6

Toch had het maar een paar minuten gescheeld of de Saint had getuige kunnen zijn van het toneel dat zich, op zo korte afstand van hem, ontrold had. De gemoedsstemming van Simon, toen hij zich op weg had begeven naar de woning van Alaine Lang, was kalm geweest en sereen, want zijn instinct maakte het hem duidelijk dat de tegenstander - zo er al een tegenstander bestond - nog niet de stellingen had betrokken van waaruit hij een offensief kon ondernemen. Dus had Simon amper gelet op de zware wagen die hem de hele weg lang gevolgd was, over Sunset Boulevard en Lexing-ton Road, om dan een eindweegs vóór de bungalow van Alaine Lang te stoppen. Wetend waar Simon naar toe ging, was het overbodig hem nogverder achterna te rijden en daarmee de kans te lopen argwaan te wekken. Maar, na de Saint de nodige voorsprong te hebben gegeven, ging de bespieder te voet verder, naar de muur die langs huis en tuin van Alaine Lang liep. De bespieder in kwestie kende reeds lang de waarde van die luisterpost, waar men elk in de pergola gevoerd gesprek kon afluisteren. De vorige eigenaar van het huis had, zonder zich er rekenschap van te geven, dat geheim verraden, en de Hollywood Inquirer, die zich min of meer specialiseerde in Hollywood schandaaltjes, had er onmiddellijk profijt van getrokken want de luistervink in het duister was niemand anders dan Wizzy. Zich een weg banend door het struikgewas, voorzichtig om geen dorre takken te doen kraken, sloop Wizzy langs de muur voort tot hij precies het gewenste punt bereikte. Met zijn rug tegen de muur geleund en zijn te kleine hoed scheef op het hoofd, zat Wizzy dan, om zo te zeggen, op de eerste rang waar hij elk tussen Alaine en Simon gewisseld woord kon afluisteren. En dan kwam het moment van de ontdekking van de in de woning verborgen microfoons, en meteen veranderde Wizzy’s hele houding, en er kwam als het ware een heel andere Wizzy te voorschijn. De lust bekroop hem meteen weg te rennen, als de bliksem de hoofdredacteur te waarschuwen, te verrassen met een bulderend heet stuk nieuws; iets, om er heel het wereldje van Hollywood gloeiend hete koppen van te doen krijgen! Een schandaal, dat al het tot nu toe geziene nog overtrof: - Joe Nemo bespioneerde zijn leidende ster!

Wizzy wist die eerste impuls evenwel te onderdrukken, want hij wilde meer dan hij reeds had, op de redactie verschijnen, zo aanstonds, met een nog rijker oogst. Hij luisterde scherp toe, proberend geen woord te missen van hetgeen er aan de andere kant van de muur gezegd werd. Hij had zijn blocnote voor den dag gehaald en krabbelde, en krabbelde driftige hanepoten. Hij kon amper zijn oren geloven: inplaats van Nemo de filmkoopman die zich, met de opbrengst van die Braziliaanse mijn een vooraanstaande plaats in Hollywood had verzekerd, verscheen er voor de fantasie van Wizzy nu een Nemo die doodeenvoudig een bloeddorstige bandiet was en, op deze of gene manier, Alaine Lang in zijn macht scheen te hebben. Wizzy was in de zevende hemel. Dit werd de stunt van zijn leven! Voor zijn ogen schemerden reeds de bulderende koppen boven zijn artikel, in het zwaarste kaliber dat de kast kon opbrengen. En dan de foto’s! En de krantenjongens in de straten van Los Angeles, schreeuwend hun nog vochtige koopwaar aan de man brengend. Onwillekeurig mompelde hij reeds: ‘Overdonderend Schandaal! Producer beschuldigd door zijn Ster! Dief, Oplichter, Gangster!… ‘ ‘Geen woord!’

Wizzy werd als met een bijzonder koude vinger de zevende journalistieke hemel uitgegooid. En naast hem fluisterde een stem…’Brul niet. Hou je gemak. Vooruit…’

De stem fluisterde op een lager niveau dan dat waarop de oren van Wizzy zich bevonden, en dus was de onbekende dreigeland kleiner dan hij. Een worsteling scheen niet uitgesloten. Reeds zette Wizzy zich schrap, maar de overtuigende druk van een wapen in zijn flank had een kalmerende invloed.

‘Geen gezwam. Vooruit, en gauw…’Wizzy opende de mond om te protesteren, mogelijk ook om een hulpkreet te slaken, maar opnieuw waarschuwde de stem: ‘Zelfs geen zucht!…’

Wizzy, inmiddels bedwongen, begaf zich op weg. De een de ander duwend, dwars door het kreupelhout, bereikten zij weldra een pad dat naar Crescent Road voerde. Juist op dat moment, gewaarschuwd door geruchten in de naaste omgeving, klom Simon op de muur. Te laat! Hij zag zelfs de twee schimmen niet die geleidelijk aan verdwenen in de nacht en de weg naar omlaag insloegen. Op een gegeven ogenblik, dank zij een scherpe kronkel in het pad, had Wizzy zijn overvaller herkend. ‘Louie!’…’Ik heb je gezegd je gezicht dicht te houden. Je bent zeker niet komen lopen, wel?’ ‘M’n wagen staat daarginder.’

‘Onvoorzichtig van je. De politie patrouilleert ‘s nachts in de straten van Beverley Hills. ‘t Zou je kwalijk genomen kunnen worden dat je Alaine Lang bespiedt.’ ‘Ik… ik deed niets van dien aard!’ protesteerde Wizzy, die geleidelijk aan iets van zijn koelbloedigheid herwon. Hij meende de zaak nu wel door te hebben. De assistent van Nemo, die hem op heterdaad had betrapt, beschuldigde hem er van Alaine Lang te ‘begluren’ in haar eigen huis. Het hele geval zou dus wel uitlopen op een korte uiteenzetting, vermoedelijk een stormachtige, maar met geen verdere gevolgen dan… Wel, overwoog hij schouderophalend, misschien kreeg hij straks een paar opdonders, van Nemo of zo, maar daar ging je tenslotte niet dood van. Hij was bang genoeg geweest om zich nu ietwat opgelucht te voelen. Hij zei: ‘Wat wil je feitelijk, Louie?’ ‘Dat jij de wagen rijdt. En schiet op!’ Er viel weinig tegen in te brengen. Het gedrocht, hoe klein van stuk ook, was een kreng dat elk moment gevaarlijk kon worden.

‘Hierlangs,’ zei Wizzy. ‘Maar steek dat stuk speelgoed weg, want je zou je er mee kunnen bezeren… of mij.’ De opmerking was aan Louie echter verspild. Little Louie beval, en er was een vreemde toon in zijn stem, alsof het kreng maar al te blij was over de gang van zaken. ‘Vooruit.’

Zij bereikten de auto, die geparkeerd stond in de schaduw van enkele bomen.

Louie commandeerde: ‘Achter ‘t stuur jij, en haal geen kunstjes uit. Ik ben erg zenuwachtig vanavond, weet je. Er zit bepaald onweer in de lucht.’

‘Nou, nou,’ antwoordde Wizzy, die zich zelf moed zat in te praten. ‘Doe niet zo gemeen, Louie. We drinken samen een stevige whisky, een Bourbon bij voorbaat, of een stuk of wat, en dan worden we het heus wel samen eens.’ ‘Stap in, Wizzy.’

Wizzy schoof achter het stuur. Louie haastte zich achter hem aan, blijkbaar bang dat de ander er vandoor zou gaan. Zijn wapen bleef onveranderlijk op de journalist gericht. ‘Schei uit met die vertoning,’ protesteerde Wizzy. ‘Ik heb je toch gezegd…”En ik zeg, Wizzy, dat je wat al te nieuwsgierig bent. En rij wat harder. Rechts af!’

‘Maar…’ protesteerde Wizzy, ‘dat’s de verkeerde kant uit.’ ‘Rechts, zeg ik!’

En de wagen zwaaide af naar rechts, over Beverley Drive, in de richting van de heuvels waaraan Beverley Hills zijn naam ontleent. Eén enkele gedachte domineerde Wizzy: Louie was gek! En hij moest zich, hoe dan ook, van hem ontdoen. En het kon zo moeilijk niet zijn. Het was voldoende om in een scherpe bocht het portier open te gooien en het gedrocht een zetje te geven. Een beetje moed en enige minachting voor het nog steeds in zijn flank gedrukte wapen, en…

En daarom reed hij harder en harder en de wagen ging nu en dan op een gevaarlijke manier door de bocht. Slingerbocht volgde op slingerbocht. Men passeerde andere wagens. Wizzy zou graag om hulp geroepen hebben, maar hij wist wel beter. Maar er was nog een andere kans. Hij kon met de wagen opjakkeren tegen de hier en daar langs de weg geplaatste witte hekken die particulier terrein, de tuin van een of andere bungalow, aanduidden. Een kans? De druk van het pistool in zijn flank werd iets verzwaard. ‘Geen zotheden, Wizzy!’

Wizzy stelde zijn wanhoopsdaad dus nog maar even uit, zoals alle twijfelaars, zonder de kansen te zien die zij aldus verspelen. En hij drukte het gaspedaal nog dieper in. ‘Rechts!’

Zij hadden inmiddels Franklin Canyon Drive bereikt, waren dus dicht in de buurt van het reservoir dat San Francisco van water voorziet. Louie zei: ‘Stop!’

Een eenzame in verlaten heuvelland. De wagen bleef vlak voor een bocht staan, met rechts een scherpe helling. Onbegrensde angst maakte zich van Wizzy meester, smoorde hem de keel. En slechts met grote moeite wist hij uit te brengen:

‘Wa-wa-wat wil je, Louie?’

Het gedrocht, wapen nog steeds in de hand, glimlachte. Krankzinnige hoop laaide op in het gemoed van Wizzy. Louie wilde hem alleen maar angst aanjagen, ‘t Zou allemaal nog best aflopen. Louie zou hem hier, middenin de wildernis, eenvoudig aan zijn lot overlaten, en dan moest hij, Wizzy, maar zien hoe hij te voet de weg naar de stad terugvond. Maar wat deed dat er toe? Trouwens, hij zou er wel in slagen een lift te krijgen in de richting van Sunset of Ventura. Wizzy dwong zich, met alle geweld, aldus te denken, hoewel hij, diep in zijn hart, wist dat hij veroordeeld was. Hij hoefde Louie maar aan te kijken om te weten waar hij, Wizzy, aan toe was. Het gedrocht grijnsde voldaan, en zijn gezicht was de uitdrukking-zelf van een bevredigde hartstocht, een wrede en onmeedogende hartstocht, die van een monster dat een weerloos dier gaat mishandelen, langzaam een gruwzame dood gaat laten sterven. ‘Louie…’

En Wizzy viel voorover, dwars over het stuur dat zijn handen nog krampachtig vasthielden. De kogel had hem in de slaap geraakt. En voor Louie was het nu zaak zich te haasten. Het feit, dat hij zo klein van gestalte was, had hem juist deze plek doen uitkiezen. Hij schoof zijn ene voet vooruit en trapte op het gas, na de automatische versnelling te hebben ingeschakeld. Hij remde toen de voorwielen van de wagen vlak aan de rand van de afgrond stonden. Hij hoefde nu niets anders te doen dan uit de wagen te stappen, na zorgvuldig alles wat hij had aangeraakt van vingerafdrukken te hebben ontdaan. Hij zette de motor af, schakelde de automatische versnelling opnieuw in, contact… en dan gleed hij uit de auto. Opnieuw wiste hij zijn vingerafdrukken af. Alles in orde? Ja.

En dan drukte hij door het open portier op de starter, en sprong achteruit. De wagen scheen even te aarzelen, maar het was tenslotte een soort van electrische fabriek die er op was berekend het zelfs mechanisch volslagen idioten gemakkelijk te maken. En de wagen kwam in beweging. Met zijn rug gaf Louie de wagen bovendien nog een duw. De lage muur langs de weg bezweek - en met een helse cacafonie van scheurend en splinterend metaal dook de wagen de afgrond in. De lichten van de koplampen zwierven als tastend even door de duisternis, doofden dan. De wagen rolde sneller en sneller de diepte in, en er was niets om hem in zijn vaart te stoppen. Nog een laatste schok, een lange zucht als van gemarteld metaal, en dan barstte de auto in een zee van vlammen uit. Little Louie maakte zich haastig uit de voeten. Hij rende, dook nu en dan weg om niet gezien te worden door passerende wagens. Bij het eerste het beste benzinestation moest hij Joe Nemo waarschuwen, om hem gerust te stellen door hem te laten weten dat men van Wizzy verder niets meer te duchten had. Het was, overwoog hij inmiddels, allemaal toch maar prachtig gegaan, dank zij hèm! Immers, was hij niet degene die op de goede inval was gekomen om op verkenning uit te gaan, onmiddellijk na dat incident met de microfoons? En als hij dat niet gedaan had? Dan zou de Hollywood Inquirer op de hoogte zijn geweest van hetgeen Alaine Lang dien avond de Saint verteld had. Natuurlijk, men moest nog rekening houden met de Saint voornoemd, maar dat kon wachten. Men kénde de Saint, mocht veilig aannemen dat deze zijn mond wel zou houden. Nemo had gezegd: ‘Templar gaat prat op zijn reputatie, meent dat hij zich altijd zonder andermans hulp kan redden. Laten wij dus gebruik maken van zijn ijdelheid.’