33

Ik sprak Patrick vier jaar niet. Hij hield zich aan wat hij de bisschop had beloofd en zocht geen contact met mij of met Grace. Hij betaalde anoniem de helft van onze huur, maar we zagen elkaar zeiden – en zelfs dan nog van een afstand.

Grace was zo’n rustig, verlegen kind dat we van de gezusters Mulligan in de flat mochten blijven wonen en toen ik weer parttime in het café ging werken, pasten ze zelfs een paar uur per dag op haar. Toen ik op een middag aan het werk was, nam Dora, de caissière, me apart.

‘Heb je ooit een grotere verspilling gezien?’ vroeg ze en knikte naar een van de tafeltjes. Ik keek opzij en zag Patrick in zijn eentje aan een tafeltje bij het raam zitten. ‘Zo’n knappe man als hij en dan priester!’ Dora schudde haar hoofd. ‘Maar als hij geen priester was, zou hij vast veel vrouwenharten breken, denk je ook niet?’

‘Ja… misschien wel,’ stamelde ik.

‘Nou, sta daar niet zo te staan, meid… breng die man een kop koffie. Hij zit aan jouw tafeltje.’

Mijn handen trilden toen ik de koffiepot pakte. Ik zou het waarschijnlijk helemaal over hem heen morsen. Patrick keek op toen ik aan kwam lopen. ‘Koffie?’ vroeg ik.

‘Graag.’

En ja hoor, ik morste koffie op zijn schoteltje en moest servetjes uit de verchroomde houder op zijn tafeltje pakken om het op te vegen. ‘Nog iets? Wilt u een menukaart hebben?’

‘Ik moet je spreken, Emma,’ zei hij zachtjes. ‘Heb je even tijd?’

Ik keek rond. Mijn andere klanten hadden niets nodig en de caissière ging schuil achter een man die zijn rekening betaalde. ‘Ik denk het wel. Eventjes.’

Patrick haalde diep adem. ‘Ik moest vandaag de oude mevrouw Mulligan bezoeken. Ik heb Grace gezien. De gezusters Mulligan stelden haar niet aan me voor en brachten haar zelfs gauw naar de keuken toen ik kwam, maar ik wist direct wie ze was.’

Ik keek weer om me heen om te zien of er iemand naar ons keek. ‘Ze heeft jouw ogen, Patrick. De kleur van de lucht.’

‘Ja… en mijn haar. Ik moest me inhouden om haar niet over haar krullen te aaien en te voelen hoe kroezig het is. Haar haar lijkt zo op het mijne dat je, als ik mijn hoofd naast het hare hield, niet zou kunnen zien waar mijn haar eindigde en het hare begon.’

‘Daarom moet je me ook beloven dat je bij haar uit de buurt blijft,’ fluisterde ik dringend, ‘dat je bij haar vandaan blijft.’

‘Ik kwam je juist vragen of ik haar af en toe op mag zoeken, met haar mag praten…’

‘Nee! Je moet uit haar leven blijven!’ Ik keek over mijn schouder en zag dat de caissière naar ons stond te kijken. Toen ik mijn hoofd weer omdraaide, zat Patrick naar zijn kopje te staren. Zijn brede schouders waren gebogen.

‘Ik neem aan dat dit de straf voor mijn zonde is, de prijs die ik elke dag van mijn leven zal moeten betalen. Om mijn dochter te zien, ondraaglijk veel van haar te houden en haar toch niet in mijn armen te kunnen houden.’ Hij sloeg zijn ogen weer op en keek me aan. Ik las het verdriet erin. ‘Net als voor Kaïn uit het Oude Testament is “mijn misdaad te groot om de straf te dragen”.’

‘Het spijt me. Ik moet nu weg. Dora staat naar ons te kijken.’

‘Emma, wacht. Gaat het goed met haar? Heeft ze iets nodig? Is ze… is ze gelukkig?’

Ik dacht aan Graces klaterende lach, aan het geluid van haar voetjes op de trap als ze me een boeketje paardebloemen kwam brengen. Ik was gelukkiger dan Patrick; ik had Gracie. Ik kon lekker tegen haar aankmipen om verhaaltjes voor te lezen voor het slapen gaan. Ik kon de warmte van haar armpjes om mijn nek voelen als ze me een nachtzoen gaf.

‘Ik wilde dat je haar kon leren kennen,’ zei ik. ‘Ze is een prachtig kind – tevreden, nieuwsgierig, liefdevol. Ze geeft me zoveel vreugde.’

‘Gaat het goed met jou?’ fluisterde hij.

‘Ja. Met mij gaat het ook goed.’

Een klant bij de toonbank gebaarde dat hij nog koffie wilde.

‘Ik moet gaan. Kom alsjeblieft niet bij Grace in de buurt.’

Ik nam de koffiepot mee naar de man en schonk zijn kopje weer vol. Toen ik weer naar Patricks tafeltje keek, was hij verdwenen. Zijn koffie stond onaangeroerd.

Die winter kreeg ik longontsteking. Ik had al dagen gevoeld dat de ziekte probeerde me eronder te krijgen, maar ik meende dat ik me er wel tegen kon verzetten. Wie moest er voor Grace zorgen als er iets met mij gebeurde? Ik mocht niet ziek worden. Absoluut niet. Maar de koorts kreeg me toch in zijn vurige greep en ik stierf bijna.

Toen ik bijkwam en begreep dat ik in het ziekenhuis lag, werd ik bijna hysterisch. ‘Waar is Gracie? Waar is mijn kind? Ik moet naar huis, naar mijn kind!’ Ik zou op blote voeten in mijn nachtpon de sneeuw zijn ingerend als een van de zusters op de zaal niet snel naar me toegekomen was om me te kalmeren.

‘Sst, mevrouw Bauer. Alles is in orde. Ik weet zeker dat er wel iemand voor uw dochter zorgt.’

‘Waar is ze? Vertel me alstublieft waar Gracie is!’ Mijn borst deed pijn bij iedere ademhaling. Ik had het gevoel dat ik verdronk.

‘Ik weet niet waar uw dochtertje nu is, maar op de avond dat u werd binnengebracht, was ze bij uw pastoor.’

‘Bij mijn pastoor? Was het pastoor O’Duggan?’

‘Ja. Hij is elke dag langs geweest om te zien hoe het met u gaat. Als hij vandaag komt, zal ik tegen hem zeggen dat u hem wilt spreken. Dan kan hij u geruststellen over het kind. Probeert u tot die tijd te rusten.’

Maar ik kon niet rusten eer ik wist waar Gracie was. Het leek wel of er vele uren verstreken waren voor ik eindelijk zijn stem hoorde op de gang voor de afdeling waar ik lag. Hij kwam achter de zuster aan de zaal binnen en onze ogen ontmoetten elkaar. Ik hield mezelf voor dat ik op mijn woorden moest passen in die zaal vol patiënten en met de non die om ons heen draaide.

‘Hier is hij, mevrouw Bauer,’ zei de zuster opgewekt. ‘Ze is zo bezorgd om haar dochtertje, pastoor O’Duggan. Ik heb tegen haar gezegd dat u haar wel gerust zou stellen.’

‘Gracie maakt het uitstekend,’ zei hij. ‘Ze is in goede, liefdevolle handen. Hoe… voelt u zich?’ Aan de vormelijke manier waarop hij sprak en aan de manier waarop hij de rand van zijn hoed stijf omklemde met zijn handen merkte ik dat Patrick worstelde met zijn emoties. Ik wenste vurig dat de non weg zou gaan en ons wat privacy zou geven voor hij zijn tranen niet meer zou kunnen bedwingen, maar ze bleef vlak naast hem staan.

‘Pastoor O’Duggan, zou ik… ik bedoel, ik zou graag willen biechten.’ Ik hoopte maar dat ik de juiste woorden gebruikte en aan de opluchting op Patricks gezicht zag ik dat dat zo was.

‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Zou u ons alstublieft even alleen willen laten, zuster Maria Margareta?’ De non glimlachte vriendelijk en trok het gordijn om mijn bed dicht. Zodra we alleen waren verslapte Patricks lange lichaam door alle emoties. ‘O Emma… ik was zo bang dat je zou sterven!’ Hij wilde mijn hand pakken.

‘Niet doen, Patrick. Alsjeblieft niet doen.’

Hij sloot even zijn ogen en deed toen een stap achteruit. ‘Het spijt me.’

‘Waar is Gracie? Is alles goed met haar?’

‘Ja… ze maakt het prima. Ik heb haar naar mijn moeder gebracht.’

‘Wat?’ Ik staarde hem aan, geschokt door het idee dat iemand ons geheim kende. ‘Waarom heb je haar naar je moeder gebracht? Weet je moeder het?’

‘Sst, Emma. Zij weet het, maar niemand anders. Ik heb Grace daar alleen maar voor een nacht heengebracht omdat er, behalve in het weeshuis, geen andere plaats was waar ik haar heen kon brengen. Maar Gracie heeft onmiddellijk mijn moeders hart gestolen. Mam wil beslist niet dat ik haar ergens anders heenbreng. Ik wilde dat je hen samen kon zien. Ze bakken samen koekjes…’

‘Stop!’ Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht en huilde. ‘Vertel me alsjeblieft niet meer…’ Ik vond het onverdraaglijk dat Gracie nu de beschennende armen van haar grootmoeder om zich heen had. Ik wist dat ze mam nooit meer zou zien als ik beter was.

‘Weet je een andere plaats waar je haar liever zou zien?’ vroeg hij zachtjes. ‘Wil je dat ik contact opneem met je ouders in Bremenville?’

‘Nee! Daar mag je haar nooit mee naartoe nemen. Als Karl haar ziet, krijgen we problemen!’ Ik was zo van streek dat ik vreselijk begon te hoesten.

‘Ik zal hulp halen… een zuster…’ riep Patrick geschrokken. Ik schudde mijn hoofd. Na een tijdje lukte het me om het hoesten te beheersen. Uitgeput en hijgend leunde ik tegen het kussen.

‘Emma, de dokters zeggen dat je hier nog een paar weken moet blijven. Je bent nog steeds erg ziek door die longontsteking. Zelfs als je naar huis zou gaan, zou je toch niet in staat zijn om voor Grace te zorgen.’

‘Waarom ben je haar leven binnengestapt? Nu kent ze je en als ik weer beter ben…’

‘Ik wil bij haar leven blijven horen. Ik heb tegen de bisschop gezegd dat ik van nu af aan goed voor mijn dochter zorg en dat ik anders vertrek. Ik kan het niet aanzien dat mijn kind honger lijdt en haar moeder ziek wordt van de kou. Ik geloof niet dat dat Gods wil is. Mijn priestergeloften veranderen niets aan het feit dat ik als vader verantwoordelijk voor haar ben.’

‘Maar ik wil niet dat iemand het te weten komt.’

‘Niemand komt het te weten. Ik heb gevraagd of ik meer kolen kan krijgen om de pastorie warm te stoken. Wat ik over heb, zal op een anonieme manier zijn weg vinden naar jouw kolenkit. Ik heb er ook voor gezorgd dat je bij Booty op de pof kunt kopen. Behalve wij drieën zal niemand weten wie jouw rekeningen betaalt. Maar van nu af aan moet je me laten weten wat je nodig hebt… wat Gracie nodig heeft. Je moet me toestaan je te helpen.’

‘Je hebt beloofd dat je Gracie nooit de waarheid zou vertellen. Dat heb je me beloofd.’

‘En daar zal ik me aan houden. Maar ik wil deel uitmaken van haar leven. Ik wil met haar praten, haar vriend zijn. Ik heb haar in mijn armen gehouden, Emma. Je kunt niet van me vragen dat straks alles bij het oude blijft. Je kunt niet van me vragen dat ik me straks weer opstel als een vreemde. Dat is niet eerlijk tegenover Grace… of tegenover mij.’

‘Nee, Patrick! Het kan niet! Ik waardeer al je hulp, maar alles moet straks weer gaan zoals het eerst ging! We kunnen de waarheid niet op een andere manier verbergen!’

‘Emma, luister naar me…’

‘Nee. Ga nu alsjeblieft weg.’

Hij haalde diep adem, tilde zijn kin op en beheerste zich. Toen schoof hij het gordijn open en liep met grote stappen de kamer uit.

Toen de artsen me na een maand eindelijk naar huis lieten gaan, leende Patrick Booty’s auto om me van het ziekenhuis naar huis te rijden. Hij bracht Gracie mee. Ik was zo blij dat ik haar weerzag, dat ik haar geen moment wilde loslaten of uit het oog wilde verliezen.

‘Waar zijn al die tassen voor?’ vroeg ik toen ik zag dat de achterbank vol lag met pakketjes.

‘Dat zijn al mijn nieuwe kleren, mama. Wacht maar tot je alles ziet. Ik heb warme kousen en een nachtpon en mam heeft een paar nieuwe wanten voor me gebreid en ze heeft zelfs een popje voor me gemaakt.’

‘Ik kan niet wachten tot ik alles kan bekijken, schat.’ Ik wierp een blik op Patrick en zag dat hij strak naar de weg staarde. We hadden een gewoon gezin kunnen zijn dat terugkwam van een bezoekje aan oma – maar dat waren we niet. Gracie zat vrolijk te kletsen. Ik had haar nog nooit zo spraakzaam meegemaakt.

‘Mam heeft ook nog eten meegegeven. Ik heb geholpen met het bakken van het sodabrood. Ik moet altijd de rozijnen erin doen. Ze zegt dat niemand dat zo goed kan als ik. Mogen we daar een sneetje van nemen als we thuiskomen, mama? En mag pastoor O’Duggan dan ook nog even blijven?’

‘Daar heeft hij het vast te druk voor,’ zei ik snel. Maar Gracie draaide zich om en keek hem met verlangende ogen aan.

‘Hebt u het te druk?’ vroeg ze. Ik merkte dat Patrick in tweestrijd stond. Hij wilde Gracie niet kwetsen door haar uitnodiging af te slaan, maar hij wist dat ik niet wilde dat hij bleef.

‘Je moeder moet gaan rusten als ze thuiskomt,’ zei hij ten slotte.

‘O.’ Gracie speelde het klaar om al haar teleurstelfing met één enkel woord uit te drukken. Ik keek naar hun gezichten, die zo onrustbarend veel op elkaar leken en besefte dat Patrick gelijk had. Het was niet eerlijk van me dat ik hen gescheiden wilde houden. Ik tilde Gracies kinnetje op en streek haar haar van haar voorhoofd.

‘Ik ben niet te moe om thee te drinken, liefje. En pastoor O’Duggan mag best nog even blijven.’ Zij en Patrick glimlachten precies op hetzelfde moment, alsof ze elkaars spiegelbeeld waren, en mijn hart brak bijna.

Nog voor ik me kon herstellen, begon Grace alweer te babbelen. ‘Mam zegt dat u nog wel een tijdje krachthoos zult blijven. Wat betekent dat, “krachthoos”? Bent u krachthoos?’

Ik keek hulpzoekend naar Patrick. ‘Ik denk dat ze “krachteloos” bedoelt,’ zei hij grijnzend. ‘Gracie, krachteloos betekent dat je moeder, ook al ligt ze niet meer in het ziekenhuis, nog een tijdje niet helemaal gezond en sterk zal zijn.’

‘Ik zal wel voor u zorgen, mama. Dat beloof ik.’

Toen we de flat binnenkwamen, zag ik dat er al eerder iemand binnen was geweest en dat diegene alles netjes had opgeruimd, blikken met voedsel op de plank had gezet en de kachel had aangemaakt. De kolenkit zat vol.

‘O, wat is het heerlijk om weer thuis te zijn,’ zei ik met een zucht. Patrick moest twee keer de trap op en af lopen voor alle spullen die zijn moeder had meegegeven. Toen hij na de tweede keer even bleef staan om op adem te komen, vroeg ik: ‘Wil je nog even blijven voor een kopje thee?’

‘Alleen als jij gaat zitten en Gracie en mij thee laat zetten.’

Ik keek naar hen terwijl ze samen bezig waren. Ze zetten de ketel op, zetten drie verschillende kopjes op een blad en sneden het sodabrood. Patricks hand bedekte Graces kleine handje volkomen toen hij haar hielp om het broodmes vast te houden. Hij zag er heel krachtig en beschermend uit naast haar en ging heel vriendelijk en geduldig met haar om. Ik moest aan mijn eigen vader denken.

We aten gezellig samen, alsof we bij elkaar hoorden. Ik had Gracie nog bijna nooit zo gelukkig gezien. Maar mijn hart brak en ik wist dat Patrick hetzelfde voelde. Er zou maar al te gauw een einde aan komen.

‘Gracie, loop jij eens met dat laatste sneetje sodabrood naar buurman Clancy om te vragen of hij daar trek in heeft,’ zei ik toen we genoeg gegeten hadden. ‘En vertel hem dat we weer thuis zijn.’ Nadat ze weggehuppeld was, wendde ik me tot Patrick. Hij schudde het rooster in de kachel heen en weer om de as in de la te laten vallen voor hij er nieuwe kolen in stopte. ‘Je had gelijk,’ zei ik zacht. ‘Het zou wreed zijn om te verwachten dat je nu weer uit Grades leven verdwijnt. Dat kan ik jullie allebei niet aandoen.’ De schep vol kolen bleef in de lucht hangen. Zijn ogen straalden hoopvol.

‘Bedoel je…?’

‘Ja. Je hoort nu toch al bij haar leven. Het moet maar zo blijven… maar beloof me dat je alleen pastoor O’Duggan voor haar blijft… niet haar vader. Je mag haar niet voortrekken, Patrick. Niemand mag ooit weten dat ze je dochter is.’

‘Ik zal een manier zoeken om haar op te nemen in de groep meisjes die bij mijn parochie hoort. Het komt wel in orde, Emma. Dat beloof ik.’

‘Ik vertrouw je.’

Hij deed het deurtje van de kachel dicht en keek uit het raam om te zien of Grace al terugkwam. Toen hij haar niet zag, liep hij naar mijn stoel en stopte iets in mijn hand.

‘Wat is dit, Patrick… een kooltje?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat is een diamant in wording. God gebruikt druk om daar iets moois, iets waardevols van te maken. Dat zal Hij met jouw leven ook doen, Emma. Verlossing is voor Hem de hoofdzaak. Wij hebben gezondigd, maar Hij heeft ons genade, Grace, geschonken. We…’

Hij zweeg toen Grace weer binnen kwam huppelen. ‘Ik moet van meneer Clancy bedankt zeggen en welkom thuis.’

Patrick stak zijn armen snel in de mouwen van zijn jas en bukte zich toen om Grace over haar hoofd te aaien. ‘Pas je goed op je moeder? En bedankt voor de thee.’

Ik zei gedag en keek, zoals ik al zo vaak gedaan had, hoe Patrick wegliep.

Dat was de laatste keer dat we elkaar spraken voordat Patrick vier jaar later op een avond in een pak en met een das om in het Regency Hotel verscheen. Mijn liefde en mijn verlangen naar hem waren in het geheel niet verminderd. Hij vroeg O’Brien om een tafeltje bij de piano en liet toen de boodschap overbrengen dat hij me wilde spreken zodra ik klaar was met spelen. Mijn vingers waren nog maar nauwelijks in staat de juiste toetsen te vinden.

‘Emma, waarom ga je nog steeds met die gangsters om?’ vroeg Patrick me zodra ik tegenover hem aan het tafeltje zat.

‘Kwam je daarover met me praten?’

‘Nee…’

‘Zeg dan maar wat je op je lever hebt, goed?’

Hij staarde naar de tafel en speelde met een lucifersdoosje. Ik herinnerde me de warmte van zijn sterke, voorzichtige vingers. Ik had zijn handpalm wel tegen mijn gezicht willen leggen om die warmte weer te voelen en de knokkels van zijn hand te kussen. Maar Patrick behoorde mij niet toe.

‘Emma, de andere meisjes lachen Grace uit,’ zei hij ten slotte. ‘Ze pesten haar en vallen haar lastig. Toen ik haar vandaag tegenkwam na schooltijd, liep ze te huilen. Veel mensen in de parochie schijnen over haar te roddelen en zich af te vragen wie haar vader is…’

Ik greep naar mijn hoofd. ‘Grace en ik moeten verhuizen! Je mag niet meer met haar gezien worden! Straks komen ze erachter!’

‘Emma, ze verdenken mij niet. Ze denken… ze denken dat ze een bastaard is. Zo noemde Bridget Murphy haar, maar ik denk dat die alleen maar napraat wat ze thuis hoort.’

Ik merkte hoe hij naar woorden zocht, wat ongewoon voor hem was, en ik leunde achterover in mijn stoel om hem de kans te geven zijn verhaal te doen en zijn hart te luchten. Ik viel hem niet meer in de rede.

‘Ik schrok van dat woord, maar alleen omdat het tot me doordrong dat ze de waarheid had gesproken. En voor het eerst besefte ik ten voile wat mijn zonde voor invloed had op mijn dochter.’

Hij liet het lucifersdoosje vallen en ging tegen de rugleuning van zijn stoel zitten. Zijn handen liet hij in zijn schoot vallen. We wachtten beiden tot hij weer tot spreken in staat was. ‘Ik heb de meisjes een reprimande gegeven en heb een preek gehouden over vriendelijkheid en christelijke naastenliefde – niet dat dat zal helpen, want ze zijn erg harteloos – maar ik wist niet wat ik anders moest doen. Ik voelde me zo hulpeloos, zo… zo woedend, vooral op mezelf. Het was niet de schuld van die schoolmeisjes dat Grace in tranen was – het was mijn schuld. Hoe heb ik ooit kunnen denken dat ik, door tien minuten per week met haar door te brengen en haar een glimlach en een paar dubbeltjes toe te werpen, op de een of andere manier de rol van vader in haar leven kon spelen?’

Hij zweeg weer en beet nu zo hard op zijn lip dat ik bang was dat hij zou gaan bloeden. Ik begon iets te zeggen, maar hij hief zijn hand op. ‘Nee, laat me uitspreken. Ik ging naar de St. Michaelskerk om te bidden. Het eerste wat ik daar zag was het kruis boven het altaar en Christus, Die daar in stilte hing te lijden. Hoe had Vader God dat ooit kunnen verdragen? Om zijn geliefde Zoon ten onrechte te zien lijden? Om te zien hoe Hij beschimpt werd en bespot? Toen ik even tevoren had ontdekt dat mijn eigen kind bespot werd, heb ik een glimp opgevangen van wat Hij heeft moeten verdragen en ik had die meisjes stuk voor stuk wel kunnen vermoorden. Ik begrijp niet hoe God het mij ooit kan vergeven. Ik snap niet waarom Hij zijn aangezicht niet van mij afwendt, waarom Hij me niet heeft vernietigd om wat ik zijn Zoon heb aangedaan – en jou en Gracie.’

Patrick zette zijn elleboog op de tafel en steunde met zijn voorhoofd op zijn hand. Ik wilde niet nadenken over wat hij gezegd had over Gods lankmoedigheid. Dat kon ik niet opbrengen. Ik verdiende ook zijn straf. In plaats daarvan staarde ik naar Patricks dikke, gouden haar en herinnerde me hoe het aanvoelde. Ten slotte keek hij op.

‘Gracie onderbrak mijn gebeden, Emma. Ze was me achterna gelopen de kerk in om te vragen… om te vragen of ik wist waar haar echte vader was en waarom hij niet bij haar woonde. Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Ik zei tegen haar dat ze met jou over hem moest praten. Toen…’ Patrick slikte moeizaam. ‘Toen vroeg ze me of ik haar vader niet wilde zijn. Ze smeekte me of ze me papa mocht noemen… één keer maar… in het geheim.’

‘Dat heb je haar toch niet toegestaan?’ zei ik ontsteld.

‘Nee.’ Patricks kaak trilde. ‘Maar ik verlangde er net zo naar om me door haar papa te laten noemen als zij ernaar verlangde om papa tegen mij te zeggen. Het brak mijn hart om het haar te moeten weigeren. Ik ben priester – het is mijn taak om mensen die verdriet hebben te troosten. Maar mijn eigen dochter kon ik niet geven wat ze het allermeest nodig had op deze wereld – iemand die ze papa kon noemen.’

Patrick deed zijn ogen dicht en liet zijn hoofd hangen. ‘Vergeef me, Vader,’ fluisterde hij, ‘want ik heb gezondigd.’ Toen hief hij zijn hoofd weer op en keek me indringend aan. ‘Daarom haat God zonde, Emma. Daarom verbiedt Hij overspel… omdat Hij ons liefheeft. Zonde richt schade aan in ons eigen leven, maar vooral ook in het leven van de onschuldige mensen die we het meest liefhebben.’

Ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen. De gedachte aan Grace die geplaagd werd en die huilde om een vader, deed ook mij opnieuw inzien hoe ik had gezondigd. Het was of Patrick en ik acht jaar geleden een kiezelsteentje van een helling hadden gegooid en nu ontzet moesten toezien hoe daardoor een lawine ontstond. Onze dochter stond in de baan van die lawine.

‘Ik denk dat Gracie en ik beter kunnen verhuizen,’ zei ik opnieuw. ‘Ik wist wel dat dit niet goed zou gaan. We wonen te dicht bij jou.’

‘Je gaat voorbij aan de kern van het verhaal, Emma! Ze heeft een vader nodig. Ze wil, net als alle andere meisjes, een vader hebben. Ze begrijpt niet waarom haar vader haar in de steek gelaten heeft, waarom hij niet van haar houdt. En die vader ben ik! Ik ben degene die haar in de steek gelaten heeft, niet Karl Bauer. Als je verhuist, veranderen Gracies gevoelens niet en het neemt haar verlangen naar een vader ook niet weg. Ik ben vanavond hier naartoe gekomen om je te vertellen dat ik veel meer ga doen dan haar een paar dubbeltjes toewerpen. Ik ga elke dag met haar meelopen van school naar huis. Ik ga haar beschermen tegen de andere meisjes en ik ga luisteren naar haar angsten en naar haar dromen. Ik ga een vader voor haar zijn!’

‘Dat kun je niet doen! De mensen zullen de gelijkenis tussen jullie zien!’

‘Emma, het kan me niet schelen!’

‘Alsjeblieft! Omwille van Gracie…’

‘Ze scheiden haar nu ook uit. Hoeveel erger kan het nog worden? Op deze manier heeft ze tenminste een vader – geen pastoor, maar een vader. Iemand die van haar houdt en voor haar zorgt. Iemand naar wie ze toe kan vluchten en die ze in vertrouwen kan nemen als ze van streek is.’

‘Je hebt beloofd dat je het haar nooit zou vertellen!’

‘Ik zal me aan mijn belofte houden. Ik zal haar de waarheid niet vertellen.’

‘Ik kan dit niet toestaan, Patrick!’ Ik probeerde wanhopig hem op andere gedachten te brengen, maar hij wilde niet naar me luisteren.

‘Ik ben niet gekomen om toestemming aan je te vragen, Emma. Ik ben gekomen om je mede te delen wat er gaat gebeuren. Ik heb de bisschop vanmiddag hetzelfde verteld. Ik ben Graces vader. En ik zal een vader voor haar zijn, wat voor prijs ik daar ook voor moet betalen.’

‘Maar iedereen die ogen in zijn hoofd heeft zal het zien! Je haar…’

Patrick schoof zijn stoel naar achteren en stond op. ‘Ik houd mijn hoed wel op.’

In de jaren die volgden, keek ik van een afstand toe hoe Patrick Graces vertrouwensman, bondgenoot en vriend werd. Hij was er de oorzaak van dat ze elke week naar de kerk begon te gaan. Hij leende haar zelfs zijn pyjama. Toen ze de deur uitging om de verpleegstersopleiding te gaan volgen, bedacht hij een manier om haar zelf helemaal naar Philadelphia te kunnen brengen.

Ik verwachtte dat hij naar een andere parochie zou gaan toen zij eenmaal met haar opleiding was begonnen, maar dat gebeurde niet. Op een dag kwam ik hem tegen op de stoep voor Booty’s winkel, toen hij naar buiten kwam en ik net naar binnen wilde. Hij had een enorm blauw oog.

‘Hallo, Emma.’

‘Patrick! Wat is er met je oog gebeurd? Ben je tegen een deur opgelopen?’

‘Ik heb het een beetje met Denny O’Hara aan de stok gehad. Hij had te veel gedronken, zie je.’

‘En daardoor viel hij een priester aan?’

‘Nee, Emma,’ zei hij rustig. ‘Hij viel zijn vrouw en zijn kinderen aan.’ Ik dacht aan Patricks eigen verleden en het werd me koud om het hart.

‘De familie O’Hara heeft geluk dat jij in de buurt woont en dat hun pastoor niet bang is voor een knokpartij… hoewel dat op zijn leeftijd misschien wel beter zou zijn.’

Hij glimlachte, maar toen er rimpeltjes rond zijn ogen kwamen, kromp hij in elkaar. ‘Au! Het doet zeer als ik lach,’ zei hij en raakte voorzichtig zijn gezicht aan.

‘Waarom blijf je toch hier, Patrick? Waarom blijf je maar worstelen met deze mensen? Zou je, nu Grace op eigen benen staat, niet hogerop willen, kardinaal worden of iets dergelijks?’

‘Dat vroeg de bisschop me een paar dagen geleden ook al. Maar ik kan hier niet weg. Deze mensen zijn mijn kinderen, mijn familie. Dankzij Gracie ben ik eindelijk aan het leren wat het betekent om een vader voor hen te zijn. Zal de volgende priester ook bereid zijn om met een dronken dwaas als Denny O’Hara op de vuist te gaan? Ik kan toch niet lekker onderuit in een of andere bisschopswoning gaan zitten terwijl ik me afvraag of het been van dat kleine jongetje van O’Hara op drie plaatsen gebroken zal worden, net als het mijne?’

‘Je kunt niet de hele wereld redden, Patrick.’

‘Nee, maar ik kan wel één kind redden.’ Hij staarde in de verte en zijn ogen waren zo blauw als de lucht. ‘Als ik na de oorlog ooit wat geld los kan peuteren van de kerk, zou ik graag al die prachtige, grote kamers van de pastorie die nu toch niet gebruikt worden, veranderen in een plek waar vrouwen en kinderen een veilig heenkomen kunnen zoeken. Ik weet nog hoe wanhopig jij was toen je hier naartoe kwam toen je tijdens je zwangerschap wegvluchtte van Karl Bauer. Je had niemand waar je naartoe kon gaan, geen plek waar je heen kon vluchten. De Heere weet dat ik niet al die kamers nodig heb.’

Ik kreeg tranen in mijn ogen. Naarmate de jaren verstreken waren, was ik meer van hem gaan houden, niet minder. ‘God heeft je gebed verhoord, Patrick.’

Hij keek me weer aan. Welk gebed bedoel je?’

‘Je bent een geweldige pastoor.’

Ongeveer een jaar nadat Grace en Stephen getrouwd waren, hoorde ik het nieuws over Patrick – nota bene van Sheila Higgins. Ik begroette haar bij de bank en ze kreeg tranen in haar ogen.

‘Is het niet vreselijk van pastoor O’Duggan? Zo’n jonge man nog. Hij is nog maar net vijftig…’

Het was of een grote vuist zich om mijn hart sloot. ‘Wat is er met hem aan de hand?’

‘Heb je het dan nog niet gehoord? De hele parochie heeft het erover. Hij ligt in het ziekenhuis van de Zusters der Barmhartigheid en men verwacht dat hij niet meer dan een week te leven heeft.’

‘Hoe… wat…?’

‘Acute leukemic Het kwam heel plotseling. En de dokters zeggen dat het een aflopende zaak is. Ze kunnen niets voor hem doen.’

Ik rende ogenblikkelijk de bank uit en hield een taxi aan. Patrick kon niet stervende zijn. Hij was altijd zo sterk geweest, zo bekwaam. Grace en ik en alle andere mensen in de parochie wisten dat we altijd bij hem aan konden kloppen als we hem nodig hadden. Als ik had kunnen bidden, zou juist dit het moment geweest zijn waarop ik dat gedaan had. Maar ik had het recht niet God ergens om te vragen, vooral niet als het Patrick betrof.

Ik rende als een gek het ziekenhuis binnen. De hoofdzuster liet me niet langs de balie. ‘U bent niet de enige in de parochie die van pastoor O’Duggan houdt. Er heeft al een rij van een kilometer gestaan van mensen die hem wilden bezoeken. Er zou hier in de hal niet eens ruimte zijn om ze allemaal binnen te laten, laat staan in zijn kamer! Maar de dokter laat alleen zijn naaste familie en andere priesters bij hem. Het spijt me erg.’

‘Nee, luister. U moet me binnenlaten. Ik… ik ben familie van hem.’

De non fronste haar wenkbrauwen. ‘O ja? En hoe dan wel?’

‘Zeg maar tegen hem dat Emma er is… mevrouw Emma Bauer. Alstublieft! Vraagt u het hem! U moet hem vragen of hij me wil zien!’

‘Eén moment.’ Ze keek geërgerd terwijl ze de telefoon pakte en een nummer draaide. ‘Hallo zuster Angelica? Er staat hier een vrouw die pastoor O’Duggan wil bezoeken. Ze beweert dat ze familie van hem is. Ja, ze heet Emma Bauer.’ Ze knikte veelbetekenend. ‘Ja, dat dacht ik al. Al zijn familieleden zijn al geweest…’

‘Noem pastoor O’Duggan mijn naam!’ riep ik wanhopig. ‘Laat hem beslissen of hij me wil ontvangen of niet!’

Ze fronste opnieuw haar wenkbrauwen en ging toen verder: ‘Ze wil dat je pastoor O’Duggan haar naam geeft en hem dan laat beslissen.’

Ik was bijna in tranen. ‘Dankuwel!’

‘Het duurt even voor zuster Angelica met hem gesproken heeft. Misschien wilt u even gaan zitten…’ Ze legde de hoorn van de telefoon over haar schouder en stond drie andere mensen te woord terwijl ik door de hal ijsbeerde en afwachtte.

Toen ze eindelijk antwoord kreeg, werd de uitdrukking op haar gezicht milder. ‘Hij wil u zien. Hij ligt op de derde verdieping, mevrouw Bauer. Kamer 315.’

Zuster Angelica stond me op te wachten toen ik de lift uitstapte. ‘Denkt u er alstublieft aan dat pastoor O’Duggan erg snel moe wordt.’

‘Gaat hij echt sterven?’ vroeg ik, nog steeds worstelend om te verwerken wat Sheila me had verteld.

‘Ik ben bang van wel,’ zei de non. Ze kreeg tranen in haar ogen, maar haar stem klonk vastberaden toen ze zei: ‘U mag niet langer bij hem dan vijf minuten.’

Verdwaasd door de schok en het verdriet liep ik de gang door. Hoe kon ik in vijf minuten alles tegen hem zeggen wat ik op mijn hart had?

Toen ik zijn kamer binnenkwam en hem tussen de koude, witte lakens zag liggen, sprongen de tranen me in de ogen. Zijn huid zag grauw en zijn gouden haar was dof als aangeslagen brons. Toen keek hij op en glimlachte – zijn prachtige, stralende glimlach – en was hij Patrick weer. Ik ging op de rand van zijn bed zitten en nam zijn hand in de mijne.

‘Je handen waren altijd zo koud, Emma. En dat zijn ze nog.’

‘En de jouwe zijn nog steeds warm.’ We keken elkaar zwijgend aan. Woorden waren overbodig.

‘Ik ben zo blij dat je gekomen bent,’ zei hij ten slotte. ‘De artsen zeggen dat mijn leven niet lang meer zal duren.’

‘Hoe sta je daar tegenover?’

‘Ik heb er vrede mee. Mijn leven behoort God toe. Laat Hij er maar mee doen wat Hij wil.’ Hij glimlachte en er kwamen rimpeltjes in zijn huid bij de hoekjes van zijn vriendelijke, blauwe ogen. Ik wilde mijn gezicht naast het zijne leggen en huilen. ‘Nee, Emma, niet huilen om mij. Ik ben er klaar voor.’

‘Dat weet ik.’

‘En jij? Ben je nog steeds boos op God?’ Toen ik geen antwoord gaf, zei hij zachtjes: ‘Je hebt Gods vergeving nog steeds niet gevonden, hè?’

‘Die ben ik niet waard.’

‘Niemand is die waard. Maar toen de Farizeeën een vrouw bij Jezus brachten die op overspel was betrapt, zei Hij: “Ook Ik veroordeel u niet.” Dat is genade. Dat is de naam van je dochter: Grace. Wat wij jaren geleden gedaan hebben, was een zonde, maar God wil ons vergeving schenken als we Hem daarom vragen.’

‘Dat zei papa ook.’

‘Waarom vraag je Hem er dan niet om, Emma?’ Ik wendde mijn ogen af. Patricks gebedenboek lag naast hem in bed. Hij drukte het me in handen. ‘Neem dit mee. Lees het gedeelte waar de boekenlegger bij ligt. Van dat stuk houd ik zelf het meest. David en Bathseba begingen dezelfde zonde als wij. Maar God kan een zonde wegnemen en die veranderen in een zegen. De zoon van David en Bathseba werd een voorouder van onze Heere Jezus Christus. Aanvaard zijn vergeving, Emma. Hij wil je die schenken. Het heeft Hem zijn Zoon gekost.’

Ik was niet in staat iets te zeggen. Ik wist dat de vijf minuten bijna om waren. Ik verlangde ernaar om hem nog een laatste keer vast te houden. Alsof hij mijn gedachten kon lezen, zei Patrick: ‘Ik moet denken aan de laatste strofe van een gedicht van Yeats dat Politick heet:

“…en ‘t kan wel waar zijn wat ze zeggen
over oorlog en oorlogsgevaar,
maar o, wat was ik liever jong
en vrijde ik met haar!’”

Ik boog me over hem heen en nam hem in mijn armen. De zijne sloten zich om mij heen, maar met slechts een zweem van hun vroegere kracht. Ik drukte mijn wang tegen de zijne. Patricks huid rook nog net zo als ik me herinnerde en ik ademde voor de laatste maal zijn geur in. Onze tranen voegden zich samen tot één enkele stroom.

‘Als je Gracie ooit de waarheid vertelt,’ fluisterde hij, ‘dan moet je haar zeggen hoeveel ik van haar gehouden heb.’

‘Dat zal ik doen. Ik hou van je, Patrick.’

‘Dat weet ik. En ik… “zal u beminnen met alwat in me is, met al mijn adem, vreugde en verdriet. En als God het wil, zal’t zo zijn, dat ik u na dit leven nog grotere liefde bied”.’

1980

‘Ik ben altijd van Patrick blijven houden,’ zei Emma. ‘Toen ik met Karl trouwde, toen hij priester werd en zelfs toen hij stierf. Daarom ben ik na mijn scheiding niet hertrouwd. Ik leefde in een tijdperk waarin het huwelijk werd beschouwd als een verbintenis voor het leven, een verbintenis als die van Louise en Friedrich – tot de dood ons scheidt. Ik had die gelofte aan Karl gebroken. Ik had natuurlijk nooit moeten beloven dat ik hem lief zou hebben, want ik was niet in staat me daaraan te houden. Mijn hart was getrouwd met Patrick. Na mijn scheiding legde ik dus, net als Patrick, een celibaatsgelofte af.’

Emma beëindigde haar verhaal toen Suzanne de parkeerplaats van Birch Grove opreed. Ze was weer thuis. Nu ze eenmaal de waarheid over Patrick had verteld, voelde ze zich enorm opgelucht, alsof er een zware last van haar was afgenomen, maar onwillekeurig vroeg ze zich af wat de gevolgen zouden zijn.

Suzanne zat achter het stuur van de stilstaande auto en had tranen in haar ogen van emotie. Emma legde haar hand op de schouder van haar kleindochter. ‘Weet je, toen je besliste wat je studierichting zou worden, moest ik aan Patrick denken. Ik heb het je nooit eerder kunnen vertellen, maar je hebt je liefde voor literatuur, je liefde voor woorden, van je grootvader…’

‘Ik heb Iers bloed…’ mompelde ze. ‘Jeff heeft het altijd gezegd.’

‘Ja, dat klopt. Ik wilde maar dat je hem gekend had. Hij was een bijzondere man.’ Had ze er goed aan gedaan om Suzanne en Grace na al die jaren de waarheid te vertellen? Maar ze had het nauwelijks kunnen ontkennen. Op de een of andere manier hadden ze zelf de waarheid ontdekt en ze hadden haar alleen gevraagd te bevestigen wat ze al vermoedden. Misschien zou het Jeff en Suzanne helpen. Maar Grace… wat voor invloed zou het op Grace hebben? Ze had de hele weg naar huis als verdoofd in de auto gezeten. Zo stil. Zo getroffen.

Emma deed het portier open en stapte uit. Ze verlangde ernaar om haar dochter in haar amien te nemen en haar om vergeving te vragen, maar ze durfde het niet. Grace keek haar niet eens aan.

‘Nogmaals bedankt dat jullie me wilden brengen,’ zei Emma en liep snel in de richting van het gebouw.

Toen ze eenmaal in haar kamer was, kwamen de tranen. Wat moest ze doen als Grace haar niet wilde vergeven? Dat zou de zwaarste straf zijn die ze voor haar zonde kon ondergaan. Ze was haar ouders al kwijtgeraakt en haar thuis en ze had een leven samen met Patrick verspeeld door wat ze had gedaan. Maar ze kon Gracie niet ook nog eens verliezen. Hoe kon ze leven zonder haar dochter?

Emma liep rusteloos door haar kamers alsof ze iets zocht. Ze had zich sinds de geboorte van Gracie niet meer zo eenzaam gevoeld. Hadden papa en mama ook dit pijnlijke, lege gevoel van verlies gehad toen ze gescheiden werden van de dochter die ze liefhadden? En God?

Emma ervoer opnieuw de pijn om de enorme omvang van haar zonde. Ze herinnerde zich dat ze tegen papa gezegd had dat ze geen spijt had van wat zij en Patrick hadden gedaan, maar elke keer als ze dacht aan de kille, geschokte uitdrukking op Gracies gezicht, schaamde ze zich meer voor haar zonde dan ooit. Voor het eerst bekende ze aan zichzelf dat ze, als dat mogelijk was, graag zou teruggaan in de tijd en zou uitwissen wat er die dag op Squaw Island was gebeurd. Het zou beter zijn om Grace nooit ter wereld te hebben gebracht dan om op deze manier van haar vervreemd te raken.

Emma keek om zich heen alsof ze verrast was dat ze zich in deze nieuwe kamers bevond. Door haar verhuizing was ze terechtgekomen op deze lange weg naar de waarheid. Door de verhuizing waren de vragen naar het verleden boven gekomen en die vragen hadden haar ertoe bewogen het verhaal van Louise te vertellen – en dat van haarzelf. In haar jeugd had ze pas goed beseft wat de gevolgen van de overstroming waren toen ze tussen de puinhopen van ingestorte huizen en verwoeste levens doorliep. En nu begreep ze pas ten voile wat de gevolgen waren van die golf van hartstocht die Patrick en haar had meegesleurd. En pas nu ze haar eigen leven overzag – en dat van Gracie en Suzanne – had Emma eindelijk de vreselijke gevolgen van haar zonde overzien.

Ze deed de deur van haar slaapkamer dicht en ging op de rand van het bed zitten. Ze pakte Patricks gebedenboek uit de la van haar nachtkastje. God strafte de kinderen voor de zonden van hun moeders tot in het derde en vierde geslacht, had papa gezegd. Maar hij had ook gezegd dat God haar zou vergeven als ze berouw had. Patrick had hetzelfde gezegd – God schonk niet alleen vergeving, maar ook verlossing. Emma sloeg het gebedenboek open bij de plaats die Patrick dertig jaar geleden had aangewezen en las hardop de woorden die daar stonden:

‘Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid,
delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid;
was mij geheel van mijn ongerechtigheid,
reinig mij van mijn zonde.
Want ik ken mijn overtredingen,
mijn zonde staat bestendig vóór mij…’