4

Alaine Lang voerde Simon naar de eerste verdieping van een gebouw dat geen enkele aanduiding of benaming droeg, zodat men er niet bang hoefde te zijn voor invasies van lieden op zoek naar een baantje.

‘Een uitvinding van Joe,’ verduidelijkte Alaine. ‘In elk geval kun je hier ongestoord werken.’

‘Op voorwaarde dan altijd,’ zei Simon, met een glimlach op zijn gebronsd gezicht, ‘dat ik op zijn voorstel inga.’ Zij ging hem voor, een trap op, opende een deur: een kantoor, enkele stoelen, een divan in geval de nijvere gast even wilde uitrusten. Geluiddichte wanden, gedempt licht, air con-ditioning; kortom, een ideale werkkamer. Alaine bleef op de drempel staan. Simon vroeg haar, onwillekeurig zijn stem dempend:

Was ‘t jouw idee om mij tot technisch adviseur te bombarderen, of?…’ Zij hief afwerend haar hand op.

‘Je was toch van plan om me uit te nodigen om samen te gaan souperen?’

Haar gezicht was strak en onbewogen, vertoonde geen spoor van opgewektheid. Simon had de indruk dat hij voor een raadsel stond dat, hoe dan ook, belangrijker was dan de door Alaine aan de dag gelegde en, naar zijn gevoel, geforceerde beminnelijkheid. Slechts één keer had zij zich vertoond in haar ware gedaante, namelijk toen hij dat misselijke gedrocht Little-Louie had afgetuigd. Wel, overwoog hij, hij speelde mee en wel op de manier die men hem had voorgesteld. Aan de ene kant, Joe Nemo die heel erg gesteld scheen op zijn medewerking als technisch adviseur bij de productie van Gevaarlijke Schat; aan de andere kant, Alaine Lang die zo onmiskenbaar ten prooi was aan een of andere kwellende angst.

‘Wanneer dineren samen?’ vroeg Simon dus.

Zij antwoordde, haar stem gedempt tot een gefluister als van iemand die werkelijk ergens voor beducht is:

‘Hoe eerder hoe beter.’

‘Vanavond?’

Zij knikte, kwam dan een stap dichter bij en fluisterde hem in het oor:

‘Kun je Nemo niet meteen zeggen of je zijn voorstel al dan niet aanneemt?’

Hij keek haar diep in de ogen, vroeg twee of drie dagen bedenktijd, voornamelijk om zodoende ruimschoots de tijd te hebben om weer contact op te nemen met Lin Chang-Pu, en, indien nodig, even naar San Francisco heen en weer te vliegen. Een onmiddellijk aanvaarden van de aanbieding van Joe Nemo betekende daarentegen een duik in het onbekende, zonder de kans zich daarna nog terug te trekken. Maar daar was tevens Alaine, haar verrukkelijke schoonheid en, bovenal, ja, bovenal hetgeen de Saint voorvoelde: Avontuur wachtte hem in de studio’s van I.V. Motion Pictures. ‘Afgesproken,’ beloofde hij tenslotte.

Hij maakte een beweging in de richting van de zetel die achter het bureau troonde, en de houding van de jonge vrouw werd meteen minder gespannen, haar opluchting was onmiskenbaar.

‘Is deze cel goed genoeg voor de Robin Hood van deze eeuw?’ vroeg zij, met lichte spot. Hij antwoordde in dezelfde trant:

‘Niet veel beter dan een cel in Sing-Sing, maar… ik neem er genoegen mee.’

Zij keken elkaar aan met een glimlach van wederzijdse verstandhouding. Alaine krabbelde enkele woorden op een blocnote: ‘Vanavond om zes uur,’ zei zij. ‘Hier heb je mijn adres.’

“t Was mij bekend,’ zei hij, terwijl hij haar diep in de ogen keek.

Zij knikte even, bij wijze van instemming, verliet dan het kantoor. Juist terwijl zij bezig was de deur achter zich dicht te trekken, zei Simon op gedempte toon:

‘Ik bel niet. Laat de deur open. Ik ben om precies zeven uur daar.’

Na het vertrek van de jonge vrouw bleef de Saint nog geruime tijd voor het venster staan, kijkend naar de drukte en beweging beneden hem. Een zware lorrie kwam aanrollen met de welgevalligheid van een nijlpaard en beladen met enkele schijnwerpers, gevolgd door een wagen met camera’s en verdere apparatuur. Nee, overwoog Simon, dit was niet het moment voor gemijmer; en dus ging hij zitten en zette zich tot het lezen van het scenario.

Nemo had gelijk gehad: het was inderdaad een typische Hollywood-film vol onmogelijke avonturen. Maar de kunst van de specialisten van Hollywood bestaat dan ook voornamelijk in die onmogelijkheid zoveel mogelijk te verdoezelen en een min of meer authentiek karakter te geven aan avonturen die geen enkel normaal mens zou kunnen overleven. Het ging allemaal volgens de erkende regels van het genre: het fabelachtige India en de radjah die de oorspronkelijke eigenaar van de juwelenschat was geweest, de moord op de sultan, de achtervolging door de wildernis, de Perzische janitzaren, dan een aanval door kozakken, het Hof van St. James en de Franse Revolutie, tot en met de oorlog en het Verzet tegen de Duitsers, om eindelijk te ontaarden in een strijd tussen twee vijandige benden gangsters. Snel las de Saint de ene bladzij na de andere door, zoekend naar de leidraad, veeleer dan naar technische kleinigheden.

De door Nemo gegeven toelichting kwam hem steeds verdachter voor.

Eindelijk sloeg hij de laatste bladzij om: de slotsensatie, volgens het scenario, werd gevormd door een fantastische roofoverval in een groot museum van New York, met de nodige orkestratie van mitrailleurs, razende politiewagens en heel de verdere tralala. Een klassiek werk, inderdaad! Er verliepen verscheidene minuten. Van zijn plaats achter het bureau zag Simon de typische bolvormige torens van een Perzische stad: blijkbaar werd daar het tweede gedeelte van de opwindende jacht gedraaid. En dan, plotseling tot een beslissing gekomen, nam Simon de telefoon en belde Nemo:

‘Met wie?’ vroeg Nemo kortaf. ‘Simon Templar.’

Een korte stilte. Nemo moest blijkaar even nadenken eer hij de implicatie vatte.

‘Ah!’ zei hij dan. ‘Je hebt ‘t scenario gelezen en je gaat op mijn voorstel in? Schitterend! Ik zal meteen een contract voor je laten opmaken. Tweeduizend dollar. Okee?’ De Saint luisterde met scherpe oplettendheid. De opwinding van Nemo klonk door in diens stem. Maar vanwaar die opwinding? Een weigering van de Saint had onmogelijk zó’n verschrikkelijke teleurstelling kunnen zijn. En die manier om direct met een honorarium voor den dag te komen? Het hele gedoe, vond Simon, maakte een steeds vreemdere indruk, en hij rook ergens, ergens, onraad. Was het misschien de bedoeling hem als zondebok te gebruiken? Wel, beroemdheid had zo z’n nadelen.

De Saint besloot er de nodige pret aan te beleven, terwijl hij inmiddels zijn conclusies toetste.

‘Tienduizend,’ zei hij, op een manier die geen tegenspraak duldde.

En Nemo opperde geen bezwaren. De tegenwoordigheid van de Saint bij de opnamen van Gevaarlijke Schat scheen voor Joe Nemo dus inderdaad van het hoogste belang. Hij voegde er evenwel aan toe:

‘Eén voorwaarde, ik gebruik je naam voor een daverende reclame. Okee?’

‘Je kunt zelfs mijn naam op je affiches plaatsen,’ antwoordde Simon. ‘Stuur een secretaresse met een contract, maar vooral geen ingewikkeld contract, wil je.’ En, de nodige geestdrift voorwendend, voegde hij er aan toe: ‘Ik ga meteen aan ‘t werk, geloof me!’

Hij hing meteen zijn jas aan de kapstok, slingerde vellen papier links en rechts over de vloer, scheurde bladen uit het scenario, telefoneerde en bestelde een uitgelezen maaltijd, en schiep zodoende al spoedig de indruk van een ouwe rot in het vak onder de volle stoom van de ‘inspiratie.’ Hij gaf zelfs geen antwoord toen er geklopt werd, liet herhaaldelijk kloppen eer hij iets brulde dat min of meer op ‘Binnen’ leek. Dan ging de deur eindelijk open en op de drempel verscheen een nogal vreemde en nogal zonderling geklede figuur. Een rozig-grijze pantalon die afhing tot op witte schoenen van gemsleer met bruine versiersels, een jas in de kleur van tortelduiven en met roodgerande lapels, een een oogverblindende das tegen een vest dat versierd scheen met rode doperwtjes, een te nauwe vilthoed half over zijn ogen en een reusachtige bril, een bonhommig gezicht, de mond van een lekkerbek, een glanzende wijnneus met snuivende vleugels, hetgeen wees op veelvuldige bezoeken aan de bekendste restaurant van Hollywood, kortom: ‘Ik ben Wizzy, reporter van de Hollywood Inquirer,’ stelde de bezoeker zich voor. ‘Mr. Templar?’ ‘Zoiets, ja,’ antwoordde Simon. ‘Ik ken de Hollywood Inquirer van naam, en faam…’Wizzy barstte in lachen uit. Simon nam hem belangstellend ap. Wat was dit voor een nieuwe figuur in de hele vertoning? Vriend of vijand?

‘Wij hoorden dat u technisch adviseur bent bij de opname van Gevaarlijke Schat.’ ‘Uit welke bron?’ vroeg Simon.

‘Wel, weet je, ik scharrel in de omgeving van de studio’s rond op zoek naar nieuws. Ik kwam toevallig de assistent van Nemo tegen en ik heb hem aan de praatweten te krijgen.’ ‘Met andere woorden,’ antwoordde Simon, ‘hij deed alsof hij zich uit liet horen.’

‘Niet onmogelijk,’ erkende de ander, opnieuw in lachen uitbarstend. ‘Voor mij gaat ‘t er maar om of ‘t waar is of niet. Waar?’ herhaalde hij.

Simon knikte, terwijl hij zich bediende van de pas binnengebrachte koffie. Wizzy liet zich, zonder een uitnodiging af te wachten, in een fauteuil vallen en legde zijn hielen op het bureau. Hij haalde pen en potlood te voorschijn en krabbelde enkele aantekeningen

‘Een kort interview, ja?’ stelde hij voor, met de koppigheid van de bedreven vakman. ‘Bevalt ‘t je, die nieuwe baan?’ ‘Verrukkelijk,’ zei Simon laconiek.

‘Ze hadden geen betere keus kunnen doen,’ verklaarde Wizzy. ‘Weet je, ik heb alles gelezen dat over je gepubliceerd is.’ Hij floot zacht tussen zijn tanden en scheen dat de meest uitgezochte manier om blijk te geven van zijn bewondering. Simon schoof hem de sigaretten toe. Wizzy bediende zich en zei:

‘Ik zou een knal-artikel over je willen schrijven. Een bom die werkelijk inslaat, in Hollywood. Iets in de geest van ‘De Saint leidt een juwelendiefstal!’ Ik zie ‘t al voor me!’ ‘Ik ook,’ zei Simon. ‘Maar ik zou tevens weieens willen weten…’

Hij zweeg, liet de reporter bijten in het hem voorgehouden aas; en dan, alsof hem plotseling iets inviel, bukte hij zich naar de ander over:

‘Wizzy, kun jij mij nader inlichten omtrent die Nemo? Ik ben herhaaldelijk in Los Angeles geweest, maar ik had nog nooit van hem gehoord.’

‘Allicht niet,’ antwoordde Wizzy, tamelijk onverschillig. ‘Oorspronkelijk was Joe in de olie; niet dronken, bedoel ik, maar in Venezuela, en het ging hem niet al te best. Toen heeft hij z’n zaken daar overgedaan en is naar Brazilië vertrokken. En daar had hij geluk, zoals dat soms gaat, je weet wel. Een of andere geschiedenis met een diamantmijn, en hij was plotseling een rijk man. Je kent dat.’ ‘Ja,’ zei Simon ironisch, ‘ik ken dat.’

‘Hoe dan ook en nogmaals,’ herhaalde Wizzy, ‘hij was plotseling een rijk man. Terug naar Hollywood, en nu een soort van filmmagnaat. Hij houdt zichzelf voor een genie, een groot genie, veel groter dan Zanuck of Warner Bros! Hij heeft de studio’s gehuurd waar momenteel z’n Gevaarlijke Schat gedraaid wordt.’ Hij grinnikte op zijn levenslustige manier.

‘Als ‘t er op aan komt, weet je, heeft hij vooral belangstelling voor knappe blondjes. Kun je ‘t hem kwalijk nemen, na zo’n lange tijd in de wildernissen van Brazilië?’ ‘Alaine Lang?’ vroeg de Saint als terloops. Wizzy wreef zich langs zijn neus, speelde met zijn sigaret, haalde de schouders op.

‘Is er iemand die iets op Alaine Lang te zeggen heeft? Ze heeft ‘t in ‘t begin niet makkelijk gehad. Momenteel gaat ‘t haar echter best. Maar ‘t heeft geen zin te proberen iets over haar privé-leven aan de weet te komen. Ze spreekt er eenvoudig niet over,’ besloot hij, op een manier die bewees hoezeer hem dat als journalist speet. Hij was die stemming echter meteen te boven, tevens was hij met verbluffende snelheid plotseling uit zijn stoel overeind.

‘Luister eens hier, Saint, wij kopen met genoegen je indrukken als cineast.”Is ‘t waarachtig?’ zei Simon ironisch. ‘Maar ik ben geen journalist weet je.’

‘Natuurlijk niet maar je naam en handtekening zijn voldoende. En wat de rest betreft… vertel me ‘t een en ander, je opvattingen omtrent ‘t scenario, je werk hier en de adviezen die je zoal geeft. Ik herschrijf ‘t wel. En goed ook!’ voegde hij er zelfverzekerd aan toe.

De Saint wees naar de blocnote van zijn bezoeker, glimlachte spottend toen hij naar de zonderlinge krabbels keek. ‘Aan je schrijverstalent twijfel ik geen seconde, maar je schetst heel aardig ook.’

‘Een beroepskwaal van me. Telkens als ik een interview afneem, maak ik schetsen inplaats van aantekeningen, maar ik beweer niet dat ik een Leonardo da Vinei ben. Zijn we ‘t dus eens over ‘t schrijven van je memoires?’ ‘Ik zal er eens over nadenken. Inmiddels een vertrouwelijke mededeling, maar maak er gerust gebruik van: Nemo betaalt mij tienduizend dollars.’ Hij lachte even. ‘Vind je dat voldoende?’

De ogen van de reporter schitterden achter de brilleglazen. Tienduizend! Nogal een bedrag! En dat alleen maar om het scenario eens door te kijken, hier en daar iets te verbeteren, en verder je tijd zoek te brengen in het aangename gezelschap van Alaine Lang en andere schoonheden. Menigeen zou graag hebben betaald voor dat voorrecht! Little Louie betoogde ongeveer hetzelfde tegenover Nemo: ‘Nee, zeg! Geef je er even rekenschap van! Tienduizend!’ ‘Als ik er niet op in was gegaan, Louie, zou de zaak verprutst zijn. En ik heb hem absoluut nodig, nogmaals. Ik ben bereid hem desnoods duizend per uur te betalen voor de rol die ik van plan ben hem toe te bedelen.’ Het wangedrocht keek zuur. Hij was giftig en nijdig, had de hem door Simon aangemeten afstraffing nog niet verwerkt :

‘En dat nog wel in tegenwoordigheid van Alaine! Zelfs van je secretaresse! Iedereen weet er van, en ik weet dat ik achter m’n rug word uitgelachen. Als je mij m’n gang had laten gaan…’

‘…zou je momenteel in de gevangenis zitten. En ik zou de politie de nodige uitleg hebben moeten geven. Ik zeg je nog eens: geduld! Jouw tijd komt ook nog wel. Momenteel gaat ‘t er om de Saint in ons spel te betrekken. En dat is tot dusverre gelukt.’

Hij haalde zijn tabaksbuidel te voorschijn en rolde een sigaret.

‘Heb je de pers gewaarschuwd?’

‘Ik heb Wizzy gezien. Ik had nog geen twee woorden gezegd of hij rende weg naar het bureau van de Saint.’ Het wangedrocht lag achterover in zijn fauteuil, de giftige oogjes half dicht:

‘Joe Nemo,’ smaalde hij, ‘de grote producer van Hollywood heeft Simon Templar aangesteld als zijn technisch adviseur bij de verwezenlijking van zijn superproductie Gevaarlijke Schat. Joe Nemo is het nieuwe genie van Hollywood. Joe Nemo… de nieuwe Samuel Goldwyn.’ Nemo luisterde onaangedaan toe, trekkend aan zijn sigaret, de zoete honingachtige geur van de tabak vervulde het vertrek.

‘Joe Nemo,’ besloot het gedrocht op dezelfde toon, ‘weet nog niet dat Alaine en Simon Templar samen een geheime afspraak hebben.’ ‘Wanneer?’ vroeg Nemo scherp.

‘Vanavond, om zeven uur.’ ‘Waar?’

‘Bij haar thuis, Beverly Hills.’ ‘Hoe weet je dat?’

‘Je had me weggestuurd,’ antwoordde Louie. ‘Ik had niets te doen. Ik heb me er even van overtuigd dat in het bureau van Templar alles in orde was.’

‘Met andere woorden, je hebt hun gesprek afgeluisterd?’ Louie strekte bij wijze van antwoord de armen uit. Wat had hij beter kunnen doen? Maar, als hij gehoopt had de ander van zijn stuk te brengen, vergiste hij zich. Nemo reageerde niet. Hoogstens verscheen er op zijn massieve gezicht even een even sluwe als wrede grijns.

Eindelijk zei hij: ‘Louie, was jij niet bij mij toen ik, die avond in Bahia, met pokeren die diamantmijn won?’ ‘En ik was bezig in Caracas,’ antwoordde het gedrocht, ‘en hielp je naar beste vermogen.’

‘Zoals je me geholpen hebt om de kaarten voor die partij poker te… eh… rangschikken. Maar dit geval vereist nog heel wat meer koelbloedigheid.’ En met een ijskoude wreedheid in zijn stem besloot hij: ‘Wie te gauw wil winnen, loopt kans alles te verspelen. Hou dat voor ogen, Louie.’ ‘En vergeet jij niet dat, als ik daar in Caracas niet zo handig geweest was, er nu iemand zou zijn met beangstigend veel belangstelling voor Joe Nemo de producer.’