13
Nemo had inderdaad alles op alles gezet, waagde zijn hele fortuin, alles waarover hij maar kon beschikken, want in zijn ogen was de partij dat waard.
De vorige dag, toen Simon haastig even naar San Francisco was geweest, had Nemo zich naar Pershing Square begeven in de omgeving waarvan hij een afspraak had met een zekere William B. Donald, een van de belangrijkste juweliers van de stad, en misschien de aller-belangrijkste. Donald behoorde tot het type koopman dat men af en toe eens tegenkomt, het soort dat dik in de duiten zit; lieden, die onomstotelijk geloven dat zij speciaal gefabriceerd zijn door een heel bijzonder soort van godheidje. Heel zijn verschijning ademde welstand en een weelderige levenswijze die zich, bijvoorbeeld, manifesteerde in ‘s mans dure kleren, zijn zijden dassen, de speciaal geciseleerde manchetknopen, zijn schoenen met zes extra-dunne zolen en zijn bril van licht schildpad. Betrad William B. Donald een kamer, een kantoor, een theater of een restaurant, dan nam hij onveranderlijk de beste plaats of de gunstigst geplaatste tafel, waaraan hij dan met veel deftigheid plaats nam en min of meer Olympisch om zich heen keek: - Jupiter, die zich verwaardigde op deze aarde neer te dalen.
Op dit moment, in zijn particuliere vertrekken op de 17e verdieping van een gebouw in Fifth Street, op korte afstand van het Baltimore Hotel, onderhield hij twee bezoekers in een privé-kantoor zo groot als een salon in het Paleis van Versailles. Door de hoge vensters zag men, niet ver vandaar, de zevenendertig verdiepingen van City Hall, hoog uitrijzend boven de omgeving.
Weggezakt in een fauteuil met de allures van een familie-138
grafkelder, luisterde de juwelier naar een uiteenzetting van Joe Nemo.
‘Beschikt u over een waarde van twee millioen dollar aan edelstenen? Natuurlijk de meest sensationele die er te vinden zijn.’
Op korte afstand, in een fauteuil waarin zijn gedrochtelijke gestalte nagenoeg verdween, zat Little Louie, die slechts luisterde, zonder de ander in de rede te vallen. Alleen op die voorwaarde had hij trouwens mee mogen gaan. De juwelier lachte zelfvoldaan.
‘Twee millioen, een bagatelle, Mr. Nemo! U vergeet blijkbaar dat wij terecht beschouwd worden als de grootste juweliers van heel de kust. Ik durf zelfs te zeggen dat wij zelfs in het Westen onze gelijken niet hebben. Maar wat wilt u met die twee millioen? Toch zeker niet voor een film, wel?’ ‘U vergist zich, Mr. Donald,’ antwoordde Nemo, met een glimlach, zo glad als de snede van een mes. ‘Het betreft hier een opname voor Gevaarlijke Schat!’ ‘Men gebruikt nooit echte stenen in een studio. En ik heb enige ervaring op dat gebied.’
Nemo, helemaal in zijn rol van deskundige, protesteerde: ‘Neemt u mij niet kwalijk, Mr. Donald, maar ik sta er op dat tijdens die opnamen in mijn studio alles wel degelijk écht is. Ziet u, dat geeft de film zowel als de acteurs een bepaald cachet.’ Hij boog zich naar voren en lachte even. ‘En denk toch aan de publiciteit, Mr. Donald!’
Mr. Donald gaf geen antwoord; hij luisterde, knikte en keek om beurten naar Nemo en het zonderlinge gedrocht dat deze vergezelde. Het maakte op hem geen prettige indruk, maar kon hij het hem gedane aanbod weigeren? Een unieke kans, ongetwijfeld. Nemo vervolgde:
‘U kunt mij voor excentriek houden, Mr. Donald, en dat is uw goed recht. Ik heb besloten echte stenen in de toonkasten van het museum te plaatsen wanneer wij morgen die opnamen draaien. Mocht u zich verplicht achten mijn aanbod af te wijzen…’Hij keek de bolwangige en dikbuikige koopman aan, en voegde er dan als terloops aan toe, in de hoop ‘s mans ijdelheid te kwetsen: ‘Ik begrijp uw bezwaren, Mr. Donald, maar uw collega’s zijn vermoedelijk minder veeleisend.’ Mr. Donald hief een met een zware ring versierde hand op en het licht vonkte in de diamanten. ‘Ik neem uw voorstel aan.’
‘Ik heb er geen moment aan getwijfeld,’ zei Nemo, met een knipoog tegen zijn assistent.
‘Hoe dan ook,’ wierp de juwelier tegen, ‘de stenen moeten in dat geval speciaal verzekerd worden. Dat zal u een slordige duit kosten. Niet dat wij argwaan…’ Nemo viel hem haastig in de rede. Het bedrag van de verzekering liet hem koud.
‘Ik heb reeds de nodige stappen genomen. Mijn assuradeur wacht op uw orders, en als u bovendien zelf ook nog een verzekering aan wilt gaan dan staat u dat natuurlijk vrij. Ik ben bij voorbaat bereid alles te doen wat u verlangt als deze film maar wordt wat ik er van verwacht.’ Hij stond op, en mompelde alsof hij reeds bij voorbaat genoot van de koppen in de kranten:
‘Twee millioen dollar aan juwelen in de studio!… Stel u even voor! Geen vrouw ter wereld zal zich dus de kans laten ontgaan om die film te zien.’
William B. Donald knikte met zijn overdadig doorvoede hoofd en zijn vette nek perste zich uit de omklemming van de hoge boord. Zijn gezicht vertrok tot iets dat even goed een grimas als een glimlach had kunnen zijn. Toen stond hij op en ging naar een venster, staarde enige tijd naar het unieke panorama van Los Angeles, draaide zich dan langzaam op zijn hielen om:
‘Waarde heer Nemo, vergeef me mijn nieuwsgierigheid, maar zoudt u mij willen zeggen waartoe mijn juwelen moeten dienen?’
‘Wel…’ antwoordde Nemo, met een poging geruststellend te glimlachen, ‘uw juwelen spelen een rol in Gevaarlijke Schat, zijn, om zo te zeggen, de ware sterren van die film, meer zelfs dan Alaine Lang.’
‘Dus is het uw bedoeling die stenen te exposeren? U had het zo net over een museum.’
Nemo knikte: ja, zijn regisseur - niemand minder dan Doug Hawkins - zou de volgende dag één van de voornaamste scènes van die film draaien. Het toneel, de achtergrond, was een groot en modern museum in New York, waar, volgens het scenario, de juwelen geëxposeerd waren. ‘Maar,’ hervatte de juwelier, ‘als ik u goed begrijp, stelt u zich er mee tevreden die stenen in dat museum te exposeren?’ Nemo keek hem aan met een ironische glimlach in zijn grijze ogen.
De juwelier hervatte: ‘Ongebruikelijk, dat moet ik zeggen… Twee millioen dollar aan edelstenen!’ Plotseling scheen hem iets in te vallen, want hij fronste: ‘Wacht eens even, ik heb ergens gelezen dat u de beroemde Saint geëngageerd had. Onmogelijk!’
‘Integendeel, zo mogelijk als iets!’ antwoordde Nemo. ‘De stenen worden gestolen.’
‘Eh?…’
‘Volgens het scenario, natuurlijk. Dat is dan hun laatste noodlottige avontuur. Vergeet niet, Mr. Donald, dat, volgens de overlevering, die stenen de eigenaars ongeluk aanbrengen.’
De juwelier gaf geen antwoord, maar zijn voorkomen verried gestaag groeiende ongerustheid. De reclame-mogelijkheid trok hem aan, maar hij dacht tevens aan het risico. Hoe dan ook, de stenen waren in elk geval verzekerd. Hij keerde naar zijn schrijftafel terug en drukte op een knop van de interfoon. ‘Stuur mij Balstraight.’
Hij verbrak de verbinding, zei tot zijn bezoekers in het algemeen:
‘Dat is mijn particuliere assuradeur. Dat zal u een aardige som kosten, Mr. Nemo.’
Nemo glimlachte voldaan. Little-Louie hees zich op uit zijn fauteuil.
‘Mr. Donald,’ zei hij, ‘een pracht van een affaire voor u!’
Toen hij de studio’s van I.V. Motion Pictures bereikte, begaf de Saint zich rechtstreeks naar het voor hem gereserveerde vertrek. Jessica, de secretaresse, begroette hem opgewekt: ‘Ik begon me al ongerust te maken…’ ‘Niet doen,’ zei Simon luchtig, ‘nooit.’
‘Jij…’ mompelde Jessica, met een gloed van bewondering in haar ogen.
Hij schudde het hoofd, verving zijn colbert door een jasje met korte mouwen en begaf zich naar de studio waar men inmiddels bezig was met het ‘schieten’ van opnamen. Er heerste de gebruikelijke spanning die het begin van het ‘draaien’ vooraf gaan.
Simon keek om zich heen. Van drie verschillende tonelen of ‘platforms’ had men er één gemaakt en het stelde nu een ruime zaal in een museum voor. Aan de wanden hingen copieën van oude meesters, de vitrines langs de wanden fonkelden en schitterden. In het midden, omgeven door een hek, stond een tafel waarop een glazen bol. Onder die stolp zouden straks de juwelen van Gevaarlijke Schat ten toon worden gesteld.
Alaine Lang bevond zich op het toneel. Zij zat voor een verplaatsbare toilettafel en werd middelerwijl gekapt. De Saint kwam naar haar toe. Zij wuifde even. De opmaker zei: ‘Niet spreken, Miss Lang.’
Hij was bezig met het aanstiften van haar mond. Toen hij er mee klaar was ging hij een stap achteruit om zijn werk te bewonderen. Alaine was inmiddels opgesprongen en had zich bij Simon gevoegd.
‘Oh, Simon,’ mompelde zij, ‘ik heb al zo lang op je gewacht!’ ‘Ik had je beloofd dat ik vanmorgen hier zou zijn.’ Zij haalde met ‘n kinderlijk gebaar de schouders op. Simon had eensklaps diep medelijden met haar, en hij zag er tegenop haar in kennis te moeten stellen van de dood van Tom; - een sterven zonder glorie, neergeschoten door een bende-[)— lid. Hij beheerste zich echter. Hij had een taak te vervullen. Hij had zich voorgenomen de bende uit te roeien, en niets kon hem er van weerhouden.
‘Darling,’ zei hij, zijn stem dempend, ‘je bent niét van idee veranderd?’
Zij keek hem vragend aan, haar oogleden knipperden even, en dan kwam het antwoord waarop hij gerekend had: ‘Ik zal doorzetten tot ‘t einde,’ beloofde zij hem. ‘In dat geval, Alaine, doe je precies wat Nemo zegt.’ Deze verscheen toen juist op het toneel. Een zorgvuldig maar onopzichtig gekleed heerschap volgde hem, met nogal solemnele schreden. Nemo, kennelijk met het geval ingenomen, stelde de een aan de ander voor.
‘De beroemdste juwelier ter wereld, Mr. William B. Donald in eigen persoon.’ En dan, met nadruk op elk woord: ‘De collectie juwelen die wij in Gevaarlijke Schat te bewonderen krijgen, is de collectie van Mr. Donald.’ Hij wenkte Little Louie, die gemeen grijnsde en dan met opgestoken duim naar een deur wees waardoor inmiddels twee personen binnenkwamen, voorafgegaan door een groom en gevolgd door journalisten van een groot plaatselijk blad. Een er van had een fototoestel bij zich. De pers was uitgenodigd tot het bijwonen van deze grote scène. In het aanzwellend rumoer wendde Nemo zich tot de Saint, stelde hem voor aan Mr. Donald, voerde beiden dan naar de vitrine in het midden van het toneel. ‘Hier,’ verklaarde hij, ‘slaan dan de rovers hun slag.’ De juwelier knipperde onwillekeurig even met de ogen. Hij loosde een diepe zucht, en het spreken scheen hem moeilijk te vallen: ‘Wij hebben een speciale verzekering afgesloten, Mr. Nemo, maar hebt u gezorgd voor extra bewaking?’ Nemo draaide zich om, wees naar de verschillende deuren van de studio, naar de potige heren die daar kennelijk op wacht stonden. Mr. Donald scheen voldaan. Nemo ging verder met zijn uiteenzetting.
‘Ziet u, volgens het scenario dringen de rovers van de Gevaarlijke Schat deze zaal van een groot museum in New York binnen…’ Hij wees met weids gebaar om zich heen. ‘De bandieten maken gebruik van een moment van onoplettendheid van de bewaker die woorden heeft met enkele bezoekers - een ruzie, natuurlijk, die zorgvuldig ingestudeerd is - en op dat moment verbrijzelen de bandieten het glas van de vitrine en gaan er vandoor, terwijl twee er van het publiek met behulp van vuurwapens in bedwang houden.’ Mr. Donald scheen niet onder de indruk. ‘Alledaags,’ zei hij minachtend.
‘Helaas, zo is ‘t,’ erkende Nemo, als met tegenzin. ‘Zoiets komt inderdaad maar al te vaak voor. Mr. Templar heeft evenwel een originele wijziging in het oorspronkelijke scenario voorgesteld, waardoor het geheel veel en veel spannender wordt.’
Mr. Donald kwam, zijns ondanks, onder de indruk. Hij begon vragen te stellen, maar op een toon die een mengeling van ongerustheid en nieuwsgierigheid verried. Wel, het ging tenslotte om zijn diamanten. Hij begon aan de echtheid van
de geschiedenis te geloven.
‘Welnu,’ hervatte Nemo, terwijl er zich inmiddels bij hen gevoegd hadden: Doug Hawkins, de regisseur, Lalaine Lang met Simon, en dan tevens Little Louie. ‘Na de diamanten geroofd te hebben, stopt de dief deze in een zak…’
‘Close-up’, mompelde Hawkins knikkend. ‘Dan rent hij naar de uitgang van het museum. Nemo strekte de arm uit. Een wand van de studio was inmiddels weggeschoven eri men zag nu, als achtergrond, een grote en brede straat in New York, vol voetgangers en verkeer. Alles buitengewoon realistisch.
‘Bij de uitgang komt het tot een treffen tussen de dief en een bewaker. De bewaker stort neer, de dief snelt naar buiten, maar… juist op dat moment ontmoet hij een vrouw, op wie niemand gelet had, een handlangster van de bende.’ ‘Dat ben ik,’ zei Alaine, en kwam een stap naar voren. ‘Uiteraard. En dat is niet meer dan normaal want door heel het scenario heen speel hij de rollen van degenen die de Gevaarlijke Schat in bezit hebben gehad… en er het slachtoffer van zijn geworden.’
De juwelier keek naar het gezicht van de actrice; een gezicht, dat door enkele films en veel handige reclame algemeen bekend was geworden. ‘En dan?’ vroeg hij.
‘En dan,’ herhaalde Nemo, ‘maakt Alaine zich meester van de zak met edelstenen en overhandigt de dief een zak die er precies eender uitziet maar niets anders bevat dan kiezelstenen. Deze!’
‘Hah…’ mompelde Mr. Donald, min of meer gerust gesteld.
‘Ja,’ zei Nemo. ‘Ziet u, de zak, de zak met de echte stenen, verlaat geen moment de studio. U kunt er zelf voortdurend het oog op houden. Bent u nu gerust, Mr. Donald?’ Mr. Donald knikte voldaan, had echter toch nog één bezwaar. ‘De juwelen liggen in de vitrine, de dief stopt ze in een zak, de zak gaat vervolgens over in de handen van Miss Lang… Maar op voorwaarde dat de dief de zakken wel degelijk verwisselt.’
En de volgende woorden van Nemo waren als een inslaande bom. Hij zei, en zonder zijn stem voor zo’n verrassende mededeling te verheffen, terwijl Little Louie de aandacht van de pers afleidde:
‘Wat hebt u te vrezen, Mr. Donald, aangezien uw juwelen gestolen worden door… de Saint!’