voor iedereen genoeg zijn.

In de nacht van zaterdag op zondag sliep ik als een roos en ik dacht geen moment aan mijn collega's in Rossmore, die lamskoteletjes en worstjes roosterden op de patio of op zoek gingen naar wandelende beelden in een of ander bos.

Larry hield zich aan zijn woord en bracht de planken, plus zes vouwstoelen die hij voor de gelegenheid van kantoor had meegenomen. Ik had geen tafelschikking gemaakt, ze moesten zelf maar zien waar ze gingen zitten.

Om halfeen begon ik me af te vragen of er wel iemand zou komen. Maar om één uur kwamen ze allemaal tegelijk. Alan had genoeg wijn voor de hele buurt meegenomen. En vanaf het ogenblik dat iedereen er was, werd er druk gepraat.

Magda en Eleni hadden behalve het toetje ook nog olijven meegebracht.

Alans zoon Harry en zijn twee vriendjes bleken enorm in geld geïnteresseerd. ‘Hoeveel betaal je ons als wij bedienen?’ vroegen ze zodra ze binnen waren.

Ik keek Alan hulpeloos aan. ‘Ze zijn ieder twee euro waard, en geen cent meer,’ zei hij.

‘Ik geef jullie vijf,’ zei ik en ik ging achteroverzitten terwijl zij al het werk deden.

Tante Dorothy speelde vergenoegd de baas over haar vriendinnen. ‘O, Barbara heeft zoveel kennissen en vrienden,’ zei ze trots en ze pinkte zowaar een traantje weg toen ik iedereen ‘Happy Birthday’ voor haar liet zingen.

Magda zei dat Eleni altijd op zoek was geweest naar een sterke, gedienstige man zoals Larry en ze deed er alles aan om hen te koppelen. Harry en zijn vriendjes vroegen zich na de afwas af of ik hun zou betalen voor het wieden van de bloembedden.

‘Een euro de man,’ zei Alan.

‘Drie,’ zei ik.

Magda en Eleni leerden Larry de dans van Zorba; tante Dorothy en haar vriendinnen zongen ‘By the Light of a Silvery Moon’.

Alan zei tegen me: ‘Weet je, ik ben altijd al een beetje verkikkerd op je geweest, maar ik vond je wel een beetje bekakt. Ik had nooit kunnen denken dat je bent zoals je bent. Ik vind je helemaal geweldig.’

En dus vergat ik de mensen die me niet hadden uitgenodigd om met hen op een patio dingen te grillen tijdens een weekendje uit dat ik min of meer had bedacht, en Alan vergat zijn ex.

Ik geloof dat er iemand foto's heeft gemaakt, maar het deed er eigenlijk niet toe. Iedereen zou zich deze dag toch wel herinneren.

Deel 2 – Iemand van papa's kantoor

Een heleboel kinderen op school hebben ouders die gescheiden zijn. Dat is toch ook logisch, je wilt toch zeker niet altijd maar hetzelfde? Kijk naar mij, ik ben nu tien, maar de dingen die ik leuk vond toen ik zeven was, daar vind ik nu niks meer aan. Ik vond toen van die stomme spelletjes op de Playstation leuk, en toen waren ze ook wel leuk nog, maar ze zijn nu zóóó saai.

Dus begrijp ik best dat papa en mama genoeg van elkaar hadden en allebei iets anders wilden. Het was niks persoonlijks. Of dat zou het niet moeten zijn, bedoel ik eigenlijk. Want bij ons gaat het niet zoals het zou moeten. Mama zegt steeds dat papa heel gemeen is, dat hij ons niks geeft en dat we daarom zo arm zijn.

Ik geloof niet dat wij arm zijn, maar dat kan ik maar beter niet zeggen. Dus zeg ik helemaal niets eigenlijk.

Papa zegt altijd dat die moeder van mij ons allemaal nog eens in de bijstand doet belanden, maar dat kan ook niet waar zijn, want hij rijdt in een vette auto en is iets heel hoogs op kantoor. Maar het is ook niet zo'n goed idee om te zeggen dat we er niet bijlopen als de mensen die je op de plaatjes in de boeken van Charles Dickens ziet. Dus zeg ik dat ook maar niet.

Ze zeggen allebei steeds weer tegen me dat ze erg veel van me houden. Te veel zelfs.

Mama zegt: ‘Het enige goede wat je van die superegoïst kunt zeggen, is dat hij me jou heeft gegeven, Harry…’

En papa zegt: ‘Eén ding moet ik haar nageven, die malle vrouw die alleen maar met zichzelf bezig is: ze heeft me een prachtige zoon geschonken.’

Ik weet niet waarom ze dat zeggen, want ik ben altijd een probleem voor ze, of ik ben de persoon die voortdurend ergens gestald of opgehaald moet worden.

George ziet zijn vader helemaal nooit, dus zegt hij dat ik nog geluk heb vergeleken met hem. Wes zegt dat ze bij hem thuis alleen maar ruziemaken en dat wij allebei geluk hebben vergeleken met hem. Dus dat hele gedoe met een gezin werkt toch nooit.

Mama heeft trouwens een nieuwe vent. Hij is natuurlijk vreselijk, hij wil maar steeds aardig tegen me zijn en doet net alsof hij in me geïnteresseerd is, al is dat helemaal niet zo. Hij heet Kent. Niet dat hij uit Kent in Engeland komt of zo. Kent is gewoon zijn naam.

George zegt dat Kent een heel dure auto heeft en dus wel heel rijk zal zijn. Hij zegt dat we zolang als het duurt een hoop geld van hem moeten zien los te krijgen. Hij zegt dat ik tegen hem moet zeggen dat ik voor een nieuwe iPod spaar, of voor een mobieltje, of voor computersoftware. Hij zegt dat ik het zo moet doen dat het net is alsof ik Kent met rust zal laten als ik zoiets krijg, en dat Kent me dan zo een briefje van tien of zo geeft.

In het begin durfde ik niet zo goed, maar het werkte perfect. Ik hield me aan mijn deel van de afspraak: ik bleef bij hem uit de buurt en was heel beleefd tegen hem als we met elkaar aan tafel zaten of zo. Mama vroeg of ik Kent aardig vond en toen sperde ik mijn ogen wijd open, want dat is heel goed als je iets gaat vertellen wat niet helemaal waar is, en toen zei ik dat Kent wel oké was. En toen zei mama dat ik de beste zoon was op de hele wereld. Ze kreeg tranen in haar ogen en dus was ik meteen weg.

George zegt dat moeders toch wel met dit soort kerels trouwen, of wij ze nu leuk vinden of niet. Zijn moeder had het in ieder geval wel gedaan. Dus kun je het jezelf maar het beste zo gemakkelijk mogelijk maken, zegt George, je moet gewoon zeggen dat hij de meest bijzondere persoon op aarde is en je moet ervoor zorgen dat hij je geld blijft geven voor van alles en nog wat. Wes zei dat hij het fantastisch zou vinden als zijn ouders uit elkaar gingen en iemand hem dan een MP3-speler zou geven.

We hadden Kent eigenlijk zover willen krijgen dat hij ons dit lange weekend alle drie meenam naar een pretpark. Er was daar van alles te doen voor oude mensen, zoals in een restaurant zitten, en dan konden wij alle attracties doen. Ik had het allemaal al helemaal uitgedacht, maar toen zei hij ineens heel serieus dat hij met mijn moeder naar een prachtig hotel bij een groot meidoornbos wilde. Ik wilde niet naar een prachtig hotel in een bos. Getver. Maar ik dacht er op tijd aan dat ik beleefd moest blijven. Ik hoorde Georges stem even duidelijk alsof hij pal naast me waarschuwingen in mijn oren stond te sissen.

‘Is dat dan niet heel duur als wij allemaal meegaan, Wes, George en ik?’ vroeg ik.

Er trok een soort rilling door hem heen bij de gedachte dat hij ons allemaal moest meenemen naar een mooi hotel bij een rivier en een meidoornbos.

‘Nee, Harry, ik ben van plan alleen je moeder mee te nemen; ik wil haar namelijk iets vragen, zie je.’

Ik zei dat ze in de keuken was en dat hij zijn vraag nu ook wel kon stellen, maar nee, zei hij, het was een vraag die hij haar alleen in een passend decor kon stellen. Ik zag het pretparkvisioen al vervagen, want een pretpark was blijkbaar niet geschikt om een vraag te stellen.

Maar ik had Wes en George al gevraagd om te komen logeren. Daar moesten we iets op verzinnen. Mochten we niet gewoon met ons drieën thuisblijven, probeerde ik. Nee, geen sprake van. We moesten maar naar papa.

‘Maar hij is dit weekend niet aan de beurt,’ zei ik.

‘Zo meteen wel,’ zei Kent.

Ik hoorde moeder in de keuken in de telefoon schreeuwen. ‘Je bent je hele leven al een pure egoïst geweest, Alan, daar was al geen twijfel aan, maar dat je je eigen zoon niet eens een extra weekend bij je wil hebben… De meeste mannen zouden het fantastisch vinden, maar nee, hoor, jij niet natuurlijk. Het doet er niet toe waar ik heen ga of met wie. Ik ben niet meer met je getrouwd, Alan Black, en daar dank ik de Lieve Heer nog elke dag voor op mijn blote knieën. Het huwelijk kan me gestolen worden. Dus luister even goed naar me. Op vrijdag worden Harry en zijn vriendjes bij jou afgeleverd. Het maakt niet uit dat er niet genoeg bedden zijn. Ze hebben slaapzakken bij zich en hoor eens, ik wil dat ze goed te eten krijgen, ik wil niet dat je pizza of patat laat komen. Heb je me gehoord?!’

De hele buurt moet haar gehoord hebben.

Kent wachtte zenuwachtig af tot mama uitgeraasd zou zijn. Hij geneerde zich. ‘Het maakt niet uit, Kent, zo doen ze altijd tegen elkaar, het is niet belangrijk,’ lichtte ik toe.

‘Maar ik vind het vervelend… Ze zegt dat het huwelijk haar gestolen kan worden. Dat vind ik helemaal niet leuk om te horen,’ zei hij ongerust. Ineens meende ik te begrijpen wat dat weekend in een godvergeten gat te betekenen had.

Ik dacht er een poosje over na. Kent was in ieder geval beter dan de anderen.

‘O, maar ze bedoelt haar huwelijk met papa alleen maar, volgens mij. Ik geloof niet dat ze er verder op tegen is.’ Ik knikte wijs alsof ik alle problemen op de hele wereld doorgrondde.

‘Rossmore zou met dit weer juist zo'n prima plek zijn… Ik wil alles op de best mogelijke manier aanpakken.’ Hij beet op zijn lip.

‘Rossmore? Is dat die stad waar ze zo'n ruzie maken over een weg door het bos? We moesten er van de juf op school over debatteren: sommigen moesten voor de weg zijn en de anderen tegen.’ Ik zei het alleen maar om hem af te leiden, maar het leek hem plezier te doen.

‘Ja, er is een documentaire over op de televisie gewest. Je moeder vond het zo'n romantische plaats en daarom hoopte ik…’

‘Oké, Kent, geef die hoop niet op. Ik weet zeker dat het allemaal goed komt,’ zei ik monter. ‘Geniet van het hotel en van het bos en van je vraag en zo. Vergeleken met ons zul je het erg naar je zin hebben. Ik zit het hele weekend met een chagrijnige pa die alleen maar kan klagen.’ Dat laatste zei ik met een treurige hondenuitdrukking op mijn gezicht.

Kent gaf me uit puur schuldgevoel twintig euro waar ik mee mocht doen wat ik maar wilde.

Toen we bij papa waren, vond ik dat hij er heel oud, grijs en moe uitzag vergeleken bij Kent. Kent ziet er altijd bruin uit, alsof hij niets anders doet dan in de zon liggen, terwijl papa eruitziet alsof iemand hem met een grasmaaier overreden heeft. Hij braadde een kip en we aten diepvrieserwten.

‘Er staat vérse erwten op het pak,’ zei hij om zich te verdedigen en we zeiden allemaal dat het lekker was.

Als toetje hadden we ijs en appeltaart die de bakker vers gebakken had, zoals hij zei.

De volgende dag stemde hij erin toe om met ons naar een pretpark te gaan.

‘Hebt u geen chickie om mee te nemen, meneer Black?’ vroeg Wes beleefd. ‘Dan hoeft u zich niet zo te vervelen.’

‘Geen wát?’ vroeg papa verwonderd.

‘Wes bedoelt een vriendin,’ legde George uit.

‘Nee, nee, dat niet,’ zei mijn vader gegeneerd.

‘Geeft niet, misschien vindt u er daar wel een,’ zei Wes troostend.

We klopten mijn vader niet zoveel geld uit zijn zak als we bij Kent gedaan zouden hebben, maar hij was best wel gul. En natuurlijk had ik het geld dat ik onverwachts van Kent had gekregen, en dus werd het een toffe dag.

Maar op zondag bleek dat we moesten gaan eten bij iemand van papa's kantoor. Ik vroeg of hij een groot huis had, die man die ons had uitgenodigd, maar toen zei papa dat het een vrouw was. Wes en George keken elkaar veelbetekenend aan. Maar ik wist bijna zeker dat ze er helemaal naast zaten. Papa gaat naar zijn werk, komt weer thuis en doet verder niets dan simmen en met mama ruziën aan de telefoon. Papa heeft geen vriendinnen. Het zou wel iets zakelijks zijn.

We vroegen ons af of we die lunch niet mochten overslaan, maar blijkbaar mocht dat niet. We vroegen of die vrouw kinderen had, of er misschien leuke meiden zouden zijn, maar papa zei dat hij niet wist wie er kwamen, maar sterk betwijfelde of er meisjes bij waren. Dus hadden we niet echt zin om er heen te gaan.

Papa nam alle wijn mee, dozen vol. Daardoor kregen we het idee dat het wel een stelletje zuipschuiten zouden zijn. Ik zag een vreselijke ouwe tang op een stoel zitten toen we aankwamen en dat maakte het er ook niet beter op. Ze heette Dorothy en had een gezicht als een handtas die aldoor open- en dichtklikt. Er zaten nog meer ouwe mensen naast haar die heel lelijk keken. Er waren ook twee buitenlandse vrouwen die schaaltjes met olijven neerzetten en een man die Larry heette en met stoelen liep te sjouwen; hij zei steeds: ‘O, mijn god, meneer Black is er ook. Nou ziet hij de stoelen.’ Snap jij het? Waarom zou mijn vader de stoelen niet zien, net als ieder ander? Waar moest hij anders op gaan zitten? Het waren echt een hoop rare snijbonen bij elkaar.

Papa maakte met Larry een soort bar op een bijzettafel en Larry zei maar steeds dat hij zo verrast was om meneer Black daar te zien.

‘Hoe krijgen we het voor elkaar om een hele middag beleefd te zijn?’ vroeg ik aan George, die altijd heel goed wist hoe je iets moest aanpakken.

‘Laten we de gastvrouw maar gaan zoeken, dan beginnen we met haar,’ zei George.

Ze was in de keuken. Ze was veel jonger dan alle anderen die daar waren, maar toch ook oud, als je begrijpt wat ik bedoel. Ze zag er erg zorgelijk uit. Ze heette Barbara.

‘We willen graag helpen,’ zei George.

‘We zijn niet duur,’ voegde Wes eraan toe.

‘Ik dacht dat jullie gasten waren,’ zei Barbara verward.

‘Wat mijn vrienden bedoelen, is dat we natuurlijk gasten zijn en het heel leuk vinden om hier te zijn, maar we vroegen ons af of u misschien graag geholpen wilt worden met de bediening en zo, want daar hebben we al heel wat ervaring mee.’ Ik zag dat George rare gezichten naar me stond te trekken maar ik begreep het niet: ik dacht dat hij me aanmoedigde om door te gaan. ‘We hebben al heel vaak bedienwerk gedaan…’ vervolgde ik, maar toen besefte ik dat mijn vader ook in de keuken stond.

‘Illegaal zeker,’ zei hij.

‘Onofficieel, meneer Black,’ verbeterde George hem.

‘Goed, maar voor niet meer dan twee euro de man,’ zei papa, ‘en dan moeten jullie heel goed je best doen.’ Barbara stelde vijf euro de man voor. Ze zei dat we als slaven zouden moeten werken. Papa ging weer naar buiten om wijn voor iedereen in te schenken en wij kregen onze instructies.

We moesten het die vrouw die zo stijf rechtop in haar stoel zat heel erg naar de zin proberen te maken. We moesten tegen haar zeggen dat dit etentje ter ere van haar was en we moesten haar tante Dorothy noemen.

‘Maar ze is onze tante helemaal niet,’ zei George, en dat was ook zo.

‘Dat weet ik wel, George, maar het is een soort beleefdheidstitel,’ zei Barbara. Daar werden we niet wijzer van.

‘Maar ze wil toch zeker niet dat Wes haar tante noemt,’ zei ik. Ik wilde duidelijkheid scheppen, Wes is namelijk zwart.

Barbara leek dit niet te zijn opgevallen, of misschien vond ze dat het er niet toe deed.

‘Ik zie er niet echt uit als een neef van haar,’ zei Wes.

‘Jullie zijn geen van drieën neven van haar. Ik zei toch dat het een beleefdheidstitel is? Gaan jullie over van alles en nog wat soebatten of willen jullie helpen?’

Tante Dorothy vond ons buitengewoon aardige, behulpzame jongens, we waren echt een heerlijke uitzondering op de rest van de jeugd van tegenwoordig. Wes zei dat we het fijn vonden dat we op dit feest mochten zijn en de eregast mochten leren kennen, waarop die verschrikkelijke vriendinnen van tante Dorothy heel jaloers en boos door elkaar begonnen te kwetteren. In de keuken bracht ik Barbara verslag uit en ik vroeg of er nog iets was wat we voor haar konden opknappen. Toen vroeg ze of ik Magda en Eleni ervan wilde overtuigen dat wij die dag de betaalde krachten waren en niet zij.

‘Waarom doen ze zo?’ vroeg ik wrokkig.

‘Omdat mensen nu eenmaal gek zijn, Harry, de meesten zijn zelfs knettergek. Als je ouder bent kom je daar wel achter.’

‘Ik ben er nu al achter,’ zei ik en toen lachte ze met me mee alsof we vrienden waren.

Ik ging naar die twee gekke vrouwen uit Griekenland of waar ze ook vandaan kwamen toe. Ik zei dat ze moesten gaan zitten en schonk hun glazen vol.

‘Jullie niet werken vandaag, wíj werken,’ herhaalde ik tot ik dacht dat ze het begrepen hadden.

George vond een atlas en liet hen aanwijzen waar ze woonden op Cyprus. Blijkbaar had nog niemand hun dat gevraagd en ze waren heel blij. Niemand van de gasten bleek vegetariër te wezen en Barbara was hierdoor nogal aangeslagen, omdat ze gedacht had dat de helft dat wel zou zijn. Maar toen zei ik dat we gewoon op elk bord een beetje van beide gerechten zouden scheppen, zodat er meer dan genoeg voor iedereen was en toen was ze weer blij.

‘Je bent een geweldige aanwinst,’ zei ze. ‘Waarom kon je moeder je dit weekend eigenlijk niet hebben? Ik ben er overigens erg blij om, maar ik vroeg het me gewoon af.’

‘Ze is naar een stadje dat Rossmore heet, zodat Kent haar daar een vraag kan stellen,’ legde ik uit. ‘Ik weet niet wat voor vraag het is, maar het schijnt dat je hem alleen in de buurt van een rivier en een bos kunt stellen.’

Ze knikte alsof ze het begreep.

‘Misschien vraagt hij haar wel met hem te trouwen,’ opperde ze. ‘Dat is wel iets om bij een rivier te vragen.’

‘Ik heb er wel aan gedacht dat het dat zou kunnen zijn, maar als dat alles is, had hij het haar toch ook gewoon thuis in de keuken kunnen vragen?’ zei ik. Ik vond eigenlijk dat Barbara wel gelijk had: iedereen werd met het moment gekker en gekker.

‘Harry, zou je me nog een plezier willen doen? Kun je tegen Larry zeggen dat meneer Black, ik bedoel je vader, die stoelen nog niet zou herkennen als ze hem in zijn neus zouden bijten? Zeg maar dat hij moet ophouden zich zo druk te maken.’

‘Het is niet zo gemakkelijk om tegen een volwassene te zeggen dat hij moet ophouden met zich druk te maken,’ zei ik. ‘Ik probeer mijn vader dat al jaren duidelijk te maken, maar hij denkt er niet over om ermee op te houden en hij vindt het zelfs erg brutaal van me dat ik het tegen hem zeg.’

‘Nou goed, als jij nou doorgaat met peterselie hakken en die verdeelt over deze borden, dan zeg ik tegen iedereen dat ze moeten gaan zitten en dan praat ik ook wel even met Larry.’

Wes en George kwamen de keuken in. ‘Ze zijn allemaal gek,’ zei Wes.

‘Dat is de bedoeling ook, dat zegt Barbara tenminste, ze had het er net over. Blijf van die peterselie af,’ zei ik.

‘Misschien komen ze uit een tehuis,’ zei George peinzend.

‘Wat doen wij dan hier? En jouw vader?’ vroeg Wes zich af.

Die vraag viel niet te beantwoorden.

De kippenpastei was echt heerlijk, dat zei iedereen, en ook dat de saus zo lekker was. Barbara zei dat het niets voorstelde. Ik wist dat er blikken champignonsoep, een halve fles wijn en diepvriesbladerdeeg aan te pas waren gekomen, want ik had haar geholpen om de hele zooi in elkaar te flansen. Maar ik zei niets. Papa liep steeds heen en weer om de glazen bij te vullen en stelde voor dat hij en Larry hun jasje uittrokken als de dames er geen bezwaar tegen hadden. Larry maakte zich niet druk meer, en had alleen nog maar aandacht voor een van de Cypriotische dames. Tante Dorothy was aardig losgekomen en vertelde iedereen dat de liedjes van vroeger veel beter waren dan die van tegenwoordig. En toen we de dessertbordjes in de keuken zetten, zei George – die altijd precies de goeie dingen wist te zeggen – tegen Barbara dat het allemaal zo goed ging en dat ze wel trots zou zijn op zichzelf.

Hij vertelde later dat ze hem bij de revers van zijn jasje omhoog had getild en hij heel even misselijk werd bij de gedachte dat ze hem misschien ging kussen en dat hij daarom maar heel hard had geschreeuwd dat haar tuin er niet uitzag, dat wij voor een paar eurootjes extra het onkruid er wel uit wilden halen. Toen liet ze hem los en zei dat dat goed was.

Wes zei dat al deze mensen in een of andere inrichting thuishoorden, Barbara incluis, dat kon niet anders, en dat het ontzettend aardig van mijn vader was dat hij een dagje op ze paste. Maar ik zag hoe mijn vader met opgestroopte mouwen aan tafel het lied ‘Mad Dogs and Englishmen Go Out in the Midday Sun’ zat te zingen en dat gaf me niet echt het gevoel dat het allemaal om groots liefdadigheidswerk ging.

Toen gingen de gekke vrouwen Griekse dansen voordoen en begon tante Dorothy oude liedjes te zingen terwijl haar vriendinnen het refrein meezongen. Intussen waren wij met de troffels en schoffels die Barbara voor ons had opgeduikeld de bloemperken aan het wieden. Het was alles bij elkaar behoorlijk erg, als ik eerlijk moet zijn.

Maar we hadden lekker gegeten, we hadden stiekem alle restjes witte wijn opgedronken toen ze op de rode wijn overgingen, en bovendien hielden we er nog een aardig centje aan over. Papa maakte zich eindelijk eens een keertje nergens druk om en die vrouw, die blijkbaar Bar heette en niet Barbara, was heel erg aardig. Ze was ladderzat, natuurlijk, maar erg vrolijk. Ik zag dat ze mijn vaders hand vasthield toen die aan een volgend lied begon: ‘Bye Bye, Miss American Pie’. Iedereen zong mee.

Ik zei tegen Wes dat mijn moeder me nooit zou geloven als ik haar alles vertelde.

‘Ik denk niet dat het haar interesseert,’ zei Wes. Dat vond ik raar, want ze was altijd hevig geïnteresseerd in wat papa, of Alan die schoft, zoals zij hem noemde, zei of deed.

‘Omdat ze nu die vraag heeft gekregen,’ lichtte George toe. Om de een of andere reden gaf me dat een heerlijk gevoel. Het kan ook te maken hebben gehad met alle witte wijn die we hadden gedronken. Of misschien kwam het doordat we zo goed hadden afgewassen en de keuken weer zo netjes was. En we ook nog eens het onkruid hadden gewied. Maar ik geloof dat de andere twee misschien toch wel gelijk hadden dat ze dachten dat Bar mijn vaders chickie was.

Ik zou dat in ieder geval heel erg fijn vinden.