Hoofdstuk 6

 

 

 

Met afgrijzen staarde Brett naar de microfilm van de cheques die uitgeschreven waren op naam van de fraudeur Conway. Het zweet parelde op zijn voorhoofd en hij kokhalsde van pure ellende. Zijn hele leven had hij zich nog niet zo beroerd gevoeld als nu op dit moment. Met gesloten ogen liet hij zich achteroverzakken in zijn stoel. Hij kon het eenvoudigweg niet bevatten; zijn hele wezen verzette zich tegen het aanvaarden van het feit. De handtekening onder aan de cheques was uitgesproken vrouwelijk. Zeker, er was een poging gedaan om het handschrift te veranderen door blokletters en gewoon schrift door elkaar te gebruiken, maar dat maakte niets uit. Het enige dat telde - en dat hem ook die enorme dreun had gegeven — was de naam: Tessa Conway.

Brett vloekte hardop. Maar zij kon het immers niet zijn? Hoe kon ze zich tegenover hem dan zo gedragen, zich zo volledig aan hem geven en fluisteren dat ze van hem hield als ze al die tijd bezig was de zaak te bestelen die hij werd geacht te beschermen.

Hij bracht een bevende hand naar zijn ogen, alsof hij ze wilde beschutten tegen dat vreselijke daar vóór hem, maar hij kon zichzelf niet beschutten tegen zijn gedachten, en die werden met de minuut bitterder. Ze had hem gebruikt, met een motief dat zo oud was als de mensheid zelf. Had ze door een verhouding met hem te beginnen verwacht te bereiken dat hij haar niet zou aanbrengen als haar minderwaardige praktijken zouden worden ontdekt? Had ze misschien zelfs gehoopt dat hij haar zou beschermen? Nu, dat was dan heel slim bedacht! Maar als ze meende dat hij zich van zijn plicht zou laten afhouden door hartstocht en schuldgevoelens, dan had ze toch misgerekend.

Hij had zich mooi door haar bij de neus laten nemen, dacht hij bitter. Hij mocht blij zijn dat hij haar nog niet ten huwelijk had gevraagd. Ze wist gelukkig niet dat hij in zijn ongelooflijke stommiteit zo ver had willen gaan. Dat was de enige troost voor zijn gewonde trots: dat ze dat niet wist. Een hete woede laaide in hem op bij het idee hoe ze in haar vuistje moest hebben gelachen toen hij zich zo gemakkelijk in haar netten liet verstrikken. Nauwelijks een week nadat hij haar voor het eerst had gezien, was hij al zo in haar ban dat hij bereid was zijn baan op te zeggen en haar mee te nemen naar de ranch. Aan zijn toekomstdromen van haar als zijn vrouw, zelfs als moeder van zijn kinderen, durfde hij al helemaal niet meer te denken.

Het afschuwelijkste van alles was nog dat hij het al die tijd had kunnen weten als hij zich niet zo door zijn begeerte had laten verblinden. Ze had zowel de vakkennis als de gelegenheid. Haar appartement was weliswaar niet uitgesproken luxueus, maar ook zeker niet goedkoop. Ze reed in een nieuwe wagen, kleedde zich uitstekend. Zij en haar moeder waren zo arm geweest dat haar tante zich over hen had moeten ontfermen. Was de angst voor armoede zo’n obsessie voor haar geworden dat ze dit bedrog had gepleegd als verzekering ertegen?

De leugenachtige kleine kat!

Hij kwam moeizaam overeind uit zijn stoel en streek met bevende hand door zijn verwarde haar. Een woede zo verschrikkelijk als hij nog nooit had gevoeld, deed zijn hele lichaam beven, brandde in hem als een razend vuur. Wat haar motief ook mocht zijn geweest, ze was een ordinaire dievegge en hij een dwaas. Hij had zich zo door haar laten meeslepen dat hij zelfs zijn werk had verwaarloosd, iets dat hem nog nooit was overkomen. Het was een ervaring die hem zijn leven lang zou bijblijven.

Er werd op de deur geklopt; met een ruk draaide hij zich om. Het kon alleen Evan zijn, dus riep hij: ‘Binnen!’ Het was verbazend hoe koel en beheerst zijn stem klonk.

‘Ik kon maar niet wegkomen bij Ralph,’ zei Evan terwijl hij binnentrad en de deur achter zich sloot. Ralph Little was hoofd van de dataprocessing. ‘Heb je de microfilm van de cheques?’

Brett wees naar zijn bureau. ‘Kijk zelf maar.’

Evan liep de kamer door en boog zich over de kopieën van de cheques. Even was het doodstil; geschrokken wreef Evan zijn nek. ‘Nee,’ mompelde hij toen.

Brett zweeg.

Evan braakte binnensmonds een reeks vloeken uit waar een zeeman nog wat van had kunnen leren. Met verbijsterde ogen keek hij naar Brett. ‘Dit is gewoon... om misselijk van te worden.’

Brett liep met een verbeten gezicht naar het raam en keek naar buiten. ‘Dat gevoel ken ik.’

‘Verdraaid, ik had nooit gedacht... zelfs niet toen we die naam op de computeruitdraai vonden. Ik dacht dat het louter toeval was, of dat die naam was gekozen omdat hij praktisch gelijk is aan Conmay.’

‘Ik ook.’ Nu hij over de eerste schok heen was, had hij zichzelf weer volledig onder controle.

Na een poosje waarin de stilte zwaar woog, vroeg Evan: ‘Wat ga je nu doen?’

‘Een verzoek tot aanhouding indienen. De opdracht uitvoeren waarvoor ik ben gekomen.’

De koude, vlijmscherpe toon in zijn stem bracht Evan een moment van zijn stuk. ‘Laten we daar nog een paar dagen mee wachten; misschien als we met Mr. Carter praten...’

‘We handelen precies volgens de instructies,’ onderbrak Brett hem.

‘Allemachtig, Brett! We hebben het wèl over Tessa!’

‘Ik weet heel goed waar we het over hebben: over een dievegge.’

‘Ik kan het niet,’ fluisterde Evan.

Bretts ogen hadden het ijzige blauw van een poolnacht. ‘Ik wel.’

Hij moest wel; er bleef hem geen andere keus. Niets kon het verlammende gevoel van verraad, het gevoel dat zijn hart uit zijn lijf was gescheurd, verzachten, maar hij kon op het minst de taak volbrengen waarvoor hij naar Los Angeles was gestuurd. Hij kon weigeren zich nog belachelijker te maken dan hij al had gedaan. Misschien zou hij na verloop van tijd Tessa zelfs dankbaar zijn. Ten slotte had ze hem onweerlegbaar bewezen dat de koers die hij had gevolgd, voordat hij haar ontmoette, nog altijd de beste was. Geniet van een vrouw, maar zorg dat ze je niet in haar macht krijgt. Nee, die vergissing zou hij niet nog eens maken. Het enige dat hij nog hoefde te doen, was zijn opdracht voltooien... Dat, en de nachten zonder haar door zien te komen, met een lichaam dat om haar schreeuwde en een hart vol brandende herinneringen aan haar.

Hij begon zich gejaagd te voelen. De vlijmende leegte in zijn binnenste negerend, liep hij met grote passen naar zijn bureau en drukte het knopje van de intercom in. ‘Helen, geef me het bureau van de officier van justitie, alsjeblieft.’

‘De officier van justitie?’ vroeg Helen ter bevestiging met nauw verholen nieuwsgierigheid in haar stem.

‘Inderdaad.’ Hij zette de intercom af; zijn ogen ontmoetten Evans grimmige blik.

‘We hebben alle bewijzen die we nodig hebben, hoewel ik natuurlijk het handschrift van die ondertekening nog zal laten analyseren,’ zei Evan. ‘We kunnen haar laten veroordelen als dat je bedoeling is. Maar in vredesnaam, laat haar niet hier op kantoor arresteren. Dat mag je haar niet aandoen.’

Bretts ogen werden zwart. ‘Dat was ik ook niet van plan,’ snauwde hij. ‘Denk je dat ik haar zo zou willen vernederen?’ Met duizend messen sneed de pijn door hem heen; één moment moest hij de ogen sluiten. Nee, hij wilde haar niet in het openbaar vernederen. Hij wilde haar een flinke afstraffing geven om haar het stelen af te leren. Daarna zou hij haar aan de ketting leggen, haar meenemen naar Wyoming en haar daar voor de rest van haar leven bij zich houden. Zelfs nu, nu hij wist hoe ze hem had misbruikt, wilde hij haar nog niet kwijt. Zichzelf dit te moeten bekennen was minstens zo pijnlijk als de wetenschap dat ze een spelletje met hem had gespeeld.

De intercom zoemde. ‘Mr. Rutland, ik heb de officier van justitie, John Morrison, onder knop één.’

‘Dank je, Helen.’ Brett drukte knop één in, zonder zich af te vragen hoe Helen erin was geslaagd de officier van justitie zelf aan de lijn te krijgen. Het interesseerde hem ook niet. Het enige waar hij zich nu op kon concentreren, was het afhandelen van deze zaak en dan ermee zien te leven.

Tien minuten later hing hij op met een hol gevoel in zijn maag. Het politieapparaat was in beweging gezet. Hij veegde het zweet af dat op zijn voorhoofd parelde. ‘Deze hele handel moet naar het bureau van de officier van justitie,’ zei hij met een vermoeid gebaar naar de kopieën van de cheques, de stapels computeruitdraaien, alles wat ze hadden gebruikt bij hun onderzoek.

‘Ik zal ervoor zorgen.’ Evans stem klonk mat; zijn gezicht was asgrauw.

Vaag vroeg Brett zich af hoe hij er wel moest uitzien als Evan er al zo uitzag. Evan kende haar maar oppervlakkig terwijl hij... Mijn hemel, hij had haar gekoesterd in bed, haar lieve, soepele lichaam, dat ze zo vol overgave aan hem had toevertrouwd. Gelukkig had hij zijn hersens nog voldoende bij elkaar gehouden om niet het risico te nemen haar zwanger te maken... Plotseling verstijfde hij. Gistermiddag. Hij herinnerde zich hoe hij op de drempel stond, haar optilde en tegen zich aan klemde. Ze had haar benen om hem heen geslagen en hij had haar naar bed gedragen. In zijn vlammende begeerte was hij vergeten voorzorgsmaatregelen te nemen. Misschien had hij het ergens in zijn achterhoofd ook niet nodig gevonden, omdat hij van plan was zo vlug al met haar te trouwen dat een eventuele zwangerschap voor niemand een ramp zou zijn. Maar nu...

Was dit wellicht ook een onderdeel van haar plannetje? Ze had zelfs nooit over anticonceptie gesproken. Was ze bewust uitgegaan van de mogelijkheid zwanger te raken, zodat hij haar, de moeder van zijn kind, zou moeten beschermen als ze werd gepakt?

Wat maakte het trouwens voor verschil, vroeg hij zich gekweld af. Of het nu opzettelijk of per ongeluk was, als ze inderdaad een kind verwachtte, moest hij haar beschermen. Zijn kind zou niet in een gevangenisziekenhuis worden geboren. En de vraag of hij al dan niet zijn baan zou opzeggen, was dan ook meteen beantwoord. Hij zou worden ontslagen, omdat hij achter Joshua Carters rug de aanklacht tegen haar had ingetrokken. Wettelijk had hij daar inderdaad het recht toe, en daar zou hij gebruik van maken als het nodig was. Zijn mond plooide zich tot een bittere glimlach. Het bewees wel hoever hij al was op de weg naar de waanzin, dat hij nu zelfs hoopte dat ze zwanger was, zodat hij een excuus had om in te grijpen en haar uit de ellende te halen waarin ze zich had gewerkt.

‘Brett, wat heb je in vredesnaam?’

Evans stem rukte hem uit zijn sombere gedachten. Hij glimlachte cynisch toen hij merkte dat hij zijn vuisten had gebald, en dwong zichzelf te ontspannen. ‘Niets, helemaal niets,’ antwoordde hij zacht; zijn keel brandde echter alsof hij de woorden had uitgeschreeuwd. ‘Breng die papierrommel naar de officier van justitie, dan zijn we ervan af.’

 

Die dag lunchte Tessa zoals gewoonlijk met Billie. Er trilde voortdurend een glimlach rond haar mondhoeken en haar ogen straalden. Ze was ook zo verliefd! Na gisteren was ze er zeker van dat Brett ook van haar hield, hoewel hij dat niet met zo veel woorden had gezegd. Instinctief begreep ze dat het voor hem moeilijk was zijn emoties in woorden uit te drukken omdat hij zich daarmee kwetsbaar maakte. Zijn gesloten karakter maakte het niet eenvoudig hem dicht te benaderen, maar ze twijfelde er niet langer aan dat zij daar wonderbaarlijk genoeg toch in was geslaagd.

Het idee dat die ongelooflijk sterke, sexy man van haar hield, gaf haar een merkwaardig nederig gevoel. Tot nu toe was haar leven heel gewoontjes verlopen, bijna op het saaie af, en ze had nooit iets bijzonders of extreems gedaan om zijn liefde te verdienen. Ze was goed in haar vak, ja, maar daar hield het dan ook mee op. Ze was op geen enkel gebied een uitblinker en had ook nooit de behoefte gevoeld dat te zijn. Misschien zou de manier waarop ze altijd alles van de zonnige kant kon zien en van het leven wist te genieten een talent kunnen worden genoemd, maar was dat voldoende om een man als hij te blijven boeien? Ach, wat maakte het eigenlijk uit zolang hij van haar hield? Niets immers!

Ze was zo vol van haar geluk dat ze de ober die hun de lunch slordig en met een onverschillig gezicht serveerde, met een zo stralende glimlach beloonde dat de man één moment meende dat hij zijn verstand begon te verliezen.

‘Je ziet er bepaald gelukkig uit,’ merkte Billie droog op.

‘Ik?’ Gelukkig was niet het juiste woord voor de bijna delirische toestand waarin ze verkeerde.

‘Moet je die ober zien; zijn tong hangt zo ongeveer op zijn knieën.’ Billie lachte. ‘Ik mag dus wel aannemen dat je een prettig weekend achter de rug hebt?’

‘Ik had nooit verwacht dat het allemaal zo vlug zou gaan,’ zei Tessa dromerig, Billies vraag indirect beantwoordend. ‘Ik dacht dat zoiets langzaam moest groeien, net als een gebouw dat steen voor steen wordt gemetseld.’

‘Brett Rutland lijkt me niet het type om geduld te hebben voor de steen-voor-steenmethode, om van jou nog maar niet te spreken. Die arme knul had geen schijn van kans. Ik had beter hem kunnen waarschuwen in plaats van jou. En? Wanneer is de bruiloft?’

‘Daar hebben we het nog niet over gehad,’ antwoordde Tessa ernstig, maar ze twijfelde er niet aan of dat onderwerp zou spoedig ter sprake komen. ‘Als hij zich het volgend weekend kan vrijmaken, neemt hij me mee naar zijn ranch in Wyoming.’

‘Aha! Om je aan zijn familie voor te stellen zeker.’

‘Aan zijn vader in ieder geval. De ranch is van hen samen. Over verdere familie heeft hij het niet gehad.’

‘Mooi, daar kun je dan ook geen problemen mee krijgen. Zal ik je eens wat vertellen?’ verzuchtte Billie met een stralende grijns. ‘Het was kennelijk voor ons alle twee een geluksweekend.’ Met een elegant gebaar hield ze Tessa haar linkerhand voor.

Eén moment keek Tessa verbijsterd naar de ringvinger, waaraan een flonkerende diamant prijkte, toen slaakte ze een ongearticuleerde kreet, sprong overeind en omhelsde haar vriendin. ‘Jij lelijke stiekemerd! Je hebt me niet eens verteld dat je een serieuze verhouding met iemand had! Zeg op, wie is het? David? Ron? O nee, nee, zeg maar niks! Ik weet het al!’

‘Helemaal niet!’ Billie lachte; het kon haar niets schelen dat het hele restaurant nieuwsgierig naar hen zat te kijken.

‘Patrick!’

‘Hoe weet je dat?’ Lachend vielen ze elkaar nogmaals om de hals.

‘Daar moeten we op drinken,’ kondigde Tessa aan. Met een plechtig gezicht hief ze haar glas bronwater met citroen. ‘Op Billie en Patrick!’

‘Op Tessa en Brett!’ Billie beantwoordde de toost met haar kopje thee. Zwijgend dronken ze op elkaars geluk. Toen ze weer zaten, zei Billie: ‘Vertel eens, hoe wist je het eigenlijk?’

‘Een kwestie van psychologisch inzicht, mijn beste Billingsley,’ snoof Tessa met een wijsgerig gezicht. ‘Patrick heeft iets dat de twee anderen niet hebben.’

Billie maakte al een jaar lang afspraakjes, zowel met Patrick Hamilton als met twee andere aanbidders, maar ze had nooit enige voorkeur getoond voor een van de drie. Naar Tessa’s mening echter was Patrick de geschiktste man voor Billie. Hij was civiel ingenieur, liep bijna altijd in een spijkerbroek en zelden in een net pak, maar zijn sterke, onwankelbare karakter zou wonderen kunnen verrichten voor Billies nogal labiele natuur.

‘Dank je,’ zei Billie zacht. ‘Ik weet niet wat ik zonder jou had moeten beginnen.’

‘O, dan zou je hem toch wel hebben ontmoet.’

‘Hij had zelfs nog nooit naar me gekeken voordat jij kwam en me leerde dat ik er niet bij moest lopen alsof ik zojuist van een punkfestival kwam. Ik wist best wat je met me deed, al deed ik net of ik het niet merkte,’ bekende Billie schuchter. ‘Toen Patrick me voor het eerst mee uit vroeg, moest ik me gewoon in mijn arm knijpen om te weten of ik niet droomde. Ik kon het niet geloven. Ik bedoel... wat ben ik nu in vergelijking met hem? Maar dit weekend... Hij eh... Hij wordt voor twee jaar uitgezonden en hij... Wel, hij schoof gewoon deze ring aan mijn vinger en zei langs zijn neus weg dat hij er niets voor voelde om het twee jaar zonder mij te stellen, en dat ik dus mijn baan maar moest opzeggen om met hem mee naar Brazilië te gaan.’ Ze grinnikte. ‘Ik wist niet hoe vlug ik ja moest zeggen. Eind van de maand ben ik hier voor het laatst.’

Ze gingen zo op in de wonderen die hen te beurt waren gevallen, dat ze de tijd vergaten en bijna te laat op het werk kwamen. Tessa verkeerde de rest van de dag in de zevende hemel. Brett belde niet om een afspraak te maken voor die avond, maar op de een of andere manier had Tessa dat ook niet verwacht. Ze voelde dat hun verhouding op het punt was gekomen dat hij wist dat ze geen andere afspraken zou maken, zo goed als zij wist dat ze hem die avond zou zien. Zonder een vleugje spijt sloeg ze twee uitnodigingen af van collega’s die ze best aardig vond, maar die niet te vergelijken waren met Brett.

Na het werk haastte ze zich naar huis en haalde uit het vriesvak van de ijskast twee biefstukken, die ze op het aanrecht legde om te ontdooien. Ze had er geen idee van wat voor soort werk Brett deed, maar ze had de spanningen die het met zich meebracht van zijn gezicht afgelezen toen hij gistermiddag laat kwam opdagen. Als hij kwam, zou hij wel moe zijn, en ze konden net zo goed hier eten als ergens anders. En stel dat hij moest werken, dan moest zij toch in ieder geval eten, dacht ze filosofisch, hoewel haar een gevoel van eenzaamheid bekroop bij het idee dat ze hem die avond wellicht niet zou zien.

Midden in de keuken bleef ze met dromerige ogen staan. Ze voelde het bloed in haar slapen kloppen. Gek was dat eigenlijk, ze had nooit geweten dat ze zo sensueel kon zijn; als ze alleen al naar hem keek, begon haar hele lichaam te gloeien. Ze verlangde zo intens naar hem dat het gewoon alarmerend was. Haar hele leven had zich plotseling op hem gericht, met uitsluiting van al het andere. Ze had zichzelf niet meer in de hand, had daar ook helemaal geen behoefte meer aan. Haar enig verlangen was nog de rest van haar leven dag en nacht bij hem te mogen zijn, kinderen van hem te krijgen, met hem te vrijen en met hem te kibbelen, naast hem te rijden op zijn ranch, met hem te flirten tot die mooie nachtblauwe ogen smeulden van begeerte... O, hoe graag zou ze er met tante Silver over praten!

Silver! Nu pas dacht Tessa eraan dat ze in haar brievenbus een luchtpostbrief van Silver had gevonden. In haar haast om het vlees uit het vriesvak te halen, had ze al haar spullen op de bank gegooid en was meteen doorgelopen naar de keuken. Ze ging terug naar de zitkamer, pakte de brief op en scheurde hem open.

Glimlachend las ze het lange, gezellige verhaal vol nieuwtjes en dorpspraat. De bergen waren nu prachtig, de hellingen één bonte bloemenweelde. Seizoengasten begonnen Gatlinburg al binnen te stromen en de poppenwinkel liep zo goed dat Silver extra hulp had moeten aannemen. Ze was zowaar benaderd door een man die de boerderij in Sevierville wilde kopen, als Tessa daar tenminste wat voor voelde.

Silver maakte pas in de laatste regel een opmerking over Brett, maar toen Tessa die las, moest ze hardop lachen. Ze had wel geweten dat Silver instinctief zou aanvoelen dat hij een heel bijzondere man moest zijn. ‘Ik zou die Brett Rutland graag eens ontmoeten. Je pen bééfde toen je zijn naam schreef!’

De voordeurbel rinkelde; grijnzend legde Tessa de brief neer. Ze haastte zich met bonzend hart naar de voordeur. Dat moest Brett zijn! Maar het was Brett niet. De man en vrouw die daar stonden, kende ze niet.

‘Teresa Conway?’ vroeg de vrouw.

‘Ja. Wat kan ik voor u doen?’

De vrouw toonde haar een penning in een mapje. ‘Politie. Ik ben rechercheur Madison en dit is rechercheur Warnick. We hebben een arrestatiebevel voor u.’

 

Pas heel laat die avond stak Tessa de sleutel in het slot van haar voordeur. Tastend zocht ze haar weg naar de zitkamer; het kwam niet eens in haar op het licht aan te doen. Als een slaapwandelaarster ging ze op de bank zitten, automatisch de brief van tante Silver opzij schuivend. Ze trilde over haar hele lichaam, urenlang nu al, vanaf het moment dat de nachtmerrie begon. Het kon niet waar zijn, het was onmogelijk dat zoiets haar overkwam. Eerst had ze rechercheur Madison niet geloofd. Ze had zelfs gelachen en willen weten wie die grap had bedacht. Rechercheur Warnick had haar voorgelezen wat haar rechten waren en er vriendelijk maar onverbiddelijk op gestaan dat ze haar mantel zou pakken en met hen meekomen. Nog steeds had Tessa gedacht dat het om een grap ging. Pas toen ze haar tussen hen in mee naar buiten namen en ze op de achterbank werd gezet van wat onmiskenbaar een politiewagen was, pas toen was het tot haar doorgedrongen dat het niet om een kwalijke grap ging, dat het ernst was. En toen was het trillen ook begonnen.

Ze was gearresteerd op verdenking van verduistering. Zoveel begreep ze nog wel van wat haar werd verteld. O, ze hadden een heleboel dingen tegen haar gezegd, en ze had heus haar best gedaan om zich te concentreren, maar het meeste was totaal langs haar heen gegaan. Ze was te bang, te verbijsterd geweest om het in zich op te nemen. Het politiebureau was net een bijenkorf; het gonsde er van de activiteit— het wemelde er van de mensen die kwamen en gingen en totaal geen aandacht aan haar schonken. Het proces van inschrijving, dat ze willoos over zich heen liet gaan, was zo koud en onpersoonlijk dat ze er bang van werd. Haar vingerafdrukken werden genomen, foto’s gemaakt, en van alle kanten werden vragen op haar afgevuurd, vragen en raadgevingen. Iemand reikte haar een papieren zakdoekje om de zwarte inkt van haar vingertoppen te verwijderen. Vol overgave had ze zich aan die taak gewijd. Op dat moment had het enorm belangrijk geleken haar handen van die smet te bevrijden.

Ten slotte was de gedachte in haar opgekomen dat ze Brett moest zien te bereiken. Alleen hij kon haar uit deze nachtmerrie halen. Brett kon immers alles? Hij zou dit misverstand in een handomdraai ophelderen, want iets anders dan een misverstand kon het niet zijn. Alleen al de gedachte aan hem bracht haar enigszins tot rust. Stel dat hij niet in zijn hotel was, maar thuis op haar zat te wachten, boos omdat ze er niet was? Misschien dacht hij wel dat ze met een andere man op stap was gegaan — en dat was in zekere zin ook zo. Bijna was ze gaan giechelen toen ze dacht aan de manier waarop rechercheur Warnick haar arm had vastgehouden terwijl ze naar de auto liepen.

Ze had naar zijn hotel gebeld, doch ze kreeg te horen dat Mr. Rutland uitdrukkelijk had verzocht geen gesprekken voor hem door te geven. Tessa probeerde uit te leggen dat het om een noodgeval ging, maar de hotelreceptionist bleef onverbiddelijk. Ten einde raad vroeg ze hem haar door te verbinden met Evan Brady’s kamer. Als Brett het te druk had om aan de telefoon te komen, kon Evan in ieder geval een boodschap aan hem doorgeven.

Evan nam bijna onmiddellijk op. Struikelend over haar woorden legde Tessa hem uit wie ze was en dat ze dringend Brett moest spreken. Het was een hele tijd stil voordat Evan op een merkwaardig vlakke toon zei: ‘Hij weet ervan.’

Tessa’s handen trilden zo dat ze de hoorn bijna liet vallen. ‘W-wat?’ stamelde ze. ‘Hoe... Nee, dat doet er niet toe. Komt hij hier naar toe?’

‘Ik... eh... ik denk van niet.’

Dat sloeg nergens op. Tessa sloot haar ogen en vocht tegen de misselijkheid die haar al een tijdje bedreigde. ‘Wat bedoel je? Je begrijpt niet waar ik het over heb.’

‘Ja, dat begrijp ik wel.’ De onpersoonlijke stem die in haar oren klonk, kreeg opeens iets hees. ‘Miss Conway... Tessa... Brett is degene die de aanklacht tegen je heeft ingediend.’

Had hij daarna nog iets gezegd? Ze wist het niet. Ze had eenvoudigweg de hoorn laten zakken tot hij in haar schoot lag, maar ze hield hem zo stevig omklemd dat de knokkels van haar vingers wit waren en het koude zweet haar in de handen stond. Zo had ze gezeten, wezenloos voor zich uit starend, tot rechercheur Warnick vriendelijk maar beslist de hoorn uit haar hand had gewrongen en, misschien wel tegen alle regels in, had aangeboden iemand anders voor haar te bellen. Volkomen verdwaasd had ze zijn voorstel afgeslagen. Wie viel er verder nog te bellen? En, trouwens, wat maakte het nog uit?

Ze had de lichtelijk bezorgde blikken niet gezien die de rechercheurs Madison en Warnick met elkaar wisselden. Ze had niets ongewoons gezien in het kopje hete, sterke koffie dat haar in handen werd gedrukt. Ze had het ook niet leeggedronken, alleen dankbaar haar ijzige koude vingers eraan gewarmd.

Ze hadden haar verteld dat haar een advocaat zou worden toegewezen, pro deo, als ze zich er zelf geen kon permitteren. Een tikje verwezen had ze haar hoofd geschud. ‘Ik kan best een advocaat betalen,’ had ze gezegd, en ze had zich onmiddellijk weer verdiept in de wonderlijke sliertjes damp die van de zwarte koffie omhoogkrulden.

Ze hadden haar aangeboden een schuldbekentenis te tekenen, dan was ze vrij om te gaan, maar ze zag het belang er niet van in, daarom was ze maar blijven zitten in die harde, ongemakkelijke stoel. De dienst van rechercheur Madison was om elf uur afgelopen. Ze had Tessa kordaat meegenomen naar haar eigen auto. En zo was Tessa thuisgekomen.

Ze kon niet meer denken. Allerlei verminkte gedachten dwarrelden door haar geest, maar niet één ervan kon ze lang genoeg vasthouden om er iets zinnigs van te maken. Ten slotte — hoelang zat ze hier al ? Uren — rolde ze zich op de bank op tot een bal, als om zich te beschermen tegen de pijn die haar uit alle donkere hoeken bedreigde, die haar zou bespringen als ze even haar waakzaamheid liet verslappen. Maar ze was zo moe, zó moe... van angst en pijn en eenzaamheid... Langzaam zonk ze toch weg in die troostende duisternis van de slaap.

Het was al volop dag toen ze wakker werd; ze vloog overeind. Haar nog slapende geest besefte instinctief dat ze zich moest haasten wilde ze nog op tijd op haar werk komen. Onderweg naar de badkamer trok ze haar gekreukte kleren uit zonder zich zelfs maar af te vragen waarom ze met kleren en al op de bank had geslapen. Pas onder de douche herinnerde ze zich wat er de avond tevoren was gebeurd. Bevend leunde ze tegen de muur. Te laat op haar werk? Waarschijnlijk had de portier opdracht gekregen haar niet eens binnen te laten! Als ze van één ding zeker kon zijn, dan was het wel dat ze geen werk meer had.

Eindelijk kwam de tranen. Ze schreide jammerlijk en verloren, als een klein kind, en haar tranen vermengden zich met het stromende water van de douche. Hoe had het in vredesnaam kunnen gebeuren? Het was waanzin! Ze had nog nooit iets gestolen. Wist Brett dat dan niet? Dat móest hij immers weten? Tenzij iemand het met opzet had doen voorkomen alsof zij de boel had opgelicht... Natuurlijk, iets anders kon het niet zijn. Ze moest met Brett praten. Als hij dacht dat ze had gestolen, moesten er wel heel sterke bewijzen tegen haar zijn, maar als ze met hem zou praten, zou hij haar vast en zeker geloven.

Haastig nu weer zette ze de douche uit; ze droogde zich af en liep, enkel gewikkeld in een badhanddoek, naar de telefoon. Met trillende vingers draaide ze het nummer van Carter Engineering. Ze werd zonder enige moeite doorverbonden met Bretts kantoor, zodat er een sprankje hoop in haar opvlamde. Toen Helen Weis opnam en Tessa naar Brett vroeg, aarzelde Helen echter.

‘Het spijt me,’ zei ze ten slotte. ‘Mr. Rutland mag niet worden gestoord.’ 1

‘O, alsjeblieft,’ bedelde Tessa. ‘Zeg hem dat ik het ben en dat ik hem móet spreken!’

‘Het spijt me,’ herhaalde Helen, ‘maar hij heeft uitdrukkelijk gezegd dat hij speciaal voor jou niet te spreken was.’

Bevend hing Tessa de telefoon weer op. Wat moest ze nu ? Wat kon ze nog doen ? Als Brett zelfs niet met haar wilde praten, was ze werkelijk helemaal verloren. Als een klein hoopje ellende liet ze zich op de bank zakken.

Een paar minuten later rechtte ze echter haar rug en haalde diep adem. Nee, ze was nog niet verloren. Als ze Brett niet aan de telefoon kon krijgen, zou ze zorgen dat ze hem persoonlijk ontmoette, vanavond nog, in zijn hotel. Hij mocht niet denken dat ze een dievegge was. Ze zou pas geloven dat hij degene geweest was die de aanklacht tegen haar had ingediend als hij het haar zelf vertelde. Maar om te beginnen moest ze stappen ondernemen om zichzelf te beschermen. Natuurlijk, ze had in een shocktoestand verkeerd, maar ze was niet hulpeloos, en ze was niet van plan naar de gevangenis te gaan voor iets dat ze niet had gedaan. Haar eerste stap was een advocaat in de arm nemen, en waar kon je die beter vinden dan in het telefoonboek?

Nog diezelfde middag had ze zich verzekerd van de diensten van Meester Calvin R. Stine, met wie ze een langdurig onderhoud had. Het was een scherpzinnige, nog jonge man, die zich net als jurist had gevestigd. Hij had een heleboel aantekeningen gemaakt over dingen die Tessa grotendeels irrelevant leken, maar ze had al zijn vragen bereidwillig beantwoord. Ook had hij haar verteld wat haar te wachten stond. Haar geval zou, omdat het een misdrijf betrof, voor een jury worden gebracht, die aan de hand van de stukken zou beslissen of er voldoende bewijsmateriaal voorhanden was om een rechtszaak aan te spannen. Mocht de jury beslissen dat er niet voldoende bewijzen tegen haar waren dan zou de aanklacht worden ingetrokken.

Op dat laatste stelde Tessa al haar hoop. Ze moest er niet aan denken om voor de rechtbank te moeten verschijnen!

Toen ze Mr. Stines kantoor ten slotte verliet, voelde ze zich zo zwak dat ze zich nauwelijks staande kon houden. Met vage verwondering realiseerde ze zich dat ze niets meer had gegeten sinds de lunch de dag tevoren, toen alles nog zo anders was en ze met Billie had gedronken op hun beider geluk. Ze kon zich nauwelijks voorstellen dat dat nog maar vierentwintig uur geleden was.

Ze moest iets eten, maar een blik op haar horloge leerde haar dat het al bijna tijd was om Brett op te wachten bij zijn hotel. Ze wilde hem beslist niet mislopen. Uiteindelijk besloot ze alvast naar zijn hotel te gaan en daar in de koffieshop iets te eten.

Dat deed ze. Toen de sandwich - die er toch echt heel smakelijk uitzag - voor haar stond, kon ze er echter alleen maar lusteloos met haar vork in prikken. Uiteindelijk dwong ze zich er een hap van te nemen, maar het was net of ze op een pluk watten zat te kauwen. Mistroostig besloot ze alleen de sla op te eten, en dat lukte, zij het dat ze ieder stukje met een slok mineraalwater naar binnen moest spoelen. Om de minuut ongeveer keek ze op haar horloge. Zou Brett om vijf uur stoppen met werken? Met een steek van pijn realiseerde ze zich dat ze hem nog niet lang genoeg kende om op de hoogte te zijn van zijn gewoonten, zoals hij haar nog niet lang genoeg kende om te weten dat ze tot zoiets als verduistering niet in staat was.

Na een hele poos — de serveerster begon al wantrouwige blikken naar haar te werpen - besloot Tessa het er maar op te wagen. Als hij niet op zijn kamer was, kon ze altijd nog in de hal wachten en het na een tijdje nog eens proberen. Gelukkig hoefde ze niet aan de balie te vragen naar zijn kamernummer; een paar dagen tevoren had hij het haar gegeven voor het geval ze hem nodig mocht hebben. En dat had ze. Nu.

Haar knieën knikten zo erg dat ze zich in de stijgende lift aan de leuning moest vasthouden. Eindelijk stond ze voor zijn kamerdeur, die haar koud, bijna vijandig aanstaarde. Zou hij haar wel binnenlaten? Ze moest diverse keren diep ademhalen voor ze de moed kon opbrengen om aan te kloppen.

Kennelijk verwachtte hij iemand, want hij opende onmiddellijk de deur. Hij verstarde evenwel abrupt in zijn beweging en staarde haar aan alsof ze een geestverschijning was. ‘Waar haal je de brutaliteit vandaan om je hier binnen te dringen?’ vroeg hij ijzig.

De uitdrukking op zijn gezicht was zo koud en afwijzend dat het Tessa moeite kostte om niet in tranen uit te barsten. ‘Ik moet je spreken,’ zei ze wanhopig.

‘Vind je dat nodig? Je bereikt er niets mee, behalve dat je mijn tijd verspilt.’

‘Ik moet je spreken,’ herhaalde Tessa.

Met een zucht die haast verveeld klonk, stapte hij achteruit en deed de deur verder open. ‘Kom maar binnen dan.’

Ze liep de kamer in, terwijl ze met nerveuze vingers aan haar tasje plukte. Ze had zich voorgenomen hem onmiddellijk te vertellen dat ze niet schuldig was, maar nu ze de afkeer in zijn ogen had gezien, bijna alsof ze melaats was, kon ze er niet toe komen. Hij zag er niet in het minst uit als een man die eronder leed dat hij gedwongen was geweest haar dit aan te doen. Integendeel, hij was net zo koud en beheerst als hij in zijn werk placht te zijn. In zijn blik lag zelfs niet de minste herinnering aan hun vurige, hartstochtelijke liefdesnachten.

In het midden van de kamer bleef ze staan, met moeite het zenuwachtige gepluk aan haar tasje bedwingend. ‘Evan Brady,’ begon ze, maar haar stem was schor en beverig. Ze brak af, schraapte haar keel en begon opnieuw. ‘Evan Brady vertelde me dat jij die aanklacht tegen me hebt ingediend.’

‘Dat klopt,’ zei Brett nonchalant, terwijl hij langs haar heen liep. Alsof het een zaak betrof die hem absoluut niet interesseerde, leunde hij tegen zijn bureau en sloeg zijn lange benen over elkaar.

‘Had je me niet even kunnen waarschuwen?’

Hij barstte in lachen uit. Een koud, honend gelach, dat haar deed huiveren ondanks de warmte in de kamer. ‘Dacht je nu heus dat ik, enkel en alleen omdat we met elkaar naar bed zijn geweest, zo gek zou zijn om je bedrog door de vingers te zien? We hebben behoorlijk wat pret gehad, dat moet ik toegeven, maar ik heb nu eenmaal mijn werk.’

Met wijd open ogen staarde Tessa hem aan. Ze kon geen adem halen en haar hart bonsde zo heftig dat het leek alsof haar hoofd zou barsten. Het kon niet waar zijn! Zulke dingen kon hij nooit zeggen! Ze stond daar lijkbleek en star als een standbeeld, alleen haar ogen gloeiden hem tegen. Langzaam, heel langzaam, drongen zijn woorden tot haar door. Het was alsof er iets stierf binnen in haar. Haar tong weigerde dienst, maar ten slotte slaagde ze er met welhaast bovenmenselijke krachtsinspanning in uit te brengen: ‘Wil je... Wil je daarmee zeggen dat je alleen... alleen daarom—’

‘Je maakte me het onderzoek wel heel gemakkelijk,’ zei hij met een koude, harde glimlach. ‘Misschien had ik geen gebruik van je mogen maken, maar ja, je bent nu eenmaal een lekker dier, en ik ben ook maar een man.’ Inwendig was hij haar dankbaar voor het excuus dat ze zelf had aangedragen. Grimmig klemde hij zijn kaken op elkaar; ze mocht niet weten dat hij bijna voor haar door zijn knieën ging. Mijn God, laat me in ieder geval mijn trots behouden, bad hij in stilte. Hoe lieflijk was ze niet, en hoe kwetsbaar, zoals ze daar stond! Het was haast onmogelijk om te denken dat ze in staat was tot zoiets walgelijks als verduistering, hoewel hij de bewijzen daarvan zelf in handen had gehad.

iets anders,’ vervolgde hij, zijn bitterheid verbergend achter een schijn van achteloosheid. ‘Zondagmiddag maakte je me zo gek dat ik vergat om voorzorgsmaatregelen te nemen. Het is natuurlijk niet waarschijnlijk, maar mocht je onverhoopt zwanger blijken te zijn, laat het me dan weten. Verdorie nog aan toe, ik weet dat je het waarschijnlijk met opzet zo hebt gemanipuleerd, maar een zwangerschap zou de situatie toch wel enigszins veranderen.’

Tessa had zich al die tijd niet bewogen. Haar gezicht was lijkbleek. ‘Nee, dat zou helemaal niets aan de situatie veranderen,’ zei ze zacht. Ze draaide zich om en liep de kamer uit.