12

De zilveren bruiloft

Deel 1 – Pearl

Ik heb het altijd heerlijk gevonden om van alles en nog wat op te zoeken, onnozele feitjes, nutteloze informatie. Als ik een computer had, zou ik er de hele dag mee bezig zijn. En als wij het slag mensen zouden zijn die meededen aan quizzen in de pub, dan zou ik het er erg goed afbrengen en zelfs prijzen in de wacht slepen. En als ik de moed zou hebben om mee te doen aan de voorrondes voor Wie wordt miljonair?, dan denk ik dat ik best eens zou kunnen doorgaan. Echt waar. Vaak heb ik alle vragen goed die de echte kandidaten fout hebben.

Pientere Pearl noemden ze me vroeger op school, maar dat was ook echt alleen maar op school. Meisjes uit mijn straat gingen nooit naar een ‘hogere school’ zoals dat genoemd werd. Mijn familie was uit Ierland naar Engeland gekomen om rijk te worden, zoals zoveel Ieren in de jaren vijftig en zestig. We kwamen oorspronkelijk uit een plaatsje dat Rossmore heette, en dat in die tijd erg arm was. Maar inmiddels is het erg veranderd. Je kunt je nu zelfs helemaal niet meer voorstellen hoe familieleden van mij daar vroeger geleefd hebben. Mijn Bob kwam oorspronkelijk uit Galway, we hebben elkaar ontmoet op een Ierse dansavond.

Mijn vader was wegwerker en wij gingen allemaal in fabrieken of winkels werken en iedereen vond dat we het erg getroffen hadden in vergelijking met onze moeders in het oude land zoals ze het noemden. Wij hoefden tenminste geen dienstbode te worden. Wij meisjes trouwden allemaal met negentien jaar. Op z'n laatst. Dat deed je nu eenmaal gewoon.

En net als alle andere stellen hier hadden we twee kinderen toen we eenentwintig waren. We gingen ook allemaal uit werken, dat sprak gewoon vanzelf, want geen van onze mannen verdiende genoeg om in zijn eentje een gezin te kunnen onderhouden. Niemand klaagde.

We waren veel meer Engels dan Iers. We waren supporters van Engelse voetbalclubs, Bob en ik. Een keer per jaar gingen we met de trein en de boot en nog een trein naar Rossmore. Mijn nicht Lilly was precies even oud als ik. Ze waren erg arm bij haar thuis en ze was altijd jaloers op me omdat ik van die mooie kleren had.

Mooie kleren! Mijn moeder naaide ze zelf, zo kwamen we aan onze kleren. In Rossmore lachten ze ons altijd uit om ons Engelse accent, maar daar trokken we ons niks van aan. Onze oma was heel lief, ze stuurde mij en Lilly altijd naar een bron in het bos waar een beeld van de heilige Anna stond; daar moesten we bidden om een goeie echtgenoot. Vooral voor mij was het belangrijk dat ik erg veel bad, want omdat ik in Engeland woonde, zou ik eerder een man tegen het lijf kunnen lopen die niet van ons geloof was.

En blijkbaar werkte het, dat bidden bij de bron, want ik ontmoette Bob en dat was geweldig, en Lilly ontmoette Aidan en ook dat was fijn. In die tijd hadden we niet genoeg geld om naar elkaars bruiloft te gaan, maar we waren allebei erg gelukkig en we stuurden elkaar een heleboel brieven over wat we meemaakten.

Ik was in verwachting van Amy in ongeveer dezelfde tijd dat zij zwanger was van haar eerste, Teresa, en dus hadden we elkaar heel wat te vertellen. Toen gebeurde er iets verschrikkelijks.

Het was iets waarvan je denkt dat het alleen andere mensen gebeuren kan, niet iemand die jij kent. Iemand roofde Teresa uit de kinderwagen en ze werd nooit teruggevonden en werd ook nooit teruggebracht. Die arme hond die bij de kinderwagen zat blafte als een waanzinnige en er waren honderden mensen in de buurt, maar niemand had iets gezien.

Daarna was niets meer hetzelfde. Ik bedoel, ik kon Lilly hierna niet meer vertellen over Amy, na alles wat ze had doorgemaakt. En toen oma gestorven was, gingen we ook nooit meer naar Ierland. We hadden hier in het noorden van Engeland een heel fijn leven, en toen John geboren was, leek ons geluk compleet.

Iedere week deden we mee aan de voetbaltoto en de Grote Loterij, en we hadden het er heel vaak over hoe we al dat geld – als we het wonnen – zouden besteden. We zouden uiteraard eerst een cruise gaan maken en dan kochten we een villa aan de Middellandse Zee en een groot huis in de deftige wijk van onze stad; en onze ouders zouden we een leuk huisje met een tuin geven. En onze kinderen! Wat we voor hen niet allemaal bedachten!

Ze zouden naar de allerduurste scholen gaan, ze kregen muziekles en dansles, ze gingen paardrijden en tennissen. Ze zouden alles krijgen wat wij zelf nooit gehad hadden. En nog veel meer!

Maar om onszelf geen onrecht aan te doen: we deden heus wel meer dan dromen voor onze kinderen, hoor, Bob en ik. We wisten ook wel dat we waarschijnlijk nooit een hoofdprijs zouden winnen en toch wilden we niets liever dan hun meer kansen geven dan we zelf gehad hadden. Dus openden we een spaarrekening en stortten er iedere week een bepaald bedrag op voor hen allebei. Via het postkantoor groeide er een mooi sommetje voor Amy en John.

Ik had in een boek gelezen dat je je kinderen klassieke namen moest geven als je wilde dat ze in het leven vooruit kwamen. De namen die wíj mooi vonden, konden later wel eens echte arbeidersnamen blijken te zijn. En dus werd het Amy en John. Twee prachtige kinderen, maar ja, dat zegt iedereen natuurlijk over zijn eigen kroost.

Ze kregen allebei een gloednieuwe fiets toen ze eraan toe waren, geen opgelapte afdankertjes. We gingen met ze naar het pretpark en als ze jarig waren, mochten ze vriendjes en vriendinnetjes uitnodigen; we gaven ze hamburgers en ze mochten een video kijken. We kochten voor John een computer voor op zijn kamer. Ik had hem dolgraag ook gebruikt, maar John was er met zijn vijftien jaar ontzettend handig mee en ik wilde het ding niet kapot maken.

We stuurden Amy naar een heel dure secretaresseopleiding. We moesten de spaarrekening behoorlijk aanspreken voor dit soort dingen, want ik werkte achter de kassa in een supermarkt en Bob was vrachtwagenchauffeur en dat zijn geen baantjes waar je rijk van wordt. Maar voor de kinderen was het allemaal een geweldige investering.

John bleek een technologische knobbel te hebben en kreeg een geweldige baan in wat ze de IT noemen, en dus was het maar goed dat we hem die computer gegeven hadden toen hij nog zo jong was. Amy's dure secretaresseopleiding bleek ook een prima investering, want ze kreeg een geweldige baan als receptioniste bij een groot bedrijf en werkte zich verder op tot persoonlijk assistent.

Allebei in Londen! Stel je voor!

Ze kwamen af en toe nog op bezoek, maar brachten natuurlijk geen vrienden meer mee. Ze hadden hun eigen leven, ze waren onafhankelijk en ze hadden succes. Daar hadden we immers voor kromgelegen? We begrepen best dat ze niemand konden meenemen naar ons rijtjeshuis. En toen Amy vierentwintig en John drieëntwintig was, woonden ze allebei in een flat met andere jonge mensen. En zo hoorde het ook.

Vrienden van ons vroegen Bob en mij wat we van plan waren met onze vijfentwintigste huwelijksdag, ons zilveren jubileum. We zeiden dat we dat niet wisten, want we waren er zeker van dat onze kinderen iets voor ons hadden georganiseerd. Ze kenden de datum heel goed: 1 april, want toen ze jong waren vierden we het altijd.

Eén april!

Moet je je voorstellen: we deden elkaar de grootste belofte die je maar kon doen op 1 april. Typisch toch! Om je rot te lachen. We kochten altijd een grote ijstaart, iedereen kon op z'n minst twee keer opscheppen. Onze vrienden uit de straat en Bobs zus en mijn nicht hadden allemaal een groot feest met hun zilveren bruiloft. Er kwamen heel veel mensen en er werden platen gedraaid die erg populair waren in de tijd dat we trouwden.

Ik vroeg me af waar John en Amy het feest wilden houden.

Onze vrienden en familie wisten het natuurlijk al, ik begreep best dat ze er alleen maar naar vroegen om de verrassing voor ons nog groter te maken. Omdat we zo gewend waren geweest om voor onze kinderen te sparen, hadden we wat geld te besteden.

Dus ging ik met Bob een nieuw pak kopen, donkergrijs, met een mooi wit overhemd erbij. En voor mezelf kocht ik een donkerblauwe jurk van crêpe met een bijpassende handtas. Dus we waren in ieder geval goed gekleed voor welk verrassingsfeest dan ook.

De datum naderde, maar we hadden nog steeds geen idee wat ze van plan waren. Amy maakte het extra spannend door te vertellen dat zij en Tim – dat was de man van wie ze de persoonlijke assistente was, als je me begrijpt – dat weekend naar Parijs zouden gaan. Ik deed net alsof ik haar geloofde. Zo deed ik ook alsof ik John geloofde die zei dat hij met een aantal luitjes van kantoor ging diepzeeduiken, hij had er een nieuwe wetsuit en alle benodigde spullen voor aangeschaft.

Twee dagen voor ons jubileum begon ik me ongerust te maken.

Twee stellen hadden ons mee uit eten gevraagd, het ene in een Indiaas, het andere in een Italiaans restaurant.

Ze zeiden dat het toch een dag om te vieren was. En toen ik zei dat we dat ook zeker gingen doen, keken ze me aan op een manier die me niet aanstond. Ik vond toen dat ik de zaak moest ophelderen voordat Bob een al te grote teleurstelling te verwerken zou krijgen. Hij trok zo'n beetje om de andere dag zijn nieuwe pak aan om zichzelf voor de spiegel van de slaapkamer te bewonderen. Ik belde Amy op haar werk.

‘Ach, moeder,’ zei ze… Vroeger noemde ze me altijd ‘mam’, maar tegenwoordig was het ‘moeder’.

‘Ik wou het even over het weekend hebben,’ zei ik. ‘Ga je echt naar Parijs, lieverd? Dít weekend?’

Ze zat meteen op de kast. ‘Hè, god, moeder, alsjeblieft. Je hebt je er nooit mee bemoeid, je hebt me altijd mijn gang laten gaan… Je gaat me nu toch niet ineens vertellen dat je ook de grootste moeite hebt met Tim. Zijn huwelijk is voorbij, moeder, we doen helemaal niets stiekems als we naar Parijs gaan. Alsjeblieft, begin jij nou niet ook moeilijk te doen…’

Ik zei dat het helemaal niet mijn bedoeling was om kritiek te leveren op haar uitje naar Parijs, dat ik zelfs geen idee had dat die Tim getrouwd was. Daar belde ik niet voor, helemaal niet.

‘Nou, maar waarom bel je dan, moeder?’ Mijn dochter kon soms zo onaangenaam uit de hoek komen. Dat deed pijn.

Ik gooide het eruit. ‘Omdat ik wilde weten of je ons zilveren huwelijksfeest op zaterdag soms vergeten was.’ Het was eruit voor ik het wist.

‘Jullie wát?’

‘Je vader en ik zijn zaterdag vijfentwintig jaar getrouwd. We dachten dat John en jij misschien… eh, dat jullie iets voor ons georganiseerd hadden, een feestje of iets. Want zie je, de buren blijven er maar naar vragen en…’

Ik hoorde dat ze naar adem hapte. ‘O, moeder, ja! 1 april. O, god, ja…’ zei ze.

Toen wist ik dat ze het echt vergeten was. En John ook. Dat er geen feest zou zijn.

Het was al donderdag, te laat om zelf nog mensen uit te nodigen om het te komen vieren. Bobs hart zou breken, hij had het er toch al zo moeilijk mee dat zijn kleine meid nauwelijks nog bij haar ouders op bezoek kwam. Veel moeilijker dan ik.

Hij had zich er zo op verheugd zijn nieuwe pak te kunnen dragen en hij was van plan ‘You Make Me Feel So Young’ te zingen.

Hij dacht dat ze misschien het zaaltje boven pub De Gele Vogel hadden afgehuurd, want hij had gehoord dat daar zaterdag een feestje was.

Ik dacht aan Bobs zus, die altijd nogal de neiging had om op onze kinderen af te geven, en aan mijn joviale neef, en aan de geweldige feesten die zij en hun familie georganiseerd hadden. En ik dacht aan mijn blauwe jurk van crêpe met de bijpassende handtas. Aan al de jaren dat ik op een tochtig plekje achter de kassa in de supermarkt had gezeten om meer te kunnen sparen voor de kinderen. Ik dacht aan het mooie pakje waarin mijn dochter naar haar eerste sollicitatiegesprek was gegaan en dat ook van dat geld betaald was. Ik dacht aan alle vriendjes en vriendinnetjes die Amy en John altijd voor hun verjaardag mochten uitnodigen. Ik dacht aan al die uren die Bob in de wegenbouw had overgewerkt om hun fietsen, hun radio's en later hun cd-spelers te kunnen betalen; dan kwam hij doodvermoeid thuis, met rode ogen en stijve schouders. Ik dacht aan de uitjes naar Legoland en de dierentuin, aan de dagtochtjes die we per boot naar Frankrijk hadden gemaakt.

Eén hachelijk moment lang had ik het gevoel dat het me niets zou kunnen schelen om Amy en John nooit meer te zien.

Maar het volgende moment riep ik mezelf streng tot de orde. Die vijfentwintig jaar van werken en sparen en het gezin bij elkaar houden om onze kinderen meer te geven dan wij zelf ooit hadden gehad… waar waren die goed voor geweest als ik ze nu uit boosheid op een akelige manier liet eindigen? Ik moest Amy en John uit deze netelige toestand redden, hun deze enorme nalatigheid van hun kant vergeven, ze geruststellen en zeggen dat het niet uitmaakte. Ik moest heel snel iets zeggen voordat Amy zich in verontschuldigingen ging uitputten.

Dus sneed ik haar de pas af terwijl ze nog aan het bedenken was wat ze moest zeggen. ‘Want weet je, je vader en ik gaan dit weekend weg en dus wilden we zeker weten of jullie niet iets anders in gedachten hadden, want…’

‘Moeder, het spijt me zo…’ onderbrak ze me. Maar ik moest haar niet de kans geven zich te verontschuldigen.

Alles zou anders worden als ze dat deed.

‘Dus is alles zo prima in orde. Als je bloemen wilt sturen, laat ze dan afleveren bij je tante, de zus van papa. Want wij zijn er dus niet.’

Amy slikte. ‘Ja, natuurlijk, moeder.’

‘En dan bewaren we het feest wel tot paarlemoer.’

‘Tot paarlemoer?’

‘Onze paarlemoeren bruiloft. Want dat hebben je vader en ik altijd al in gedachten gehad. De zilveren bruiloft vinden we niet zo belangrijk, maar de paarlemoeren wel. Omdat ik Pearl heet, zie je…’ Ik seinde via de telefoon een en al goedwillendheid en monterheid door.

‘Maar wanneer is dat dan, um, die…’ vroeg mijn dochter.

‘Over vijf jaar natuurlijk, als we dertig jaar getrouwd zijn,’ zei ik vrolijk. ‘Dat duurt niet zo lang meer, dus misschien moeten jij en John maar gauw met de planning beginnen. Dan maken we er een grandioos feest van.’

Amy's stem liep over van dankbaarheid. ‘Bedankt, mam,’ zei ze. Nu was het geen ‘moeder’, viel me op.

Toen moest ik nog bedenken waar ik Bob het weekend mee naartoe zou nemen. Ik besprak een hotelletje in Blackpool.

Bobs zus zou diep onder de indruk zijn van de bloemen. Ik wist dat het een enorm boeket zou worden, gezien al het schuldgevoel dat erbij kwam kijken. Alles bij elkaar was dit allemaal veel beter dan mezelf in zelfmedelijden rond te wentelen. Ik werd op school niet voor niets Pientere Pearl genoemd.

Deel 2 – Gulle John

Op kantoor noemen ze me altijd Gulle John.

Dat heeft te maken met een nogal malle gewoonte die ik daar heb ingevoerd: iedere vrijdag trakteer ik iedereen op een glaasje bubbeltjeswijn met een toastje met gerookte zalm, geserveerd op mijn bureau. Een prima start voor het vrije weekend. Mensen die nergens heen hoeven, vinden het leuk, en degenen die wel ergens heen moeten, blijven toch even hangen. Bovendien is het veel beter dan je in een pub klem te zuipen, zoals mensen elders vaak doen. En dat voor de prijs van twee, of op z'n hoogst drie flessen van iets niet al te prijzigs. Ik verwierf de reputatie een gulle kerel te zijn door dat beetje wijn, plus een lullig pakje gerookte zalm van Marks and Spencer, wat toastjes en wat schijfjes citroen.

We hebben op kantoor trouwens een prima clubje. Al is het niet echt dat je zegt: toppie. De meesten van ons willen vóór ons dertigste liever ergens anders naartoe, een tent met meer stijl, zal ik maar zeggen.

Maar ach, het is werk, en dit kantoor heeft wel een goeie naam op z'n terrein, dus wat maakt het uit.

Ik heb het hier naar mijn zin en ik woon met twee collega's in een knots van een flat, echt gaaf.

Mijn zus belde een keer naar kantoor en vroeg John te spreken. ‘Bedoelt u Gulle John of de andere John?’ werd haar gevraagd. Ze zei dat ze vast de andere John moest hebben, maar dat had ze mis.

Amy was verbaasd. ‘Je bent helemaal niet gul,’ zei ze beschuldigend.

‘Nee, maar gierig ben ik ook niet,’ zei ik. Ze gaf toe dat dat waar was en we kletsten verder een eind weg.

Zijn wij als broer en zus close met elkaar? Niet echt. Al hebben we natuurlijk wel met elkaar gemeen dat we onze opvoeding overleefd hebben. En we hebben een berg gemeenschappelijke herinneringen. Maar we leiden een erg verschillend leven.

Amy heeft op zo'n chique secretaresseopleiding gezeten, waar ze vrouwen niet alleen het secretaressevak leren, maar ook om zich stijlvol te gedragen en te kleden. Mijn zus heeft daar erg veel opgestoken, ze is zo slank als een den en draagt designeroutfits. Ze verzorgt zich tot in de puntjes en ziet er erg cool uit. Ze heeft maar één zwakte: die vent, Tim.

Tim heeft een rijke vrouw, een kast van een huis en een paar kinderen die op onbetaalbare privéscholen zitten. Als presidentdirecteur van een groot bedrijf heeft hij een veeleisende baan.

Denk maar niet dat zo iemand die hele mikmak eraan geeft voor een romance met mijn zus, als is ze nog zo oogverblindend en zou ze een parel van een echtgenote kunnen zijn. Maar Amy kan of wil dit niet zien, en tegen de tijd dat ze het wel inziet, is het allemaal te laat natuurlijk.

Ik probeerde haar dat aan haar verstand te brengen toen we een keer samen aten, maar tjonge jonge, schoot dat haar even in het verkeerde keelgat. Ze beet me toe dat ik me er niet mee moest bemoeien omdat ik er helmaal niets van begreep.

Ze maakte me ook op niet mis te verstane wijze duidelijk dat ik zelf, als ik in de spiegel keek, geen wandelende reclame voor waarachtige, eeuwige liefde zou zien. Dat ik zelfs nooit een echte vriendin had gehad.

Dit was niet helemaal waar en wat ze zei irriteerde me behoorlijk. Maar zij en ik lijmden de brokken weer zo'n beetje aan elkaar en praatten nooit meer met elkaar over ons privéleven.

Maar toen ontmoette ik Linda. En uiteraard wilde ik het ineens met iedereen over mijn privéleven hebben.

Linda zag er werkelijk fantastisch uit. Ze was door het hoofdkantoor voor zes maanden bij ons gedetacheerd. Maar ze ging niet meer terug. Ze was Ierse, maar erg competent, ze was echt het tegendeel van zo'n onnozele Ierse troela. Ze was ontzettend intelligent en erg populair.

Ze had werkelijk elke vent kunnen krijgen die ze maar wilde, maar ze viel op mij. Dat was erg strelend voor me.

Op een vrijdagmiddag vroeg ze me bij de gerookte zalm hoe Gulle John de rest van de vrijdag sleet, en toen hoorde ik mezelf op zo'n vreselijk toontje tegen haar zeggen dat Gulle John graag zou meegaan in alles wat Mooie Linda voorstelde, en zo belandden we in een Italiaans restaurant. En vanaf die dag zagen we elkaar bijna voortdurend.

Ze nam me mee naar haar ouders. Haar vader was een Ierse bankier, een heel grote, en ze woonden in een groot huis met een tuin en een boomgaard en een stel labradors.

Ze hoorden me niet uit over mijn familie, maar Linda deed dat wel.

‘Wanneer stel je me nu eens aan ze voor? Komt het er ooit nog van? Denk je dat het deze eeuw nog gaat lukken?’ vroeg ze steeds.

Nu was ik niet zo stom om net te doen alsof mijn ouders even chic waren als de hare, want met zoiets gooi je uiteindelijk je eigen glazen in. Nee, ik vertelde dat mijn ouders uit de arbeidersklasse kwamen en dat ik in een rijtjeshuis geboren was. Maar ik kon me er niet toe zetten met haar bij mijn vader en moeder langs te gaan. Nog niet.

Die vreselijke zus van pa, Dervla, zou ongetwijfeld komen binnenvallen om Linda te inspecteren. En de schreeuwerige nicht van mijn moeder zou ook een smoesje weten te vinden om langs te komen. En dan zouden ze beginnen over het Oude Land en proberen uit te vinden of er geen banden waren met Linda's familie.

Ik zou me voor hen verontschuldigen en het volgende moment de pest aan mezelf hebben omdat ik me voor hen schaamde.

Nee, het was maar het beste om ze zo lang mogelijk van elkaar gescheiden te houden.

Kijk, mijn zus Amy, dat was iets anders. Ik nodigde Amy uit in een sushibar om Linda te ontmoeten, en toen bracht ze die vreselijke Tim mee. Hij streek voortdurend met zijn hand door zijn haar en zei steeds dat hij eigenlijk ergens naartoe moest. Amy keek naar hem alsof ze een afgerichte spaniël was in plaats van de superefficiënte persoonlijk assistente die ze eigenlijk is.

Toen ze weggingen, haalde ik mijn schouders op en verontschuldigde me tegenover Linda voor hem. ‘Ik begrijp niet hoe ze het met hem uithoudt.’

‘Ik wel,’ zei Linda.

Ik was stomverbaasd.

‘Omdat ze van hem houdt,’ zei Linda, alsof dat overduidelijk was.

Ik vond het ontzettend jammer dat Linda steeds weigerde met mij de nacht door te brengen op mijn kamer in onze grote flat. Er bleven heel vaak meisjes slapen; ik zou zo trots zijn geweest tegenover mijn flatgenoten als ze Linda 's ochtends vers geperst sinaasappelsap zouden zien drinken, gehuld in mijn ochtendjas.

Maar nee, dat weigerde ze zeer beslist en ik mocht ook niet bij haar blijven slapen in de flat die ze met een andere vrouw deelde. Af en toe, als we samen een weekend weg waren, sliepen we samen in een hotel, dus het was niet zo dat ze geen seks wilde. Nee, Linda was bang voor ‘burgerlijkheid’ zoals ze het noemde.

We moesten wachten tot we zeker van onszelf waren, zei ze, en dan een eigen plekje zoeken.

Ik bleef maar zeggen dat ik zeker was van mijn gevoelens, maar daar wilde ze niet van horen, want dat kon nog helemaal niet. En wanneer zou ze mijn ouders nu eens ontmoeten? Ik vroeg me af wat erger zou zijn: als wij naar hun huis gingen of als ik hen naar Londen haalde. Daar was ik nog zomaar niet uit.

In Londen zou die verschrikkelijke tante Dervla in ieder geval niet in de buurt zijn en zou de halve buurt ons niet bespieden. Maar van de andere kant zouden mijn ouders zich in Londen erg onzeker gedragen.

Ik bleef het maar uitstellen.

Op een dag belde Linda op toen ze voor de zaak onderweg was. Ze zei dat ze maar een kilometer of twintig bij mijn geboorteplaats vandaan was en dat ze heel graag bij mijn ouders op bezoek zou gaan. Ik verzon een leugen, ik zei dat ze niet thuis waren. Toen ze terug was, begon ik meteen te roepen dat het toch zo jammer was dat ze elkaar gemist hadden, maar ze onderbrak me meteen.

‘Ik heb ze niet gemist, John,’ zei ze, ‘ik ben bij ze langs geweest.’

‘Maar ze waren er toch niet?’ Ik hapte naar adem.

‘Blijkbaar waren ze alweer terug,’ zei ze.

‘En?’ vroeg ik.

‘We hebben thee gedronken, met geroosterd brood met kaas erbij, en ik heb hun het een en ander verteld over het werk dat we doen, jij en ik, en toen kwam je tante Dervla langs. Ze zei dat we elkaar allemaal wel weer zouden zien bij Het Zilver. Wat is Het Zilver, John? Een pub of zo?’

‘Ik weet het niet. Dat zal wel,’ mompelde ik.

Linda had mijn ouders ontmoet, was bij mij thuis geweest. Ze had ook mijn tante Dervla gezien, en ze had het overleefd. Ze moest wel echt van me houden.

Ik probeerde Amy erover te vertellen, maar die maakte zich vreselijk druk over een reisje naar Parijs met Tim en hoorde nauwelijks wat ik zei. Ik vroeg me af of ik mijn ouders niet een keer in Londen zou moeten uitnodigen. Ze hadden Linda nu immers toch al ontmoet en dus was het ergste al achter de rug. Misschien zouden ze zich wat meer op hun gemak voelen nu Linda geen complete vreemde meer voor ze was. Maar er was eigenlijk nooit echt tijd voor, want er waren zoveel andere dingen.

We maakten lange dagen en in de zomer gingen we ieder weekend windsurfen. Sommige mensen uit ons clubje dachten erover om in de herfst te gaan diepzeeduiken. Af en toe voelde ik me wel een beetje bezwaard als ik bedacht hoe weinig mijn ouders hadden en hoe goed ik het zelf had. Maar ja, zo zijn de dingen nu eenmaal. Kijk eens naar de mensen in Afrika, die hebben het pas slecht. Daar valt niets aan te doen. Dus wat heeft het voor zin om je de hele tijd schuldig te voelen?

Linda ging heel vaak naar huis om haar ouders op te zoeken, maar voor haar lag het anders. Haar ouders woonden niet zo ver weg. Ze belde hen ook heel vaak, en hing dan allerlei onzinverhalen op. Ik belde mijn ouders nooit, want Bob en Pearl waren het soort mensen dat zou schrikken als de telefoon ging. Dan dachten ze altijd meteen dat het slecht nieuws was. Ze zouden trouwens ook zeggen dat het zonde van mijn geld was, al zou ik ze van kantoor af bellen. Ik was overigens echt van plan een keer kaartjes voor een musical of zo voor ze te bestellen, of iets anders wat ze leuk vonden en ze dan een nachtje in een hotel te laten slapen. Maar zoals ik al zei, het kwam er niet van.

Toen kreeg ik een telefoontje van Amy, zomaar ineens, pats boem, dat we eigenlijk een zilveren bruiloftsfeestje voor ze hadden moeten organiseren. Dus dat bedoelden ze toen ze tegen Linda zeiden dat ze haar bij Het Zilver wel weer zouden zien. Het was helemaal geen pub. Het was verdorie hun vijfentwintigjarig huwelijksjubileum.

‘Shit!’ zei ik een paar keer achter elkaar tegen Amy, en ze was het hartgrondig met me eens.

‘Waarom hebben ze niks gezegd?’ zei ze steeds weer. ‘Nooit zeggen ze iets, we moeten het zelf allemaal maar bedenken zeker.’

Ik dacht even aan de grote verjaardagskaart die ze me ieder jaar stuurden, met in de envelop ook een linnen zakdoek of een boekenlegger of een ander prul. Maar uiteraard vergeten ouders de verjaardag van hun kinderen nooit – als wij kinderen krijgen, als Linda en ik een zoon en dochter zouden krijgen, dan zouden we hun verjaardag ook niet vergeten. Hoewel Linda er heel vaak even tussenuit piept om een cadeautje te kopen voor de verjaardag van deze of gene. Maar ja, vrouwen zijn nu eenmaal anders.

Daarom is het ook zo irritant dat Amy niet aan die verdomde zilveren bruiloft heeft gedacht. Ik zei oké, oké, laten we de schade dan zo veel mogelijk beperken, we organiseren wel iets voor ze in Londen, een dineetje met champagne of zo, en dan laten we ze in een limousine ophalen. Maar nee hoor. Amy kan er niet bij zijn. Zij en Tim hebben een weekendje in Parijs dat ze beslist niet kunnen afzeggen. Amy is soms zo egoïstisch. En dom bovendien, wat kan ze ontzettend dom doen.

Ze kwam aan met een soort psychologisch geblabla, dat we maar een gigantisch feest moesten maken van de paarlemoeren bruiloft, omdat ma Pearl heette en zo. Schijnbaar noemen ze de dertigste huwelijksdag zo: de paarlemoeren bruiloft.

God mag weten hoe we er dan allemaal voor staan. Linda en ik zijn dan getrouwd, zoveel is wel zeker, en Tim heeft intussen met een jongere versie van mijn zus aangepapt, zoveel is ook zeker.

Nou, zei ik toen, laten we dan allebei maar een boeket naar het huis van die vreselijke tante Dervla sturen. En toen zei ik dat ze misschien wel beter af waren met z'n tweetjes in Blackpool. En ik zei ook nog tegen Amy dat we voor de paarlemoeren bruiloft iets geweldigs op touw zouden zetten, maar op de een of andere manier slaagde ik er niet in mezelf of Amy geheel te overtuigen.

's Avonds vertelde ik Linda het hele verhaal. Ze luisterde naar me zonder iets te zeggen. En ze keek me aan alsof ze me nog nooit eerder had gezien.

Ik vond haar blik niet prettig. Het was net alsof er iets op mijn hoofd geschreven stond.

‘Wat is er?’ vroeg ik ongerust.

‘Niets,’ zei ze, ‘helemaal niets. Vertel nou verder.’

Dus ging ik door met vertellen. Ik zei tegen haar dat mijn vader en moeder het zout der aarde waren natuurlijk… Dat wist zij ook want ze was bij hen geweest. Maar ze waren zo gauw tevreden. Het was gewoon zielig hoe erg ze aan kleine dingen gehecht waren. En mijn moeder sloofde zich altijd zo uit voor haar nicht, nota bene een verschrikkelijk mens; die had nu werkelijk totaal geen stijl en geen enkel gevoel voor van alles. En allebei waren ze vol ontzag voor tante Dervla, de bazige oudere zus van mijn vader, die dacht dat ze heel wat was, maar intussen bijna nooit uit Watford weg was geweest.

Ze waren volmaakt tevreden met hun kleine huisje daar en deden niet eens moeite om ergens anders iets beters te vinden. De tijden waren veranderd, mensen stootten op in de vaart der volkeren, alleen zij leken dat niet in de gaten te hebben. Als er alleen maar mensen als zij op de wereld waren geweest dan waren we nu nog holbewoners.

Uit Linda's gezicht viel niets op te maken. Anders was ze altijd heel geanimeerd en zei ze meteen of ze het met iets eens was of niet. Maar ze zat daar maar met een blanco uitdrukking op haar gezicht. En je weet wel hoe het gaat als iemand niet reageert… Dan ga je maar door met praten. Ik hoorde mezelf over mijn ouders zeggen dat ze kip met patat al een geweldige traktatie vonden en dat ze met Kerstmis het hele huis vol papieren slingers hingen zodat je je kont niet kon keren.

Linda zei nog steeds niets en dus vertelde ik ook over alle overuren die mijn moeder draaide om voor ons een nieuwe fiets te kunnen kopen en dat die verschrikkelijke tante Dervla ons dan melk en biscuitjes gaf voor ze ons in bed stopte. Ik zag dat Linda haar voeten langzaam van de bank liet zakken en in haar schoenen liet glijden, wat vreemd was, omdat we de flat voor ons alleen hadden en het nog lang geen tijd was om naar huis te gaan.

En toen zei ze dat ze wegging.

En ik zei: ‘Je kunt nu nog niet weggaan… Wat moet ik dan met dat parelhoen dat ik gekocht heb en met die prachtige fles wijn?’

En toen vroeg Linda me zonder enige aanleiding of ik voor mijn vader en moeder wel eens parelhoen had klaargemaakt, waarop ik zei dat je in hun keuken onmogelijk kon koken en dat ze trouwens van zulke vieze dingen hielden dat ze van parelhoen waarschijnlijk misselijk zouden worden. Haar gezicht zag er opeens zo anders dan anders uit.

Dus zei ik nogal dom: ‘Wat is er mis, Linda? Wat heb je toch?’

En toen keek ze heel treurig en terwijl ze mijn hand zo'n beetje aanraakte, zei ze: ‘O, John, gulle John, je snapt het echt niet, hè?’ En toen ging ze weg.

Ze ging weg.

Ik snapte het niet en ik snap het nu nog niet.

Dat is de moeilijkheid met mensen, namelijk. Ze zijn nooit helemaal te snappen.