Een vriend van me die in een rolstoel zit heeft een geheel eigen oplossing voor als hij in een mensenmenigte terechtkomt. Hij is een gerespecteerd wetenschapper met een doctorstitel, maar als zijn ergernis over mensen die hem in een drukke straat in de weg lopen eenmaal hoog genoeg is opgelopen, trekt hij zijn gezicht in een idiote grimas en tikt hij in de weg lopende mensen op hun rug of geeft een ruk aan hun kleding. In de meeste gevallen doet men dan onder het maken van excuses haastig een stap opzij, waarna hij hen met zijn gezicht weer in de plooi, en met een beleefd ‘vriendelijk bedankt’, passeert.
De Engelse humorist Jerome K. Jerome ontdekte, toen hij met een tas vol schimmelkazen in een overvolle trein stapte, nog een manier om ruimte te maken in een menigte. De coupé waarin hij zich bevond stroomde vlot leeg nadat een medepassagier die er uitzag als een begrafenisondernemer verklaarde dat de lucht hem deed denken aan een mortuarium!
Welke strategieën kun je, afgezien van zulke extreme maatregelen, het beste volgen als je je in een menigte bevindt? Moeten we daarvoor te rade gaan bij sprinkhanen, bijen en mieren, of beïnvloedt ons vermogen om de gevolgen van onze beslissingen te overzien de manier waarop we ons als individuen in een menselijke zwerm zouden moeten gedragen?
De afgelopen tien jaar hebben wetenschappers op hun zoektocht naar het antwoord op deze vragen opmerkelijke vooruitgang geboekt. Die vooruitgang is grotendeels te danken aan de ontdekking dat de manier waarop menigten zich bewegen beïnvloed wordt door een combinatie van onvrijwillige en vrijwillige krachten.
De wetenschappers die onderzoek doen naar de dynamiek van menigten noemen de onvrijwillige krachten ‘fysieke krachten’. Ze gebruiken de term alleen voor de krachten die we ondervinden als we van achteren worden voortgeduwd, tegen andere mensen aan botsen en als we klem komen te zitten tegen een muur of ander onbeweeglijk object. De krachten die we uit eigen beweging genereren om ons doel te bereiken als we ons in een menigte verplaatsen worden ‘sociale krachten’ genoemd. Als we een bepaalde richting uit willen, bijvoorbeeld, gebruiken we onze benen om een sociale kracht te genereren die ons die richting uit duwt. Als we dicht bij familieleden en vrienden willen blijven, variëren we de grootte en richting van de gekozen kracht voortdurend op zodanige wijze dat we bij hen in de buurt blijven. Als we botsingen met andere mensen willen voorkomen, bewegen we ons in zijwaartse richting om de ontmoeting te omzeilen.
De term ‘sociale kracht’ kan iets misleidends hebben. Hij slaat niet op het soort emotionele reactie dat de mensen opzij deed springen toen ze mijn rolstoelvriend zagen. De term verwijst in hun geval naar de feitelijke kracht die ze uitoefenen als ze hun voeten op de grond drukken om de beweging te maken. Die kracht komt voort uit een fysieke reactie op een sociale interactie, vandaar de term ‘sociale kracht’.
Zolang het niet al te druk is, kan de combinatie van krachten die ervoor zorgt dat mensen bij elkaar blijven en elkaar toch ontwijken worden geïnterpreteerd overeenkomstig Craig Reynolds’ drie regels voor boids: vermijden, richten en aantrekking. We voorkomen dat we met anderen in botsing komen door onze bewegingen af te stemmen op hun bewegingen en we blijven binnen de mensenmassa omdat die de ruimte inneemt die we willen doorkruisen.
Het cumulatieve effect van beide typen krachten die op onze bewegingen worden uitgeoefend kan wiskundig worden beschreven met behulp van een aangepaste versie van de drie vermaarde bewegingswetten die Isaac Newton honderden jaren geleden voorstelde. Kort samengevat luiden ze:
- Elk object blijft zich in een rechte lijn en met constante snelheid (die ook nul kan zijn) voortbewegen, tenzij er een externe kracht op wordt uitgeoefend.
- Als er op een lichaam een kracht wordt uitgeoefend, ondergaat het lichaam een versnelling (wat een verandering van snelheid of richting of beide kan inhouden) die evenredig is aan de uitgeoefende kracht en omgekeerd evenredig aan de massa van het lichaam.
- Voor elke actie bestaat een even sterke, tegengestelde reactie.
Wetenschappers gebruiken deze wetten nog altijd om fenomenen te voorspellen zoals het traject van ruimtevoertuigen, het acceleratievermogen van racewagens en de door ballen op een pooltafel beschreven banen. Inmiddels gebruiken ze de wetten ook om de bewegingen te berekenen die wij maken als we, terwijl we ons een weg banen door een menigte, worden geduwd en er mensen tegen ons op lopen. Het mooie van een beschrijving van onze onvrijwillige en vrijwillige bewegingen als resultaat van respectievelijk fysieke en sociale krachten is dat we eenvoudige wiskunde kunnen gebruiken om alle krachten op te tellen en vervolgens met behulp van de Tweede Bewegingswet van Newton hun netto-effect op onze bewegingen kunnen berekenen.
De Tweede Wet van Newton stelt dat een op ons uitgeoefende kracht ons, in de richting van die kracht, in versnelde beweging brengt en dat de versnelling evenredig is aan de kracht. Wiskundig geformuleerd:
kracht = massa x versnelling
Een twee keer zo sterke kracht zal ons dus een twee keer zo grote versnelling geven. Bij nadere beschouwing geeft de vergelijking nog een feit prijs, dat we eveneens uit ervaring kennen: hoe zwaarder een lichaam, des te lastiger is het om het in versnelling te brengen. Als we ons dus een weg moeten banen door een menigte, is onze beste strategie om ons alleen langs de lichtere mensen te wringen. (Zoals we echter zullen zien, zijn er vaak andere manieren om hetzelfde doel te bereiken, en een duwstrategie zou alleen in uitzonderlijke omstandigheden moeten worden gehanteerd. Door die strategie te vermijden, lopen we bovendien minder kans op een blauw oog.)
De eersten die op het idee kwamen om fysieke en sociale krachten op deze manier te combineren waren de baanbrekende wiskundig socioloog Dirk Helbing en zijn team van internationale collega's. De proefpersonen in hun computersimulatie waren de leden van een virtueel voetbalpubliek: cilindrische individuen met een gewicht van rond de 80 kilo en een schouderbreedte tussen de 50 en 70 centimeter, wat aannemelijk lijkt voor een groep in stevige winterjassen gehulde volwassenen die op een koude winterdag een voetbalwedstrijd bijwonen.
Deze groep individuen kwam echter niet aan het volgen van de wedstrijd toe. In plaats daarvan lieten de wetenschappers hen door gangen, langs pilaren en door nauwe uitgangen lopen om te zien wat er gebeurde. Als bewoners van een virtuele wereld verkeerden ze niet in de positie om te kunnen klagen; ze werden gedwongen zich te gedragen conform de sociale krachten waarmee ze waren uitgerust en de fysieke krachten die ze ondervonden. Hun gedrag als reactie op deze krachten leerde de wetenschappers veel over wat er in echte menigten gebeurt en kwam overeen met wat later op videobeelden van dergelijke menigten kon worden waargenomen. De onderzoeken hebben geleid tot enorme verbeteringen in de manier waarop met in potentie moeilijke situaties met grote mensenmenigten wordt omgegaan.
De eenling in een menigte
Wat betreft ons individuele gedrag in menigten brachten de computermodellen aan het licht dat het geen zin heeft om je al zigzaggend een weg te zoeken door een grote groep mensen. Onder normale omstandigheden laten zowel het model als de praktijk zien dat voetgangersmenigten zelforganiserend zijn. Er is niemand die de leden van de groep opdrachten geeft; hun acties zijn slechts manifestaties van de complexiteitstheorie, die laat zien hoe eenvoudige lokale regels tot complexe totaalpatronen leiden. In dit geval gaat het om een patroon van voetgangersstromen binnen stilstaande menigten, die zich vormen op een manier die overeenkomt met de manier waarop stromend water rivierbeddingen uitslijt.
Legermieren doen iets soortgelijks als ze zich op hun tocht tussen het nest en een voedselbron, die op een behoorlijke afstand van elkaar kunnen liggen, keurig over driebaans snelwegen verdelen. De mieren die van het nest af lopen nemen de buitenste banen in beslag, terwijl degenen die met hun prooi terugkeren door het midden gaan.
Deze mieren zijn vrijwel blind, maar slagen erin zichzelf te organiseren met behulp van feromoonsporen die zijn neergelegd door mieren die de route al eerder hebben gevolgd, plus twee aanvullende sociale krachten. Een van deze twee, een aanvulling op de basale vermijdingsregel, betreft dat wat er gebeurt als mieren die in tegenovergestelde richting bewegen, frontaal tegenover elkaar komen te staan: beide mieren keren om, maar de mier die van het nest wegloopt doet dat sneller dan de andere.
De andere regel is dat individuele mieren na een confrontatie met een andere mier in de richting moeten blijven lopen die ze al uit liepen. Computermodellen hebben aangetoond dat deze twee regels voldoende zijn om te kunnen verklaren hoe mieren, ondanks het feit dat ze elkaar amper kunnen zien, er toch in slagen hun snelwegen te vormen.
Ook wij mensen formeren spontaan rijstroken als we in dichte voetgangersmassa's andere mensen tegemoet lopen. Een stroom mensen boven een kritische dichtheid van ongeveer 1 voetganger per 0,2 vierkante meter ruimte valt uiteen in door elkaar heen glijdende stromen die in tegengestelde richtingen lopen.
Het belangrijkste verschil tussen ons en de mieren is dat mieren stuk voor stuk zijn geprogrammeerd om de regels te volgen die leiden tot de vorming van hun snelwegen, terwijl wij individuele doelstellingen hebben. Niettemin vertonen de resultaten verbazingwekkend grote overeenkomsten en hebben computermodellen aangetoond dat de gecombineerde sociale krachten van het willen bereiken van een doel en het streven om botsingen met anderen te vermijden ons op net zo doeltreffende wijze stromen doet vormen als de sociale krachten die legermieren ondergaan.
Vloeiende stromen voetgangers zijn uiteraard efficienter dan individuen die zich terwijl ze elkaar tegemoetkomen een weg om elkaar heen proberen te banen. Maar kunnen de computermodellen van dit proces ons als individuen helpen te bepalen welke regels we het beste kunnen volgen als we in een drukke straat lopen? Als we het konden gebruiken om te eigen bate stromen voetgangers te laten ontstaan, zou dat al heel wat zijn.
De voor de hand liggende manier om dit te bewerkstelligen is de plaatselijke voetgangersdichtheid op te voeren. Ik besloot met een groep van zo'n twintig vrienden een poging te wagen. We sloegen een matig drukke straat in en begonnen te lopen. In het begin liepen we verspreid, maar geleidelijk aan gingen we dichter bij elkaar lopen om daarmee anderen in te sluiten en op die manier de lokale voetgangersdichtheid te vergroten. Toen we dit laatste deden was het meteen prijs. Zoals het model had voorspeld, voegden de andere voetgangers zich bij ons om een colonne te vormen die zich door de massa uit tegenovergestelde richting komende voetgangers boorde zoals Mozes ooit het water van de Rode Zee uiteendreef.
Wat het experiment suggereerde was dat als je met een groep vrienden je weg zoekt door een menigte, je het beste dicht bij elkaar kunt blijven en moet proberen zo veel mogelijk anderen met je mee te krijgen om de formatie van een rivier die jullie looprichting op stroomt te bevorderen.
De volgende keer dat je door een drukke straat loopt zul je waarschijnlijk dergelijke rivieren van voetgangers opmerken. Stromen individuen die twee kanten op gaan hebben de neiging zich op te splitsen in twee eenrichtingsstromen (zogenoemde rijstroken). Dit segregatie-effect maakt een soepele en efficiënte doorstroming mogelijk, aangezien de wrijving wordt geminimaliseerd doordat het aantal interacties dat vertraging veroorzaakt wordt geminimaliseerd. Als de dichtheid echter te hoog is, of de menigte te ongeduldig, raken deze rijbanen verstoord en loopt de menigte vast. In een van de weinige experimenten waarvan ik echt spijt heb, deed ik met een groep vrienden een opzettelijke poging dit in een overvolle straat te laten gebeuren. We waren succesvoller dan ons lief was, en ik doe dan ook geen enkele poging om wie dan ook tot een soortgelijk experiment aan te sporen. Een menigte die zich tot dan toe redelijk soepel had voortbewogen, kwam ineens volledig tot stilstand. Er ging een kwartier voorbij voordat ze zich weer in beweging zette.
In minder extreme omstandigheden hebben voetgangers die zich door een menigte slingeren een effect dat lijkt op dat van bestuurders die voortdurend uit- en weer invoegen. Zoals tal van verkeersstudies hebben laten zien, is het netto-effect van dat soort rijgedrag dat het verkeer langzamer gaat, zonder dat iemand er echt iets mee opschiet. Op soortgelijke wijze laten simulaties van mensenmenigten zien dat, als iedereen in een menigte twee keer zo snel probeert te gaan, het nettoresultaat is dat de stroomsnelheid van de menigte wordt gehalveerd.
Op een keer hield ik op Oudejaarsavond in Sydney, Australië, op een tijdstip waarop dichte mensenmassa's zich naar de beste plekken spoedden om het vuurwerk te kunnen bekijken, een wedstrijdje met een vriend. Een van de favoriete plekken om het schouwspel gade te slaan is de promenade van het Operagebouw bij Bennelong Point, waar je over de haven uitkijkt in de richting van de brug van waar af het vuurwerk de lucht in wordt geschoten. We begonnen aan de circa 100 meter lange wandeling naar de terminal van de veerpont. Mijn vriend probeerde zich door de menigte heen te wringen, terwijl ik in plaats daarvan op gelijke snelheid bleef lopen met de anderen. Om elkaar niet te beïnvloeden, startten we vijf minuten na elkaar. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat hij sneller was dan ik: drie seconden, de extra inspanning amper waard.
De beste manier om op doeltreffende wijze je weg door een mensenmassa te vinden is te letten op spontane manifestaties van groepsdynamiek en daarin mee te gaan, in plaats van ze te verstoren. Maar wat te doen als je bij een knelpunt aankomt dat mensen die uit beide richtingen komen proberen te passeren? Ga dan met de stroom mee, maar wees je ervan bewust dat de stroom voortdurend van richting zal veranderen.
Zelforganisatie van menigten
Ook de zelforganisatie van menigten is een voorbeeld van complexiteitstheorie, zelforganisatie en collectieve intelligentie. Menigten voetgangers die uit verschillende richtingen komen en slechts met anderen in hun directe omgeving interactie hebben organiseren zichzelf zodanig dat ze op een zo efficiënt mogelijke wijze een knelpunt kunnen passeren.
Hoe doen ze dat precies? Volgens Helbing is het allemaal een kwestie van sociale krachten:
Schematische weergave van elkaar kruisende voetgangersstromen met door zelforganisatie ontstane banen die haaks op de som van de richtingsvectoren van beide stromen ontstaan. Overgenomen uit Dirk Helbing et al., ‘Self-Organised Pedestrian Crowd Dynamics: Experiments, Simulations, and Design Solutions’, Transportation Science 39 (2005): 1–24
Zodra een voetganger erin slaagt de vernauwing te passeren, kunnen voetgangers die zijn kant op gaan gemakkelijk volgen. Als gevolg hiervan worden het aantal en de ‘druk’ van wachtende, ‘opdringerige’ voetgangers aan de ene kant van de vernauwing kleiner dan aan de andere kant. Dit verkleint uiteindelijk hun kans om bezit te nemen van de doorgang. Ten slotte is het ‘drukverschil’ groot genoeg om de stroom tot staan te brengen en de passeerrichting bij het knelpunt te doen omkeren. Dit doet de omgekeerde situatie ontstaan en na verloop van tijd verandert de stroomrichting weer en ontstaat er uiteindelijk een oscillerende, telkens van richting wisselende stroom.
Zelforganisatie kan zelfs optreden als voetgangersstromen elkaar kruisen. Hier zijn slechts twee sociale krachten bij betrokken, die respectievelijk voortkomen uit de wens om vooruit te blijven bewegen en botsingen met anderen te vermijden. Het nettoresultaat is het ontstaan van stroken (zie bovenstaande figuur), waarbij voetgangers met de stroken mee bewegen (om dichter bij hun bestemming te komen) en zich binnen de stroken zijwaarts verplaatsen (om botsingen met kruisende voetgangers te vermijden). Het is een complexere versie van de stroken waarin mieren zich spontaan verdelen en heeft voor mij als wetenschapper een echte innerlijke schoonheid, net als veel andere complexe patronen die uit simpele regels voortkomen.
Al deze kenmerken van voetgangersstromen in gesimuleerde menigten van middelgrote dichtheid zijn bevestigd door videobeelden van echte menigten. Sterker nog, de video's zijn gebruikt om de simulaties zodanig te verfijnen dat ze de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen. Zelforganisatie stelt voetgangersstromen in staat zichzelf op een efficiënte manier af te wikkelen. Elke poging om onze eigen situatie binnen de menigte te verbeteren, zal de zelforganisatie waarschijnlijk verstoren en iedereen, onszelf incluis, afremmen. We kunnen onze vooruitzichten hoofdzakelijk verbeteren door ons bewust te zijn van het karakter van de stroom, zodat we hem op gang kunnen helpen houden, in plaats van hem te verstoren.
Ontsnappen aan het gedrang
De zaken komen anders te liggen zodra de mensenmassa echt dicht wordt, met name in besloten ruimtes. Gangen raken geblokkeerd en uitgangen verstopt en er kan paniek ontstaan. Onder deze omstandigheden is de fysieke analogie niet zozeer het stromen van een vloeistof, maar is de gang van zaken te vergelijken met het door een nauwe opening in de doos proberen uit te strooien van cornflakes. Er zal zich onvermijdelijk een prop vormen, waarbij de individuele cornflakes de opening blokkeren en er niets meer uit komt. Als je de doos schudt, zullen er wat cornflakes loskomen, maar zodra je daar mee stopt zal de opening weer geblokkeerd raken.
Simulaties laten zien dat er iets soortgelijks gebeurt wanneer mensenmassa's zich door een nauwe uitgang proberen te wringen. Onder de druk van achteren neemt de dichtheid toe, met als resultaat ‘een onregelmatige opeenvolging van boogachtige blokkeringen van de uitgang en lawineachtige groepen van naar buiten stromende voetgangers op de momenten waarop een boog het begeeft’. Het sneller-is-langzamer-effect schrijft voor dat de totale ontsnappingssnelheid veel lager wordt dan het geval zou zijn als iedereen zich iets inhield en elkaar er om beurten doorheen liet gaan.
Zelfs in de beschaafde beslotenheid van een Londens theater lijkt doordrammen aan de orde van de dag te zijn. Toen ik na een voorstelling toekeek hoe mensen de zijuitgang uit kwamen (uit eerdere ervaring wist ik dat dit de route is die mensen nemen als ze haast hebben), kwamen ze absoluut in periodieke golven naar buiten, in plaats van in een gestage stroom.
Een van de manieren om dit effect tegen te gaan is de menigte in voldoende kleine blokken onder te verdelen, maar dat is niet iets waartoe een individu gemakkelijk in staat is. Als je echter met een voldoende grote groep bent, zou de groep als geheel er baat bij hebben om iets in te houden en degenen die vooraan lopen de gelegenheid te geven de doorgang te nemen zonder van achteren te worden geduwd.
In het algemeen is het echter de verantwoordelijkheid van ontwerpers en architecten om de geometrie van inen uitgangen zodanig te verbeteren dat je er makkelijke doorheen kunt. Een van de verrassendere conclusies uit onderzoek naar het door uitgangen bewegen van menigten is dat verstopping kan ontstaan op plekken waar een ontsnappingsroute zich verbreedt. De massa verspreidt zich en laat gaten ontstaan waar andere mensen zich in kunnen persen, zodat de verstopping echt ernstig wordt zodra de doorgang zich weer vernauwt. In 2005 kwamen Helbing en zijn collega's met een slimme oplossing: zet voor dergelijke uitgangen asymmetrisch geplaatste kolommen neer. De aanwezigheid van zulke kolommen kan de druk bij de vernauwing helpen terugdringen, terwijl hun asymmetrische plaatsing kan helpen voorkomen dat er een evenwicht ontstaat tussen de door de stromen aan weerszijden uitgeoefende krachten, met als gevolg wederzijdse blokkades. Simulaties hebben laten zien dat deze oplossing werkt en theater- en stadionontwerpers zijn inmiddels begonnen hem in de praktijk toe te passen.
Wat zouden we moeten doen als we de pech hebben vast te zitten in een menigte die via meerdere uitgangen aan een gevaarlijke situatie probeert te ontsnappen? Moeten we met de massa meegaan of moeten we in onze poging te ontkomen onze eigen weg zoeken?
Simulaties van dergelijke situaties suggereren dat we geen van beide moeten doen, of liever gezegd: beide. Onze beste kans op ontsnapping biedt het optimaliseren van onze persoonlijke paniekparameter, die een maat is voor de mate waarin we onszelf toestaan ons te laten leiden door de acties van de menigte, in plaats van door ons eigen initiatief. Als onze paniekparameter 0 is, gaan we op zoek naar een uitgang zonder ons te bekommeren over wat de menigte doet. Als de waarde 1 is, gaan we altijd mee met de massa. Dat kan echter leiden tot inefficiënt gebruik van nooduitgangen en alternatieve ontsnappingsroutes. In een situatie waarin we geen betrouwbare informatie hebben over ontsnappingsroutes, kunnen we daarom te rade gaan bij onderzoek dat heeft aangetoond dat we er het best af komen als we een paniekparameter van 0,4 hanteren. Anders geformuleerd: dat we 60 procent van de tijd meegaan met de massa en 40 procent van de tijd onze eigen ideeën en initiatieven volgen. Hoe we dit precies doen, lijkt af te hangen van de situatie. Mijn voorkeur zou zijn om eerst wat persoonlijk verkenningswerk te doen alvorens me weer bij de menigte te voegen (maar ook dan nog met een open oog voor alternatieven). Ik hoop echter nooit in een situatie te belanden waarin ik dit experiment ten uitvoer moet brengen.
Er zijn rationele gronden voor het hanteren van een dergelijke gemengde strategie, met name in omstandigheden met slecht zicht. Puur individualistisch gedrag (bij afwezigheid van voorinformatie en voorkennis) betekent dat elke persoon slechts bij toeval een uitgang vindt, terwijl puur kuddegedrag inhoudt dat de hele menigte geneigd is naar dezelfde uitgang te hollen, wat als gevolg kan hebben dat sommige ingangen helemaal niet worden benut. Als een deel van de mensen een deel van hun tijd besteedt aan het zoeken naar alternatieve uitgangen, is er een gerede kans dat alle uitgangen worden ontdekt, waarna een deel van de menigte de individuen zal volgen die zo'n alternatieve uitgang hebben ontdekt, met als resultaat dat alle uitgangen efficiënt worden benut.
Om de theorie op doeltreffende wijze te kunnen toepassen, moeten we twee basisfeiten over ons werkelijke gedrag in zogeheten panieksituaties onder ogen zien: (1) we slagen er vaak pas in een bedreiging serieus te nemen als het al te laat is en (2) ook al zijn we ons bewust van de ernst van het gevaar, onze eerste reactie is vaak dat we familie en vrienden proberen te vinden en pas dan op zoek gaan naar uitgangen of hoger gelegen delen.
Met name onze neiging te blijven rondhangen en te wachten op bevestiging van het gevaar kan desastreus uitpakken. Toen mijn vrouw en ik in 2004, vlak na de verwoestende tsunami, Sri Lanka bezochten hingen er in dorp na dorp dat we passeerden witte rouwvlaggen. Onze chauffeur behoorde tot degenen die goede vrienden was kwijtgeraakt. Hij vertelde ons dat ze misschien niet waren gestorven als hun aangeboren nieuwsgierigheid hen er niet toe had aangezet om op de zee af te rennen om te kijken wat er aan de hand was toen het water zich in ijltempo terugtrok, een (hun onbekend) teken dat er een tsunami op komst was.
Toen we later de westkust van India bezochten, vertelden onze Indiase vrienden over een afwijkende, cultureel bepaalde neiging die tal van levens redde. In plaats van rennend op onderzoek uit te gaan, zocht de plaatselijke bevolking hoger gelegen gronden op zodra de wateren zich terug begonnen te trekken. Net als de Sri Lankanen wisten ze niet wat er aan de hand was, maar wel dat de ongebruikelijke beweging van het water niet overeenkwam met de normale gang van zaken, en ze wilden daar buiten blijven.
Dat is echter niet de gebruikelijke reactie. De meesten van ons aarzelen om waarschuwingen voor een gevaar dat we niet als acuut en persoonlijk zien ter harte te nemen en dienovereenkomstig te handelen. De erkenning dat er gevaar dreigt wordt soms uitgesteld tot het al te laat is, zoals triest genoeg voor veel slachtoffers van de tsunami gold. De sociale krachten waardoor we kunnen ontsnappen treden vaak niet snel genoeg in werking.
Het lijkt er op dat de meesten van ons een aangeboren neiging hebben om het ongewone en abnormale te verklaren in termen van het bekende en herkenbare. Het geraas van een naderende tornado is meer dan eens aangezien voor het geluid van een passerende trein. En zelfs als zonneklaar is dat het een tornado betreft, hoeft dat voor sommige mensen nog niet te betekenen dat ze ook in actie komen. Schrijver Bill Bryson beschrijft hoe zijn grootvader in Iowa op een nacht wakker werd van een geluid dat volgens hem klonk als ‘een miljard horzels’. Hij keek uit het raam, zag niets en ging weer terug naar bed. Toen hij de volgende ochtend opstond zag hij tot zijn verbazing dat zijn auto in de open lucht stond. De garage was in z'n geheel meegezogen door een passerende tornado!
Minder spectaculair, maar nog tragischer, zijn de gevallen van mensen die aan een koolmonoxidevergiftiging overleden omdat ze hun duizeligheid aan ziekte toeschreven en daardoor verzuimden weg te gaan bij de bron van het dodelijke gas.
James Thurbers beschrijving van een complete stad die op de loop ging voor een ingebeelde overstroming mag dan voldoen aan ons stereotype van kuddegedrag, maar toen de inwoners van de Californische steden Marysville en Yuba in 1955 bedreigd werden door een grote overstroming, gold voor 39 procent van degenen die via de media een officiële noodmelding kregen dat ze ‘de berichten niet volledig geloofden’. Volgens het officiële rapport over de daaropvolgende ramp was het feit dat veel mensen niet op de waarschuwingen reageerden te wijten aan ‘gebrek aan eerdere ervaring met rampen, de illusie van persoonlijke onkwetsbaarheid, het onvermogen om een nieuw referentiekader te omarmen en ongebruikelijke gebeurtenissen te verwachten, afhankelijkheid van beschermende autoriteiten en de neiging om zich aan geruststellende berichten vast te klampen of voorspellingen van een ramp te ontkennen of terzijde te schuiven’.
In het algemeen reageren we niet doortastend genoeg op waarschuwingen dat er gevaar dreigt, zelfs niet als dat gevaar extreem is. Na de aanslag op het World Trade Center van 11 september ‘beoordeelde in de eerste minuten na de aanval tot wel 83 procent van de mensen de situatie als zeer ernstig. Toch ging, ondanks het feit dat men vlammen, rook of omlaag dwarrelende papieren waarnam, slechts 55 procent van de overlevenden er onmiddellijk toe over het pand te verlaten. Een volgende 13 procent bleef nog even om persoonlijke eigendommen mee te nemen, terwijl 20 procent dossiers in veiligheid bracht en verdiepingen afzocht voordat ze het gebouw verlieten.’ Een ander voorbeeld is dat van enkele bewoners die, nadat ze uit een brandend appartementengebouw in Winnipeg, Manitoba, waren ontsnapt, alsnog omkwamen omdat ze het gebouw weer binnen waren gegaan om persoonlijke eigendommen te pakken, ook al konden ze de rook en de vlammen duidelijk zien.
De kalmte die we in dergelijke omstandigheden aan de dag leggen strekt zich ook uit tot onze zorg voor anderen, die zelden overeenkomt met het door de media uitgedragen stereotype dat we ‘in paniek raken, elkaar onder de voet lopen en elk gevoel van bezorgdheid over onze medemensen uit het oog verliezen’. Dit is hoe de media in 1979 de gebeurtenissen interpreteerden in Cincinatti, Ohio, toen elf jonge mensen werden doodgedrukt bij een concert van The Who. Volgens de beschrijvingen in de media deed de tragedie zich voor toen mensen in het publiek over anderen heen stormden in hun haast om goede plaatsen in het stadion te bemachtigen. Eén landelijke columnist veroordeelde hen als barbaren die ‘11 mensen dood stampten [na] zich te hebben verdoofd met joints, chemische substanties en Southern Comfort’. Een plaatselijk redacteur met kennelijke literaire aspiraties had het over de ‘gevoelloze voetstappen van de oprukkende massa’.
De waarheid lag anders en geeft een positief beeld van hoe we ons als menselijke wezens in het algemeen gedragen. Een analyse van door de politie na het evenement opgenomen verklaringen liet zien dat de overheersende reactie van mensen op de druk die de menigte uitoefende was dat ze probeerden om degenen in hun buurt te helpen. Een kleine tiener dankte haar leven aan vier onbekenden die worstelden om haar opgetild te houden nadat ze buiten bewustzijn was geraakt. 37 van de 38 verklaringen bevatten beschrijvingen van soortgelijke gevallen van altruïstisch gedrag. In plaats van over anderen heen te lopen, waren de meeste mensen bezorgd genoeg om hen te helpen. Het lijkt er op dat de barmhartige Samaritaan nog altijd springlevend is en in ons huist.
Ander onderzoek naar gedrag in menigten laat zien dat we geneigd zijn aan het vinden van onze familie en vrienden de hoogste prioriteit te geven. Sociale wetenschappers noemen dit het ‘sociale gehechtheidsmodel’ van massagedrag. Objectief gezien is het niet altijd de beste strategie. Hij kan er bijvoorbeeld toe leiden dat kostbare tijd verloren gaat die beter zou kunnen worden besteed door direct koers te zetten naar de dichtstbijzijnde uitgang. In bepaalde omstandigheden, zoals de nasleep van aardbevingen, kunnen bezorgde familieleden die proberen te helpen grootschalige professionele hulpacties hinderen. De krachten van sociale gehechtheid zijn buitengewoon sterk, maar moeten nog altijd worden ingepast in fysieke modellen van massagedrag.
Onontkoombaar gedrang
Als menigten zo dicht op elkaar gepakt zijn dat bewegen lastig wordt, neemt de rol van sociale krachten af. Alle onderzoeksresultaten wijzen er op dat het in dat geval de fysieke krachten zijn die schade aanrichten. Het kan zijn dat we anderen willen helpen, maar ons in het gedrang simpelweg niet meer kunnen bewegen. Of we nu kalm blijven of in paniek raken, de druk die we ondervinden van de lichamen om ons heen blijft gelijk.
Bij de ramp tijdens het concert van The Who was die druk afkomstig van mensen achterin in de menigte die zich verdrongen om binnen te komen, zich onbewust van de enorme druk die ze daarmee uitoefenden op degenen die al binnen waren. Op basis van video-opnamen van rampen met mensenmassa's zijn onderzoekers inmiddels bezig door te dringen tot de kern van het probleem en mogelijke oplossingen te vinden.
Het grondigste onderzoek op dit vlak vond plaats na de verschrikkelijke ramp met een mensenmenigte die zich op 12 januari 2006 voordeed bij de rituele steniging van de duivel tijdens de hadj in de stad Mina (iets ten oosten van Mekka). Minstens 346 pelgrims kwamen om en 286 raakten gewond nadat er zonder aanwijsbare oorzaak een enorm gedrang was ontstaan.
Jaarlijks komen rond de drie miljoen pelgrims samen in Mekka. De rituele steniging van de duivel is het hoogtepunt en symboliseert de beproevingen die Abraham onderging toen hij moest besluiten of hij, zoals Allah hem vroeg, zijn eigen zoon zou offeren. Pelgrims beklimmen de taluds van de meerdere verdiepingen tellende Jamaraatbrug in de stad Mina en bekogelen een van drie grote zuilen, de jamaraat, met kiezelstenen die ze op de Muzdalifahvlakte hebben verzameld. Op de eerste dag moeten zeven kiezelstenen worden geworpen naar de grootste zuil. Op de twee volgende dagen moet elk van de drie zuilen met zeven stenen worden bekogeld (in totaal dus 49 stenen in 3 dagen).
Voordat de zuilen werden vervangen door forse muren, gebeurde het regelmatig dat pelgrims gewond raakten door van de andere kant van de zuilen geworpen stenen die hun doel hadden gemist. De ernstigste problemen deden zich echter voor als mensen vertrapt werden door een menigte van mensen die dichter bij de zuilen probeerden te komen.
De tragische gebeurtenissen van 2006 werden vastgelegd door bewakingscamera's. Met behulp van moderne beeldanalysetechnieken zijn wetenschappers in staat geweest deze beelden nauwkeurig te onderzoeken en de bewegingen van individuele voetgangers en kleine groepen voetgangers na te gaan. Hun werk heeft tot dusverre onbekende kenmerken van het gedrag van zeer dichte menigten aan het licht gebracht.
Het eerst kenmerk is dat, ongeacht de dichtheid van de mensenmassa, de menigte als geheel in beweging blijft. Zodra de dichtheid van de menigte echter voldoende hoog wordt, blijven voetgangers af en toe staan. Deze golven van stoppen en weer doorlopen planten zich stroomopwaarts (tegen de looprichting in) voort en zijn duidelijk zichtbaar als je de beelden versneld afspeelt.
In eerste instantie veroorzaken zulke stop-en-loop-door-golven geen ernstige problemen, doordat mensen het gevoel hebben dat ze hun bewegingen nog enigszins in de hand hebben. Zodra de dichtheid echter overeenkomt met rond de 0,14 vierkante meter per persoon, worden mensen onvrijwillig voortgestuwd door de menigte. Als reactie proberen mensen meer ruimte te maken, bijvoorbeeld door andere mensen opzij te duwen. De hierdoor ontstane krachten in de menigte worden over grote afstanden bij elkaar opgeteld. Er ontwikkelen zich krachtenketens die tot grote schommelingen leiden in de grootte en de richting van de kracht die op een individu wordt uitgeoefend. De video-opnames laten zien dat de mensenmassa zich onder die omstandigheden opdeelt in kluitjes mensen die zich als één blok voortbewegen ten opzichte van naburige groepen. Het wegvloeien van de spanning kan heel onvoorspelbaar en onbeheersbaar verlopen, wat de kans vergroot dat mensen vallen. De wiskundige beschrijving van krachtenketens lijkt sterk op de wiskundige modellen voor de beschrijving van aardbevingen, en de gevolgen van de uiteindelijke uitbarsting kunnen net zo ernstig zijn.
Als individuen kunnen we maar bitter weinig uitrichten als we in dergelijke situaties verzeild raken. Het beste is ze uit de weg te gaan. Degenen die mensenmassa's aanwijzingen geven kunnen echter wel degelijk iets doen.
Het moet de Saoedi-Arabische autoriteiten worden nagegeven dat ze, als reactie op de wetenschappelijke studie naar de ramp met de hadj van 2006, onmiddellijk en doortastend hebben gehandeld. Er werd een nieuwe Jamaraatbrug gebouwd die een betere doorstroming en grotere stenengooicapaciteit bood. Ook werd het ontwerp van het omliggende plein aangepast om de in- en uitstroom van pelgrims beter in balans te brengen. Het ontstaan van grote mensenmassa's werd tegengegaan. De straten werden eenrichtingsverkeer, wat soepele en efficiënte voetgangersstromen mogelijk maakte. Er werden tijdschema's en een routeplanning voor groepen pelgrims opgesteld waarmee de stroom pelgrims beter over de dag kon worden verdeeld. Bovendien werd een automatisch telsysteem geïnstalleerd waarmee mensendichtheden in de gaten konden worden gehouden, stromen pelgrims konden worden omgeleid en tijdschema's konden worden aangepast. Als laatste, maar niet onbelangrijkste maatregel werd een bewustmakings-programma ingevoerd om pelgrims zowel voor als na hun aankomst over de locatie te informeren.
Samenvatting*
Mensenmenigten vertonen emergente complexe structuren die ontstaan onder invloed van fysieke en sociale krachten tussen individuen. Wat de beste manier is om je in mensenmassa's te gedragen hangt sterk af van hun dichtheid. In menigten van lage tot matige dichtheid is de beste oplossing om je bewust te zijn van de structuren die zich ontwikkelen (zoals stromen voetgangers) en er je voordeel mee te doen. Met pogingen om het beter te doen dan anderen zullen we uiteindelijk waarschijnlijk slechter af zijn.
De enige uitzondering hierop is als we ons in een menigte bevinden die op zoek is naar een uitgang om aan een gevaarlijke situatie te ontkomen. In dat geval is, bij het ontbreken van aanvullende informatie, de beste gok om 60 procent van de tijd met de massa mee te gaan en de overige 40 procent te gebruiken om los van de menigte op zoek te gaan naar andere mogelijke uitgangen.
Zodra menigten zeer dicht worden, raken we een groot deel van de controle over ons eigen lot kwijt. Het beste wat we kunnen doen is voorkomen dat we in dergelijke massa's verzeild raken. Als we ons aan de rand ervan bevinden, zouden we moeten proberen weg te komen en anderen ervan proberen te overtuigen dat ook te doen. Op die manier kunnen we een kleine bijdrage leveren aan het voorkomen van de catastrofale opbouw van druk in het hart van de massa.
Als laatste: als er gewaarschuwd wordt voor gevaar, kom dan onmiddellijk in actie en wacht niet af tot je in de menigte klem komt te zitten.
* Volgens professor Helbing kunnen de meeste van de in deze samenvatting besproken regels worden samengebald tot één simpel advies, dat net zo goed toepasbaar is als je in een menigte voetgangers loopt als in druk verkeer: houd altijd voldoende afstand van anderen.