Hoofdstuk 8
Brett schoot overeind in zijn bed; hij moest zijn kaken op elkaar klemmen om het niet uit te schreeuwen, en het zweet stroomde van zijn lichaam. Binnensmonds vloekend trok hij zijn benen uit de verwarde lakens en sprong uit bed. Zijn hart ging als een razende tekeer en hij hijgde alsof hij zojuist de marathon had gelopen. Naakt ijsbeerde hij door zijn hotelkamer, met zijn handen door zijn toch al warrige haar woelend.
De droom was zo werkelijk geweest. Het meest afschuwelijke ervan was nog dat hij waarschijnlijk inderdaad werkelijkheid zou worden. Tessa was veroordeeld; hij had gezien hoe ze naar de gevangenis werd geleid. Ze had een slobberige blauwe uniformjurk gedragen, en ze zag er zo bleek en teer uit dat hij een moment bang was geweest dat ze ineen zou zakken. Aan weerskanten geflankeerd door een vrouwelijke cipier, was ze bij hem vandaan gelopen; zonder ook maar één keer om te kijken was ze verdwenen in een zwarte tunnel. Toen achter haar een zwaar ijzeren hek met een naargeestig geluid dichtviel, wist hij dat hij haar nooit meer zou zien. Op dat moment was hij wakker geworden, met een keel die pijn deed van de ingehouden schreeuw.
De hele droom was ronduit onbestaanbaar. Nee, hij was niet in staat haar naar de gevangenis te laten sturen, ook al wist hij hoe veel geld ze had gestolen en hoe belachelijk ze hem had gemaakt. Niet Tessa, met haar stralende glimlach en sprankelende ogen, haar trage manier van bewegen en het zilverige lachje dat je haar zo gemakkelijk ontlokte. Hij sloot zijn ogen en dacht aan haar warme, zachte lichaam; de herinneringen beukten op hem neer met de kracht van een voorhamer. Het hartstochtelijk vertrouwen in haar ogen op het moment dat hij bezit van haar nam. Het uitdagende wiegen van haar heupen wanneer ze liep. Haar lange wimpers, die ze zo lokkend en verleidelijk kon neerslaan. O, alles aan haar maakte hem gek, een zoet soort waanzin, die hem de rest van zijn leven zou achtervolgen.
Hij had behoefte aan een borrel, maar een snelle blik op zijn horloge vertelde hem dat het bijna halfvier in de ochtend was. Te vroeg - of te laat? - om naar de fles te grijpen. Zijn vader zou nu waarschijnlijk wijs het hoofd schudden en zeggen dat hij altijd al had beweerd dat vrouwen een man aan de drank brachten. De gedachte aan Tom herinnerde hem er aan dat hij niet had gedaan wat hij zich had voorgenomen: Tessa mee naar Wyoming te nemen om haar aan zijn vader voor te stellen. Het weekend was voorbij; het was al bijna maandagochtend. Het was nu een week geleden dat hij de aanklacht tegen Tessa had ingediend, een week waarin er iedere dag een stukje van hem was gestorven.
Zijn emoties hadden hem heen en weer geslingerd tussen pijn en woede, een woede die door zijn gekwetste trots was opgezweept en hem had doen besluiten haar nooit weer de kans te geven hem belachelijk te maken. Nu echter leek zijn trots totaal onbelangrijk naast het feit dat hij haar voor altijd zou verliezen als hij haar naar de gevangenis liet gaan. Dat ze schuldig was, deed niet langer ter zake. Het enige dat hij wilde, was haar veilig terug in zijn armen hebben en er voor de rest van haar leven voor zorgen dat ze dit soort domme dingen uit haar hoofd liet.
Dat innerlijk besef dat niets voor hem zo belangrijk was als Tessa, gaf hem een gevoel van vrede dat het hem gemakkelijker maakte de last die op hem drukte te dragen. Plotseling stond hem helder voor de geest wat hij moest doen. Hij had nooit gedacht dat het zo eenvoudig zou zijn. Hij moest gewoon het eerste het beste vliegtuig naar San Francisco nemen.
Het lukte hem zowaar nog een uurtje te slapen, maar toen was hij ook klaar wakker om alles gereed te maken voor zijn vertrek. Hij hoefde niets te pakken, want hij wilde diezelfde avond nog terug zijn. Hij nam een douche en schoor zich, zonder in de spiegel te zien hoe grimmig zijn gezicht stond. Nadat hij telefonisch een plaats had gereserveerd in het toestel van tien voor half tien belde hij Evan.
Het duurde even. Toen Evan eindelijk opnam, zei Brett grimmig: ‘Ik ga straks naar Joshua.’
‘Is er wat gebeurd?’ vroeg Evan onschuldig.
‘Ik kan haar niet naar de gevangenis laten gaan.’
Evan slaakte een zucht. ‘Dat werd tijd! En wat ga je die ouwe zeggen? Hij was er nogal tuk op om een voorbeeld te stellen!’
‘Dat zie ik wel.’ Hij had al een plannetje uitgewerkt voor het geval Joshua moeilijk ging doen, een plannetje dat Joshua tevreden zou stellen zowel als Tessa uit de gevangenis houden. Ook als Joshua er niet mee wilde instemmen, wist Brett wat hij had te doen.
‘Heb je er al met Tessa over gepraat?’
‘Nee. Ze hoeft het nog niet te weten.’ Misschien was het een beetje wreed om haar in onzekerheid te laten, maar nog wreder was het om hoop bij haar te wekken en haar in spanning te houden tot ze iets van hem hoorde.
‘Hopelijk komt de zaak hiermee in orde,’ gromde Evan.
‘Wie weet.’ Brett hing op; onwillekeurig plooide zijn mond zich tot een glimlachje. Tessa had bepaald geen gebrek aan supporters; heel Carter Engineering was in opstand en kon zijn bloed wel drinken. Ieder moment kon hij een mes in zijn rug verwachten van die kleine roodharige duivelin, en een paar keer had hij het onbehaaglijke gevoel gehad dat er in zijn papieren was gerommeld terwijl hij weg was. Overigens maakte dat niets uit, want alle papieren die van belang waren, hield hij bij zich in zijn diplomatenkoffertje, en alle bewijzen tegen Tessa bevonden zich op het kantoor van de officier van justitie. Maar toch... Hij zou er niet voor terugdeinzen iemand die zich ook maar even verdacht in zijn kantoor ophield, op staande voet te ontslaan. Zelfs die ruggegraatloze Perry Smitherman had zich tegen hem gekeerd, en dat was zoiets ongerijmds dat hij er alleen maar om kon lachen.
Even voor lunchtijd liep hij met grote schreden door de duifgrijs getinte gangen van het Carter Marshall gebouw. Van de mensen die hij passeerde, groetten hem slechts enkelen; zijn gezicht stond op storm, en dat was voldoende om de meesten af te schrikken.
Zonder te kloppen liep hij het kantoor van Joshua Carter binnen. De secretaresse keek ontstemd op. Zodra ze hem herkende, gleed er echter een glimlach over haar knappe gezichtje. ‘Hé, wat een verrassing! We verwachten je toch niet, is het wel?’
‘Zeker niet,’ gromde hij. Ondanks zijn afgrijselijke humeur slaagde hij er in een zuinig lachje te voorschijn te toveren. Donna had in het verleden heel wat voor hem gedaan. ‘Dit is een bliksembezoek. Ik moet Joshua dringend spreken.’ Met die woorden klopte hij hard op de deur van Joshua’s privé-kantoor en liep zonder op antwoord te wachten naar binnen. Joshua keek op van zijn bureau, één ogenblik verstoord, maar toen begon hij te grinniken.
‘Uit de manier waarop je hier komt binnenvallen, had ik kunnen weten dat jij het was, maar ik had je nog niet terugverwacht. Is de zaak ginds opgehelderd?’ Joshua Carter mocht dan een oude man zijn, wie hem aankeek, wist dat hij met een geducht tegenstander te maken had.
Brett gooide zijn diplomatenkoffertje op een stoel en liep onmiddellijk door naar de bar, waar hij een kop koffie voor zichzelf inschonk.
‘Ik wil onderhandelen,’ zei hij als terloops.
‘Onderhandelen? Dat klinkt ernstig. Probeert de een of andere grote maaatschappij je van ons af te snoepen?’ ‘Nee. Het gaat over die affaire in Los Angeles.’
‘Die vrouw die betrapt is op verduistering? Wat is er met haar?’
‘Ik wil het met haar op een akkoordje gooien.’
‘Wat voor een akkoordje?’ snoof Joshua.
‘Dat de aanklacht tegen haar wordt ingetrokken als ze het hele bedrag terugbetaalt.’
Joshua rees langzaam overeind en plaatste zijn handen breeduit voor zich op zijn bureau. ‘Over mijn lijk,’ zei hij nadrukkelijk.
Dat was precies het antwoord dat Brett had verwacht. ‘Ik wil niet dat ze naar de gevangenis gaat.’
Joshua was bepaald niet preuts. Een minuut lang keek hij Brett strak aan, toen zei hij grofweg: ‘Je wilt haar in je bed. Is dat het?’
‘Precies.’
‘Ik geloof dat ik ook maar koffie neem.’ Terwijl de oude man naar de bar liep, schonk Brett voor hem in. Joshua liet zich op een van de barkrukken zakken en pakte zijn kopje op. ‘Ik ben toch niet van plan haar straffeloos te laten gaan. Om welk bedrag gaat het? Vijftigduizend?’
‘Vierenvijftig.’
‘Waar had ze het voor nodig? Juwelen? Een dure vakantie?’
Brett haalde zijn schouders op. Hij had geen idee waar ze het geld aan had kunnen uitgeven. Ze kleedde zich heel goed, maar zo duur nu toch ook weer niet. ‘U krijgt het geld terug.’
‘Zou ze het nog hebben?’
‘Ik weet het niet, maar als ze het niet heeft, betaal ik het u terug.’
Joshua trok zijn grijze wenkbrauwen op. ‘Dat is een duur vrouwtje om mee te spelen, Brett.’
‘Ik speel ook niet,’ antwoordde Brett laconiek.
‘Nu breekt me de klomp.’ Voor het eerst klonk er iets van bezorgdheid in Joshua’s stem. ‘Dan moet ze wel iets heel bijzonders zijn.’
‘Klopt. Het hele kantoor in L.A. is woedend op me omdat ik haar heb laten arresteren. Evan loopt rond als een geslagen hond.’ Hij haalde zijn vingers door zijn haar. ‘En ik ben helemaal niet meer te genieten.’
‘Je moet me toch eens wat vertellen. Waarom zou ik er mee instemmen de aanklacht tegen haar in te trekken? Waarom zou zij niet voor haar misdaad hoeven te boeten?’
‘Ze heeft al geboet.’ Brett dacht aan haar doodsbleke gezicht; zijn vingers klemden zich om het koffiekopje alsof hij het wilde fijnknijpen.
‘Ga je met haar trouwen? Stel dat ze dat niet wil? Ik kan me zo voorstellen dat ze op het ogenblik niet bepaald dol op je is.’
Dat wist Brett, maar hij had er niet aan willen denken. Pas als hij de dreiging van de gevangenis van haar had afgewenteld, zou hij haar woede over zich heen laten komen. Zelf was hij trouwens ook nog steeds woedend, dus er zouden wel een paar stormachtige dagen volgen voordat alles tussen hen weer in orde was, maar hij zou haar in geen geval loslaten.
‘Ze trouwt met me,’ zei hij grimmig. Scherp keek hij Joshua aan. Misschien was het niet verstandig wat hij de oude man nu ging zeggen, maar hij had nooit tegen hem kunnen liegen. Ook nu niet. ‘Hoe uw beslissing ook mocht uitvallen, ik wil u nu alvast zeggen dat ik binnenkort ontslag neem. Ik ga terug naar de ranch... en ik neem Tessa mee.’
‘Nogal stom om daar nu mee aan te komen,’ snauwde Joshua. in ieder geval eerlijk,’ snauwde Brett terug. Hij had Joshua nooit naar de mond gepraat; dat was ook een van de redenen waarom deze hem zo graag mocht.
‘Die vrouw... die Tessa... neem je om haar je ontslag?’
‘Gedeeltelijk. Ik begin de laatste tijd hoe langer hoe onrustiger te worden. Ik wil terug naar het land. Ik ben nu eenmaal een boer in hart en nieren.’
‘Je bent anders een verdraaid goede adviseur.’
‘Ook een verdraaid goede boer.’
Joshua wreef over zijn kaak, terwijl hij Brett peinzend aankeek. Het enige wat hij nu nog kon doen, was het op een akkoordje gooien met Brett, en dat was precies waar Brett op uit was. Het was dat of Brett definitief kwijtraken. ‘Waarom zou ik die aanklacht intrekken als ik jou hoe dan ook kwijt ben?’
Met pretlichtjes in zijn ogen keek Brett de oude baas aan. ‘Daar zou natuurlijk over te praten zijn.’
Joshua barstte in lachen uit. ‘Je had in de politiek moeten gaan, jongen! Vanaf het moment dat je hier binnenwandelde heb je me gemanipuleerd tot je me precies had waar je me hebben wilde. Stel dat ik de aanklacht tegen die... eh, vrouw van jou intrek... zou ik dan van tijd tot tijd op je advies mogen rekenen?’
‘Uiteraard,’ zei Brett met een uitgestreken gezicht.
Met een zucht stak Joshua hem zijn hand toe. ‘Afgesproken.’ Brett schudde zijn hand; de spanning die zijn maag had doen samenkrimpen, begon zich eindelijk op te lossen.
De telefoon rinkelde. Onmiddellijk zette Tessa de televisie uit, waar ze met nietsziende ogen naar had zitten staren. Ze stond op en liep naar de telefoon. De afgelopen dagen had ze diverse keren telefoontjes van Silver en Sammy gehad, maar nog steeds kon ze een huivering niet onderdrukken wanneer het apparaat zich meldde. Sammy’s onderzoek had tot nog toe geen resultaat gehad; in feite stonden ze op een dood punt, en de tijd begon te dringen. Over een week zou de jury bijeen komen.
Ze nam de hoorn van de haak in de vaste veronderstelling de stem van Silver te horen. In Tennessee was het nu bijna tien uur, en Silver ging - net als Tessa zelf- graag op tijd naar bed, maar voordat ze dat deed, belde ze altijd Tessa op.
‘Hallo?’
‘Tessa, met Brett.’
Ze sprong op alsof ze gestoken was en gooide de hoorn op de haak. Bevend en naar adem snakkend, klemde ze haar armen tegen haar borst. Haar knieën begaven het; machteloos liet ze zich met haar rug tegen de muur omlaag zakken. En terwijl ze zo in elkaar gedoken op de grond zat, was het of er iets in haar knapte. Een heftig, krampachtig snikken brak uit haar los. Weer begon de telefoon te rinkelen, maar dit keer kon ze hem met geen mogelijkheid opnemen, zelfs al had ze het gedurfd.
Alle pijn om het verraad, om haar versmade en vertrapte liefde zocht zich een uitweg in lange, gierende snikken, die haar hele lichaam deden schokken.
Ze huilde tot ze dacht dat ze geen tranen meer overhad, tot haar keel rauw en kapot aanvoelde, maar de tranen bleven stromen. Eindelijk slaagde ze er in overeind te komen en naar de badkamer te strompelen, waar ze, hangend over de wastafel, koud water in haar gezicht plensde. Ze schrok van haar aanblik in de spiegel; haar gezicht was rood en vlekkerig, haar ogen gezwollen. Starend naar haar spiegelbeeld, vroeg ze zich af of ze ooit in staat zou zijn hem te vergeten, of ooit de pijn zou verdwijnen om de verschrikkelijke wetenschap dat hij haar nooit had liefgehad.
Ze probeerde wat water te drinken, maar kromp in elkaar toen haar rauwe, brandende keel met het koude nat in aanraking kwam. Waarom had hij gebeld? Had hij haar nog niet genoeg gemarteld?
Weer rinkelde de telefoon. Wanhopig rende Tessa naar de zitkamer en trok de stekker uit het contact; de stilte die volgde, was bijna net zo zenuwslopend als het dwingende gerinkel. Tessa beet op haar lip. Misschien was het dit keer Silver geweest, of Sammy, maar dat maakte niets uit. Ze kon eenvoudigweg niet riskeren dat het weer Brett was, die belde; ze zou het niet meer kunnen verdragen.
Na een slapeloze nacht, die een eeuwigheid leek te duren, was de vlekkerige gezwollenheid van haar gezicht verdwenen, maar ze zag asgrauw, en er lagen donkere kringen onder haar ogen. Eerst moest ze Silver bellen om haar te verzekeren dat alles in orde was, hoewel ze het gevoel had dat niets ooit nog in orde zou komen. Ze deed de stekker in het contact en draaide het nummer, maar toen Silver vrij onmiddellijk de telefoon opnam, kwam Tessa tot de ontdekking dat ze geen woord kon uitbrengen.
‘Hallo? Hallo?’ riep Silver verontrust.
Met inspanning van al haar krachten slikte Tessa de pijn weg en fluisterde hees: ‘Tante Silver.’
‘Tessa? Ben jij dat? Kind, wat is er met je?’
Weer slaagde Tessa er slechts met moeite in een bijna onverstaanbaar ‘Keelpijn’ uit te brengen.
‘O, lieverdje, voor zoiets was ik al bang! Ben je al bij een dokter geweest? Toen je gisteravond de telefoon niet opnam, maakte ik me vreselijk ongerust. Wanneer is het begonnen?’
‘Gisteravond.’ Het leek nog steeds op het schorre gekwaak van een kikker, hoewel het al iets gemakkelijker ging. Silver zou zich alleen maar opwinden als Tessa haar zou vertellen wat er was gebeurd, daarom liet ze haar maar in de waan dat het om een gewone keelontsteking ging. Die had ze als kind zo vaak gehad dat Silver er niets achter zou zoeken.
‘Pas een beetje op jezelf, wil je? Je kunt maar beter zo min mogelijk praten, dus ik zal je niet bellen tot je beter bent. Maar laat het me dan horen. En als je nog niet bij een dokter bent geweest, doe dat dan vandaag. Beloof me dat.’
Tessa maakte een geluid dat Silver opvatte als een belofte en hing op. Prompt trok ze de stekker er weer uit.
Ze moest zichzelf dwingen iets te gaan doen. Traag slofte ze naar de badkamer, waar ze een douche nam en haar haren waste. Ze was te lusteloos om ze de gebruikelijke behandeling te geven; ze droogde ze alleen maar met een handdoek en kamde ze uit om ze zo te laten drogen. In haar badjas liep ze naar de keuken om twee sinaasappelen uit te persen. Tegen haar gewoonte in deed ze een paar ijsklontjes in het sap in de hoop dat de kou de zwelling van haar keel iets zou verminderen.
Tegen het eind van de ochtend werd er aangebeld en tegelijkertijd op de deur gebonsd. Tessa verstijfde van schrik. O nee, ze zou niet opendoen...
‘Miss Conway! Bent u daar? Calvin Stine hier. Ik moet u ogenblikkelijk spreken.’
Ze fronste haar wenkbrauwen. Waarom deed hij zo paniekerig? Wat kon er zijn gebeurd? Had het misschien iets te maken met Bretts telefoontje van de avond tevoren? Ze haastte zich naar de deur, maar het duurde even voordat ze hem van het nachtslot had. Ongeduldig stapte Calvin Stine binnen, gekleed in een chic donkerblauw pak.
Tessa sloot de deur achter hem, vouwde haar handen voor haar borst en keek vragend naar hem op.
‘Kleed u zich alstublieft onmiddellijk aan,’ beval hij. ‘Ik heb de hele ochtend geprobeerd u te bereiken, maar er mankeert kennelijk iets aan uw telefoon. De hulpofficier van justitie heeft ons opgeroepen voor een bijeenkomst op zijn kantoor over anderhalf uur.’
Ze verroerde zich niet; ze voelde zich net een opgejaagd dier, en daar deed ze ook aan denken zoals ze daar stond. ‘Haast u zich een beetje alstublieft.’ Hij snauwde nu bijna. ‘We komen midden in het spitsuur, zodat we blij mogen zijn als we het in een uur halen.’
Zwijgend liep ze naar de slaapkamer, waar ze mechanisch een wit linnen pakje met een nauwe rok en een elegant kort jasje uit de kast nam en zich begon aan te kleden.
Wit was misschien niet de geschiktste kleur nu ze zelf al zo bleek zag, ze voelde zich niet in staat iets anders uit te zoeken. Automatisch bracht ze haar normale make-up aan, maar toen ze zichzelf daarna goed in de spiegel bekeek, veegde ze het grootste deel er met een tissue weer af. De make-up deed haar witte gezicht lijken op het geschminkte masker van een clown. Haar haar was nog vochtig. Ze had echter geen tijd om het te drogen en rollers in te zetten, dus draaide ze het tot een knot, die ze boven op haar hoofd met spelden vastzette. Na twintig minuten kwam ze met een uitdrukkingsloos gezicht de slaapkamer uit. Ze had zich vast voorgenomen niet weer een inzinking te krijgen; die voldoening gunde ze hun niet. En met ‘hun’ bedoelde ze de hele wereld, behalve Silver, Billie en Sammy.
Calvin Stine keek op zijn horloge. ‘Dat heeft u snel gedaan.’ En met een blik op haar bleke, betrokken gezicht: ‘U hoeft niet bang te zijn. Het is alleen maar een bespreking.’ Ze knikte langzaam, zich realiserend dat ze nog geen woord tegen hem had gezegd.
Weer fronste hij zijn wenkbrauwen. ‘Miss Conway, bent u wel in orde?’
‘Ja,’ stootte ze hees uit. ‘Ik ben best in orde.’
‘U bent toch niet ziek?’
‘Nee.’ Stijf liep ze langs hem heen. ‘Zal ik mijn eigen auto nemen? Dan hoeft u me niet terug te brengen.’
‘Nee, want dan zouden we elkaar misschien kwijtraken in het verkeer. Hebt u wel iets voor uw keel ingenomen?’ Wat maakte hij zich ineens zo bezorgd om haar? Zonder de moeite te nemen hem te antwoorden, ging ze hem voor naar buiten.
‘De hulpofficier van justitie is Owen McCary,’ vertelde hij onder het rijden. ‘Eerlijk gezegd ben ik nogal optimistisch over deze bespreking. Ik denk dat ze u een schikking zullen voorstellen. Het is heel goed mogelijk dat ze van een rechtszaak af willen zien indien u een schuldbekentenis tekent. In dat geval zullen we een voorwaardelijke veroordeling bedingen.’
Werd ze geacht daar blij mee te zijn? Tessa keek uit het raampje; ze voelde zich koud en leeg, net of ze er zelf niet bij was. De bezorgde blikken die Calvin Stine haar van ter zijde schonk, ontgingen haar volledig.
Het verkeer was inderdaad een puinhoop, zoals hij al had voorspeld. Toen ze bij het gerechtsgebouw parkeerden, hadden ze nog precies vijf minuten om bij het bureau van de officier van justitie te komen. Daar leidde een goed uitziende jongeman hen naar een klein kantoor. Het was maar goed dat ze zich zo leeg, zo wezenloos voelde, want zodra Calvin haar met zijn hand in haar rug het vertrek binnenschoof, viel haar blik op het strakke, beheerste gezicht van Brett. Het raakte haar hoegenaamd niet. Ze was zich er ook niet van bewust dat ze ging zitten en dat Calvin een geruststellend klopje gaf op haar koude hand.
Die beschermende toestand van bewustzijnsvernauwing duurde echter niet lang. Langzaam begonnen er stemmen tot haar door te dringen, stemmen van mensen die aan elkaar voor werden gesteld. Evan Brady was er uiteraard ook; zoals altijd ging er een rusteloze energie van hem uit. Owen McCary zat achter zijn bureau. Zonder de sombere ernst in zijn helblauwe ogen, was hij het prototype van de succesrijke Californische man geweest. Er was nog iemand, een lange man met een zilvergrijze haardos, die werd voorgesteld als Benjamin Stiefel, een advocaat van Carter-Marshall.
Tessa, die Bretts ogen op zich gericht voelde, trok zich nog verder in zichzelf terug. Ze sloot zich af voor wat er om haar heen gebeurde, vluchtte in gedachten die niets met de bespreking te maken hadden. Calvin moest er zich maar mee bezig houden; daar had ze hem ten slotte voor aangenomen.
Vanaf het moment dat ze de kamer was binnengekomen, had hij moeite met ademhalen, alsof er een steen op zijn borst lag. Ze was zo bleek, haar gezichtje zo ingetogen, dat ze nog veel fragieler leek dan hij zich haar herinnerde. De mooie, beweeglijke, expressieve mond was verstild. Zelfs geen spoor van haar lieve, ontwapenende glimlach speelde om haar lippen, hoewel hij natuurlijk niet had verwacht haar te zien lachen. Maar hij had wel verwacht dat ze haar charmes zou gebruiken, zoals het verleidelijk opslaan van die lange donkere wimpers boven die stralende ogen. Maar ze deed niets van dat alles. Ze zat daar maar als een breekbaar marmeren beeldje, zonder zelfs maar één keer naar hem te kijken. En dat terwijl hij haar blik wilde ontmoeten om haar met zijn ogen te verzekeren dat alles in orde zou komen.
Toen ze de vorige avond zonder meer had opgehangen, was hij des duivels geweest, maar nu meende hij wel te begrijpen wat er in haar om moest zijn gegaan. Ze kon immers niet weten dat hij haar haar vrijheid wilde aanbieden?
Wat dacht ze nu? Haar anders zo expressieve, levendige gezichtje was als een masker. Waarom wilde ze niet naar hem kijken? Zou ze gaan huilen wanneer ze het genereuze aanbod hoorde? Hij zou het verschrikkelijk vinden om haar te zien huilen, ook al was het van opluchting. Hij zou haar met zich meenemen naar een plaats waar ze ongestoord samen konden zijn; hij zou haar tranen drogen en voorzichtig beginnen met het herstellen van hun relatie.
Als ze alleen maar naar hem wilde kijken...
‘Miss Conway,’ zei Calvin Stine zacht. Met sombere ogen keek ze naar hem op, als wachtte ze op een verklaring waarom hij haar uit haar gedachten had losgerukt.
Hij nam haar hand tussen zijn beide handen alsof hij haar koude vingers wilde warmen. ‘Met instemming van de officier van justitie heeft Mr. Rutland voorgesteld de aanklacht tegen u in te trekken als u bereid bent een schuldbekentenis te tekenen en het vermiste bedrag terug te betalen.’ Hij sprak zo zacht dat alleen zij hem kon verstaan. De anderen moesten denken dat ze samen overlegden, niet dat hij haar iets uitlegde waar ze zelf naar had moeten luisteren. Zijn grijze ogen verzachtten toen ze over haar gezicht gleden. ‘Tessa, begrijp je het?’
‘Ja, ik begrijp het,’ fluisterde ze bijna onhoorbaar.
Er lag zo’n verbijsterde, gejaagde uitdrukking in haar ogen dat hij zich onwillekeurig naar haar toe boog om haar zo te beschermen tegen de blikken van de anderen. ‘Ik adviseur u met klem hun aanbod te accepteren,’ mompelde hij nadrukkelijk. ‘U heeft al genoeg doorgemaakt; tegen een rechtszaak zou u niet opgewassen zijn.’
‘Denkt u niet dat ik kans maak op vrijspraak?’ vroeg ze met een hese fluisterstem, die alleen hij kon horen.
‘Ik ben bang van niet, nee. De tegenpartij staat heel sterk. Ik zou het er niet op wagen. U zou de gevangenis niet overleven,’ zei hij boos.
Waarom was hij zo boos? Hij geloofde niet in haar onschuld, had dat van het begin af aan niet gedaan. Maar zelfs wie voor de wet schuldig is, heeft het recht op deskundige juridische bijstand, en dat was nu net wat hij probeerde haar te geven: een zo goed mogelijk advies.
Een klein, ongelukkig zuchtje ontsnapte haar. ‘Dus ik zou een schuldbekentenis moeten tekenen?’
‘Dat willen ze, ja.’
Nu glimlachte ze, een nauw merkbare beweging van haar kleurloze lippen. ‘Maar ik ben onschuldig.’
Er kwam een wanhopige blik in zijn ogen. ‘Tessa, in vredesnaam, vergeet het. Grijp met beide handen de kans die ze bieden.’
‘Ik denk er niet aan. Ik zou mezelf nooit meer recht in de ogen durven kijken. Mijn zelfrespect en mijn goede naam zijn alles wat me gebleven is, en zelfs die zou ik kwijt zijn als ik een bekentenis zou ondertekenen die niet waar is. Het zou laf zijn, anders niet.’ Haar stem brak diverse keren maar ze slaagde er toch in te zeggen wat ze voelde.
‘Mijn hemel, dit is niet het moment voor nobele gedachten!’
‘O, ik ben ook helemaal niet nobel, alleen maar wanhopig.’ Ze trok haar hand terug uit de zijne. ‘Ik doe het niet. Het spijt me, maar ik kan niet iets bekennen waaraan ik onschuldig ben.’
Hij werd bleek, en het zweet brak hem aan alle kanten uit. Achter hem bewogen de anderen zich onrustig op hun stoelen. Tessa stond op, haar ogen gericht op Owen McCary. Ergens anders durfde ze niet te kijken.
‘Ik kan dit aanbod niet accepteren. Ik weiger iets te bekennen dat ik niet heb gedaan.’ Het kostte haar de grootste moeite haar stem het nodige volume te geven, maar haar woorden klonken luid en duidelijk.
Brett vloekte binnensmonds en sprong overeind. Ze keek niet naar hem, al voelde ze dat hij op haar toe kwam en hield haar hart één moment op met kloppen. Zich vastklemmend aan Calvins arm, liep ze langs hem heen alsof hij lucht voor haar was.
De deur viel achter hen dicht; in de stilte die op hun vertrek volgde, klonk slechts het knarsetanden van Evan. Brett draaide zich naar hem toe, met angstaanjagend gloeiende ogen. Het was alsof er een afschuwelijk monster zijn klauwen in zijn ingewanden groef. ‘Mijn hemel,’ stootte hij uit. ‘Wat heb ik haar aangedaan? Ze is onschuldig. Ze heeft het écht niet gedaan!’
Benjamin Stiefel slaakte een zucht. ‘Dat was wel het laatste wat ik had verwacht.’
Dat was wel heel zacht uitgedrukt, flitste het door Brett heen; als een wild dier wendde hij zich tot Owen McCary. ‘We trekken de aanklacht in. Nu. Helemaal.’ Hij stiet de woorden uit alsof het kogels waren.
Ook McCary was geschokt, maar hij zei sussend: Mr. Rutland, de bewijzen tegen haar zijn wel heel sterk—, ‘Dat weet ik maar al te goed,’ viel Brett hem ruw in de rede. ‘Ik heb ze zelf ontdekt. Maar ik heb niet verder gekeken dan mijn neus lang is. Ik heb niet eens geprobéérd uit te zoeken wie dit zaakje zo heeft opgezet dat de verdenking wel op Tessa moest vallen. Ik trek de aanklacht in, en wel nu meteen.’
Benjamin Stiefel deed nog een poging hem tot voorzichtigheid te manen. ‘Brett, ik denk niet dat Mr. Carter -’ ‘Daar heb ik niets mee te maken,’ onderbrak Brett hem hees, ‘ik heb het recht om een aanklacht in te trekken, en daar maak ik nu gebruik van. Joshua Carter krijgt zijn dief! Die zal ik hem op een zilveren blaadje aanbieden!’
In Evans donkere ogen brandde dezelfde woede als in die van Brett. ‘Ben, het scheelde maar een haar of we hadden een onschuldige vrouw naar de gevangenis gestuurd. Ik kon het van het begin af aan al niet geloven. Ze heeft er gewoon het karakter niet voor. We zullen Mr. Carter laten weten wat er is gebeurd, en als hij het er niet mee eens kan zijn...’ Evan haalde zijn schouders op. ‘... dan moet hij ons maar ontslaan.’
Als een gekooid dier ijsbeerde Brett door het kleine kantoor. Zodra ze zijn aanbod van de hand wees, had hij instinctief en zonder enige twijfel geweten dat ze onschuldig was. Het idee hoe verschrikkelijk hij haar moest hebben verwond, gaf hem een steek van pijn. Geen wonder dat ze hem niet had willen aankijken!
Hij zou er alles voor over hebben gehad om de afgelopen week voor haar uit te wissen. Heel zijn mannelijk instinct, dat alleen maar wilde beschermen en koesteren, kwam ertegen in opstand dat hij degene die hij op deze hele wereld het meest liefhad, bijna had vernietigd. Om Tessa’s naam niet alleen in de geest van de mensen maar ook op papier te zuiveren, moest hij de ware dader vinden. Was dat niet het enige dat hij haar te bieden had?