15

Ditmaal was het triomfantelijke uur, waarvoor Simon Templar in het verleden zo vaak zijn leven gewaagd had, niet ver meer. Hij twijfelde er geen ogenblik aan of Nemo en Louie zouden hem zonder enige aarzeling afmaken indien zij, van zijn kant, ook maar het minste of geringste gevaar meenden te moeten vrezen.

Het was tevens een druk uur voor de regisseur en de technici. Alles was bereids in gereedheid gebracht. Doug Hawkins had de laatste toebereidselen getroffen, de instelling van de vijf camera’s op het enorme platform gecontroleerd, en zat nu in een stoel aan de arm van een soort van hijskraan te kijken naar het spel van een figurant die de rol van de dief speelde, naar de vitrine ging, het glas verbrijzelde, zich meester maakte van de juwelen, dan naar de uitgang rende en in een wachtende wagen sprong.

Zijn talrijke assistenten leidden het optreden van de figuranten, gaven voortdurend aanwijzingen, schoven nu eens deze, dan weer die groep naar voren. De doublure van Alaine had inmiddels reeds minstens twintig keer de scène van het verwisselen van de twee zakken gerepeteerd, met het licht van de schijnwerpers op haar gericht.

‘Okee!…’ verklaarde Hawkins opgewekt. En, als in een goed geregeld ballet, verscheen dan Simon Templar op het toneel. Hij droeg voor deze gelegenheid een door de regisseur gekozen kostuum: een donkergroen colbert met leren stukjes op de ellebogen een bruine pantalon, een effen groen overhemd en een donkere das. Hij had zich een vilthoed diep over de ogen getrokken. Hawkins nam hem kritisch op, knikte dan voldaan.

‘Uitstekend,’ zei hij. ‘Geen enkele getuige zou in staat zijn een bruikbaar signalement te verschaffen. Het masker?’ ‘Hier,’ antwoordde Simon, terwijl hij een reep zwart fluweel uit zijn zak haalde.

Inmiddels was het de beurt van Alaine om op te treden. Zij droeg een wijde grijze bontmantel. Haar lange blonde haar hing af tot op de weelderige zachte pels. Persfotografen richtten hun camera’s, namen foto na foto. Nemo wreef zich in de handen, met de publiciteit ging alles naar wens. Wat de juwelier betrof, hij bekeek het allemaal met gemengde gevoelens. Hij dacht eveneens aan de publiciteit, maar tevens aan zijn juwelen. Nemo had hem in elk opzicht gerustgesteld, maar hij had het niettemin een ogenblik benauwd toen het ogenblik om de stenen te overhandigen gekomen was. Een waarde van twee millioen dollar!… Nemo kwam naar hem toe, beminnelijk glimlachend, vergezeld van een indrukwekkende bewaker die hij aan de juwelier voorstelde.

‘Mr. Donald, de bewaker die belast is met het toezicht op de juwelen. Ik hoop dat hij u vertrouwen inboezemt.’ ‘Okee,’ zei Donald, zonder verder commentaar. Met afgemeten passen, en weldra vergezeld door Simon en Hawkins, begaf het trio zich naar centrale vitrine. De glazen kast werd geopend, de stenen werden uitgestald op blauwachtig fluweel om hun schittering des te beter te doen uitkomen. Vervolgens verwijderde men zich. Nemo wendde zich tot de bewaker: ‘Verlies de stenen geen seconde uit het oog.’ Dan wendde hij zich tot de regisseur: ‘Schiet op, Hawkins.’ Hawkins knikte.

‘Nog één korte repetitie voor de Saint en Miss Lang,’ zei hij, ‘en dan draaien we.’

Het werd meteen gedaan. Simon bond zich het fluwelen masker voor. Alaine begaf zich naar haar plaats bij de ingang. De figuranten stonden klaar op het podium zowel als buiten waar men een straat uit New York had nagebouwd. Hawkins klapte in de handen.

‘Dit keer, Saint, doe je alsof je de ruit breekt maar doe ‘t niet echt.’

En het tafereel begon zich af te spelen in het felle licht van de lampen, onder het heen en weer draaiend oog van de camera’s. Simon stond in een hoek van hetgeen een zaal in een museum voorstelde. Op een teken van Hawkins duwde hij een geüniformeerde bewaker opzij, bereikte de vitrine, deed alsof hij het glas versplinterde, de stenen stal en in een leren zak stopte, rende dan naar de uitgang. Bij het passeren van de draaideur overhandigde hij de zak haastig aan Alaine, greep de zak die zij hem toereikte, rende naar buiten, naar de lege wagen die daar stond te wachten. Hij wierp zich achter het stuur, reed dan naar de uitgang van de studio, terwijl een menigte figuranten heen en weer slenterde in hetgeen een straat uit New York voorstelde. De indruk van echtheid was perfect.

Een fluitstoot kondigde inmiddels het eind van de scène aan. Simon draaide, reed langzaam terug, zette de wagen weer op zijn oorspronkelijke plaats en betrad opnieuw de studio. Hier en daar werd bescheiden geapplaudisseerd. Hawkins was in de wolken. ‘Schitterend!’ riep hij uit.

‘Eerste klas!’ zei een verslaggever. ‘Morgen biedt Para-mount je een contract aan, Templar.’ Inmiddels vroeg Simon:

‘Alles is in orde, op één kleinigheid na… waar sla ik het glas mee stuk?’

‘Hiermee,’ kwam Nemo tussenbeide. ‘Wij hadden er heus wel aan gedacht, weet je. Maar er was altijd het risico dat je zö in je rol zou gaan dat je het glas metterdaad stuk zou hebben geslagen.’

Hij overhandigde Simon een 9 mm Smith & Wesson. ‘Als je deze revolver bij de loop vasthoudt is het een uitstekende hamer.’

‘Ja,’ zei Simon, ‘maar laat ik je er even bij vertellen dat ‘t in werkelijkheid nooit zo zou gaan. Dit soort vitrines is van onbreekbaar glas. Wat denkt u er van, Mr. Donald?’ besloot hij, zich tot de juwelier wendend. De regisseur begon echter ongeduldig te worden. ‘Opschieten! Opschieten, Saint… eer de zaak ‘koud’ wordt!…’ Hawkins stond inmiddels weer op de verhoging vanwaar hij het gehele toneel kon overzien. Hij blies op een fluitje, en meteen stond iedereen onbeweeglijk stil. De diamanten schitterden achter het glas van de vitrine in het midden van de zaal.

Simon had inmiddels zijn masker voorgedaan. Hij woog het wapen op de palm van zijn hand, zocht het zwaartepunt er van. Het scheen hem maar weinig vertrouwen in te boezemen. Hij dacht onwillekeurig even aan zijn trouwe Hoppy Uniatz die een zo slecht onderhouden wapen ongetwijfeld luidkeels zou hebben afgekeurd.

‘Klaar?’ brulde de eerste assistent. Hij wendde zich tot Hawkins, in afwachting van diens bevelen. ‘Draaien!’ riep deze.

En opnieuw volgde de zo zorgvuldig gerepeteerde scène. Simon begeeft zich naar het midden van de zaal, de rechterhand in zijn zak. Vlak bij de vitrine gekomen rukt hij de revolver te voorschijn, verbrijzelt het glas met de kolf van zijn wapen. Glassplinters spatten naar links en naar rechts. Temidden van het inmiddels om hem heen ontketende tumult en het onthutste publiek maakt hij zich van de juwelen meester, stopt deze in een leren zak en neemt de vlucht. Het heeft

allemaal amper drie seconden geduurd. Mr. Donald staart onafgebroken naar de zak die Simon in de hand houdt. De camera’s volgen de vluchteling, met de reusachtige bewaker op zijn hielen.

Simon heeft inmiddels reeds de draaideur bereikt. Een vrouw komt te voorschijn. Het is Alaine, die haar hand uitsteekt en Simon een soortgelijke zak overhandigt. Hij ziet de kwellende angst in haar ogen, maar hij talmt geen seconde. De zakken zijn inmiddels verwisseld. Slechts een scherp opmerker, die bovendien heel dicht in de buurt had moeten zijn, zou de manoeuvre van het verwisselen van die zakken gezien kunnen hebben. Reeds staat Alaine buiten het bereik van de camera’s die zich nu nog slechts bezighouden met de Saint. Hij bereikt inmiddels de auto, opent het portier… En dan ziet hij, weggedoken op de vloer, niemand meer of minder dan Little Louie in eigen persoon. Niemand kan het kleine gedrocht zien; niemand, behalve Simon. En Louie richt een pistool op hem, en dat wapen is een overtuigend argument.

‘Stap in, Saint!’

Simon kan onmogelijk terug. In de ogen van het gedrocht broeit moord, en wraaklust. ‘Stap in!’

Simon zit reeds achter het stuur, trekt het portier dicht,en start.’Harder!’

Maar wat wil Little Louie nu feitelijk? Simon krijgt gauw genoeg antwoord op die vraag. Hij blijft in de rol die hij heeft ingestudeerd. Tussen de figuranten door, die een flanerende menigte voorstellen, passeert hij andere wagens die de indruk van een stadsbeeld nog moeten versterken. Goed, hij rijdt naar de poort van de studio’s van de I.V. Motion Pictures…

Nee! Hij rijdt verder dan dat.

‘Rij door! Stop niet! En doe je masker af! En je hoed!’ Hij gehoorzaamt, hij gehoorzaamt opnieuw! Hij schijnt te zullen blijven gehoorzamen. Little Louie, ineengedoken op de vloer, lacht smalend: ‘Gehoorzaam, eh!…’

Hij ziet dat Simon nog steeds de zware revolver in de hand heeft, en spot:

‘Daar zou ik maar niet op vertrouwen. Een stuk speelgoed. We zijn zo verstandig geweest het niet te laden, met ‘t oog op je zenuwen. Vooruit! Door de poort! En vergeet niet de portier te groeten. Hij is namelijk erg gesteld op goede vormen.’

De portier opent inmiddels de hekken. Hij heeft Simon herkend achter het stuur. Hij glimlacht, en Simon wuift even. ‘Tot ziens, Saint!… Je steekt Gary Cooper al naar de kroon.’ De partij schijnt gewonnen, voor Nemo en consorten. Little Louie komt uit zijn ongemakkelijke positie overeind en gaat naast de Saint zitten.

‘Geef me die revolver. Je mocht je eens zeer doen.’ De Saint gehoorzaamde zonder een woord van protest. Hij wist dat de ander gespannen was als een stalen boog. Bij het geringste teken van verzet zou Little Louie de trekker overhalen, maar al te blij Simon Templar voor het hoofd te schieten.

In de studio heerste inmiddels paniek, chaos, en iedereen scheen zowat aan verstandsverbijstering te lijden. Joe Nemo had zijn doel niet gemist. Hij had gehoopt op iets sensationeels, en hij kon tevreden zijn. Gevaarlijke Schat zou volle zalen trekken, alleen reeds vanwege hetgeen er na de opname gebeurd was: de Saint, die er met de juwelen vandoor was.

Men had eerst gewacht op de terugkeer van de auto, zoals bij de repetitie. Maar, toen er maar steeds geen wagen verscheen, en ook geen Simon Templar, begon ongerustheid zich van Hawkins meester te maken.

‘Wel?’ vroeg hij, zich tot een assistent wendend. ‘Wat voert hij uit? Hij reed zo hard dat hij best in de decors beland kan zijn. Ga eens kijken.’

De assistent snelde weg, keerde dan verslagen terug. ‘Hij’s weg…”Weg?’ kreunde Mr. Donald verblekend

‘Hij is in vliegende vaart de poort uitgestoven. En verder geen nieuws!’

‘Maar… maar dat bestaat niet!’ kreunde de juwelier. ‘Miss Lang!’ schreeuwde hij, alsof hij van haar uitkomst verwachtte.

Wat kon het hem tenslotte schelen of Simon er vandoor was gegaan. De juwelen waren immers in handen van de jonge vrouw. Alaine was inmiddels dichter bij gekomen. ‘Gauw! M’n stenen! Die zak!’ brulde de juwelier. Met een vermoeide glimlach stelde zij hem de zak ter hand. Zij begreep wat er in hem moest omgaan. Zij voelde dat de doordringende blik van Nemo op haar rustte, maar tevens herinnerde zij zich de opdracht van Simon: in alles de bevelen van Nemo op te volgen. Donald greep de zeemleren zak, rukte de koorden los, liet de stenen op de palm van zijn hand rollen, en slaakte een gesmoorde kreet. Hij wankelde. De bewaker schoot net op tijd toe om hem op te vangen en naar een zitbank te leiden, terwijl de juwelier kermde en kermde:

‘Kiezelstenen!… Kiezelstenen!… En de Saint er vandoor met de echte!… Twee millioen dollar!’

In elk geval was het een succes waar het de pers betrof. De journalisten hielden niet op elkaar te feliciteren. Wat een uur! Een onsterfelijk moment in de annalen van de cinema! Alaine keek zwijgend toe, en het duizelde haar. Onder haar mantel voelde zij het gewicht van een andere zak, geheel gelijk aan die welke zij de juwelier overhandigd had, maar dit was de echte, de zak die Simon haar gegeven had. Op het moment waarop ‘Alles klaar!’ bevolen was, even voor het filmen, had zij onverwachts Nemo naast haar zien opduiken. Het kritieke moment in haar jonge leven was aangebroken. Nemo deed alsof hij een kleinigheid aan haar kostuum verschikte, maar inmiddels fluisterde hij haar toe: ‘Deze zak geef je aan Donald terug. De andere, die je straks van Templar krijgt, hou je bij je en overhandig je later aan mij.’

Zij had willen protesteren, overweldigd door een stortvloed van gruwelijke verdenkingen. Maar dan had haar blik die van de Saint ontmoet, en die blik beval haar te gehoorzamen, en zij had gehoorzaamd.

Maar nu? Nu dat de Saint de vlucht had genomen. Maar nu, terwijl zij de echte stenen in handen had? Moest zij blijven zwijgen en de zwendel rustig door laten gaan? Stond er niet, achter al hetgeen zij gedacht en gehoopt had, een samenzwering die zich uitstrekte tot Nemo, tot Templar ook die haar eenvoudig gebruikte als een pion in zijn duivelachtig spel? Zij scheen niet meer te kunnen denken. Sprakeloos staarde zij naar het schouwspel dat de studio opleverde toen het nieuws bekend werd: ‘De Saint is er met de echte stenen vandoor!’ Donald brulde en gilde:

‘De politie!… Jij bent verantwoordelijk, Nemo!’ Nemo haalde de schouders op.

‘Je bent gek! De klap komt voor mij nog ‘t ergste aan. Ik had Templar nog voor enkele andere opnamen nodig. Best mogelijk dat m’n hele film nu naar de haaien is. En die diamanten van jou komen wel terug. Wis en waarachtig. Daar is de politie immers voor!’ Hij wendde zich plotseling tot de reusachtige bewaker: ‘En jij? Wat deed jij, inplaats van het oog te houden op de juwelen van Mr. Donald?’ ‘Ik heb er voortdurend op gelet, Mr. Nemo. Templar heeft ze in een zak gestopt en heeft die zak aan Miss Lang overhandigd. Ik heb ‘t zelf gezien.’

‘Ah, mijn juwelen waren dus kiezelstenen?’ snauwde Donald. ‘Allicht niet,’ zei de bewaker. ‘Templar is handig genoeg om die zakken al rennende te verwisselen.’ En zo groot bleek de faam van de Saint dat niemand het waagde twijfel aan de juistheid van die stelling te opperen. De Saint had gebruik gemaakt van die enkele meters tussen de vitrine en de draaideur om een eerste verwisseling uit te voeren, vervolgens de kiezelstenen aan Alaine te overhandigen en er dan vandoor te gaan met juwelen die een waarde van twee millioen dollar vertegenwoordigden. ‘Ik zie ze nooit meer terug…’ kreunde de juwelier. ‘Maar ze zijn immers verzekerd,’ mompelde een journalist. De juwelier bleek echter ontroostbaar, glimlachte bleek. ‘Verzekerd!… Doet ‘t geld er iets toe? Die stenen waren de roem van mijn collectie!’

Geleidelijk aan kwamen er meer bijzonderheden binnen. Men hoorde dat de Saint de poort uit was gereden, nagewuifd door de portier. Hij zat achter het stuur, alleen in de wagen. Iemand kende toevallig het nummer: XXQ-9715. De politie had het nummer reeds uitgezonden. In de studio heerste inmiddels steeds groter verwarring, deed eerder denken aan een verstoord mierennest dan aan een tempel van de cinematografische techniek. Alaine had zich teruggetrokken in haar kleedkamer, gebroken, tot geen reactie in staat. Nemo had haar naar haar kamer gebracht, haar ondersteunend met zijn om haar middel geslagen arm. Tenminste, die indruk maakte het; in werkelijkheid kreeg zij geen kans zich te verzetten. Hoofdschuddend verklaarde Nemo inmiddels tegen de omstanders: ‘Arme meid, ze voelt zich mede schuldig aan de roof. Zij heeft immers de zak met kiezelstenen in ontvangst genomen toen de Saint er met de juwelen vandoor ging.’ Maar inmiddels beval hij haar fluisterend dat zij haar mond diende te houden. Geen woord! Op de drempel van de kamer zei hij tegen een kleedster: ‘Haal een dokter!… Gauw!’

Het schonk hem de gelegenheid Alaine op een divan neer te leggen en te eisen: ‘Geef me die zak!’

Voortdurend had zij die zak, de echte, in haar hand gehouden ; de zak, die Simon haar op het moment van de verwisseling had overhandigd, die dus de collectie Donald bevatte. Wat had haar er van weerhouden de juwelen terug te geven? Misschien de gedachte aan Tom, hoofdzakelijk echter de opdracht die Simon zo nadrukkelijk had herhaald: gehoorzamen aan Nemo.

Zij overhandigde de schat aan Nemo, die maar net de tijd had deze in zijn zak te steken eer de dokter binnenkwam. Deze onderzocht de patiënte, en zijn besluit liet niet op zich wachten. Hij was gewend aan dat soort ziekte van filmsterren, schreef onveranderlijk hetzelfde recept voor: een kalmerend middel, desnoods een slaapmiddel. ‘Een paar uur rust, en Miss Lang kan gerust weer filmen.’ En, terwijl de dokter nog even bij Alaine bleef, haastte Nemo zich naar zijn bureau. Het eerste wat hij er vernam was dat men de wagen XXQ-9715 in Santa Monica gevonden had, onbeheerd, op San Vicente Boulevard. Geen spoor van de Saint. Niemand had hem gezien.

‘Dat maakt ‘t zoeken niet eenvoudiger,’ zei de inspecteur die het bericht was komen brengen.’Met iemand zoals Templar…’ Nemo trok de wenkbrauwen op en trok het bij de ongelukkige gebeurtenissen passende gezicht. Hij speelde zijn rol uitstekend, ook al was het bericht voor hem geenszins een nieuwtje. Samen met Little Louie had hij het plan uitgewerkt: de wagen van de studio verlaten en Simon dwingen plaats te nemen in een andere wagen die geparkeerd stond voor nummer 1704, San Vicente Boulevard. Enkele ogenblikken later was Nemo alleen in het ruime vertrek dat in zekere zin het bolwerk was van de man die de studio leidde. En dan kon hij onmogelijk langer weerstand bieden aan de verleiding. Hij schoof de grendel op de deur om verrassingen met mogelijk rampzalige gevolgen te verhinderen, ging achter zijn bureau zitten, en haalde de zeemleren zak te voorschijn die Alaine hem had overhandigd. Hij maakte de koorden los om twee millioen dollar voor zijn ogen uit die zak te zien rollen. Een onmetelijk fortuin, afkomstig van diefstal waarvan Simon Templar beschuldigd zou worden. Maar hij, Nemo, kon elders een nieuw leven beginnen, vrij van zorgen, en zonder het gevaar van in de gevangenis te belanden. Natuurlijk, hij zou zich een paar offers moeten getroosten; de Reverend, bijvoorbeeld,en ook Little Louie; en, wat Alaine betrof, hij zou haar zo spoedig mogelijk trouwen zodat zij dus nooit meer tegen hem zou kunnen getuigen!

De diamanten rolden over de tafel, fonkelend en sprankelend…

Tenminste, dat was het verblindend schouwspel dat Joe Nemo verwachtte te zullen zien. Maar er rolde niets anders over de tafel dan door de zee gepolijste kiezelsteentjes. En op elk steentje had een spottende pen een mannetje getekend, met een aureool…

Een dof gerochel smoorde Nemo in de keel.