4

Vriendschap

Deel 1 – Malka

Ik ontmoette Rivka Fine in… laat me even nadenken, het is al jaren en jaren geleden. In ieder geval ergens in de jaren zestig. We waren die zomer in een kibboets in de Negev-woestijn. Ik was de allereerste persoon uit Rossmore die iets zo avontuurlijks deed: naar het Midden-Oosten gaan om sinaasappels en kippen te plukken. Ik weet nog dat die arme kanunnik Cassidy me van tevoren waarschuwde. Het was heel mooi om naar het Heilige Land te gaan en je voeten neer te zetten op de plaatsen waar Onze Lieve Heer gelopen had, maar ik moest wel erg uitkijken dat ik niet van mijn geloof viel, want ik zou erg veel mensen tegenkomen die een ander geloof hadden.

In het begin had ik niet gedacht dat Rivka en ik bevriend zouden raken: ze leek nogal knorrig, zeg maar gerust chagrijnig, terwijl ik alles even leuk vond en tegen iedereen aanpraatte. De anderen kwamen werkelijk overal vandaan: uit Marokko, Roemenië, Turkije, Duitsland… En ze hadden allemaal Hebreeuws geleerd. Er waren maar een paar anderen die Engels spraken en dus moesten Rivka en ik erg ons best doen om ons te redden. We leerden dat tapoosim sinaasappels betekende en toda raba dankjewel. Ik probeerde iedere dag tien nieuwe woorden te leren, maar omdat het zo heet was en ik zo hard in de keuken moest werken, lukte het me niet en beperkte ik me tot zes.

We moesten een hut delen en dus kwamen we heel wat van elkaar te weten. Zij was in de kibboets omdat haar ouders in New York zich schuldig voelden dat ze niet naar Israël waren geëmigreerd. Nu konden ze tenminste nog zeggen: ‘Onze dochter is als vrijwilligster in de woestijn gaan werken.’ Ik was er omdat ik thuis in Rossmore twee joodse jongetjes Latijn had geleerd en hun ouders me als dank een reis naar Israël hadden aangeboden. Het was een buitenkansje, ze hadden zelfs deze kibboets gevonden waar ik kon werken. Een nicht van mevrouw Jacobs was er ook een keer in de zomer geweest en had het er erg naar haar zin gehad.

Ik vond het allemaal geweldig. Ik werd verliefd op Shimon, die oorspronkelijk uit Italië kwam, en hij was ook verliefd op mij; als zijn diensttijd erop zat, zouden we samen ergens gladiolen gaan kweken.

Ik denk dat Rivka een tikje jaloers was omdat Shimon zo vaak bij onze hut rondhing. Niet dat we met elkaar naar bed gingen of zo. Ja, ja, ik weet het wel, maar zoiets deed je in die tijd nu eenmaal niet. We waren te bang, denk ik. Nou ja, zo zat het gewoon.

Rivka vroeg of ik werkelijk van plan was om in de gladiolenteelt te gaan werken en ik zei dat ik dat in ieder geval graag zou willen. Ik zou wel eerst naar Rossmore terug moeten om mijn familie een beetje enthousiast te maken, al zou dat niet meevallen. Kanunnik Cassidy zou zich er ongetwijfeld tegenaan bemoeien, aangezien ik met een niet-katholiek wilde trouwen. En we hadden ook met zíjn familie te maken, en dat zou ook problemen geven. Joden geloofden immers dat de familielijn via de vrouw werd doorgegeven en zijn ouders zouden dus niet blij zijn als hij met een niet-joods meisje kwam aanzetten.

Toen werd Rivka verliefd op Dov, een vriend van Shimon, waardoor alles nog leuker werd. We konden nu met z'n vieren uitstapjes maken. Rivka was toen nog niet zo ver dat ze erover dacht met Dov in Israël te gaan wonen. Ze zei dat ze naar New York terug moest en daar met een tandarts of chirurg zou trouwen. Zo simpel was het. Nee, Dov kon echt niet met haar mee als hij uit dienst kwam. Dov kwam uit Algerije. Zijn familie woonde in hutten. Niet dat dat voor Rivka wat uitmaakte, maar voor haar moeder wel. En niet zo'n klein beetje ook.

Het was een onvergetelijke zomer. We hadden het heel druk met sinaasappels plukken van de bomen, en veren van kippen en van eigenwijze haartjes uit onze wenkbrauwen. We spoelden ons haar met citroensap, we raakten allebei tonnen gewicht kwijt omdat we zo'n hekel hadden aan de margarine die ze gebruikten en vrijwel alleen maar sinaasappels en gegrilde kip aten. Ze moesten me nu eens zien, de mensen uit Rossmore, dacht ik voortdurend.

Maar toen, voor we het goed en wel erg in de gaten hadden, was het allemaal weer voorbij en moest ik terug naar Rossmore om weer les te gaan geven op Sint-Ita en Rivka terug naar New York, naar het reisbureau waar ze werkte. We waren intussen vriendinnen voor het leven geworden en we vonden het vreselijk om afscheid van elkaar te moeten nemen. Niemand anders zou ten volle kunnen beseffen wat een geweldige zomer we hadden gehad, hoe heerlijk het was geweest om op vrijdagavond te gaan dansen en hoe prachtig de rode rotsen in de woestijn waren. We wisten dat onze verhalen over Shimon en Dov onze vrienden als dwaze vakantieliefdes in de oren zouden klinken terwijl onze ouders er een rolberoerte van zouden krijgen.

We zwoeren dat we contact zouden houden en dat deden we ook.

Ik schreef een met tranen besproeide brief aan Rivka toen Shimon me had laten weten dat er in gladiolen geen toekomst zat. Dat hij helemaal geen toekomst voor ons zag. Rivka schreef me barstend van woede dat Dovs broer haar de boodschap had gestuurd dat Dov geen Engels kon lezen en dat ze moest ophouden hem lastig te vallen. Ik schreef Rivka dat mijn moeder had aangeboden om golflessen voor me te betalen in de hoop dat ik dan op de golfbaan een jurist of bankier aan de haak zou slaan. Rivka schreef me dat háár moeder haar een weekje meenam naar een of ander luxe skidorp dat dienstdeed als huwelijksmarkt. Ze diende er tiptop uit te zien, want het was erop of eronder.

Waarschijnlijk was het laatste het geval, want van het eerste was totaal geen sprake.

Rivka schopte het tot chef van de reisbureauvestiging, maar op het huwelijksfront zat alles muurvast. Blijkbaar gaf dat bij haar thuis aanleiding tot een hoop stress. Met mijn moeder maakte ik iets vergelijkbaars mee. We hadden verschrikkelijke ruzies waarbij ze dingen zei die ik haar niet zomaar vergaf: ‘Toen ik zo oud was als jij, Maureen, was ik getrouwd en verwachtte ik een baby,’ en ‘Je denkt toch zeker niet dat je uiterlijk er na je vijfentwintigste op vooruitgaat, of wel?’ Ik zei dat ik nog liever stierf zonder antwoord op die vraag dan mezelf op te dringen aan de stompzinnige kakkers met goedbetaalde banen die mijn moeder voor me op het oog had, en die trouwens veel meer op hadden met drank en golf dan met vrouwelijk gezelschap. Mijn vader zei dat het heel erg plezierig zou zijn als hij eindelijk rust zou krijgen, meer verlangde hij niet.

Bij Rivka thuis begonnen de zaken nu echt krankzinnige vormen aan te nemen, schreef ze.

Haar moeder had een advertentie in een deftig blad geplaatst om een man voor haar aan te trekken. En ik wist dat ik krankjorum zou worden als ik de volgende zomervakantie thuis zou moeten doorbrengen.

Mijn moeder wilde me naar de bron van de heilige Anna in het Meidoornbos sturen om voor een man te bidden en vermoedelijk zou het uiteindelijk zo ver komen dat ik mijn bloedeigen moeder met mijn blote handen vermoordde en in de gevangenis belandde, wat mijn goedaardige vader beslist niet de rust zou opleveren waarnaar hij zo verlangde. Dus nam ik een zomerbaantje aan als leidster in een kindervakantiekamp in Amerika.

Daaraan voorafgaand zou ik een week bij Rivka in New York gaan logeren.

‘Wat is dat nu voor rare naam?’ zei mijn moeder. ‘Rívka?’

‘Ja, zo heet ze,’ zei ik op ruzieachtige toon, alsof ik een kleuter was.

‘Maar waar komt die naam dan vandaan? Is Rivka echt haar doopnaam, bedoel ik?’ Mijn moeder had weer eens een van die buien van haar. Ik voelde me te lusteloos om uit te leggen dat het zeer onwaarschijnlijk was dat Rivka gedoopt was.

‘Weet ik veel,’ zei ik nors.

Ik liet mijn gedachten de vrije loop terwijl mijn moeder weer begon door te zagen over dat ik weliswaar een goede opleiding had gehad, maar eigenlijk nergens weet van had. Mannen hielden van een vrouw die wakker uit haar ogen keek en overliep van levenslust, niet van een dromerig, verstrooid type als ik.

Ik bedacht hoe wonderlijk het was dat mijn moeder totaal geen idee had hoe levenslustig en wakker ik in de Negev-woestijn met Shimon was geweest. Niet dat ik er wat mee was opgeschoten. Maar goed, gelukkig zat ik weldra met Rivka in New York.

Ze haalde me af van het vliegveld. We omhelsden elkaar enthousiast. Op weg naar haar huis zei ze dat ze het erg vervelend vond om me hiermee te belasten, maar dat ze aan haar moeder had laten doorschemeren dat ik joods was. Vond ik het een probleem om net te doen alsof dat zo was? Voor dat ene weekje?

Ik vond het maar idioot, en dat zei ik ook. Rivka ging toch niet met me trouwen of zo!

‘Alsjeblieft, het maakt het alleen maar gemakkelijker, het scheelt in ieder geval één gevecht met mijn moeder,’ zei Rivka smekend. Nee maar. Bij haar thuis ging het er al net zo belachelijk aan toe als bij mij. We zuchtten eens diep om onze gekke moeders.

‘Ik heb gezegd dat je Malka heet,’ biechtte ze op.

‘Málka!’ riep ik.

‘Dat is Hebreeuws voor koningin,’ verklaarde Rivka, alsof het iets uitmaakte.

‘Juist ja,’ zei ik.

De jaren zestig waren jaren waarin van alles veranderde, waarin iedereen vooruitkeek. Nou, dat gold misschien voor anderen, maar niet voor de wereld waarin Rivka en ik leefden. Voor haar moeder was ik als Maureen niet goed genoeg, en voor mijn moeder diende Rivka op z'n minst gedoopt te zijn.

Trala!

Het scheelde een heel stuk dat ik voor meneer en mevrouw Jacobs had gewerkt en in Israël was geweest. Daardoor wist ik in ieder geval wat seider was, en Pesach, en Grote Verzoendag. Ik wist wat Chanoeka was, ik wist dat zuivel en vlees gescheiden gehouden moesten worden, zelfs de borden waarop deze producten lagen, en dat vlees van dieren met gespleten hoeven niet op het joodse menu stonden.

Mevrouw Fine ging prachtig gekleed en was een erg mooie vrouw. Ze maakte een hoop heisa, maar daar had Rivka me voor gewaarschuwd. Eén ding had Rivka me niet verteld. Ze adoreerde haar dochter.

Dat zei ik tegen Rivka toen we samen op haar slaapkamer zaten, die een verbluffende hoeveelheid frutsels bevatte.

‘Dat kan wel zijn,’ zei Rivka, ‘maar wat heb je daaraan als die liefde ronduit verstikkend is? Ik zou nog liever willen dat ze helemaal niet van me hield.’

We kwamen de eerste dagen tamelijk goed door. Mevrouw Fine wilde weten of mijn moeder ook koosjer kookte. Ik zei van wel en ik hoorde mezelf tot mijn eigen verrassing zelfs een beschrijving geven van de synagoge waar de Jacobsen naartoe gingen als ze in Dublin waren. Niet dat ik die ooit vanbinnen had gezien. Ik moest het feit dat ik op een nonnenschool lesgaf in de conversatie verdoezelen en maakte er een middelbare school van voor de kleine maar zeer levendige fictieve joodse gemeenschap van Rossmore. In werkelijkheid waren er in totaal niet meer dan drie joodse gezinnen in Rossmore, maar met die informatie hoefde ik mevrouw Fine toch niet lastig te vallen?

Ze waren zeer over me te spreken en het deed hen deugd dat ik net als Rivka nog bij mijn ouders woonde. Ze vonden het van zedeloosheid getuigen als jonge meisjes op zichzelf gingen wonen.

Jonge meisjes! Rivka en ik zuchtten weer eens diep toen we met z'n tweeën waren. Wij jong! We waren onderhand zielige ouwe vrijsters. We waren al bijna een kwarteeuw op de wereld maar nog steeds was er geen zicht op een verloofde, laat staan op een echtgenoot.

Als ze me aanspraken met Malka of die naam riepen, reageerde ik naar mijn idee nooit snel genoeg, maar volgens Rivka deed ik het heel goed. Ze verontschuldigde zich keer op keer voor wat ook in die tijd een volslagen idiote farce was.

Maar toen was het tijd om bij ze weg te gaan. Na een lange, vermoeiende treinreis kwam ik in het zomerkamp aan waar ik weer Maureen kon heten, in plaats van Malka, een naam waar ik inmiddels aan gewend was geraakt. Het was daar een behoorlijk sportieve toestand, veel sportiever dan ik me had voorgesteld. Er stonden een hoop wandelingen en speurtochten op het programma, er werd veel gehonkbald en ik moest bijna voortdurend allerlei meisjes troosten omdat ze dachten dat hun moeder een hekel aan ze had. Anders had die hen toch niet op zomerkamp gestuurd?

‘Moeders haten hun dochters niet,’ legde ik keer op keer uit. ‘Ze denken alleen maar dat wat ze doen het beste voor je is. Dat is niet zo, maar daar hebben ze geen idee van, echt niet.’ Ik geloof dat ik op die manier een paar verstoorde relaties heb recht gebreid en wat gekwelde hartjes heb gerustgesteld, maar dat denken leraren altijd van zichzelf. Het kan heel best zijn dat die meiden er niets van hebben opgestoken.

Per post hield ik me ook nog eens met dit soort dingen bezig.

Rivka schreef me de ene brief na de andere om me te melden dat haar moeder me echt geweldig vond en dat het Malka voor en Malka na was. Malka was zo'n zonnig type en Malka at nooit tussendoortjes en Malka was geïnteresseerd in alle mensen in haar omgeving, in plaats van onaardig tegen ze te doen zoals Rivka…

Ik schreef terug dat ik tot de ontdekking was gekomen dat het hele leven feitelijk één grote act was. Je hoefde maar naar mij te kijken, ik was één brok valsheid: ik had me voorgedaan als iemand die bij hen hoorde en ze waren erin getrapt. Hieruit moest een lesje te leren zijn. We moesten gewoon een show opvoeren voor de mensen, doen alsof we rustiger, gelukkiger en zelfverzekerder waren dan het geval was.

Rivka schreef terug dat ze er eens diep over had nagedacht en dat ik misschien inderdaad het Geheim van het Universum had ontsluierd.

Ongeveer een week later, toen ons kamp een reeks wedstrijdjes speelde tegen een ander kamp, ontmoette ik Declan, een leraar uit een dorp niet zo ver van Rossmore. We werden smoorverliefd op elkaar.

Zo verliefd zelfs dat Declan zei dat hij, als we weer in Ierland terug waren, meteen mijn ouders wilde ontmoeten. Hij was dan wel geen arts of advocaat – hij was slechts leraar, net als ik – maar toch was hij alles wat mijn ma zich wenste: hij was katholiek, kwam uit een keurige familie en had uitstekende manieren.

Met Kerstmis zei hij dat hij met me wilde trouwen.

Ik wist nog niet zo zeker of ik wel ergens in de rimboe wilde gaan wonen, om opgeslokt te worden door zijn gigantische familienetwerk; maar ze waren allemaal heel erg hartelijk voor me en in die dagen zou geen zichzelf respecterende man zijn levensstijl voor een echtgenote of wat dan ook aanpassen.

En dus geschiedde het dat ik met hem trouwde en in de rimboe ging wonen, dat wil zeggen midden op het platteland. Ik hield Rivka van alle ontwikkelingen nauwgezet op de hoogte en het lot wilde dat zij ene Max had ontmoet, die weliswaar geen tandarts was, maar wel een succesrijk zakenman die een aantal reisbureaus bezat; haar moeder was erg in haar nopjes en ook Rivka zou gaan trouwen. Dus kwam ze eerst naar mijn bruiloft in Ierland. Het was heerlijk dat ze erbij was en mijn moeder werd zo hevig in beslag genomen door wat ze aan moest trekken en door het feit dat een oom van Declan, een heuse rechter, ook naar de bruiloft zou komen, dat ze Rivka niet eens aan een verhoor onderwierp over haar eigenaardige naam en zelfs niet merkte dat Rivka's moeder een huwelijksgeschenk had gestuurd dat bestemd was voor ‘lieve Malka’.

Rivka haalde alles door elkaar in Rossmore. Ze bleef het heiligenbeeld in de kerk Ons-Lieve-Hart in plaats van Heilig-Hart noemen. Ze kon er niet over uit dat de huwelijksmis zo'n eeuwigheid duurde en ze verbaasde zich erg over de pauselijke zegen en over het feit dat de meeste vrouwen doeken en sjaals over hun hoofd droegen tijdens de plechtigheid in plaats van met enorme hoeden te pronken.

De hoeveelheid drank die tijdens de bruiloft geschonken werd, was haar te machtig, evenals alle liederen die iedereen zo nodig moest zingen…

Maar het was al met al een schitterend feest. Declan kneep voortdurend in mijn hand en ik had nooit gedacht dat ik zo gelukkig kon zijn.

Declan en ik brachten onze twee weken durende huwelijksreis door in Spanje en gingen toen in deze uithoek van de wereld wonen: een dorp in de heuvels waar nauwelijks iets te beleven viel. Omdat ik getrouwd was, kon ik geen les meer geven, dus viel het niet mee om de dagen door te komen. Iedere dag leek op de vorige, met als enige variatie dat we iedere zondag bij zijn moeder gingen eten en zijn zussen zo eens in de week kwamen informeren of ik al zwanger was.

De brieven die ik van Rivka kreeg, vormden een soort reddingsboei in dat afgelegen gat. Ze schreef me welke boeken ik moest lezen en opperde het plan dat ik een soort mobiele bibliotheek zou opzetten voor mensen die hun huis niet uit kwamen. Iedereen vond het erg fijn dat ik dat ook werkelijk deed. Declan vond zelfs dat ik heel geïnspireerd bezig was.

Maar hij wilde niet met me mee naar Rivka's bruiloft. Het was te ver, het was te duur, en hij zou niet weten hoe hij zich zou moeten gedragen tussen al die joodse mensen met hun eigenaardige gebruiken. Nee, die kelk wilde hij echt aan zich laten voorbijgaan. Nou ja, sommige dingen kun je niet afdwingen. Ik gaf er een positieve draai aan om mezelf op te monteren. Ik zou in Amerika weer Malka moeten spelen, en dat zou ongetwijfeld een stuk gemakkelijker zijn als ik Declan niet bij me had. En dat was ook zo.

Wat een verschil met mijn bruiloft: het baldakijn in de gigantische tuin van de Fines, het zingen en bidden in het Hebreeuws, het breken van glazen dat iets te maken had met de verwoesting van de tempel of zoiets. Ik kon er moeilijk naar vragen want ik was immers Malka en zou al deze dingen gewoon moeten weten.

Max was een uiterst vrolijke, aardige man. Hij fluisterde me toe dat hij in mijn geheimpje was ingewijd. Ik had geen idee waarover hij het had. Wist hij dat ik in Dublin naar een arts was geweest om de anticonceptiepil te halen, omdat ik niet in verwachting wilde raken voordat ik mijn bibliotheek goed en wel op poten of liever gezegd wielen had gezet? Of wist hij dat ik Declans moeder en drie bazige zussen nog honderd keer erger vond dan mijn moeder vroeger, en dat ik alle mogelijke moeite deed om uit hun buurt te blijven?

Nee, het bleek gewoon dat hij wist dat ik niet echt Malka en op geen stukken na joods was.

‘Rivka en ik hebben geen geheimen voor elkaar,’ zei hij, ‘en dat zal ook nooit gebeuren.’

Om de een of andere reden bezorgde Max me een onaangenaam gevoel. Belachelijk natuurlijk. Waarom zou ik me door hem niet op mijn gemak voelen? Hij was lief en aardig, hij hield van Rivka. Hij was een echte snoes.

Rivka en ik bleven met elkaar corresponderen. Een tijdlang dan. Daarna begon ze me af en toe vanaf kantoor te bellen. Dat was gemakkelijker, zei ze, en veel directer. Dat was natuurlijk zo, maar het was ook een stuk duurder. Ik kon me in ieder geval beslist geen trans-Atlantische telefoongesprekken veroorloven. Rivka zei dat het voor haar niet uitmaakte, dat ze als chef vanuit haar kantoor gewoon gratis kon bellen. Dus vond ze het niet erg dat ik haar niet kon bellen, ze belde mij wel.

Ik miste onze ellenlange epistels, maar het was niet zo dat ze nu dingen voor mij verborgen hield. Ze vertelde me van A tot Z over haar leven, dat mij een uitputtingsslag leek. Rivka leek voortdurend op een of ander verschrikkelijk dieet te zijn. En ze verspilde menig intercontinentaal gesprek met berichten over een belangrijke benefietavond waarvoor ze in twee weken tijd tien kilo moest afvallen omdat ze anders niet in haar jurk paste. Ze vertelde dat ze de laatste tijd voortdurend erg moe was.

Ik vertelde haar dat Declans zussen ronduit stuitend waren en dat ik nog tijdens mijn leven heilig verklaard zou moeten worden omdat ik me steeds weer wist te bedwingen en hem niet haarfijn uit de doeken deed wat voor draken het waren.

‘En gaat dat lukken, denk je?’ vroeg ze geïnteresseerd.

‘Gaat wat lukken?’

‘Word je tijdens je leven heilig verklaard?’ vroeg Rivka. Blijkbaar was ze echt uitgeput. Zelfs joodse mensen zouden moeten weten dat het maar een grapje was en dat je eerst dood moet zijn om een heilige te worden.

Toen belandden we allebei tegelijk in een crisis.

Die van Rivka bleek trouwens nogal mee te vallen. Ze was zo moe tijdens een congres van reisorganisaties in Mexico dat ze in slaap was gevallen toen ze zich had moeten verkleden voor een groot banket ter gelegenheid van een prijs die Max ontving wegens jarenlange verdienste. Ze moest wakker worden gemaakt en toen ze ontredderd aan het banket verscheen, zag ze er niet uit. Het bleek te worden opgevat als een regelrechte belediging aan het adres van Max, de reiswereld en Mexico. Tjonge jonge, alsof de Derde Wereldoorlog was uitgebroken!

Vergeleken bij wat mij overkwam, had het niets om het lijf. Of nada, zoals ze in Mexico zeggen.

Mijn lieve schoonzus vond het nodig om Declan te vertellen wat ze in ons medicijnkastje in de badkamer had gevonden, toen ze er ‘per ongeluk’ in keek. De arme Declan had geen idee dat ik pillen slikte die een vruchtafdrijvende werking hadden. Dat was het woord dat ze gebruikte: de pillen verhinderden de conceptie en doodden de baby in wording. Ze zouden het maar niet aan hun moeder vertellen, die zou wel eens zo geschokt kunnen zijn dat ze erin bleef. Declan was in alle staten. Hij zei dat ik hem bedrogen had. Ik zei dat mijn vruchtbaarheid een zaak van míj was, maar hij zei nee, dat was een zaak van óns. Ik had met hem moeten overleggen en wat bleef er van eerlijkheid en gelijkheid in ons huwelijk en in het leven over als ik dingen in het geheim deed?

Diep vanbinnen was ik het wel met hem eens, maar treurig genoeg zei ik dat niet. Wat ik wel zei, was dat zijn zussen bemoeizieke monsters waren en dat ik ze bíjna net zo haatte als zijn moeder. Dit was niet aardig en ook erg onverstandig van me en vanaf dat moment ging het een hele tijd erg slecht tussen ons. Zijn zussen liepen intussen met een zelfgenoegzame grijns op hun gezicht rond. Ik smeet de pillen in de haard, maar Declan zei dat hij me geen kind wilde opdringen en dus hadden we geen seks meer. De gezusters leken dit wel door te hebben en grijnsden zo mogelijk nog zelfgenoegzamer.

Ik bleef steeds langer met mijn bibliotheek in de heuvels rondrijden en Declan zat steeds langer in de kroeg van Callaghan waar hij over hurling zat te praten en bier zat te hijsen met de vreselijke Skunk Slattery. Het was alles bij elkaar geen fijne tijd, als ik eerlijk ben.

Ik probeerde Rivka van dit alles deelgenoot te maken, maar die dacht, niet geheel zonder reden, dat Declans zussen gewoon niet goed snik waren. Ook al probeerde ze het allemaal te begrijpen, om de een of andere reden lukte dat niet.

Intussen deed ik mijn best om te begrijpen waarom Rivka voortdurend naar allerlei chique evenementen moest als ze zo moe was. Blijkbaar paste het om een voor mij onnaspeurlijke reden in haar agenda. Ze probeerde het me wel uit te leggen, maar woorden schoten tekort.

Als we met elkaar belden, gaf ik haar de raad: ‘Zeg toch tegen hem dat je er veel te moe voor bent.’

En zij gaf mij op haar beurt de raad: ‘Zeg toch tegen hem dat het je spijt.’

Uiteindelijk kwam Declan 's nachts weer bij mij in bed. Het was niet meer zoals vroeger, maar het was in ieder geval minder eenzaam en er hing ook niet meer zo'n beklemmende sfeer in huis. Rivka had intussen een of ander geweldig vitaminepreparaat ontdekt waardoor ze meer energie kreeg en opmerkelijk genoeg werden we allebei ongeveer tegelijk zwanger.

Zij en Max kregen een dochter die ze Lida noemden, naar de moeder van Max, en ik hoopte dat wij ook een meisje zouden krijgen dat we Ruth zouden noemen; zij en Lida zouden vriendinnen voor het leven worden. Declan vond het nogal vergezocht om zo te denken. Hij wilde trouwens veel liever een zoon die een kei in hurling zou worden.

Brendan – genoemd naar Declans vader – werd twee weken na Lida geboren. Omdat Rivka niet meer op kantoor werkte, begonnen zij en ik elkaar weer lange brieven te schrijven: over de pijn bij de bevalling, over borstvoeding, over verstoorde nachtrust, over piepkleine vingertjes en teentjes. Op een versluierde manier leken we elkaar te vertellen dat het leven lang niet zo goed was als we gehoopt hadden dat het zou worden.

Maar dat schreven we niet met zoveel woorden. Waarom ook? We hadden onze kinderen.

Eigenlijk had ik natuurlijk moeten merken dat Declan steeds laat thuiskwam zonder dronken te zijn; want hij zou toch dronken moeten zijn als hij een uur of vier in de kroeg had gezeten. En ik had het op z'n minst vreemd moeten vinden dat Skunk Slattery zo vaak aan mij vroeg hoe het toch met Declan was, want die werd geacht met hem aan het zuipen te zijn. Maar ik had niets in de gaten omdat ik zo druk was met de kleine Brendan, mijn engel van een baby. Hele dagen croste ik met Brendan in de mobiele bibliotheek rond om hem door alle lezers in de dorpjes te laten bewonderen. Ik deed ook mijn uiterste best om hem bij zijn vreselijke tantes uit de buurt te houden.

De maanden gingen voorbij. Wij en Declans zussen gingen nog altijd iedere zondag bij Declans moeder op bezoek; we brachten dan allemaal iets te eten mee, want zij was onderhand te oud om nog lang in de keuken te staan. Ze vond het heerlijk om al haar kinderen om zich heen te hebben, dus ik verzette me er niet tegen. Rivka stuurde me vaak recepten toe vanuit Amerika. Declans moeder stierf uiteindelijk zeer vredig, ze glipte als het ware uit het leven weg.

Op de avond na haar begrafenis zei Declan uiterst beheerst tegen me dat ik natuurlijk wel wist dat hij een ander had. Ze heette Eileen, ze was secretaresse op school en na afloop van het schooljaar wilden ze samen naar Engeland. Brendan was op dat moment zeven jaar oud. Oud genoeg om zijn vader regelmatig op te zoeken, zoals Declan langs zijn neus weg opmerkte. Hij voegde er ook nog eens geruststellend aan toe dat Eileen als een tweede moeder voor Brendan zou zijn.

Ik keek naar Declan alsof ik hem voor het eerst van mijn leven zag. Het voelde zo onwerkelijk, het was net zoiets als flauwvallen of onverhoeds keihard je kop stoten. Ik zei dat ik de volgende ochtend met Brendan met de trein naar Dublin moest en dat we maar over een bezoekregeling en meer van dat soort zaken moesten praten als we terug waren. Ik had Brendan twee jaar geleden in mijn paspoort laten bijschrijven; ik had toen het idee gehad om naar Amerika te gaan om Rivka en Lida op te zoeken, maar Max had juist in die tijd iets in de agenda staan zodat het niet was doorgegaan.

Ik liet voor Declan een briefje achter met de mededeling dat ik genoeg geld van onze bankrekening had opgenomen om naar New York te gaan en daar het een en ander te kunnen uitgeven; hij moest maar bedenken hoe het verder moest met het huis en hij moest iedereen maar van de situatie op de hoogte brengen. Hij hoefde niet bang te zijn dat ik hem zijn kind voor altijd ontnam, want ik zou weer terugkomen.

Interpol hoefde er niet aan te pas te komen.

Ik schreef maar niet dat hij een rotzak was, of dat ik in alle staten was, ik schreef zelfs geen letter over de mooie Eileen.

Rivka had gezegd dat ze het heerlijk zou vinden om me te zien.

‘En Max dan?’ had ik gevraagd.

‘Ach, die is bijna nooit thuis, die merkt niet eens dat je er bent.’

Op het vliegveld stortten we ons in elkaars armen en plengden tranen met tuiten. Het was voor het eerst dat ik huilde sinds Declan me met zijn nieuws had overvallen. Ik huilde om alles wat we hadden kunnen hebben. Maar ik was niet van plan hem ooit nog terug te nemen, zelfs al zou hij me smeken. Misschien had hij wel gelijk. Ons huwelijk was voorbij, eigenlijk al heel lang.

De twee zevenjarigen speelden heel tevreden met Lida's speelgoed. Mijn blonde kereltje en haar prachtige dochtertje met haar donkere krulhaar. Rivka en ik overlaadden elkaar als vanouds met adviezen. Zij zei dat ik Declan ertoe moest bewegen het huis te verkopen en zelf moest verhuizen. Mijn vader was inmiddels gestorven, ik moest volgens Rivka maar weer bij mijn moeder gaan wonen.

‘Maar ik kan niet naar haar terug, je weet toch hoe lang ik mijn best heb gedaan om uit huis weg te komen,’ hoorde ik mezelf klagen.

‘Nou, je kunt in ieder geval niet in dat gat blijven, met al die zusters van hem en die verschrikkelijke Eileen; iedereen praat daar natuurlijk over je. Je zult dapper moeten zijn, Malka, er zit niets anders op. Ga terug naar Ierland, ga desnoods in Dublin wonen en neem je moeder bij je in huis, vind een plekje voor jezelf. Je moet gewoon opnieuw beginnen.’

Ja, ja, zij had makkelijk praten. Amerikanen waren dat soort dingen gewend: in een huifkar grenzen verleggen. Maar wij in Ierland niet. Dus ik moest met mijn moeder in één huis gaan wonen, zodat ze voortdurend kon zeggen: ‘Ik had het je toch gezegd?’ Nou, mooi niet.

Ik gaf haar het advies haar baantje op kantoor eraan te geven en het net als Max hogerop te zoeken in de toeristenbusiness; misschien kon ze zich op een segment van de markt storten dat Max had laten liggen? En misschien moest ze haar moeder vaker inschakelen om op Lida te passen. Haar huwelijk was nog niet stukgelopen, maar gezien de situatie kon dat ieder moment gebeuren.

Natuurlijk ging ze heftig tegen me in, maar we hadden wel veel lol samen.

Met het verstrijken van de dagen begon ik me daar sterker en beter te voelen dan ik in jaren had gedaan. En Brendan had het geweldig naar zijn zin.

‘Waarom noemen ze je daar allemaal Malka, mammie?’ vroeg hij in het vliegtuig op weg naar huis.

‘Dat is Amerikaans voor Maureen,’ legde ik uit.

Hij was tevreden met dat antwoord. Zoals hij ook tevreden was toen we naar Dublin verhuisden en mijn moeder een heel best mens bleek te wezen, veel beter dan we allemaal hadden gedacht. Ze zei zelfs niet één keer: ‘Ik had het je toch gezegd?’

Ik vond een baan op school waarbij ik een echte bibliotheek kon opzetten en Brendan groeide op tot een stevige knaap. Ik zag erop toe dat hij af en toe naar Engeland ging om zijn vader op te zoeken, en vernam niet geheel zonder leedvermaak dat Eileen nogal heetgebakerd was en Declan verweet dat hij te veel zoop. Na verloop van tijd kreeg hij van de rector van zijn school datzelfde verwijt.

Ik schreef Rivka iedere week. En toen kreeg ze een faxapparaat, waardoor het allemaal sneller ging.

En uiteindelijk gingen we over op e-mail.

Rivka kwam vier keer per jaar naar Europa, want ze had de afdeling kunstreizen van het bedrijf van Max onder haar hoede genomen; ze begeleidde groepen naar musea en tentoonstellingen. Ierland was in het reisschema opgenomen, zodat Rivka mij kon komen opzoeken. En er waren in Ierland heus ook mooie dingen op het gebied van kunst te zien, veronderstel ik.

Rivka praatte steeds minder vaak over Max, en steeds vaker over Lida. Max reisde heel wat zakelijke bijeenkomsten af en was maar zelden thuis. We dachten niet direct dat hij een andere vrouw had, maar we waren het er wel over eens dat hij voor Rivka geen interesse meer had. Op de een of andere manier deed het er niet eens zoveel toe, zoals Eileen met het korte lontje er eigenlijk ook niet toe deed, en het feit dat Declan in Engeland de zak had gekregen evenmin; hij was weer teruggekeerd naar zijn dorpje in de omgeving van Rossmore, waar hij bij zijn zwagers in dienst was, maar zo weinig verdiende dat hij Eileen om geld moest vragen om 's avonds naar de kroeg te kunnen. Lida en Brendan, die waren pas belangrijk voor ons.

Zij waren voor ons de toekomst.

Toen Lida zeventien was, kwam ze bij mij in Dublin vakantie vieren. Ze wilde haar moeder het liefst een tijdje niet zien, en Rivka en ik begrepen dat natuurlijk best. We zouden een heel boek over dit soort dingen kunnen schrijven als we wilden.

Lida vertelde dat haar vader en moeder nooit in dezelfde kamer hadden geslapen voor zover ze zich kon herinneren. Was dat nou normaal, vroeg ze zich af, was dat een natuurlijke situatie?

Ik zei dat ik geen idee had hoe het er in Amerika aan toe ging, waarschijnlijk anders dan in Ierland. En dat het misschien ook maar beter was zoals het was. Ik had jarenlang met mijn man in hetzelfde bed geslapen, maar erg veel goeds had het niet opgeleverd, want hij had me voor een andere vrouw laten zitten.

Lida toonde zich erg meelevend. Ze streelde mijn hand en zei dat mannen maar moeilijk te peilen waren. Zo was er een die tegen haar gezegd had dat ze frigide was omdat ze niet met hem naar bed wilde. En daarna had hij ook nog gezegd dat ze zeker lesbisch was, zoals haar vader homo. Dat had ze aan niemand verteld.

Ik zei dat ze groot gelijk had, dat ze het maar beter kon vergeten, dat die vent waarschijnlijk zó graag seks met haar wilde dat hij uit frustratie idiote dingen had gezegd.

We hielden door de jaren heen contact met elkaar, maar ze bracht het onderwerp nooit meer ter sprake en ik evenmin.

Nu was Lida in de twintig, een donkere schoonheid die precies wist wat ze wilde. Ze had rechten gestudeerd. En deze zomer had ze aangekondigd dat ze eerst twee weken naar Griekenland ging en daarna bij een groot advocatenkantoor zou beginnen. Haar moeder kon hoog of laag springen, maar ze peinsde er niet over om naar Israël te gaan. Lida had van alles en nog wat op dat land aan te merken.

Rivka en ik waren erg teleurgesteld.

Mijn Brendan was net als zij in de twintig: een blonde jongen die zich nergens druk om maakte en die heel erg knap was, dat vond ik althans.

Hij was bijna klaar met zijn ingenieursstudie en wilde voordat hij echt ging werken, een lange vakantie in Italië.

Rivka en ik zouden het geweldig hebben gevonden als ze allebei naar de Negev-woestijn waren gegaan, naar ‘onze’ kibboets. Dan hadden ze kunnen kijken of het nog iets was geworden met die gladiolenkwekerij en met wat voor vrouwen Shimon en Dov uiteindelijk getrouwd waren. En uiteraard hadden we al helemaal voor ons gezien hoe ze verliefd op elkaar werden, onze Brendan en Lida, in het romantische decor van rode rotsen en valleien. Dan zouden ze trouwen en ons drie kleinkinderen schenken, die Rivka en ik dan konden delen. Het jonge stel zou met hun gezin zes maanden per jaar in Amerika wonen en de andere zes maanden in Ierland.

Zo gek was dat toch niet gedacht? Er gebeurden wel vreemdere dingen. Bijvoorbeeld dat onze moeders op hun ouwe dag heel goed te pruimen bleken, dat het ineens mensen waren geworden met wie je best kon praten in plaats van automatisch voor te liegen. Wie had dat kunnen denken?

Rivka en ik waren inmiddels vijftigers en we waren slanker en beter gekleed dan toen we vijfentwintig waren, en we zagen er al met al zo gek nog niet uit. Als we ons weer op de huwelijksmarkt zouden begeven, zouden we het waarschijnlijk heel aardig doen. Maar we hadden niet de behoefte, we hadden werk dat ons beviel, we hadden allebei een kind dat we verafgoodden en jarenlang waren we al bevriend met elkaar. Deze vriendschap kende geen geheimen of slinks gedoe en we realiseerden ons allebei terdege dat zoiets zeldzaam was.

Ik herinner me eens ergens gelezen te hebben dat je dubbel van iets geniet als je beseft hoe gelukkig je je mag prijzen dat je het hebt. Als iedereen een ring met een knots van een diamant aan zijn vinger had, of als de zon iedere dag in een weelde van rood en goud zou ondergaan, zouden we er nauwelijks meer waarde aan hechten. Wat wij hadden, was zeer bijzonder.

Deel 2 – Rivka

Af en toe moet ik ergens een praatje houden, niets bijzonders, hoor, maar je weet waarschijnlijk wel wat ik bedoel: een toespraakje om aandacht te vragen voor een liefdadig doel of voor Max’ bedrijf. Of voor allebei tegelijk. Hoe dan ook, ik heb door de jaren heen gemerkt dat er twee onderwerpen zijn die het publiek altijd weer boeien. Het eerste is hoe je zonder een centje pijn twee kilogram kunt afvallen voor je op vakantie gaat, en het tweede is de positieve kracht die van vriendschap uitgaat.

Die twee kilo is een eitje: het komt erop neer dat je als ontbijt en avondeten exotisch fruit eet: mango's en papaja's en zo. En als lunch neem je kleine stukjes gegrilde kip of vis. Meestal kruid ik mijn praatje met wat grappige anekdotes over de keren dat het mis ging en ik een doos chocoladekoekjes of een giga bak met ijs verorberde. Dat vinden ze erg leuk.

Maar mijn verhalen over mijn vriendin Malka slaan nog het meest aan. Ik noem haar Malka, maar haar echte naam is Maureen. Ik vertel de mensen hoe we elkaar ontmoet hebben in een kibboets en ons hele leven vriendinnen zijn gebleven. Ik vertel ze dat het met de liefde wel eens slecht ging, maar dat onze vriendschap altijd overeind bleef. Vriendschap is op een bepaalde manier eigenlijk béter dan liefde, houd ik ze voor, omdat vriendschap edelmoediger is. Je hebt er geen probleem mee als je vriendin nog andere vrienden heeft, dat moedig je zelfs aan. Maar als je geliefde er andere liefdes op nahoudt, is het huis te klein en doe je al het mogelijke om er een eind aan te maken.

Het publiek zat instemmend te knikken als ik dat zei.

Als ik het over Malka had, was het altijd met een glimlach.

Nadat het lot ons in die kibboets had samengebracht, hebben we fantastische tijden met elkaar gehad. Mijn moeder dacht dat ze een keurig joods meisje was. Ze had niet het flauwste vermoeden dat ze afkomstig was uit een Iers stadje waar van die rare katholieken woonden die een of andere bron in het woud vereerden. Je had het moeten zíén, echt. Vriendschap moet je koesteren, hield ik mijn toehoorders voor. En dan praatte ik ze een vakantie aan met vrienden, zonder echtgenoot.

Je echtgenoot had misschien geen zin om naar tentoonstellingen te gaan of te winkelen of gewoon op een pleintje naar vreemdelingen te zitten kijken en hun levensverhaal erbij te verzinnen, maar een vriendin waarschijnlijk wel.

Toen ik eenmaal voor het familiebedrijf van Max was komen werken, had hij grote bewondering voor de manier waarop ik deze tak ervan tot bloei bracht: de kunstreizen en schilderklasjes, de bridge- en leesclubs voor dames. Maar zijn bewondering hiervoor en ook voor mijn persoon was altijd nuchter en op afstand.

Zie je, als ik er nu zo op terugkijk, heeft Max nooit werkelijk van mij gehouden, in ieder geval niet op de manier waarover mensen lyrisch schrijven, zingen en dromen. Ik heb nooit gedacht dat hij van een ander hield. Ik hield mezelf voor dat zijn libido misschien niet erg ontwikkeld was, in ieder geval niet zo als bijvoorbeeld dat van Malka's man in Ierland. Nee, ik weet eigenlijk wel zeker dat hij niet van een ander hield. Hij zag wat wij hadden gewoon als een soort partnerschap in zaken. Zo zat hij nu eenmaal in elkaar.

Een tijdlang dacht ik dat hij, als ik maar beter mijn best deed, me beter kleedde, slanker werd, meer esprit toonde, meer van me zou gaan houden. Maar vreemd genoeg was het mijn vriendin Malka die me ervan doordrong dat het op die manier niet werkte. Anders zouden alle dunne, goedgeklede, sprankelende types erg gelukkig zijn en we wisten allemaal dat de meesten juist diep ongelukkig waren, want dat zagen we overal om ons heen.

Malka zei dat ik reteslim was, geweldig geestig en messcherp – ik weet niet meer wat voor eigenaardige Ierse uitdrukkingen ze allemaal gebruikte – en uiteindelijk begon ik het zelf te geloven. Ik blaakte op een zeker moment op vrijwel alle fronten van zelfvertrouwen. En als ik er nu op terugkijk, was ik het grootste deel van de tijd domweg gelukkig.

Ik was helemaal niet gelukkig in de tijd dat mijn moeder me voortdurend op mijn huid zat omdat ze vond dat ik moest trouwen. En de periode dat ik mezelf uitputte, bijna niets at, lange dagen op kantoor maakte en ook nog eens allerlei sociale verplichtingen had, was ook niet bijster plezierig.

Maar toen Lida geboren was, mijn prachtige dochter, toen was ik wel gelukkig en dat ging ook niet meer over. Ik schafte een zakboekje aan waarin ik alles opschreef wat mijn moeder allemaal had gedaan om me het leven zuur te maken en mijn hart te breken, vastbesloten het haar niet na te doen.

Maar de wereld was intussen erg veranderd.

Geen denken aan dat ik Lida zou zeggen dat ze haar huwelijkskansen moest pakken zolang ze haar uiterlijk nog mee had.

Nee, zeg, stel je voor! Alsof je van een andere planeet kwam!

En raar maar waar, mijn moeder was tegen die tijd zelf veranderd, ze werd een heel normaal mens. En ze had een hoop levenswijsheid bijeengesprokkeld. Toen ik nog jong was en er iets aan gehad zou hebben, was ze allesbehalve normaal of wijs, maar goed, het was toch prettig dat ze op latere leeftijd bij zinnen kwam.

Malka vertelde ongeveer hetzelfde over haar moeder; die was sinds ze een kleinkind had een stuk rustiger geworden. Maar ik had mevrouw O'Brien eigenlijk nooit zo'n eng mens gevonden. Ze was erg bijgelovig natuurlijk en ze zat erg in over wat andere mensen in Rossmore over haar dachten of te zeggen hadden, zoals alle mensen van haar leeftijd. Maar in wezen was ze best een aardig iemand.

Toch zei Malka dat mevrouw O'Brien vroeger, toen ze nog een stuk jonger was, echt verschrikkelijk was geweest. Misschien zou je daarom kunnen zeggen dat haar generatie er met de leeftijd op vooruitging.

Malka's zoontje Brendan was een schat, wat maar goed was ook, want haar man bleek achteraf veel minder leuk te zijn dan we aanvankelijk dachten. Ik vond het heerlijk toen ze een paar weken met hem bij mij kwam logeren in de tijd dat Declan, haar ontrouwe echtgenoot, haar in de steek liet voor de secretaresse van zijn school. Toen ze kwam, was Malka erg terneergeslagen en huilde ze wat af. Ze zei dat ze thuis helemaal niet gehuild had, dat ze het haar schoonzusters en haar moeder niet gunde om haar ellende te zien. Maar in mijn keuken huilde ze wel, en ook in mijn tuin toen we naar onze kinderen zaten te kijken die in het zwembad speelden. En ze huilde ook toen we op een avond in een bar zaten en de pianist ‘Blue Moon’ begon te spelen, want dat was hún liedje geweest, van haar en Declan.

‘Ik had nooit gedacht dat hij voor een andere vrouw zou vallen,’ snikte ze. ‘Hij zei altijd dat ik voor hem de enige was. Ik dacht dat áls ik hem kwijt zou raken, het aan de drank zou zijn, ik dacht echt dat de kroeg en ik om de voorrang streden.’

In die bar gaf ik voortdurend klopjes op haar hand en ik gaf haar tissues. Het was niet het geschikte moment om Malka te vertellen dat haar verloofde voor hun bruiloft drie avonden achtereen geprobeerd had mij te bespringen.

Ik had het haar aan de vooravond van haar huwelijk niet verteld, terwijl het toen misschien hulpvaardig, nuttig en verstandig had kunnen zijn, dus was er naderhand geen enkele reden om het haar alsnog te vertellen.

Ik had bedacht dat het gewoon een uiting van zijn vurige karakter was geweest. Ik kende deze mensen en hun cultuur immers niet? Misschien vonden hij en zijn vrienden het de normaalste zaak van de wereld om de beste vriendin van de bruid tegen een muur aan te drukken zodat ze geen kant op kon, en haar te kussen. Ik had slechts de keuze om mijn mond open te doen en hun huwelijk en onze vriendschap naar de knoppen te helpen, of om niets te zeggen.

Misschien dat jullie iets anders gedaan zouden hebben, maar ik heb voor het laatste gekozen en ben niet meer op die keuze teruggekomen.

Ik heb mezelf altijd voorgehouden dat als ik toen iets had gezegd, Brendan waarschijnlijk niet geboren zou zijn en dat Malka's leven dan een stuk minder goed zou hebben uitgepakt.

Brendan is altijd een prima zoon geweest. Niet dat hij ooit haar raad opvolgt, natuurlijk, maar welke jonge knaap doet dat vandaag de dag nog wel? Hij heeft het haar nooit lastig gemaakt in de tijd dat hij bij haar in Dublin opgroeide, nadat zijn vader was weggegaan. In de vakanties werkte hij altijd om mee te kunnen betalen aan zijn studie. Max gaf hem een keer in de zomer een baantje in een van zijn reisbureaus en Brendan werkte toen zo hard dat ze hem een vaste baan wilden geven. Maar daar heb ik een stokje voor gestoken. Stel je voor, zei ik, dan zou mijn vriendin Malka nooit de kans krijgen om het over ‘mijn zoon de ingenieur’ te hebben!

Jammer genoeg heeft hij mijn Lida die zomer niet beter leren kennen, want die zat toen – nota bene – in Ierland. Zij en Malka waren van het begin af dol op elkaar, maar ja, ik had ook niet anders verwacht. Ik was ook erg gek op haar Brendan; in de weekends logeerde hij toen bij ons. Hij was een goedmoedig, ontspannen type en koesterde geen wrok tegen zijn vader.

‘Pa had altijd al buitengewoon veel interesse in vrouwen,’ zei Brendan tegen mij. ‘Eentje was nooit genoeg voor hem. Volgens mij wilde hij het aanleggen met elke vrouw die hij tegenkwam, om te bewijzen dat hij leefde, zoiets.’

Ik knikte instemmend. Hij had helemaal gelijk. Dat was precies wat Declan deed: iets bewijzen.

‘Ben jij ook zo?’ vroeg ik, min of meer voor de grap.

Blijkbaar was dat niet het geval. Het was een beetje zoals met kinderen van een dronkenlap: die drinken vaak geen druppel. Brendan vertelde dat zijn vrienden van hem zeiden dat hij niet vooruit te branden was.

‘Mijn vader heeft vast ook iets met jou geprobeerd, Rivka,’ zei hij.

‘Ja, maar het was toen niet zo belangrijk,’ hoorde ik mezelf zeggen.

‘Heb je het tegen mijn moeder gezegd? Ik bedoel later, toen ze uit elkaar waren?’ vroeg hij.

‘Nee,’ zei ik, ‘zoals ik al zei, leek het toen niet van belang.’

Hij knikte goedkeurend.

Het was het enige geheim dat ik voor Malka had, echt waar. We vertelden elkaar verder alles. Ik geloof niet dat ze voor mij iets verborgen hield. Nee, dat denk ik echt niet. En stel dat iemand haar zou vragen of ze dacht dat ik geheimen voor haar had, dan zou ze ongetwijfeld antwoorden van niet.

Wat kon zij trouwens weten of hebben meegemaakt dat ze niet aan mij had kunnen vertellen? Max had zich beslist niet aan Malka opgedrongen zoals haar verloofde zich aan mij had opgedrongen. Max’ libido is zwak, zoals mijn moeder altijd zegt als verklaring van het feit dat hij zo vaak van huis is. Misschien is dat ook wel zo. Ze zegt dat ik dankbaar zou moeten zijn. Dat zegt waarschijnlijk meer over haar eigen leven met mijn vader dan ik wil weten.

Zoals ik het zie, was de seks met Max nooit geweldig, maar ik realiseer me heel goed dat hij er met mij ook niet veel aan vond.

Malka vertelde dat ze seks met Declan altijd heerlijk had gevonden, maar dat ze wel altijd bang was geweest om zwanger te worden. Zijn zussen hadden ieder vijf kinderen en in haar omgeving gold dat als een klein gezinnetje.

Malka is de enige persoon met wie ik ooit over seks heb gepraat, en dan ook nog maar zelden. Als je toch bedenkt dat er om seks oorlogen uitbreken, moorden worden gepleegd, gezinnen uit elkaar vallen en mensen publiekelijk te schande worden gemaakt, dan is dat eigenlijk maar moeilijk te bevatten.

Ik heb begrepen dat Lida in haar jonge leven al heel wat aan seks heeft gedaan. Ze vertelde me een hele tijd geleden dat ze naar een vrouwenkliniek was geweest om zich iets te laten aanmeten. Stel je toch eens voor dat ik zoiets tegen míjn moeder had gezegd… Ik krijg het Spaans benauwd als ik er alleen maar aan denk. Maar de tijden veranderen.

Wie zou bijvoorbeeld gedacht hebben dat ik, Rivka Fine-Levy, mijn eigen specialistische reisbureau zou krijgen en groot aanzien zou genieten als de vrouw van de grote Max Levy? Anders dan zoveel andere vrouwen uit mijn omgeving heb ik er nooit een ogenblik over ingezeten of mijn man ontrouw was; ik wist op een of andere manier dat het niet zo was. Ik zag het aan de manier waarop hij met vrouwen omging, totaal niet geinteresseerd, heel anders dan Declan, die altijd achter vrouwen aanliep, zoals zijn eigen zoon ook zag.

Wie had ooit kunnen denken dat ik nog eens van mijn moeder zou houden in plaats van haar te haten, dat ik het nog eens leuk zou gaan vinden om met haar te shoppen? Dat ik met hart en ziel van mijn eigen dochter zou houden? Dat ik mijn leven lang bevriend zou blijven met Malka, die ik had leren kennen toen we samen kippen plukten, zoveel jaren geleden nu al? De Malka die zich tot het jodendom wilde bekeren, met Shimon wilde trouwen en met hem een gladiolenkwekerij zou beginnen? En dat in de tijd dat ik veel te bang was om die Algerijnse jongen, Dov, zijn gang te laten gaan.

Ik zou willen dat Lida naar Israël was gegaan, maar uiteraard had het geen zin om erop aan te dringen.

Ze was trots op Israël, legde ze uit, maar ze was het niet eens met bepaalde dingen die ze daar nu aan het doen waren; ze wilde daaraan geen steun verlenen door erheen te gaan.

Zo is Lida, die neemt standpunten in, maakt zich druk om dingen, komt voor haar mening uit en wil graag meetellen.

Ik vind dat heel loffelijk en zelfs bewonderenswaardig. Maar het maakt het leven met haar niet altijd even gemakkelijk.

Met Max kon ik dit soort dingen nauwelijks bespreken omdat hij er bijna nooit was. Als ik een poging deed, bleef hij maar herhalen dat het hem sowieso verbaasde dat hij een dochter had. Daar had ik weinig aan en bovendien werd het eentonig.

Na bijna een kwarteeuw zou je toch denken dat hij onderhand aan het idee gewend moest zijn.

De afgelopen zomer had ik voor Malka en mij een reisje voorbereid. De bedoeling was een weekje naar Florence te gaan en daarna een weekje naar zee, op Sicilië, om bij te komen van alle toeristische uitstapjes en het museumbezoek. Het was een ontzettend raar idee dat onze kinderen ook ergens aan de Middellandse Zee zouden zijn, dat ze in dezelfde zee zouden zwemmen als wij. Maar we beseften wel dat we geen plannen moesten maken om hen te treffen, want dan zouden we ze een gevoel van verplichting opdringen en dat zouden ze ons niet in dank afnemen. We hadden allebei in onze eigen jeugd genoeg meegemaakt met onze eigen slechte, verstikkende moeders. We wisten alles van de teugels die gevierd dienden te worden. Je moest je kinderen nooit laten weten dat je ze miste.

Ik werd zo in beslag genomen door de voorbereidingen voor de reis dat ik Lida niet eens miste. Ik kan in een mum van tijd twee koffers op wetenschappelijk verantwoorde wijze inpakken. Een van de praatjes die ik bij het ontbijt of de lunch wel eens voor dames houd, gaat over ‘intelligent pakken’. Iedereen vindt het altijd geweldig.

Ik vertel ze over het typen van een paklijst en over nuttige dingen om mee te nemen zoals een kleine zaklamp, je eigen favoriete kussensloop, en een kleine houten wig om deuren open te houden; vooral dat laatste is echt ontzettend handig.

Welnu, terwijl ik mijn jurken tussen vellen vloeipapier in mijn koffer stond te pakken, verscheen er een jonge man aan de deur, een man van ergens in de dertig. Ik vroeg me af of hij soms voor Lida kwam. Maar dat was niet zo, hij kwam voor Max.

‘Max is weg,’ zei ik, ‘die komt vanavond pas thuis. Ik vertrek morgen naar Europa en vanavond eten we bij hoge uitzondering een keer samen thuis.’ Ik kon hem wel een boodschap doorgeven. Wat was zijn naam?

De man zei dat ik tegen Max moest zeggen dat Alexander langs was gekomen en dat het hem erg speet. Dat hij dacht dat ik vandaag al naar Florence was en niet morgen.

Hij wist dus dat ik die week naar Florence zou gaan, maar ik had nog nooit van hem gehoord. Ik schrok er een beetje van. Hij wilde geen thee, zei verder niets over wat hij van Max wilde, maar verdween schielijk.

Die avond zei ik tegen Max: ‘Alexander is langs geweest. Hij dacht dat ik al naar Florence zou zijn.’

Max keek me doordringend aan.

‘Het spijt me ontzettend dat je er op deze manier achter moest komen,’ zei hij.

Ik had geen idee waar ik achter was gekomen. Ik had totaal geen sjoege, zoals Malka zou zeggen. Ik keek hem niet-begrijpend aan.

‘Achter Alexander,’ zei hij.

En toen was alles in één klap helder. Alles viel ineens op z'n plek. Dat Max aldoor weg was, zijn discrete houding tegenover vrouwen, de manier waarop hij me bij speciale gelegenheden aan zijn arm meevoerde, de aparte slaapkamers.

Malka vroeg me later of ik me goed geweerd had. Of ik gereageerd had zoals ik had gewild.

Het antwoord luidt ja. Ik reageerde voorbeeldig, want ik was volledig verbijsterd. De hele nacht heb ik in mijn slaapkamer klaarwakker alle stukjes van de puzzel in elkaar zitten passen. Natuurlijk was dit de verklaring. Hoe had ik zo blind kunnen zijn? Maar het is ook niet iets wat je verwacht.

Ik vrees dat ik me vervolgens ongerust begon af te vragen of verder iedereen het wél geweten had. Was ik de enige die zo onnozel was geweest om niet door te hebben dat Max van de verkeerde kant was? Terwijl de klok maar doortikte en de dageraad naderde, kwam ik tot de conclusie dat niet iedereen het wist, dat ik niet voor aap stond. Dat hielp. Misschien had dat niet gemoeten, maar het was wel zo. Ik was in ieder geval niet de risee van de hele gemeenschap.

Ik kleedde me zorgvuldig en maakte mijn gezicht op. Er zou om tien uur een auto komen om me naar het vliegveld te brengen.

Max zag er verschrikkelijk uit. Hij was heel bleek en zijn haar zat in de war. Hij had ook geen oog dichtgedaan. Hij keek naar me als een jong hondje dat weet dat hij straf gaat krijgen.

‘Wat ben je van plan?’ vroeg hij angstig.

‘Ik zal je wel vertellen wat mijn plannen zijn als ik weer terug ben,’ zei ik, koel en beleefd, een tikje afstandelijk.

De rest – het janken, het schelden, de vragen en de woede – bewaarde ik tot ik in Florence was en Malka ontmoette.

Ze wist meteen wat er aan de hand was. Malka kun je niet voor de gek houden. Ze schonk een straffe taxfree borrel in en ik vertelde haar alles, zonder ook maar iets over te slaan. Ik kan me van die vakantie weinig anders herinneren dan dat we samen aan het schreeuwen en janken waren; we zwoeren Max te zullen vermoorden, hem voor het gerecht te slepen, hem volledig kaal te plukken. We gingen hem kapotmaken, we zouden hem voor schut zetten, en op andere momenten besloten we dat we ons nobel zouden opstellen en zeiden we dat het er eigenlijk allemaal niet toe deed.

Tegen de tijd dat we naar Sicilië gingen, waren we volledig gesloopt. We huurden een auto en reden het eiland rond. We zwommen in de stralend blauwe zee en we dronken meer wijn dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.

‘Ik zal moeten afkicken als we weer in de gewone wereld terug zijn,’ zei ik, hoewel ik er niet aan moest denken om mijn gewone leven weer op te pakken.

‘Moet je niet eens contact opnemen met je kantoor?’ vroeg Malka.

Normaal gesproken hang ik tijden aan mijn mobieltje en haal ik geregeld mijn e-mail op, waar ik ook ben. Op kantoor liep alles uiteraard ook zonder mij prima, wat me behoorlijk irriteerde.

Er was een e-mail van Lida.

Pa zegt dat hij niet weet waar je ergens zit in Italië en op kantoor zeggen ze dat je contact zou houden maar dat niet gedaan hebt, dus míjn schuld is het niet. Ik heb je overal geprobeerd te vinden, want ik wilde je vertellen dat ik mijn plannen heb veranderd en toch naar Israël ga. Ik heb Brendan in Rome ontmoet. We hadden altijd al het plan gehad elkaar daar te treffen, we hebben al twee jaar contact met elkaar en we zien elkaar geregeld. We hebben jou en Malka niks gezegd, want dan zouden jullie je er voortdurend mee bemoeien. We wilden eerst zeker zijn voordat we jullie iets zouden vertellen. En nu is het zo ver. We weten het allebei heel zeker.

Hij heeft me gevraagd of jij het aan zijn moeder wil doorgeven, want blijkbaar is ze hopeloos op technologisch gebied en verwacht ze een duif of zo met een brief in zijn snavel. O, en we willen niks horen over culturele achtergronden, traditie, geschiedenis, verschillen en meer van dat soort bullshit. Zorg jij maar dat alles goed komt tussen jou en oma en papa. Dat doe je toch wel, alsjeblieft? Je bent altijd een geweldige moeder geweest, echt waar. Brendan vindt hetzelfde van zijn moeder. Mail ons alsjeblieft waar die verdomde gladiolenkwekerij is, dan gaan wij die twee kerels opzoeken die onze vaders hadden kunnen zijn als alles anders gelopen was.

Malka en ik kennen deze brief uit ons hoofd. En zeg nu zelf, jullie zouden ’m ook uit je hoofd leren, toch? Zo'n brief die alles, maar dan ook alles rondbreit?