Deel 2 Behandelonderwerpen
1 Inleiding op de behandeling; casemanagement
Combinatie
1.1 Samenvatting
Dit onderwerp heeft twee onderdelen:
- inleiding op de behandeling en het leren kennen van de
patiënt;
- casemanagement.
Bij groepstherapie kan dit behandelonderwerp in een individueel format uitgevoerd worden voorafgaand aan de groepsbehandeling.
1.2 Oriëntatie
De eerste sessie is waarschijnlijk belangrijker dan alle andere. In deze sessie wordt de toon gezet rondom veiligheid en ondersteuning. Daarnaast worden patiënten geïnformeerd over de ideeën rondom copingvaardigheden.
De eerste indruk telt! Het is bekend dat patiënten met verslaving veelal een grote drop-out bij behandeling vertonen (Crits-Christoph & Siqueland, 1996) en dat PTSS-patiënten problemen hebben om mensen te vertrouwen (Herman, 1992).
Je kunt je kwetsbaar en angstig voelen wanneer je bij een eerste sessie komt. Dit behandelonderwerp is ontworpen om patiënten te belonen voor hun inzet. Er worden hiervoor materialen gebruikt die passen bij hun behoeften (bijvoorbeeld informatie over de behandeling), concrete voordelen (verwijzingen naar casemanagement) en een sfeer van emotionele ondersteuning door hulpverleners.
Het is handig om bij de start van de behandeling alvast de optimistische en realistische houding aan te nemen dat patiënten kunnen herstellen als ze werken aan de behandeling. Patiënten met PTSS en verslaving staan bekend om hun passieve en hulpeloze houding, waarbij anderen (of middelen) controle over hen hebben. Door een sterke verbintenis met de therapeut en de behandeling op te bouwen, kan de patiënt zich richten op zichzelf en zichzelf motiveren om te werken aan herstel.
Casemanagement is, om verschillende redenen, een belangrijk punt om je op te richten in de behandeling. Ten eerste liet het onderzoek in Amerika zien dat patiënten voorafgaand aan de behandeling weinig tot geen professionele hulpverlening hadden gekregen (Najavits et al., 1999a, 1998e). Bijvoorbeeld, een vrouw had de afgelopen tien jaar alcohol gebruikt om in slaap te komen en had nooit een psychofarmacologische evaluatie gehad om een beter passende slaapmedicatie te krijgen. In de maand voorafgaand aan de behandeling kreeg 42% van de vijftig vrouwen uit het onderzoek geen professionele behandeling (Najavits et al., 1999a). Grote verbeteringen in het leven van patiënten kunnen soms bereikt worden door hen simpelweg te assisteren bij job counseling, zoeken naar huizen en door medicatie.
Ten tweede is het zaak de nazorg vanaf het begin te plannen omdat Seeking Safety een korte behandeling is en het bereiken van de casemanagementdoelen veel tijd in beslag neemt. Het is zeer gebruikelijk patiënten meteen na de behandeling te zien terugvallen, als andere zaken nog niet geregeld zijn. Emotioneel gezien voelen ze zich veelal verlaten als de behandeling abrupt eindigt zonder dat er een gestroomlijnde afronding heeft plaatsgevonden met een overgang naar een andere vorm van ondersteuning.
Ten derde werd deze behandeling ontworpen om met zo veel mogelijk andere opties (behandeling en ondersteuning) de kans van slagen van de genezing van de zeer moeilijke dubbele diagnose PTSS en verslaving te verhogen (Drake & Noordsy, 1994). Als er problemen zijn die de expertise van de therapeuten te boven gaan (huiselijk geweld, job counseling, psychofarmacologie), moeten patiënten in ieder geval verwezen worden naar personen die getraind zijn in deze onderwerpen.
Ten slotte is deze behandeling ontworpen om patiënten te helpen weer op het juiste pad te komen in hun herstel van beide stoornissen, maar het is onwaarschijnlijk patiënten in slechts een paar maanden te zien genezen van beide stoornissen.
Realistisch gezien kan deze behandeling patiënten nieuwe vaardigheden geven, hen inspireren in behandeling te blijven en verbetering van hun symptomen te bereiken (Najavits et al., 1998e). Er zijn echter ook patiënten met zeer ernstige problemen, wier levens verwoest zijn door hun stoornissen en die een langere tijd verschillende behandelingen moeten ondergaan om iets te bereiken.
Bij drie van de casemanagementonderwerpen is er letterlijk sprake van urgentie op leven en dood: huiselijk geweld, risico op hiv en poging tot zelfmoord. In al deze gevallen raden we aan om de risico’s in te schatten en de patiënt door te verwijzen naar extra hulp (zie ook therapeutenlijst B bij dit behandelonderwerp). Wanneer de patiënt weerstand biedt, zijn extra individuele sessies (voor patiënten in groepsbehandeling) of verwijzing naar andere behandelaren misschien nodig. Zie ook paragraaf 2.7, Probleemsituaties en noodsituaties.
Wanneer je werkt met het onderdeel casemanagement, wees je dan bewust van deze term wanneer je deze met de patiënt bespreekt. Het begrip casemanagement kan betekenen dat de patiënt gewoon een ‘case’ is die gemanaged moet worden. Je moet je meer richten op kansen die in de wereld liggen. Dus bij de start en het eind van elke sessie wordt gerefereerd aan ‘gebruikmaken van je omgeving’. Omdat de term casemanagement heel gebruikelijk is in behandelcentra, wordt deze hier gebruikt om verwarring tegen te gaan.
Tijdens de eerste sessies begin je met het luisteren naar het verhaal van de patiënt: Wat maakt dat hij hier is gekomen? Welke problemen in het dagelijks leven ondervindt deze persoon? Welke successen en kracht bevinden zich in de pathologie? Hoe vertelt de patiënt? Je eigen reacties zullen ook naar voren komen: Hoe moeilijk is de behandeling? Hoe reageer je op de stijl van de patiënt, zoals de mogelijkheid om gevoelens te verwoorden, de mogelijkheid naar je te luisteren en de manier waarop hij of zij in het algemeen een beroep op je doet?
Wees je ervan bewust dat dit behandelonderwerp veel oefenmateriaal heeft. Het vraagt ook meer voorbereiding dan de meeste andere onderwerpen, zeker als je de behandeling voor het eerst uitvoert. Het is het beste, indien mogelijk, de sessie in tweeën te splitsen (inleiding op de behandeling en het leren kennen van de patiënt in één sessie en het casemanagement in een andere).
Tegenoverdracht
Het kan moeilijk zijn om, naast alle taken en het uitreiken en behandelen van hand-outs van de sessie, je te richten op de patiënt, maar de meeste therapeuten voelen zich ermee vertrouwd nadat ze het één of twee keer hebben gedaan. Voor therapeuten die zich overweldigd of belast voelen door het onderwerp casemanagement is er extra uitleg bij de therapeutenlijsten A t/m D.
Met dank aan
De studie over het afmaken van therapiehuiswerk, genoemd in hand-out 3, Hoe het meest uit deze behandeling te halen, is uitgevoerd door Burns en Auerbach (1992).
1.3 Voorbereiden op de sessie
- Laat de patiënten, indien mogelijk, de hand-outs voorafgaand
aan de sessie lezen; vraag de patiënt een halfuur eerder te komen
of stuur de hand-outs toe.
- Voeg een beschrijving van je achtergrond als therapeut toe aan
hand-out 1 (Over de Seeking Safety-behandeling). Het staat genoemd
aan het einde van de hand-out, zodat je mogelijk veel informatie
kunt geven of het kunt weglaten.
- Om hand-out 2, Praktische informatie over de behandeling, in te
vullen is het handig een telefoonboek bij de hand te hebben om de
telefoonnummers van de spoedeisende hulp en een lokale hulplijn
voor patiënten op te zoeken.
- Bereid een boek voor met ondersteunende middelen voor het
onderdeel casemanagement (zie therapeutenlijst A).
1.4 Sessieformat
Wees je ervan bewust dat deze introductiesessie geen officieel startmoment van de sessie heeft. Het wordt wel aangeraden te eindigen volgens het format.
- Quote (kort). Verbind de quote met de sessie,
bijvoorbeeld: ‘Het is geweldig dat je bent gekomen voor de
behandeling.’ Zoals in de quote staat: ‘Het is nooit te laat te
worden, wat je had willen worden.’
- Verbind het onderwerp met het leven van de
pati’nt (dieper op ingaan, gedurende meeste tijd van de
sessie).
- Vraag de pati’nten de hand-outs door te kijken, deze kunnen
apart of gezamenlijk worden gebruikt. Zorg ervoor dat iedere
hand-out zijn eigen subonderwerp heeft. Zie paragraaf 1.5, Inhoud
sessie, en deel 1 hoofdstuk 2 waarin behandeld wordt hoe te kiezen
uit de vele hand-outs, afhankelijk van de behoefte van de pati’nt
en het tijdschema. Gebruik meerdere sessies wanneer je de tijd
hebt.
Inleiding op de behandeling:
- Hand-out 1 - Over de Seeking Safety-behandeling
- Hand-out 2 - Praktische informatie over de behandeling
- Hand-out 3 - Hoe het meest uit de behandeling te halen
- Hand-out 4 - Seeking Safety-behandovereenkomst
Casemanagement: - Therapeutenlijst A - Zorg dat het lukt: strategie’n voor
casemanagement
- Therapeutenlijst B - Assessment van casemanagementbehoeften van
pati’nten
- Therapeutenlijst C - Doelenlijst van casemanagement
- Therapeutenlijst D - Checklist voor casemanagement
- Hand-out 1 - Over de Seeking Safety-behandeling
- Ondersteun de pati’nten om de vaardigheid te verbinden met
actuele en specifieke problemen in hun leven. Zie paragraaf 1.5,
Inhoud sessie, en deel 1 hoofdstuk 2.
- Vraag de pati’nten de hand-outs door te kijken, deze kunnen
apart of gezamenlijk worden gebruikt. Zorg ervoor dat iedere
hand-out zijn eigen subonderwerp heeft. Zie paragraaf 1.5, Inhoud
sessie, en deel 1 hoofdstuk 2 waarin behandeld wordt hoe te kiezen
uit de vele hand-outs, afhankelijk van de behoefte van de pati’nt
en het tijdschema. Gebruik meerdere sessies wanneer je de tijd
hebt.
- Einde van de sessie (kort). Zie deel 1
hoofdstuk 2.
1.5 Inhoud sessie
Zoals al eerder benoemd bestaat dit onderwerp uit twee verschillende onderwerpen:
- inleiding op de behandeling en de patiënt leren
kennen;
- casemanagement.
Indien mogelijk is het aan te raden deze onderwerpen in twee sessies uit te voeren, vooral bij patiënten die veel behoeften hebben op het gebied van casemanagement. Als je maar één sessie hebt, is de verdeling als volgt: ongeveer tien minuten voor de inleiding op de behandeling, ongeveer vijftien minuten om de patiënt te leren kennen en 35 minuten voor het onderdeel casemanagement.
1.5.1 Hand-outs 1, 2, 3 en 4: inleiding op de behandeling
Doelen
- Inleiding op de behandeling (hand-out 1).
- Praktische informatie geven over de behandeling en uitleg over
procedures in noodsituaties (hand-out 2).
- Manieren uitzoeken om patiënten te helpen het meest uit de
behandeling te halen (hand-out 3).
- Kijken naar regels in de behandeling (hand-out 4).
- Patiënten informeren over de mogelijke ‘extra’s’ die het
behandelprogramma biedt (kinderopvang, parkeermogelijkheden,
mogelijkheid om educatieve video’s over de behandeling te bekijken,
mogelijkheid tot het lenen van boeken) .
Manieren om het materiaal te laten aansluiten bij het leven van patiënten
Doornemen van hand-outs
Bespreek kort de agenda van de sessie, bijvoorbeeld de doelen van vandaag, zoals: het doornemen van de behandeling, elkaar een beetje beter leren kennen en de patiënt helpen middelen buiten deze behandeling te vinden die hem kunnen ondersteunen. Geef daarna de hand-outs aan de patiënt. Het is het beste wanneer je dit voorafgaand aan de sessie kunt doen, als dit niet lukt geef de patiënt dan vijf tot tien minuten de tijd om de hand-outs door te nemen en geef ze mee naar huis om ze thuis verder door te nemen. Vul de informatie en noodsituatieprocedure in op hand-out 2 ‘Praktische informatie over de behandeling’. Vraag de patiënt twee kopieën te ondertekenen en tevens hand-out 4 te tekenen, de behandelingsovereenkomst van Seeking Safety (een kopie voor de patiënt en één voor jou). Bespreek de komende behandeling en de mogelijke vragen met de patiënt.
Zelfonderzoek
Moedig patiënten aan hun sterke en zwakke punten te identificeren wanneer je hand-out 3, ‘Hoe het meest uit deze behandeling te halen’, doorneemt. Ze kunnen aanvinken wat ze momenteel al doen en de punten die moeilijk zijn omcirkelen. Als er tijd is, zou je kunnen helpen de moeilijke punten te bespreken (hoewel er waarschijnlijk niet veel tijd is op dit moment). Bijvoorbeeld, wanneer een patiënt moeite heeft om naar de behandeling te komen, bespreek dan de mogelijkheden om het wel te laten lukken, zoals een sessie via de telefoon, of regel een persoon die de patiënt naar de behandeling kan brengen.
Discussie
- ‘Wat wil je uit deze behandeling halen?’
- ‘Maak je je zorgen over de behandeling?’
- ‘Hoe denk je dat je het meest uit de behandeling kunt
halen?’
- ‘Is er iets dat ik kan doen om je veilig te laten voelen
tijdens de behandeling?’
- ‘Als je wilt stoppen met de behandeling, zou je me dat dan
vertellen?’
- ‘Denk je dat je eerlijk tegen me kunt zijn over je
verslaving?’
- ‘Sommige mensen vinden het moeilijk terug te komen nadat ze
middelen hebben gebruikt; denk je dat je, ondanks alles, altijd
terug kunt komen?’
- ‘Heb je de neiging te “dissociëren” (de tijd verliezen of
wegglijden) tijdens de behandeling? Als dit het geval is, zijn er
dingen die ik tegen je kan zeggen tijdens deze periodes om je te
helpen?’
- ‘Zijn er specifieke onderwerpen die je in de behandeling
besproken wilt hebben?’
Suggesties
Complimenteer de patiënt dat hij of zij naar deze nieuwe behandeling is gekomen en laat de patiënt zich gerespecteerd en begrepen voelen voor het vragen om hulp.
Vat het materiaal niet samen voor de patiënt. Het doel is de patiënt zoveel mogelijk te laten vertellen, terwijl je met behulp van het materiaal de sessie begeleidt. Voel je niet verplicht elk punt te bespreken, zoek naar punten die belangrijk zijn voor de specifieke patiënt.
Wanneer je hand-out 2 ‘Praktische informatie over de behandeling’ invult, moet je het aanpassen aan de behandelsetting (bijvoorbeeld crisissituaties en jouw rol). Het is wel ten zeerste aan te raden dat je tijdens crisissituaties, buiten de behandeling, bereikbaar bent voor de patiënt, vooral wanneer er geen andere hulpverlener beschikbaar is. Tijdens de pilottest van deze behandeling rapporteerden patiënten dat deze mogelijkheid zeer belangrijk voor hen was, ook al maakten ze er bijna geen gebruik van. Wanneer je je zorgen maakt over hoe je moet omgaan met patiënten die buiten de sessies om heel veel bellen, kan een artikel van Gunderson (1996) je helpen.
Bepaal vooraf het beleid over gebeld worden buiten de sessie. Merk op dat hand-out 2 ‘Praktische informatie over de behandeling’ vraagt om een plan over wie de patiënt moet bellen in het geval van een drang om middelen te gaan gebruiken of zichzelf wat aan te doen, of in het geval van ernstige psychiatrische noodsituaties. Je moet van tevoren bedenken of je beschikbaar wilt zijn voor telefoontjes over deze onderwerpen, vooral wanneer een patiënt niemand anders heeft die hij kan bellen en liever niet een ‘hotline’ belt. Aangeraden wordt dat de therapeut beschikbaar is voor contact door middel van een pieper of telefoon buiten de sessies, maar deze beschikbaarheid moet goed worden besproken met en uitgelegd worden aan de patiënt. Een belangrijk doel van de behandeling is patiënten te helpen een netwerk op te bouwen, zodat hij of zij anderen kan bellen.
Uitdagende situaties
- ‘Ik weiger een urineonderzoek; het triggert mijn herinneringen
aan het trauma.’
- ‘Ik wil je veel bellen tussen de sessies door.’
- ‘Heb je zelf ooit drugs gebruikt?’
- ‘De laatste keer dat ik clean was, werd mijn PTSS slechter; ik
kan hier niet mee omgaan.’
1.5.2 De patiënt leren kennen
Doel
Een mogelijkheid voor de patiënt om meer over zichzelf te vertellen.
Manieren om het materiaal te laten aansluiten bij het leven van de patiënt
Discussie
- ‘Is er iets dat ik van jou zou moeten weten?’
- ‘Wat is op het moment het belangrijkste voor je?’
- ‘Wat is het moeilijkst voor je in deze dagen? Wat gaat er
goed?’
- ‘Is er iemand (zoals je kind of echtgenoot/echtgenote) wiens
leven zou verbeteren als jij beter werd?’
- ‘Heb je enkele favoriete activiteiten, zoals hobby’s of
sport?’
- ‘Heb je enkele levensdoelen die je voor elkaar wilt krijgen
(bijvoorbeeld een carrière, een verhuizing)?’
- ‘Hoe denk je dat je leven eruitziet als je er zonder middelen
mee om zou kunnen gaan?’
- ‘Heb je een favoriet “ding” dat hoop symboliseert, zoals
bijvoorbeeld een foto? Een favoriet boek of lied? Een
gezegde?’
- ‘Is er iets dat je over mij wilt weten?’
- ‘Is er iets dat je mij wilt laten weten over jouw verleden?’
(Je moet eerst uitzoeken of de patiënt er al klaar voor is om
dit te bespreken en uitzoeken of er gevaren op de loer liggen,
zoals terugval in middelengebruik, overweldigd raken of suïcidale
gedachten. Zie ook hoofdstuk 2 voor een discussie rondom dit
onderwerp.)
Suggesties
Laat je leiden door de patiënt en richt je vooral op begrip en luisteren. Het doel is om zoveel mogelijk te weten te komen over de patiënt, binnen de context van de taken binnen de sessie.
Wanneer de patiënt overstuur raakt, wees empathisch en richt het gesprek op een neutraal onderwerp in het heden. Geef uitleg op een manier dat de patiënt zich niet geïnvalideerd voelt (niet concluderen dat intense gevoelens slecht of verkeerd zijn of dat je deze gevoelens niet kunt tolereren). Je kunt bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik wil graag over je ervaringen horen, maar ik maak me zorgen dat we nog niet ver genoeg in de behandeling zijn om dat veilig te kunnen doen.’
Probeer geen informatie over jezelf te geven, behalve wanneer de patiënt hier specifiek om vraagt. Dit houdt de focus op de behoeften van de patiënt.
1.5.3 Therapeutenlijsten A, B, C en D: casemanagement
Doelen
- Evalueer de behoeften binnen het casemanagement met de patiënt,
maak doelen die voor de volgende week behaald moeten zijn
(therapeutenlijsten A, B en C).
- Kom terug op de casemanagementdoelen gedurende de behandeling
(therapeutenlijst D).
Manieren om het materiaal te laten aansluiten bij het leven van de patiënt
Neem een casemanagementinterview af
De therapeutenlijsten A t/m D bieden hier veel informatie over. De stappen zijn als volgt:
- Zorg dat het lukt: strategieën voor casemanagement
(therapeutenlijst A) geeft achtergrondinformatie over
casemanagement.
- Neem de gebieden door die je zorgen baren; maak hiervoor
gebruik van de lijst assessment van casemanagementbehoeften van
patiënten (therapeutenlijst B).
- Vul een aparte doelenlijst voor casemanagement in
(therapeutenlijst C) voor elk casemanagementdoel dat nog niet is
behaald. Er is een vooraf ingevulde lijst bijgevoegd.
- Identificeer, samen met de patiënt, in ieder geval één
specifiek casemanagementdoel, te behalen voor de volgende sessie.
Geef hierbij specifieke richtlijnen en deadlines.
- Bespreek de emotionele en praktische problemen die het behalen
van de casemanagementdoelen kunnen bemoeilijken.
- Gebruik de checklist voor casemanagement (therapeutenlijst D)
bij patiënten die hun casemanagementdoelen niet kunnen
halen.
Discussie
- ‘Maak je je zorgen over het opvolgen van deze
aanwijzingen?’
- ‘Hoe zou je deze aanwijzingen benoemen?’
- ‘Hoe kun je onthouden dit te doen?’
- ‘Kun je een voicemail achterlaten om me te laten weten dat je
het hebt afgerond?’
- ‘Zijn er praktische problemen die het afronden kunnen
bemoeilijken (zoals transport, zorg voor kind)?’
Suggesties
Zie ook therapeutenlijsten A t/m D voor gedetailleerde suggesties.
Gebruik de term ‘Middelen ter ondersteuning’ wanneer je met patiënten praat. Dit is begrijpelijker voor patiënten en klinkt positiever dan ‘casemanagement’. Merk op dat de ‘Verbintenis met je herstel’ (hand-out 5 in hoofdstuk 2) en de start van de sessie en het eind van sessie (hand-out 1 in hoofdstuk 2) allemaal gebruikmaken van de term ‘Middelen ter ondersteuning’’.
Uitdagende situaties
- ‘Ik kan mezelf er niet toe zetten, ook al weet ik dat het zou
moeten.’
- ‘Ik heb geen telefoon, geen babysitter en geen geld, hoe kom ik
hier?’
- ‘Ik voel me totaal overdonderd.’
- ‘Ik heb altijd slechte ervaringen gehad met dokters, ik
vertrouw ze niet meer.’
- ‘Tuurlijk, doe ik (terwijl de patiënt terugkomt zonder iets
gedaan te hebben).’
Therapeutenlijst A – Zorg dat het lukt: strategieën voor casemanagement
Praktische onderwerpen
Het belangrijkste thema bij casemanagement is: ‘Hoe meer, hoe beter!’ Extra behandeling draagt bij aan het herstel van de patiënt en zorgt ook voor nazorg, zodra deze behandeling is afgerond.
Maak een ‘ondersteuningsboek’ voor elke casemanagementbehoefte, zoals benoemd in de therapeutenlijst B (Assessment van casemanagementbehoeften van patiënten). Het is het gemakkelijkst gebruik te maken van een ordner, met onderdelen als: huisvesting, arbeidstraining, huiselijk geweld, behandelaren, enzovoort. Gebruik het internet, gebruik de nummers van hand-out 1 van het behandelonderwerp ‘Middelen ter ondersteuning’, gebruik de Gouden Gids, vraag collega’s, praat met een sociaal werker in je omgeving die mogelijkheden in de omgeving kent, bewaar ‘professionele’ post (folders, enzovoort). Houd daarnaast een lijst bij van alle behandelaren naar wie je verwijst. Er is heel veel informatie beschikbaar, er is alleen nog geen systematische manier om het te vinden. Wanneer je je eigen ‘ondersteuningsboek’ hebt gecreëerd, zal dat van grote waarde zijn en later veel tijd en inspanning schelen.
Neem de behoeften van de patiënten goed door; maak hiervoor gebruik van de therapeutenlijst B (Assessment van casemanagementbehoeften van patiënten). Stel zoveel mogelijk vragen om duidelijk te krijgen welk casemanagementdoel reeds behaald is en aan welk doel nog gewerkt moet worden. Bij huisvesting kun je bijvoorbeeld vragen: ‘Ervaar je problemen rondom huisvesting? Is er iets onveilig aan je huidige huisvesting?’ Of: ‘Leef je samen met iemand die middelen gebruikt?’ Wees je ervan bewust dat er situaties kunnen zijn waarin de patiënt vindt dat hij zijn doelen heeft behaald, maar waarin jij vindt van niet (bijvoorbeeld de patiënt vindt het oké samen te wonen met iemand die middelen gebruikt, maar jij vindt van niet). In dat geval vul je de lijst vanuit jouw perspectief in, maar noteer je dat de patiënt er anders over denkt.
Zoek goed uit wat de dekking van de verzekering van de patiënt is, want deze dekking bepaalt voor een groot deel naar welke instantie of hulpverlener je een patiënt kunt doorverwijzen.
Stel prioriteiten. Richt je bij patiënten met heel veel behoeften eerst op de belangrijkste, levensbedreigende zaken. Denk hierbij aan Maslows (1970) hiërarchie van behoeften, waarin eten en onderdak belangrijker worden geacht dan sociale relaties.
Geef de patiënt een geschreven lijst met specifieke verwijzingen (naam en telefoonnummer) voor elk gebied waar een behoefte ligt; maak hiervoor gebruik van je ‘ondersteuningsboek’. De eenvoudigste manier is om deze informatie op de hand-out ‘Verbintenis met je herstel’ te plaatsen (hand-out 5 in hoofdstuk 2) die de patiënt mee naar huis neemt. Als er een behoefte naar voren komt waar je nog geen ondersteuning voor hebt gevonden, vertel de patiënten dan dat je zult proberen een manier van ondersteuning te vinden vóór de volgende sessie.
Geef de patiënt verschillende mogelijkheden waar hij uit kan kiezen, zonder hem te overweldigen, bijvoorbeeld: twee adviezen bij elk casemanagementdoel is een goede start.
Werk samen met de patiënt door hem een reden voor het casemanagementdoel te geven, bijvoorbeeld: het hebben van een therapeut kan helpen de kansen op herstel te vergroten, omdat dit de patiënt meer ondersteuning biedt.
Gebruik deadlines. Wanneer een patiënt maar één doel per keer aankan, is dat prima. Elk doel moet wel een deadline hebben waar de patiënt mee instemt. Zonder deadlines komen patiënten vaak week na week terug zonder hun doelen te hebben bereikt. Uitstelgedrag is menselijk! Zet de deadline, indien mogelijk, op de volgende sessie.
Identificeer praktische problemen. Sommige patiënten kunnen geen lift krijgen om naar een afspraak te gaan, hebben geen telefoon, hebben geen babysitter. Het is heel belangrijk hier oplossingen voor te vinden, doe bijvoorbeeld de suggestie: ‘Kun je misschien bellen bij de buren?’; ‘Kan je verzekering je transport/taxi regelen?’ Doe wat mogelijk is, binnen professionele grenzen, om het probleem op te lossen.
Deel lastige doelen op in kleinere stappen. Wanneer de patiënt bijvoorbeeld de afgelopen jaren niet medisch onderzocht is, start dan met een algehele fysieke controle, vervolgens een tandartscontrole, een controle op de visus, enzovoort.
Gebruik therapeutenlijst D (Checklist voor casemanagement) wanneer de patiënt zijn casemanagementdoel niet heeft behaald sinds de laatste sessie. Geef eventueel, naast begeleiding, ook je ‘ondersteuningsboek’ aan de patiënt voor of na de sessie.
Volg de vooruitgang van de patiënt voor elk doel bij elke sessie totdat alle casemanagementbehoeften voldaan zijn. Casemanagement is bij elke sessie onderdeel van de start en het einde van de sessie (daar heet het ‘Middelen ter ondersteuning’). In veel gevallen moet je de patiënt gedurende de gehele behandeling ondersteunen om emotionele obstakels weg te nemen bij de doelen.
Plan extra casemanagementsessies later in de behandeling, mocht dit nodig zijn. Dit kan naar voren komen bij patiënten die veel behoeften hebben of die het moeilijk vinden hun doelen te behalen.
Emotionele problemen
De meeste patiënten hebben – naast de lijst met adviezen en verwijzingen – jouw hulp nodig om om te gaan met emotionele problemen.
Probeer erachter te komen welke doelen de patiënt het belangrijkst vindt om te behalen en richt je daarop. De enige uitzondering is in het geval van een noodsituatie, waar je zelf het heft in handen neemt om de patiënt te beschermen. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld een zelfmoordpoging overweegt, kan een onvrijwillige klinische opname nodig zijn.
Elke stap vooruit is vooruitgang, ook al zijn het kleine stappen. Geef niet op!
Maak patiënten bewust van het feit dat ze ‘klant’ zijn. Patiënten kunnen ‘shoppen’ totdat ze een behandeling vinden die hen echt helpt. Moedig hen aan dit uit te gaan zoeken, zonder dat ze zich verplicht voelen te blijven. Patiënten pushen om in een behandeling te blijven, waarvan ze zelf vinden dat het niet helpt, werkt bijna nooit. Patiënten kunnen zich onderdrukt voelen en niet gehoord. Dit geldt met name voor patiënten met PTSS en verslaving, waar controle vaak een belangrijk thema is. Zie het behandelonderwerp ‘Middelen ter ondersteuning’ voor meer over de ‘klantvisie’.
Kijk naar het huidige gedrag van patiënten, bijvoorbeeld ten aanzien van de mogelijkheden om doelen te behalen. Gebruik dit als informatie om je interventies te richten. Wat misschien gemakkelijk lijkt voor jou of andere patiënten, is misschien niet zo gemakkelijk voor deze patiënt.
Houd in gedachten dat de patiënt zich misschien overweldigd voelt of het gevoel heeft dat hij gefaald heeft wanneer de casemanagementdoelen niet realistisch en te weinig concreet zijn. Creëer succeservaringen die de inspanningen van de patiënt bekrachtigen.
Let op culturele, raciale en systeemaspecten die voor sommige patiënten een rol kunnen spelen. Patiënten kunnen angstig zijn om een behandeling te starten waar ze niet mee bekend zijn, of hebben misschien negatieve ervaringen met behandelingen in het verleden gehad.
Beschouw het als urgent om de patiënt te laten werken aan zijn casemanagementdoelen. Het kan veel moeite kosten om elk onderdeel van de behandeling te beginnen. Elke week moet nieuwe doelen en strategieën hebben, totdat de patiënt zich veilig voelt bij alle onderdelen van de behandeling.
Wanneer je een moeilijk probleem ten aanzien van doorverwijzing probeert op te lossen, vraag dan aan jezelf: ‘Wanneer een familielid mijn hulp nodig had, hoe zou ik het dan regelen?’
Problemen van de behandelaar
Beschouw jezelf als de primaire casemanager voor elke patiënt, zelfs wanneer de patiënt andere behandelaren heeft. De reden hiervoor is dat veel behandelaren niet de tijd, training of aandacht hebben om met de patiënt te werken aan casemanagementdoelen. Hierdoor ontvangt de patiënt vaak geen goede zorg. Zelfs wanneer een patiënt een formele casemanager heeft, zorg dat je nauw betrokken bent, volg het proces van de cliënt en geef hulp wanneer nodig.
Sommige behandelaren zijn getraind in het uitvoeren van de behandeling waarbij de behandelaar neutraal blijft en alle acties gericht zijn op wat de patiënt wil. De casemanagementbenadering is nogal anders. Deze gaat ervan uit dat de patiënt extra zorg en veel ondersteuning nodig heeft van de behandelaren om het voor elkaar te krijgen. Patiënten met een ernstige voorgeschiedenis hebben waarschijnlijk nooit geleerd hulp te vragen en zijn vaak passief. Het motto is dus te streven naar casemanagement voor iedereen, tenzij er een goede reden is dit niet te doen (een patiënt kan niet starten met psychofarmacologie als ze bijvoorbeeld zwanger is).
Vraag de patiënt geen dingen te doen die je zelf niet kent of begrijpt. Systemen als het zorgsysteem, ziekenhuisbureaucratie en overheidsinstanties kunnen veel vaardigheid en inspanning vergen. Een gesubsidieerd huis of kwijtscheldingen krijgen, kunnen de patiënt laten belanden in een lange serie van telefoontjes, waardoor de patiënt gefrustreerd raakt en opgeeft. Als patiënten met deze systemen konden omgaan, dan hadden ze dat waarschijnlijk al gedaan. Als je niet weet wat het antwoord is op sommige vragen, pleeg het telefoontje tijdens de sessie met de cliënt om te laten zien hoe dit moet en om het antwoord te verkrijgen. Of zeg tegen de patiënt dat je de informatie hebt bij de volgende sessie (door het aan collega’s te vragen). Indien nodig, verwijs de patiënt door naar een sociaal werker met ervaring op het gebied van casemanagement. Je probeert op allerlei mogelijke manieren de patiënten te ondersteunen. Het slechtste wat je kunt doen is de patiënt voor te stellen hulp te gaan zoeken, maar hem geen specifieke nummers en namen te geven wie hij kan benaderen. Hierdoor geef je een verkeerd signaal af aan de patiënt.
Succesvolle casemanagement vraagt een vasthoudende, creatieve behandelaar die gericht is op de behoeften van de patiënt. Het kan helpen je voor te stellen dat je de rol van ouder hebt en dat de patiënt ondersteuning nodig heeft. Deze ondersteuning moet niet te ‘pushy’ of te passief zijn. Veel patiënten hadden niemand om hen te ondersteunen toen ze opgroeiden en hebben nu effectieve ondersteuning nodig.
Therapeutenlijst B – Assessment van casemanagementbehoeften van patiënten





Casemanagementbehoeften patiënt
Heb je hulp nodig bij het volgende?

Therapeutenlijst C – Doelenlijst voor casemanagement


Doelenlijst voor casemanagement – voorbeeld

Therapeutenlijst D – Checklist voor casemanagement
Wanneer een patiënt, na de eerste deadline, niet aan de slag gaat met het behalen van een casemanagementdoel, heb je dan het volgende geprobeerd?
- Vraag de patiënt een telefoontje te plegen voorafgaand, tijdens
of na de sessie en reik hem een telefoon aan.
- Geef de patiënt een specifieke, korte deadline (binnen 24
uur).
- Vraag de patiënt korte dagelijkse updates te geven op je
voicemail, niet met het idee dat je terugbelt, maar alleen om te
horen hoe het gaat. Door veel patiënten wordt dit ervaren als erg
prettig en het geeft hun externe motivatie om de taken te
vervullen.
- Bel met de andere behandelaren van de patiënt (andere
therapeuten, AA) om de voortgang te bespreken. Wees er zeker van
dat je bij het begin van de behandeling van de patiënt de
toestemming hebt verkregen om contact met andere behandelaren op te
nemen. Het is niet toegestaan contact op te nemen met andere
behandelaren wanneer je geen toestemming van de patiënt
hebt.
- Vraag de patiënt naar mogelijke praktische problemen die het
behalen van doelen kunnen bemoeilijken? Bespreek alle hieronder
benoemde problemen en help de patiënt het probleem op te
lossen:
- niet duidelijk waar naartoe te gaan (of wie te
bellen?)
- geen vervoer?
- niemand om mee samen te gaan?
- geen telefoon om telefoontjes te ontvangen?
- bang dat iemand overstuur zal zijn ( bijvoorbeeld gewelddadige
partner?)
- geen tijd om het voor elkaar te krijgen?
- geen oppas?
- niet duidelijk waar naartoe te gaan (of wie te
bellen?)
- Bevestig dat de patiënt het doel wil behalen. Als dit niet het
geval is, maak een nieuw doel dat de patiënt wel wil
halen.
- Vraag de patiënt hardop te bedenken wat hij allemaal zou moeten
doen om zijn doel te bereiken.
- Vraag de patiënt een experiment uit te proberen. Wanneer de
patiënt weinig hoop heeft dat het gaat lukken, stel dan de vraag:
hoeveel denk je dat het experiment zal helpen (op een schaal van 0
tot 10; 10 is heel erg ondersteunend)? De patiënt kan het
experiment uitproberen en vertellen hoe ondersteunend het was (op
de schaal van 0 tot 10). Als het experiment niet ondersteunend was,
kun je vragen: hoe voelde je je toen je het afgerond had (0 tot
10)?
- Geef de patiënt een papier waar het doel en deadline op
geschreven staan, om er zeker van te zijn dat ze niet vergeten
worden. Daarnaast kun je de patiënt vragen het papier ergens op te
hangen, zodat het doel niet vergeten wordt.
- Creëer een beloning die de patiënt aan zichzelf kan geven
wanneer hij een doel heeft bereikt (bijvoorbeeld naar de film gaan,
chocola kopen, een halve dag vrij nemen).
- Check iedere sessie hoe het gaat met de doelen.
- Overweeg de patiënt bij het behalen van het doel te laten
ondersteunen door een familielid (nodig eventueel, met toestemming
van de patiënt, het familielid uit bij een sessie).
- Deel de taak in kleinere stappen in.
- Consulteer een collega.
- Zoek naar extra informatie die kan helpen de patiënt beter te
ondersteunen (boeken, overheidsinformatie).
Op bijgevoegde cd-rom vindt u printbare patiënteninformatie passend bij dit behandelonderwerp.