5

Het plan

Deel 1 – Becca

Moeder zei altijd tegen me: ‘Becca, als je altijd maar een plan achter de hand hebt, kun je alles voor elkaar krijgen.’ Dat zei ze bijvoorbeeld als we samen boodschappen deden in Castle Street of als we in Wasserette Fris als een Hoentje zaten te wachten tot de lakens en handdoeken droog waren, of als we koffie dronken in 't Heilig Boontje.

Moeder bedacht haar leven lang het ene plan na het andere. Zoals toen ik eenentwintig werd en mijn vader er niet over piekerde te betalen voor een groot feest. Ze ging naar het nieuwe hotel in Rossmore dat nog maar pas geopend was en wapperde daar met onze gastenlijst; er stonden een hoop belangrijke mensen op. Ze stond erop dat de hotelmanager haar niet meer dan de helft van de normale prijs zou rekenen voor het feest van haar dochter Becca, omdat ze hiermee een hoop potentiële klanten binnenbracht. En ze wist mijn vader stukje bij beetje het benodigde geld uit zijn zak te kloppen. En kijk aan: een grandioos feest voor mijn eenentwintigste verjaardag, werkelijk iedereen was er! Alleen maar omdat zij een plan had bedacht.

Mijn lieve moeder had het vrijwel altijd bij het rechte eind. Ze bleek zich alleen wel vergist te hebben in mijn vader. Maar wie had ooit kunnen bedenken wat die zou gaan doen? Daarvoor had je een soort helderziende moeten zijn. Vader ging ervandoor met Iris, een vreselijk ordinair mens, toen ik vijfentwintig was en mijn moeder bijna vijftig. Die vreselijke Iris was niet eens jong. Het was gewoon een lelijk vrouwspersoon in een achterlijk dik vest die in het Meidoornbos haar mormel van een hond uitliet. Moeder zei dat het minder erg was geweest als het een onnozel wicht met enorme borsten was geweest. Maar nee hoor, het mens was nota bene net zo oud als zij. Ontzettend vernederend.

Ik was zo dwaas moeder voor te stellen om naar de bron van de heilige Anna te gaan, omdat de wensen van een heleboel mensen daar verhoord werden. Ze werd niet goed bij het idee alleen al: zo'n idioot oord, daar gingen toch alleen dienstmeiden en plattelandsvrouwen naartoe? Ik moest het niet wagen er nog eens over te beginnen.

Moeder zei dat ze Iris zou vermoorden als ze de energie ervoor kon opbrengen.

Ik smeekte haar het niet te doen. ‘Alstublieft, moeder, vermoord Iris nou niet. Dan wordt u gepakt en moet u de gevangenis in.’

‘Niet als ik het goed aanpak.’

‘Maar zoiets zou u helemaal niet goed aanpakken, moeder. En stel nu eens even dat het zou lukken. Vader zou dan alleen maar zitten treuren om Iris en daar moet u toch ook niet aan denken? Dat zou toch ook vreselijk zijn.’

Dat moest moeder met tegenzin toegeven. ‘Als ik jonger was en een goed plan zou kunnen bedenken, dan zou ik Iris met gemak kunnen vermoorden,’ zei ze bedaard. ‘Maar ach, Becca, lieverd, ik had er veel eerder mee moeten beginnen, dan zou het wel gelukt zijn. Ik geloof dat je wel gelijk hebt, dat het waarschijnlijk verstandiger is als ik het er maar bij laat zitten.’

En gelukkig deed ze dat ook.

Vader hield nauwelijks contact. Af en toe schreef hij dat moeder hem volledig kaal plukte. Maar moeder zei dat hij en die afgrijselijke Iris elke cent hadden ingepikt waar zij recht op had en dat ons bouwvallige huis in Rossmore nog het enige was dat ze bezat. Ze zuchtte dat het een aard had en zei dat het zonde van het geld was om naast Myles Barry nóg een advocaat in de arm te nemen.

‘Alsjeblieft, Becca, lieverd, zorg dat je een plan hebt als je ouder wordt. Doe nooit iets zonder eerst een plan te maken en begin er liefst zo vroeg mogelijk mee.’

Dat leek me inderdaad wel een goed idee, want alles wat moeder op latere leeftijd deed na een hoop getreuzel, pakte verkeerd uit, terwijl het met alles wat ze eerder had gedaan goed was afgelopen.

En dus probeerde ik bij vrijwel alles wat ik deed weloverwogen plannen te ontwikkelen. Ik werkte in de nieuwe modezaak van Rossmore, die een rijk cliënteel aantrok, en een van mijn plannen was om deze mensen op het sociale vlak beter te leren kennen. Soms lukte het, soms niet. Ik sloot ook vriendschap met Kevin, een vrachtwagenchauffeur die in zijn vrije tijd een taxi reed. Hij gaf me vaak een lift – wat erg prettig was omdat ik bijna blut was en geen geld had voor taxi's.

Kevin was een aardige vent. Hij hoestte verschrikkelijk en was een afgrijselijke hypochonder – bij een beetje hoofdpijn dacht hij altijd meteen dat hij hersenvliesontsteking had of zo – maar hij was erg gek op mij en zei dat ik hem altijd mocht bellen als ik 's avonds ergens heen moest en het regende. Ik maakte er geen misbruik maar wel gebruik van, zo af en toe.

Met moeder ging het over het algemeen niet zo best, maar eerlijk gezegd trok ik me niet al te veel van haar en haar problemen aan, omdat ikzelf door van alles en nog wat in beslag werd genomen. Want zie je, ik had net Franklin ontmoet en daardoor was alles anders geworden.

Mensen hebben altijd de grootste moeite een beschrijving te geven van iets geweldig belangrijks dat hun is overkomen, bijvoorbeeld als ze een filmster hebben gezien, of de koningin, of de president van de Verenigde Staten, of als ze iets wereldschokkends hebben meegemaakt. Ze herinneren zich wel allerlei nietige details, maar niet het hele gebeuren waar het om draait.

Alsof het veel te groot is om het te kunnen bevatten.

Iets dergelijks overkwam mij toen ik Franklin ontmoette.

Ik weet nog welke jurk ik aan had: een halterjurkje van rode zijde dat ik in een uitdragerij had opgescharreld. Ik weet ook nog het parfum dat ik op had: Obsession van Calvin Klein. Ik kon me dat merk zelf niet veroorloven, maar raar maar waar, een klant had het flesje in een paskamer achtergelaten.

Ik weet niet meer waarom ik naar het feest in kwestie was gegaan. Het was ter gelegenheid van de opening van een nieuw restaurant in Rossmore. De stad was fors uitgebreid en erg veranderd sinds mijn moeders jeugd. Er werden om de haverklap nieuwe restaurants, hotels en galeries geopend. Ik was niet uitgenodigd of zo, maar ik wist dat ze je altijd binnenlieten als je in een nette jurk kwam aanzetten. Dus ging ik een keer of twee, drie per maand naar zo'n feest en probeerde dan met deze en gene een gesprekje aan te knopen. Het was een manier om aan mijn moeder te ontsnappen en wie weet ontmoette ik op deze manier wel een bijzonder iemand.

Blond, blauwe ogen, warrig haar, een perfect gebit. Ik vond hem verbazingwekkend knap. En hij was zo aardig en relaxed. We hadden vrijwel onmiddellijk iets met elkaar. We ontdekten dat we letterlijk alles met elkaar gemeen hadden. We waren allebei dol op Griekenland en Italië, we hielden allebei van Thais eten en van skiën, en we keken allebei graag naar oude films op televisie. We waren allebei gek op grote honden, en op tapdansen, en op uitgebreide brunches op zondag.

Moeder verkeerde in een depressieve fase op dat moment en deed erg sceptisch over mijn nieuwe romance.

‘Iedereen houdt toch van die dingen, Becca, onnozel kind. Ik zou me er maar niet te veel van voorstellen, lieverd, want wat hij allemaal vertelt, ligt zó voor de hand. Wie houdt er nu niet van Italië, of van Sergeant Bilko, of van Dad's Army, of van skiën! Wees toch verstandig, lieverd, laat je niet zo gaan. Alsjeblieft!’

Maar toen ze Franklin ontmoette, was ze ogenblikkelijk diep van hem onder de indruk, net als iedereen.

Hij was erg charmant tegen haar. Ze vond alles wat hij zei even heerlijk.

‘Nu zie ik van wie Becca die prachtige jukbeenderen heeft.’ ‘U moet wel heel erg intelligent zijn, u bridget zo goed.’ ‘Alstublieft, mag ik u niet Gabrielle noemen? U bent nog zo jong, ik kan u toch moeilijk “mevrouw King” noemen.’

Als ik cynisch was geweest, had ik tegen haar gezegd dat het niets te betekenen had, dat hij alleen maar heel goed wist hoe hij oudere vrouwen moest vleien. Maar ik ben niet cynisch. Ik heb een zonnig, optimistisch karakter en ik zei niets. Ik glimlachte alleen maar.

En omdat Franklin, arm schaap, op dat moment geen geschikte woonruimte had, trok hij bij ons in. Een tijdje deden we alsof de logeerkamer de zijne was, maar de waarheid was dat we deze kamer heel hard nodig hadden voor al zijn spullen en dus kwam hij bij mij op de kamer.

Franklin had niet wat je noemt een echte baan, maar hij was samen met een andere man, Wilfred, een vriend van hem, een idee aan het ontwikkelen, een concept aan het uitwerken. Ze wilden samen een bedrijf beginnen. Het had iets met mobiele telefonie te maken, maar het was erg moeilijk uit te leggen. En inderdaad, erg moeilijk te begrijpen ook. Maar Franklin en Wilfred waren net twee schooljongens die met een lievelingsproject bezig waren. Ze liepen over van enthousiasme.

Moeder zei heel wat keren tegen me dat ik een plan moest bedenken om hem te behouden, want dat Franklin een parel was die je niet iedere dag tegenkwam. Ik moest me om te beginnen wat huiselijker opstellen en voor hem koken. Ik moest me ook vaker opdoffen. Als ik nu eens kleren leende uit de boetiek? Ik kon ze na gebruik toch laten stomen en weer terugbrengen? Ik moest Franklin immers laten zien dat ik een echte aanwinst voor zijn leven kon betekenen?

We waren ontzettend gelukkig met z'n allen. Moeder leerde ons – Franklin, Wilfred en mij – bridgen, en iedere avond kookte ik voor ons allemaal. Het waren vier heerlijke maanden.

Franklin en ik konden het geweldig met elkaar vinden. We waren allebei negenentwintig en hadden dus al allebei wat je noemt een verleden, maar we hadden nog nooit zo van iemand gehouden als van elkaar, op geen stukken na. Mocht het zo zijn dat onze liefde minder zou worden of we iemand anders tegenkwamen, dan zouden we niet tegen elkaar liegen, maar het meteen zeggen, zo spraken we af. Bij de gedachte alleen al schaterden we het uit! Het was zo onwaarschijnlijk dat dit ooit zou gebeuren!

Maar op een avond vertelde Franklin dat hij een meisje had ontmoet dat Janice heette en dat ze iets voor elkaar voelden. Hij vertelde het me maar meteen, want dat hadden we immers zo afgesproken. Hij keek me aan met die glimlach van hem die harten brak.

Hij keek alsof hij eigenlijk verwachtte dat ik hem zou prijzen omdat hij me over die rottige Janice had verteld. Alsof hij hiermee zijn oprechtheid en betrouwbaarheid bewees. Ik klemde mijn tanden op elkaar en forceerde een glimlach. Mijn kakement, dat schijnbaar zoveel weg had van dat van mijn moeder, deed er pijn van.

‘Misschien denk je alleen maar dat je iets voor haar voelt,’ zei ik. ‘Als je haar beter leert kennen, merk je misschien dat het heel anders ligt.’ Ik bewonderde mezelf heel erg om de manier waarop ik mijn kalmte wist te bewaren.

Maar toen zei hij dat hij het zeker wist. Hij wist het zelfs heel zeker.

‘Zou je niet wachten met zoiets te zeggen tot je met haar naar bed bent geweest?’ vroeg ik. Ik was ontzettend trots op mezelf vanwege mijn aanpak.

‘O, maar dat ben ik al,’ zei hij.

‘Dat was niet precies wat we hadden afgesproken… al seks hebben voordat je het hebt verteld?’ Ik hoopte dat mijn stem minder kwaad klonk dan ik me vanbinnen voelde.

‘Maar ik kon het toch niet aan je vragen? Je was er immers niet,’ zei hij, alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

‘Waar precies was ik niet?’

‘In het hotel. Wilfred en ik hadden daar een afspraak met investeerders en er werd daar gebridget, dus hebben we meegedaan en zo ontmoette ik Janice.’

Ik besefte dat mijn bloedeigen moeder hem dit vernietigingswapen had aangereikt. Waarom had ze Franklin verdorie leren bridgen? Als ze dat niet had gedaan, had Franklin Janice nooit ontmoet, en dan hadden we nog steeds een prachtig leven samen gehad.

Ik wist dat ik een plan moest bedenken. En dat ik mijn kalmte moest bewaren tot het zover was.

‘Nou, als het zo zit, dan is het niet anders, Franklin,’ zei ik met een stralende glimlach. ‘Ik hoop echt dat jij en Janice heel gelukkig worden samen.’

‘Je bent geweldig!’ riep hij uit. ‘Weet je, ik vertelde Janice dat wij die afspraak hadden, en zij zei dat jij het nooit zou pikken. Maar ik wist dat het wel zo was, dat je je aan onze afspraak zou houden. Ik had dus gelijk.’ Hij stond me met een opgetogen gezicht aan te kijken, helemaal blij dat zijn vertrouwen niet beschaamd was.

Was hij gek of zo? Kon hij niet zien wat er met mij aan de hand was, dat het licht uit mijn leven verdwenen was? Hoorde hij dat klikgeluid niet in mijn hoofd, de storm die leek op te steken en die me in een werveling meevoerde? Misschien was het de schok. Misschien was ik aan het instorten. Of werd ik gek. Ik had me nog nooit eerder zo gevoeld, het leek op het gevoel dat voorafgaat aan flauwvallen. Alsof de wereld om me heen op me af kwam en zich weer verwijderde.

Maar ik mocht niet flauwvallen, ik mocht niets van zwakte laten merken. Dit was een keerpunt in mijn leven. Ik moest een plan bedenken om hem terug te krijgen, hij mocht er geen idee van hebben dat mijn wereld aan het instorten was.

Ik zei tegen Franklin dat ik me moest haasten, dat er iets onvoorziens aan de hand was in de boetiek, dat ik meteen weg moest. Ik wenste hem alle geluk van de wereld met Janice en maakte me uit de voeten. Ik had al vijf jaar niet gerookt, maar kocht een pakje sigaretten. Ik ging in de winkel aan een tafeltje zitten huilen.

Kevin kwam binnen. Hij was een zware roker en kwam bij me zitten. Hij begon mijn hand te strelen.

Maar voordat ik kon vertellen wat er aan de hand was, begon hij over zijn eigen sores te vertellen.

‘Met mij gaat het ook niet zo best, hoor, Becca,’ zei hij. Ik zag hoe bleek en afgetrokken hij eruitzag.

‘Wat scheelt er dan aan, Kevin?’ vroeg ik beleefd, al interesseerde het me geen donder.

Er zou wel iets mis zijn met de vrachtwagen, of misschien had hij te weinig werk als taxichauffeur, of wie weet had hij de lotto nét niet gewonnen – wat maakte het uit? Waarom zou het me ene moer kunnen schelen nu Franklin mij voor Janice had verlaten en de wereld voor mij had opgehouden te bestaan?

‘Ik heb heel erge kanker, Becca. Ze zeggen dat opereren geen zin heeft. Ik heb op z'n hoogst nog twee maanden te leven.’

‘O, Kevin, wat vind ik dat erg voor je,’ zei ik, en ik meende het ook. Dertig seconden lang vergat ik Franklin en Janice en mijn plan. ‘Ze zijn erg goed in het ziekenhuis tegenwoordig,’ stelde ik hem gerust. ‘Ze geven je vast een hele berg pijnstillers.’

‘Ik ga het niet afwachten, Becca. Ik wil me niet iedere ochtend bij het wakker worden afvragen of dat mijn laatste dag zal zijn.’

‘Wat wil je dan?’

‘Ik knal met mijn vrachtwagen tegen een muur. Splatsj,’ zei hij. ‘Zo gebeurd. Dan hoef ik me tenminste niet meer druk te maken. Ik heb geen zin om rond te blijven hangen, me steeds maar afvragend wanneer het gaat gebeuren.’

Op dat moment begon mijn plan gestalte te krijgen.

Ineens werkte mijn brein op volle toeren en had ik het gevoel dat ik honderd dingen tegelijk aankon. Het was een erg gewaagd en krankzinnig plan. Maar het had een hoop aantrekkelijks. Alles zou in één klap worden opgelost.

Als hij zichzelf de dood in ging jagen, kon hij Janice mooi met zich meenemen.

Hij zou hoe dan ook doodgaan en hij was bang om de dood af te wachten, dus waarom niet gezorgd dat hij en Janice tegelijk uit het leven stapten?

Ik moest ontzettend slim te werk gaan en hij mocht het niet weten. Hij mocht niet het geringste vermoeden krijgen van wat ik zat uit te denken.

‘Ik vind dat je helemaal gelijk hebt, Kevin. Als zoiets mij zou overkomen, zou ik precies hetzelfde doen. Op een dag is het natuurlijk ook mijn beurt. En dan zal ik precies zo doen als jij. Eruit stappen wanneer ik vind dat het tijd is, niet wanneer iemand anders dat vindt.’

Hij was volledig overdonderd. Hij had verwacht dat ik hem zou smeken het alsjeblieft niet te doen.

‘Maar weet je wat ik denk, Kevin? Volgens mij kun je het beter met een taxi doen dan met je eigen vrachtwagen. Taxi's verongelukken aan de lopende band. Het zou er natuurlijker uitzien als er een onderzoek wordt ingesteld. En dat is dus beter voor je levensverzekering. Beter voor je moeder of zo.’

‘Ik snap het,’ zei hij langzaam. ‘Ze betalen zeker niet uit als ze denken dat het zelfmoord is?’

‘Het schijnt van niet.’

‘Wat lief van je, Becca, dat je zo geïnteresseerd bent. Maar waarom zit je zelf zo in de put?’

‘O, er is niks aan de hand, Kevin, vergeleken met jouw problemen is er helemaal niks aan de hand. Ik heb ruzie gehad met mijn moeder, maar dat komt vanzelf wel weer goed.’

‘Maar met jou en Franklin is alles in orde?’ vroeg hij.

Ik geloof dat Kevin altijd een oogje op me heeft gehad. Natuurlijk heb ik nooit laten merken dat ik dat wel in de gaten had. Maar hij mocht beslist niet weten wat Franklin had gedaan.

Ik stelde hem gerust. ‘O, met Franklin en mij gaat het geweldig, geen vuiltje aan de lucht,’ zei ik. Alleen die gedachte al maakte dat ik ophield met sniffen. Kevin gaf me een papieren zakdoekje en ik veegde mijn ogen droog. Alles zou weer in orde komen.

Ik had alle tijd om me met Kevin te bemoeien. ‘Kom mee, Kevin, dan trakteer ik je op Chinees,’ zei ik. Hij keek zo dankbaar, zielig gewoon.

‘Vindt Franklin dat wel goed?’ vroeg hij.

‘Franklin laat me doen waar ik zin in heb,’ antwoordde ik.

‘Als je mijn meisje was, zou ik precies hetzelfde doen,’ zei Kevin.

Het werd een ellenlange, vreselijk deprimerende maaltijd; Kevin vertelde me alles over zijn ziekte en zijn wens om dood te gaan. Ik zei dat hij groot gelijk had en knikte maar steeds meelevend. Intussen hoorde ik geen woord van wat hij zei, ik zat maar te broeden. Kevin zou het voor me opknappen. Kevin zou mijn plan uitvoeren.

Ik zou net doen alsof ik erg enthousiast was over die rottige Janice, ik zou haar vriendin worden.

En dan zou ik haar het nummer geven van Kevin, omdat hij zo'n betrouwbare taxichauffeur was. Natuurlijk zou Kevin geen nietsvermoedende passagier willen meenemen, of liever gezegd doodmaken. Dus moest ik hem wijsmaken dat Janice ook aan een verschrikkelijke ongeneeslijke ziekte leed en mij gevraagd had haar te helpen een snelle methode te vinden om uit het leven te stappen. Ik had een uitdagende rol te spelen. Ik moest hem niet alleen schrijven maar zelf ook nog acteren. Maar het moest gewoon gebeuren. Het was een perfect plan. Niemand zou me ooit verdenken, want ik zou me gedragen als de goedheid zelve, als iemand die overliep van menselijkheid en naastenliefde.

‘Ik weet niet wat ik zonder jou zou moeten, Becca,’ zei Kevin wel tien keer tegen me tijdens het eten.

‘En ik weet niet wat ik zonder jou had moeten beginnen, Kevin,’ antwoordde ik, geheel naar waarheid.

Wilfred, Franklins vriend en zakenpartner, stond paf van mijn houding.

‘Jij bent werkelijk een vat vol verrassingen,’ zei hij. ‘Ik dacht dat je als een duivelin tekeer zou gaan, maar ik zat er helemaal naast.’

Ik liet een tinkelende lach horen. ‘Franklin en ik hadden een afspraak met elkaar, Wilfred,’ zei ik en ik zag met hoeveel ontzag hij naar me keek. Ik schonk hem een glimlach waarvan ik hoopte dat zijn hart zou breken en dat van Franklin op de koop toe.

Mijn moeder was verbijsterd toen ik tegen haar zei dat het geen enkele zin had om me aan Franklin vast te klampen als hij niet vastgehouden wilde worden. Ze schudde verwonderd haar hoofd en zei dat ik altijd nog veel onevenwichtiger dan zijzelf was geweest en dat het dan ook onbegrijpelijk was dat ik zo rationeel reageerde.

Ik zei tegen Franklin dat hij geen haast hoefde te maken met verhuizen. Maar dat hij wel in de logeerkamer moest gaan slapen, omdat de dingen nu zo anders waren. Zelf ging ik vaak uit. Meestal met Kevin. Dat leek me wel zo aardig. Maar het belangrijkste onderdeel van mijn hele plan was natuurlijk om Janice te leren kennen.

Ze bleek pas negentien te zijn, dat was de eerste klap die ik te verwerken kreeg.

Bovendien was ze niet in kleren geïnteresseerd, dus hoefde ik ook niet te proberen haar te lokken met koopjes uit de boetiek. Ze hield niet van koken, dus met recepten hoefde ik dus ook niet aan te komen. Maar hóé moest ik dan met haar in contact komen?

Zoals zo vaak in het leven lag de oplossing in het bridgespel. Ik vroeg de weerzinwekkende Janice of ze me een plezier wilde doen: wilde ze mijn bridgepartner zijn op een damesavondje voor het goede doel? Omdat ik zo aardig tegen haar was geweest en me zo ontzettend welopgevoed had gedragen door haar Franklin zonder mopperen af te staan, kon ze eigenlijk niet anders dan ja zeggen.

We gingen die eerste avond heel prettig met elkaar om en ze zei meer dan eens dat ze mij en mijn generatie zo bewonderde om onze opvattingen over de liefde. Ze hoopte dat ze zelf op dat terrein ook zo zou groeien.

Ik weerhield mezelf ervan haar aan de bridgetafel eigenhandig de keel dicht te knijpen. Ik had immers een veel beter plan.

We wonnen het toernooi en spraken af de week erop weer samen te spelen tijdens een ander liefdadigheidsavondje in het Rossmore Hotel. In veel opzichten was ze heel leuk om mee om te gaan. Ze studeerde aan de universiteit, maar had een overvloed aan geld en tijd tot haar beschikking. Ze gedroeg zich welopgevoed en speelde een goed partijtje bridge, ik kan niet anders zeggen. Ze was wel erg jong en puberaal uiteraard, ze leek nog het meest op een nichtje of buurmeisje.

Natuurlijk voelde ik af en toe wel iets van berouw; je zou kunnen zeggen dat het me een beetje dwars zat dat ik een negentienjarig meisje de dood in wilde drijven. Ik ben tenslotte ook maar een mens. Wie zou zoiets niet voelen? Maar ja, ze was tussen mij en mijn enige grote liefde gekomen, en er was geen sprake van dat iemand haar hem of hem haar uit het hoofd kon praten.

Er zat gewoon niets anders op.

Dus bleven Janice en ik samen bridge spelen. We hadden al verscheidene keren samen gespeeld toen ik de avond uitkoos waarop het moest gebeuren.

Franklin had het er namelijk over om te verhuizen. Ik smeekte hem om nog een paar dagen te blijven. ‘Je kunt toch gewoon bij Janice blijven slapen,’ zei ik liefjes. ‘Je hoeft echt al je spullen niet nu al te verhuizen.’

Mijn plan kon alleen slagen als hij nog bij ons woonde als Janice stierf.

Kevin was onderhand behoorlijk lastig aan het worden.

Hij begon bedenkingen te krijgen. Hij zat er nog het meest mee dat hij een passagier met zich mee de dood in zou nemen. Hij vond dat hij er eigenlijk eerst met haar over zou moeten praten, hij wilde haar vragen hoe ze het 't liefst had. Zo vroeg hij zich af of ze misschien niet voor de crash een slaapmiddel wilde nemen.

Ik zei dat er geen denken aan was dat ze van gedachten zou veranderen. Wanneer Kevin en ik alle details doornamen, was dit voor hem steeds weer het struikelblok. Stel dat ze zich op het allerlaatste moment bedacht. Dan kon hij niet meer stoppen. Dan zou het te laat zijn.

Nee, zei ik, dit zou beslist niet gebeuren. Steeds weer legde ik uit dat Janice een verschrikkelijke ziekte had die nu al zijn tol eiste en die haar uiteindelijk ondraaglijke pijn zou bezorgen. Maar behalve deze vernietigende ziekte had zich bij haar ook een persoonlijkheidsstoornis geopenbaard. Ze had mij gevraagd alles zo te regelen dat ze nergens meer over zou hoeven denken of praten.

Kevin zei dat hij alleen maar het beste wilde. Hij was echt een aardige, empathische man. Soms stond ik mezelf toe te bedenken hoeveel gemakkelijker mijn leven zou zijn geweest als ik van iemand als hij had gehouden. Maar ik wilde geen tijd verdoen met dit soort speculaties. Sinds het moment dat Franklin me over Janice had verteld, was ik extreem gefocust.

Soms vroeg Kevin zich af of hij er wel goed aan deed zichzelf van het leven te beroven. Kon hij eigenlijk wel over zijn eigen leven beschikken?

Ook daar had ik een antwoord op. Er werd altijd gepreekt over een liefhebbende God die alles begreep. Dus zou deze God ook begrijpen dat Kevin niet lijdzaam wilde wachten op wat onvermijdelijk gebeuren ging. Dat hij de zaken alleen maar wat bespoedigde. Voor iedereen. Meestal had mijn gepraat na tien tot vijftien minuten het gewenste effect, maar het was wel ontzettend vermoeiend.

In die periode zeiden moeder, Franklin, Wilfred, de mensen van mijn werk en zelfs die arme Kevin dat ik niet helemaal mezelf leek. Ik zag er nogal verwilderd uit, vonden ze. Uit het lood geslagen, zei moeder. Maar ik deed extra make-up op en grijnsde spookachtig.

Eindelijk brak de grote dag aan, de dag waarop het auto-ongeluk zou plaatsvinden. Ik sprak Kevin die ochtend en verzekerde hem dat het echt het beste voor hem zou zijn en dat wat wij samen voor Janice deden ook het enig juiste was. Hij kwam precies volgens planning aanrijden op het moment dat Janice en ik op de stoep van het hotel stonden waar het bridge-evenement voor het goede doel had plaatsgevonden.

‘O, kijk, Janice,’ zei ik opgetogen. ‘Daar is een taxi voor je.’

‘Geweldig, Becca, iedereen moet altijd heel lang zoeken naar een taxi, maar jij vindt er meteen een.’ Ze keek me met oprechte bewondering aan.

Kevin stapte uit en kwam omlopen om de deur voor zijn passagier open te maken. Hij en ik grepen elkaars handen.

Janice zou teruggaan naar haar flat, waar Franklin zich later bij haar zou voegen. Hij en Wilfred hadden weer eens een zakelijke afspraak. Ik zei dat ik moest rennen omdat mijn bus eraan kwam en we gingen immers allebei een andere kant op.

‘Dag, lieve Becca, je bent geweldig,’ zei Kevin.

‘Zie je nu wel, Becca, iedereen is dol op jou,’ zei Janice jaloers terwijl ze ten afscheid naar me zwaaide.

Ik ging naar huis, praatte een hele poos met mijn moeder en ging toen naar bed. Franklin belde op om te vragen hoe laat we van het bridgen waren weggegaan, omdat Janice nog niet terug was. Ik zei dat ik het niet begreep, want een heleboel mensen hadden haar al uren geleden in een taxi zien stappen. De volgende ochtend belde hij weer. Ze was nog steeds niet thuisgekomen.

Ik leefde erg mee en zei dat ik geen idee had van wat er kon zijn gebeurd.

Die middag belde Franklin opnieuw op om te vertellen dat de lieve kleine Janice dood was, net als de taxichauffeur. Ze waren tegen een muur gereden. Iedereen was verbijsterd. Franklin verhuisde niet, omdat hij volledig verpletterd was, maar weldra begon hij weer van mij te houden. Het had allemaal volmaakt kunnen aflopen maar dat gebeurde niet, en dat was de schuld van Kevin.

Ik had gelijk gehad.

Hij hield van me.

Hij had een levensverzekering afgesloten met mij als begunstigde. Ik zou een klein fortuin krijgen. Maar dit haalde mijn hele plan onderuit. Niemand zou me ooit met de hele toestand in verband hebben gebracht als die polis er niet was geweest.

Die polis en de brief die Kevin had achtergelaten. Hij bedankte me voor alles wat ik voor hem had gedaan.

Nu wordt de zaak van alle kanten onderzocht. Door de verzekeringsmensen, de politie, iedereen. Heel Rossmore praat nu over mij. Ze zeggen dat de moeder en zussen van Janice naar die idiote bron in het bos zijn gegaan en dat er een soort processie achter hen aan liep. Alsof ze daardoor terug zou komen!

De mensen zeggen dat ik spijkerhard ben. Dat ben ik nooit geweest, ik was altijd zo lief als een klein katje.

Natuurlijk hoeft het niet zo te zijn dat ik van iets beschuldigd word. Maar Franklin is een beetje bang van me. Hij zei er niets over, maar vorige week is hij begonnen met verhuizen.

En het was zo'n schitterend plan. Was Kevin maar niet zo genereus geweest. Hij probeerde me iets na te laten toen hij een eind aan zijn leven maakte.

In plaats daarvan ontnam hij me alles waarvoor ik leefde.

Deel 2 – Gabrielle

Al mijn vrienden van de bridgeclub zijn ontzettend aardig voor me. Echt waar.

Ze kijken elkaar woedend aan als iemand per ongeluk iets zegt over de gevangenis, moord en doodslag, veroordeelden of dat soort dingen. Ze vinden het erg dapper van me dat ik Becca iedere week in de gevangenis ga opzoeken en dat ik met opgeheven hoofd door Rossmore loop. Maar het is helemaal niet zo moeilijk zelfverzekerdheid uit te stralen. Het heeft voornamelijk te maken met hoe je eruitziet. Ik heb dat altijd al geweten, maar ik had nooit genoeg geld om er op mijn best te kunnen uitzien.

Mijn ex Eamon, die rotzak, heeft me zonder een cent laten zitten toen hij er met die ordinaire Iris, dat afgrijselijke mens, vandoor ging. Niet te geloven hoeveel geld ik steeds weer kwijt was aan het onderhoud van het huis… Ik zat voortdurend in geldnood. Om die reden ben ik nu ook zo blij met de roddelpers.

Ik weet wel dat we roddelblaadjes vreselijk horen te vinden en dat je ze alleen maar in huis haalt voor de meid of zo, maar ze waren enorm geïnteresseerd in wat de arme Becca had gedaan en stiekem was ik daar erg blij mee. Eén blad kocht het verhaal over Becca's jeugd en schreef erover onder de kop ‘Wat maakte haar tot de vrouw die ze geworden is?’ Een ander blad kocht materiaal over haar leven als verkoopster in die chique boetiek. Ik had eigenlijk een smak geld van die arrogante madam van de winkel moeten krijgen, want ik wed dat haar omzet sindsdien verdubbeld is.

Er verscheen ook een verhaal over hoe Becca veranderd was sinds haar vader, die rotzak van een Eamon, uit huis was gegaan. Ik vond het heerlijk om te helpen bij het schrijven. Ze zeiden nergens dat ik eraan had meegewerkt, maar ik heb ze alle informatie en alle foto's verstrekt. Ze konden er verscheidene artikelen mee vullen.

Natuurlijk vond ik voorpaginakoppen als ‘Wat er omging in het hoofd van de moordenares’ niet prettig, maar aan de andere kant verkochten deze kranten er erg goed door, en veel mensen vonden toch al dat die arme sufferd van een Becca een moordenares was.

Iedere keer als ik bij haar langskwam, vroeg ze hoe de verslaggevers al die details toch te weten waren gekomen. Ik verzekerde haar dat ik ze niets nieuws had verteld, dat ze alles al wisten. En wat ze niet wisten, verzonnen ze er gewoon bij. Zoals dat idiote verhaal dat de arme Becca naar de bron in het Meidoornbos was gegaan om de heilige Anna te smeken dat die ervoor zou zorgen dat Franklin van haar hield.

‘Dat heb ik nooit gedaan, moeder, dat weet u ook wel,’ snikte ze.

Ik gaf klopjes op haar schouder om haar te troosten. Natuurlijk wist iedereen dat het onzin was. Ze verzonnen van alles bij elkaar…

Speciaal voor dat verhaal hadden ze me erg veel geld geboden. Het gaf de pers een goede reden om naar hartenlust bij die vreselijke bron te fotograferen. Nou, dat verkocht me een kranten! Uiteraard wist Becca hier niets van en ik stelde haar gerust en bracht haar in herinnering dat ik erin geslaagd was Franklin niet in het verhaal te betrekken. Natuurlijk was ze daar erg dankbaar voor. Als ze uit de gevangenis kwam, zou ze natuurlijk met hem gaan trouwen en ze wilde niet dat hij tot die tijd op een onprettige manier in de belangstelling zou staan.

Ze had hem gesmeekt haar te komen opzoeken, en ik vertelde haar uiteindelijk maar dat er voortdurend verslaggevers om de gevangenis heen hingen en dat die hem in de peiling zouden krijgen. Dan zou het gedaan zijn met de privacy die we met zoveel moeite hadden weten te bewaren. Ze zag wel in hoe belangrijk dat was.

In de gevangenis waren ze best aardig eigenlijk. Ze deden echt hun best voor de gevangenen, wat een hele toer moet zijn gezien het soort mensen met wie ze meestal te maken hebben. Becca is natuurlijk heel anders en dat zien zij ook, maar dat kan toch ook niet anders? Becca is een echte dame en bovendien is haar karakter niet misdadig. Ze staat mijlenver boven alle anderen, maar gaat niettemin heel prettig met ze om, wat een onmiskenbaar teken van beschaving is.

Tijdens recreatie leert ze borduren van een van de cipiers, een heel aardige vrouw die Kate heet. Becca zegt dat het een rustgevende bezigheid is. Ze noemt het zelfs therapeutisch. Ze heeft me een werkelijk afzichtelijk kussensloopje gegeven en ik heb haar wijsgemaakt dat het een ereplekje in de salon heeft gekregen. Die arme, lieve Becca! Ze denkt dat ze al heel gauw thuis zal zijn om het zelf te zien. Ze overleeft deze uitzichtloze toestand door alles compleet te ontkennen. Het is een manier om het allemaal aan te kunnen en bij Becca werkt het erg goed.

Ze is aan een grote sprei voor haar bed begonnen met de namen ‘Franklin’ en ‘Rebecca’ door elkaar geborduurd.

Ik moet mezelf er steeds aan herinneren dat ik geen dure kleren aantrek als ik Becca opzoek, want die ziet haute couture al van kilometers afstand. Dat komt door al die jaren in de boetiek. Ze weet dat ik me normaal gesproken geen Prada- of Joseph-jasje kan permitteren. Dus draag ik wat ik mijn gevangeniskloffie noem als ik naar haar toe ga, anders zou ze wel eens verband kunnen gaan leggen tussen de verhalen in de roddelpers en de nieuwe garderobe van haar moeder.

Becca is er met het verstrijken van de weken en maanden een stuk beter uit gaan zien. Ze loopt goed rechtop en ze zit niet meer steeds aan haar haren te frunniken. Het is recht afgeknipt, en zit goed in model. Een van de cipiers, Gwen, een vriendin van Kate, die aardige, heeft blijkbaar een kappersopleiding gehad en zij knipt alle gevangenen regelmatig. Ze mogen zelf geen schaar vasthouden, uiteraard. Wat in Becca's geval natuurlijk belachelijk is. Alsof ze ooit iemand met een schaar te lijf zou gaan.

De laatste tijd lijkt het wel alsof ze veel rustiger is dan toen ze nog in de echte wereld leefde, alsof ze een bepaald soort vrede gevonden heeft. Ze is erg druk met het uitzoeken van de juiste kleurnuances voor haar borduurwerk en ook de vraag of ze gekozen zal worden voor een netbalteam houdt haar erg bezig. Becca! Wie had ooit kunnen denken dat ze zich nog eens voor sport of borduren zou interesseren? Maar ja, wie had ook maar iets van deze hele toestand kunnen voorzien?

Soms vragen de persmuskieten mij of ik geen medelijden heb met de arme Janice die door toedoen van Becca nietsvermoedend haar dood tegemoet ging, maar dan herinner ik ze eraan dat ze mij niet mogen citeren; ze kunnen dus niet ingaan op mijn meningen en mijn verdriet dat natuurlijk heel erg groot is. Maar als ze zich tegen me dreigen te keren, voer ik ze weer een foto van Becca of een kruimeltje nieuws over de feestjes, openingen en recepties waar ze vroeger onuitgenodigd naartoe ging. En dan komt er weer een verhaal over haar in de krant waarin ze als een partybeest wordt neergezet.

Het idee!

Jullie weten toch wel wat er allemaal gezegd wordt over mensen die achter de tralies verdwijnen? Nou, volgens mij kloppen die verhalen allemaal wel. Becca interesseert zich nog nauwelijks voor wat er allemaal gebeurt buiten dat vreselijke oord waar ze zit opgesloten. Ze vertelt vreselijke verhalen over lesbische verhoudingen tussen gevangenen, en zelfs tussen gevangenen en bewaarders. Het enige wat haar nog met de buitenwereld verbindt, is haar toekomst met Franklin.

Het is natuurlijk fantastisch dat ze zo positief is over alles, maar het lijkt erop dat ze alle contact met de werkelijkheid kwijt is, want ze realiseert zich blijkbaar niet hoelang ze nog vast zal zitten. En ze heeft het ook nog geen enkele keer gehad over wat voor afschuwelijks ze heeft gedaan. Ze wuift het min of meer weg.

En het was toch verschrikkelijk. Franklins verloofde vermoorden, of haar laten vermoorden, wat minstens even erg is. ‘Een vooropgezette moord in koelen bloede,’ zei de rechter toen hij na het unanieme oordeel van de jury het vonnis uitsprak. Ze heeft het niet één keer gehad over Janice, en zelfs niet over die zielige knaap, die Kevin, die achter het stuur zat. Nee, ze heeft helemaal niets losgelaten over die bewuste avond.

En ik wilde haar niet van streek maken. Het arme schaap, haar leven had een geheel andere wending genomen dan ze zich had voorgesteld.

Dus als ze over Franklin en hun gezamenlijke toekomst praatte, deed ik geen enkele poging haar daarvan te weerhouden. Toen ze eenmaal had ingezien dat hij haar niet kon komen opzoeken, hield ze op met naar hem te vragen of naar wat hij aan het doen was.

Dat was een opluchting.

Het was zelfs een geweldige opluchting. Want ik vond het steeds moeilijker om antwoord te geven op haar vragen. Ik probeerde haar te vertellen over de bridgeclub, maar daarvoor kon Becca totaal geen belangstelling meer opbrengen; ze reageerde nauwelijks toen ik haar vertelde over mijn grand slam. Ik geloof dat het eigenlijk niet eens tot haar is doorgedrongen dat ik tegenwoordig meestal met Wilfred en Franklin speel, met steeds iemand anders als vierde speler. Maar ja, bridge is misschien ook een beetje een teer onderwerp voor haar, omdat Janice Franklin bij het bridgen heeft ontmoet en zij en Janice samen bridgeden.

Dus misschien is het maar het beste om het niet meer over bridge te hebben.

Het probleem is dat er eigenlijk zoveel dingen zijn waarover ik het maar beter niet kan hebben. Ik praat tegenwoordig met haar over welke kleur een draad heeft, cerise of fuchsia. Of we hebben het erover dat het voor cipier Kate met haar salaris zo moeilijk is om haar twee kinderen te onderhouden. Of ik luister naar haar verhalen over Gloria's aflopende romance met Ailis, of over het netbalteam: dat de toelating onderhand echt een politiek spelletje is geworden.

Of ik hoor verhalen aan over prostituees, drugsverslaafden of vrouwen die hun man uit zelfverweer hebben vermoord. Wat een griezelige toestand toch in zo'n gevangenis. Mijn ex Eamon, die rotzak, heeft gevraagd of Becca het prettig zou vinden als hij haar kwam opzoeken. Geen denken aan, zei ik. Voordat deze hele toestand er was, keek hij ook niet naar haar om, en nu zou hij haar alleen nog maar meer van slag brengen. Zo, daar kon hij het mee doen.

Kate neemt me wel eens apart als ik op bezoek kom, om me te vertellen hoe goed Becca zich heeft aangepast en hoe geliefd ze is bij de andere gevangenen. Alsof het mij plezier doet dat die verschrikkelijke vrouwen mijn Becca aardig vinden. Maar Kate bedoelt het goed. Ze kan het ook niet helpen dat ze geen bevoorrechte jeugd heeft gehad, en zoals ik van Becca gehoord heb, is Kate net als ik een slachtoffer: haar man heeft haar laten zitten. Welbeschouwd zijn het allemaal schoften, stuk voor stuk.

Dus begon ik voor Kate ook kleine cadeautjes mee te nemen als ik op bezoek kwam. Niks bijzonders, hoor, gewoon een lekker zeepje of een glossy. Of een potje tapenade. Ik geloof dat ze niet eens wist wat het was, de arme schat, maar toch was ze er blij mee. En zoals ik al zei, ze kan er ook niets aan doen dat ze niet zo'n goede opvoeding heeft gehad. Ze was in ieder geval erg goed voor mijn Becca.

Franklin was opgelucht dat ik voor hem geregeld had dat hij niet op bezoek hoefde te gaan. Het was echt een pak van zijn hart, denk ik. Maar Wilfred, die altijd zo beleefd was en bang om iets verkeerd te doen, vroeg of hij niet bij Becca langs zou moeten. Ik heb er een poosje over nagedacht, maar toen heb ik tegen hem gezegd dat het misschien maar beter was van niet. Wat zou hij haar te zeggen hebben? Ook hij was toen enorm opgelucht. Ik wilde Wilfred daar ook helemaal niet hebben met zijn geblabla… Hij had er een handje van om de verkeerde dingen te zeggen. En trouwens, hij wilde alleen maar beleefd zijn.

Hij was nog altijd Franklins partner in die mysterieuze mobieltjesbusiness, ze waren bezig iets te downloaden, of uploaden, of offloaden op draagbare telefoons van klanten, zoiets.

Toen vroeg de moeder van die arme Janice of ze Becca mocht bezoeken, maar ik zei tegen Kate dat ze tegen de autoriteiten moest zeggen dat ze daar verkeerd aan zouden doen. Die arme vrouw is zo'n dubieuze wedergeboren christen of zoiets. Ze dacht dat Becca vrede zou vinden als ze haar ging vertellen dat ze haar vergeven had, maar ik geloof eerlijk gezegd dat Becca Janice compleet vergeten is, en dus heb ik gezegd dat de moeder van Janice maar beter niet kon komen. Blijkbaar heeft Kate die boodschap goed doorgespeeld, want ze is uiteindelijk niet gegaan.

Het leven ging dus weer zijn gangetje, en raar maar waar: alles was anders, maar toch bleef er wel een normaal ritme. We bleven twee keer per week bridgen. En Becca's vader, Eamon, die rotzak, belde me steeds op als er weer eens iets nieuws in de roddelbladen stond – blijkbaar leest die vreselijke vrouw van hem niets anders.

‘Hoe weten ze dit toch allemaal?’ schreeuwde hij dan weer in de telefoon.

Dan haalde ik mijn schouders op en zei ik dat ik geen idee had. We zagen elkaar nooit en dus kon hij niet weten wat voor dure kleren ik tegenwoordig draag of dat ik een sportauto heb aangeschaft. Of dat ik iedere dag een werkster over de vloer heb en dat iedere week de tuinman komt. Daar heeft hij ook niets mee te maken. Hij had zich immers nergens iets van aangetrokken toen hij zijn vrouw en kind in de steek liet?

Iedere week nam ik een taxi naar de gevangenis en dan vroeg ik de chauffeur te blijven wachten bij de bushalte om de hoek. Daarna sloot ik me aan bij de andere bezoekers, opende mijn tas ter controle en liet me visiteren voordat ik naar mijn dochter ging. Ik wilde niet dat iemand Becca vertelde dat er een taxi op me wachtte. Ze zou zich dan afvragen waar ik het geld vandaan haalde. Uiteindelijk deed ik het alleen maar voor haar gemoedsrust en voor haarzelf; ik kon haar op deze manier iedere week bezoeken zonder al te veel stress en gedoe.

‘Kate is erg goed voor me, moeder,’ zei ze op een dag.

‘Ja, inderdaad,’ zei ik. Ik vroeg me af waar ze heen wilde.

‘Ik vroeg me af of u haar op haar vrije dag niet een keertje op de thee zou kunnen vragen, moeder.’

‘Nee, lieverd, geen sprake van,’ zei ik.

‘Alstublieft, moeder.’

Becca wist totaal niet meer hoe het er in het normale leven aan toeging. Hoe kon ik zo'n armoeiig vrouwspersoon die in een flatje van de gemeente woonde en als cipier in de gevangenis werkte, nu bij mij thuis uitnodigen?

‘Het spijt me, Becca, maar daar is geen denken aan,’ zei ik kortaf.

Becca was erg teleurgesteld, dat kon ik aan haar gezicht zien. Maar ik piekerde er niet over. Ze zei niets meer, maar ging als een razende verder met borduren. Toen ik terugliep naar mijn taxi vroeg ik me af waarom ik in godsnaam de moeite had genomen haar op te zoeken. Ze was toch zo ondankbaar voor alles wat ik voor haar deed! Was het dan nog niet genoeg dat ik al die presentjes voor Kate had meegenomen? Maar nee, bij Becca kon er nog geen bedankje af. Maar misschien had die vrouw er wel niets over gezegd.

Hè, wat lastig toch allemaal! Ik bedoel maar, die Kate was maar gewoon gevangenbewaarster. Hoe kwam Becca toch op het idee dat ik haar bij me thuis zou willen ontvangen? Ik kon haar onmogelijk laten zien hoe wij woonden.

Terwijl de taxi wegreed, meende ik Kate te zien die bedachtzaam naar me keek, maar dat moet verbeelding zijn geweest. Als ze me gezien had, zou ze wel naar me toe gekomen zijn om een praatje te maken, ze zou daar niet zo zijn blijven staan. Ik hoopte in ieder geval maar dat ze niet tegen Becca zou vertellen dat ik een taxi had genomen. Maar toen schudde ik mezelf eens flink door elkaar en zei tegen mezelf dat ik me geen muizenissen in mijn hoofd moest halen. Dat kreeg je nu eenmaal als je in die afgrijselijke gevangenis op bezoek moest.

Toen ik thuiskwam, zaten de jongens me al op te wachten met een groot glas whisky met ginger ale. De schatten! Als ik uit de gevangenis kom, vragen ze altijd naar Becca en dan zeg ik altijd dat het te verschrikkelijk is om over te praten en dat ik behoefte heb om een hele tijd in bad te liggen. Je hoeft maar even in de gevangenis te zijn of je gaat je erg vies voelen. Het was heerlijk om te midden van de geurige bubbels van mijn borrel te genieten. Het leven was zoveel beter dan het geweest was. Verbluffend werkelijk. Dat het bezit van voldoende geld alles zoveel plezieriger kan maken.

Ik maak me tegenwoordig nooit meer druk over reparaties aan het dak, over de aanschaf van een handtas bij een nieuwe jurk, over een goed wijntje in een restaurant. Ik vind het onderhand niet meer dan normaal dat mijn ochtendjas van zijde is en dat ik mijn slaapkamer opnieuw heb laten inrichten. Die avond zou ik de fantastische nieuwe avondjurk dragen, die ongeveer evenveel gekost had als onze eerste auto. Heel erg mooi, maar eigenlijk had ik er ook nieuwe schoenen bij nodig. Misschien kon ik een nieuw verhaaltje bedenken voor die weerzinwekkende pers. Iets in de trant van ‘Becca, bordurend aan een nieuwe toekomst’, met een beschrijving van de beddensprei die ze aan het maken was. Ja, dat was een goed idee, een aantal mensen in de gevangenis zou hierdoor in een bedenkelijk daglicht komen te staan. Kate bijvoorbeeld, met haar uitgestreken gezicht.

Ik keek naar mezelf in de spiegel.

Helemaal niet gek voor mijn leeftijd. Alleen nog nieuwe schoenen, dan was het volmaakt.

Franklin stond onder aan de trap. Wilfred was al vooruit gegaan naar het restaurant en zou daar aan een tafeltje op ons wachten. Een speciaal dineetje in een nieuw restaurant. Ik trakteerde. Ik trakteerde altijd. Maar, zei ik bestraffend tegen mezelf, niet zo bitter, Gabrielle, doe daar nu niet moeilijk over. De jongens zijn nog maar net in zaken, ze bereiken de top heus nog wel. Ze hebben alleen op dit moment nog geen geld, de arme schatten.

‘Je ziet er prachtig uit,’ zei Franklin. Het was echt plezierig om je op te doffen voor mensen die het wisten te waarderen. Eamon, die rotzak, zag nooit wat ik aanhad.

‘Dank je,’ zei ik, spinnend van genoegen.

‘Vraagt ze helemaal nooit naar mij?’ vroeg hij onverwachts.

‘Nee, nu ja, eh, we hadden toch met z'n allen bedacht dat het beter voor haar was als je geen contact met haar had tot… ach, je weet wel, tot ze er weer uitkomt.’

‘Maar, Gabrielle…’ Hij keek me onthutst aan. ‘Dat duurt nog járen!’

‘Dat weet ik,’ zei ik. ‘Maar ze is geweldig sterk, daar zou je nog van staan te kijken. Jij en ik zouden er helemaal aan onderdoor gaan als we daar zouden zitten, maar Becca niet, die beschikt over leeuwenmoed.’

Hij keek me liefhebbend aan.

‘Jij maakt alles voor mij zoveel draaglijker,’ zei hij, met een dankbare blik in zijn ogen.

‘Kom op, Franklin, anders zijn we te laat,’ zei ik. We liepen de trap voor ons huis af en langs het nieuwe smeedijzeren hek met de verstrengelde lathyrus en kamperfoelie. Net voordat we de auto in stapten meende ik Kate te zien die op straat naar ons stond te kijken.

Maar dat moest een hallucinatie zijn.

Wat had die nu in onze buurt te zoeken?

De volgende dag meende ik haar alweer te zien. Maar dat was toch onmogelijk? Om de een of andere reden werd ik er toch onrustig van en ik besloot een cadeautje voor haar te kopen en bij mijn volgende bezoek aan de gevangenis een praatje met haar aan te knopen. Wie weet was Becca zo stom geweest om haar uit te nodigen voor een kopje thee bij mij thuis. En misschien had ze nu de smoor in omdat er van die uitnodiging niets gekomen was.

Belachelijk, natuurlijk, maar wie weet nu wat voor gedachten dat soort mensen erop nahouden?

Ik nam voor Becca wat rozen uit de tuin mee en voor Kate een bosje lathyrus. En ook nog een onnozel, met zijde afgezet zakdoekje met de letter K erop geborduurd. Ze nam de bloemen en het zakdoekje met een knikje in ontvangst, zonder iets te zeggen, en verdween vrijwel onmiddellijk weer, zonder dat we aan een praatje toe kwamen.

‘Is alles goed met je, Kate?’

‘Beter dan ooit,’ zei ze. Ze reikte achter de deur van haar kantoortje naar haar jas en ging weg. Ik vond het erg vreemd.

Becca zag er net zo uit als anders, maar ze leek een beetje op haar hoede. Het was alsof ze me aan een inspectie onderwierp.

‘We hebben het altijd alleen maar over mij,’ zei ze. ‘Maar hier verandert er nauwelijks iets. Vertel me nu maar eens hoe u uw dagen en nachten doorbrengt, moeder.’

Ik werd hierdoor nogal overvallen. Deze vraag had ik niet verwacht. Tot dan toe had ik steeds erg vaag over mijn leven gedaan en ze had nooit doorgevraagd.

‘Ach, je kent me, Becca, lieverd, ik doe nu eens dit en dan weer dat. Ik speel zo nu en dan een partijtje bridge, of ik zit die akelige vader van je weer eens achter zijn vodden om me ondersteuning te geven. Zo kom ik mijn dagen wel door.’ Ze pakte mijn hand en tilde hem een eindje op om mijn nagels te bewonderen.

‘Blijkbaar breng je ook aardig wat tijd in de schoonheidssalon door,’ zei ze.

‘Ach, was het maar waar, lieverd. Die goedkope nagellak heb ik zelf opgedaan.’

‘O. En je haar dan? Dat knip je zeker ook zelf? Met de keukenschaar soms?’

Ik raakte erg geïrriteerd. Dit soort dingen kon ik voor haar niet verbergen. Ik liet mijn haar om de vijf weken door de duurste kapper, Fabian, onderhanden nemen en ik ging iedere week naar Studio Pompadour voor een manicure.

‘Wat wil je nou precies zeggen?’ vroeg ik.

‘O, niet zoveel, hoor, moeder. Je leert hier erg goed om gewoon je mond te houden tot je heel zeker weet wat je wilt zeggen.’

‘Als iedereen dat deed, zou het een dooie boel worden,’ zei ik gekscherend.

‘Nou, mensen zouden er een stuk betrouwbaarder door worden.’

Ik probeerde het gesprek een andere wending te geven. ‘Kate had blijkbaar haast vandaag. Ze wist niet hoe gauw ze langs me heen moest komen.’

‘Het is haar vrije middag,’ zei Becca.

‘Tja, ik weet dat jij graag zou willen dat ik haar op de thee uitnodigde, lieverd, maar je weet kennelijk niet meer zo goed hoe het in de buitenwereld toegaat, Becca. Het zou werkelijk ontzettend ongepast zijn. Ik hoop dat je het niet erg vindt.’

‘Nee, nee, het is best, ik heb het begrepen en zij ook.’

‘Nou, dat is mooi dan,’ zei ik weifelend.

‘Bent u nooit eenzaam, moeder? Vader heeft u in de steek gelaten en ik zit nu hier, dus zult u wel eenzaam zijn, toch?’

Ik begreep werkelijk niet waarom ze deze vraag stelde. ‘Ach, eenzaam is niet het goede woord. Ik denk tegenwoordig nooit meer aan Eamon, die rotzak. Maar ik mis jou, natuurlijk, lieverd, ik zou willen dat je weer thuis was. Maar je komt ook weer thuis. Op een goeie dag.’

‘Dat duurt nog jaren en jaren, moeder.’ Ze zei het nuchter.

‘Ik zal er voor je zijn,’ zei ik ferm.

‘Dat betwijfel ik heel erg, moeder. Echt waar.’

Ze zag er heel rustig uit, maar de manier waarop ze sprak was anders dan anders. Er viel een stilte. En toen, na wat een heel lange tijd leek, vroeg ze: ‘Waarom hebt u het gedaan, moeder?’

‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ begon ik. En dat was ook zo, ze kon zoveel dingen bedoelen. Ging het over de taxi? Was het toch Kate geweest die bij mij in de straat had gestaan en had doorgebriefd dat het huis keurig in de verf zat? Dat er aan dat huis van alles te zien was waaruit bleek dat er met geld was gestrooid? Met geld dat op een foute manier verkregen was? Of had ze nog iets anders verteld?

Ik stond op om weg te gaan, maar haar hand schoot naar voren en ze klemde mijn pols tegen de tafel tussen ons in. Een van de bewaarders kwam onze kant op, maar Becca glimlachte tegen haar en zei dat alles in orde was. ‘Mijn moeder staat op het punt me iets te vertellen. Ze heeft moeite om de juiste woorden te vinden, maar het gaat haar wel lukken.’

Ik wreef over mijn pols. ‘Eh, nou, je moet begrijpen dat…’ begon ik.

‘Nee, moeder, ik hoef helemaal niks te begrijpen. Ik heb gehoord dat Franklin bij u woont. Dat is wat ik gehoord heb.’

Ik begon te stamelen. ‘Maar Becca, lieverd, Wilfred en Franklin wonen allebei bij mij. Ze moeten toch ergens wonen. Ik doe het alleen maar voor jou. Ik woon in een groot, vervallen huis, waarom zouden ze daar geen kamer mogen hebben?’

‘Zo vervallen is het anders niet meer, heb ik begrepen,’ zei Becca.

‘Maar, lieverd, ze wonen toch zeker gewoon op kamers bij mij. Doe niet zo idioot.’

‘Ga je met Franklin naar bed?’ vroeg ze bedaard.

‘Hoe kun je zoiets nou denken?’ zei ik.

‘Kate vertelde dat. En Gwen ook.’

‘Gwen?’

‘Een van de bewaarsters. Je komt iedere week bij haar voor een manicure. En dan ben je heel anders gekleed dan nu…’

Ik was sprakeloos, geheel tegen mijn gewoonte in. Maar Becca was bepaald niet sprakeloos.

‘Walgelijk toch? Hij is dertig jaar jonger dan u.’

‘Negentien maar,’ zei ik verontwaardigd.

‘Hij gaat bij je weg,’ zei ze.

‘Misschien,’ gaf ik toe. ‘Ooit.’

‘Sneller dan jij denkt,’ zei mijn dochter.

En toen vertelde Becca me over het plan dat ze bedacht had. Ze wees me erop dat ik altijd gezegd had dat je een plan achter de hand moet hebben. Becca's plan was om Kate contact te laten leggen met de roddelpers. Kate en Gwen vonden het niet eerlijk zoals Becca behandeld was en hadden de paparazzi de tip gegeven om Franklin en mij te betrappen.

‘Moordenares verraden door haar eigen moeder’, zou een veel beter verhaal zijn dan alles wat ik tot dan toe voor geld had verkocht. Ze zouden Kate heel veel geld betalen.

Ze zag er heel kalm en beheerst uit terwijl ze sprak. Ik vroeg me plotseling af of dit alles niet gebeurd zou zijn als ik al mijn principes opzij had gezet en die vervloekte vrouw op de thee had uitgenodigd. Maar dat zullen we nooit weten…