12

1980

Suzanne vouwde de flappen dicht van de doos die ze net had ingepakt en zette hem bij de andere dozen die op stapels tegen de muur van de woonkamer stonden. ‘Dat was een bijzonder verhaal, oma. Maar wat heeft het met mij te maken?’

‘Alsjeblieft, Suzanne!’ Grace probeerde haar tranen weg te vegen zonder haar make-up te bederven, terwijl Emma zonder succes naar een doos tissues zocht.

Suzanne liep naar de badkamer en haalde een rol wc-papier. ‘Hier, gebruik dit maar. Ik wil niet weer gaan ruziemaken, mam, maar als je er logisch over nadenkt, zie je dat er belangrijke verschillen bestaan tussen de situatie van mijn overgrootmoeder en die van mij zelf

Grace snoot haar neus. ‘Misschien wel, maar het gaat toch om hetzelfde.’

‘Ja, hoor! En waar gaat het dan wel om? Dat overgrootmoeder zich aanpaste aan haar nieuwe leven en dat dat mij ook wel zal lukken? Larie! Dat overgrootvader en Jeff allebei een moeilijke beslissing moesten nemen? Nog meer onzin! Overgrootvader gaf gehoor aan zijn geweten, maar Jeffs beslissing kwam gewoon voort uit egoi’sme! Misschien hoefden mannen in de negentiende eeuw hun vrouw niet naar hun mening te vragen, maar wij leven in de twintigste eeuw en de mannen van nu horen wel met ons te overleggen. We behoren niet meer tot de inboedel! En u vergeet nog een groot verschil – overgrootmoeder ontleende haar identiteit aan ‘de kinderen, de keuken en de kerk’. Ik zit in de redactie van de New Woman en ik houd van mijn werk! Mijn identiteit staat los van mijn man en kinderen en niemand heeft het recht me te dwingen die op te geven!’

‘Suzy, Suzy… waarom schreeuw je zo tegen ons?’ zei Emma. Ze streelde Suzanne over haar rug om haar te kalmeren. Suzanne zweeg, verbaasd over haar eigen uitval. Waarom was ze zo kwaad? Had Louises verhaal haar meer geraakt dan ze wilde toegeven?

‘Laten we reëel zijn,’ zei Suzanne ten slotte, ‘de tijden veranderen, rollenpatronen veranderen, verwachtingen veranderen. Wat voor de ene generatie werkt, hoeft voor de andere niet per se ook te werken.’

‘Maar er is een aantal dingen die niet mogen veranderen,’ zei Emma rustig. ‘Je zei net dat je niet zo wilt zijn als je moeder. Zij heeft ervoor gekozen om haar carriere op te geven om haar man en jij wilt niet dezelfde fout maken. Maar begrijp je dan niet dat dat toch een reactie is op de keuzes die zij gemaakt heeft? Zo verging het mij ook. Door met Karl te trouwen maakte ik een fout die een reactie was op de fouten die mijn moeder maakte. Dat patroon moet je doorbreken.’

‘Ik heb mijn carriere opgegeven omdat mijn huwelijk belangrijker was,’ voegde Grace eraan toe. ‘Vind jij je huwelijk dan niet belangrijk? Voor een huwelijk moet je offers brengen. Dat had je toch tenminste kunnen opmaken uit het verhaal over je overgrootmoeder.’

Suzanne trok een wanhopig gezicht. ‘In mijn geval komen de offers van één kant.’

‘Maar dat is nu juist de definitie van een offer,’ zei Grace. ‘Denk eens aan het offer dat Christus heeft gebracht.’

‘O, laten we alsjeblieft het geloof er niet bij halen,’ zei Suzanne kreunend. ‘Dit gesprek is zo al sentimenteel genoeg.’

‘Ze heeft gelijk, Gracie,’ zei Emma. ‘We hebben op dit moment geen behoefte aan een preek. Maar, Suzanne, stel je nu eens even voor dat mijn moeder dezelfde keuzes had gemaakt als jij. Stel, dat ze aan een carriere in Duitsland was begonnen, had besloten om van Friedrich te scheiden en daar te blijven. Wat dan?’

Suzanne lachte spottend en gooide met een zwaai haar donkere haar naar achteren. ‘Dan zouden wij hier geen van alien ruzie staan maken.’

‘Precies.’ Emma glimlachte veelbetekenend en Suzanne begreep dat ze in de val gelopen was. ‘Als jij niet probeert om deze kloof te overbruggen, als je Jeff uit je leven laat vertrekken, dan zou je wel eens iets heel waardevols kunnen verliezen, dat je nooit meer kunt herstellen.’

Het bleef even stil in de kamer. Suzanne luisterde naar de vele geluiden van het leven buiten haar grootmoeders flat – het slaan van deuren, het geschreeuw van kinderen, het gepuf van de luchtdrukremmen bij de bushalte, het gestage gebrom van het verkeer en de vliegtuigen, dat klonk als een rivier in de verte. Omdat ze de onderzoekende blikken in de ogen van haar moeder en grootmoeder niet kon verdragen, keek ze op haar horloge.

‘O, we moeten ervandoor. Ik heb beloofd dat ik de meisjes voor etenstijd zou ophalen en als we niet op tijd vertrekken komen we op de snelweg in de file terecht.’

Ze vluchtte bijna naar haar auto met het excuus dat ze de spullen die Emma haar en Grace gegeven had, wilde inladen en besloot op de stoep te wachten tot haar moeder de laatste rommel in de flat had opgeruimd.

De milde voorjaarswarmte was verdwenen en nu, later op de middag, was het fris geworden. Suzanne huiverde toen de zon achter de flat verdween. In deze drukke stad verliep de wisseling van de seizoenen soms ongemerkt, maar terwijl ze stond te wachten, zag ze paardebloemen staan op een klein grasveldje aan de overkant van de straat en de uitbottende bladeren van een ongesnoeide boom op de hoek. Ze dacht na over de veranderingen die haar overgrootmoeder had moeten doormaken toen ze naar Amerika gekomen was en vroeg zich af of God de seizoenen had gegeven om mensen eraan te herinneren dat niets in het leven hetzelfde blij ft.

Ze keek langs het vierkante, bakstenen gebouw omhoog en haar ogen vonden het raam van Emma’s huiskamer op de derde etage. Zou haar grootmoeder het moeilijk vinden om na zoveel jaren te verhuizen naar een buitenwijk? Ze dacht aan de veranderingen die in haar eigen leven zouden gaan plaatsvinden nu haar huwelijk na tien jaar op de klippen was gelopen en opnieuw huiverde ze.

Even later verschenen haar moeder en grootmoeder bij de voordeur van de flat. Wat verschilden ze van elkaar – in alle opzichten! Graces krullende haar was prachtig gekapt; Emma droeg haar steile, zilveren haar kort en nonchalant. Graces voeten waren in dure, leren, Italiaanse pumps gestoken; Emma liep op goedkope, linnen bootschoentjes. En hun persoonlijkheden waren ook zo verschillend! Grace was veel voorzichtiger en conservatiever dan haar ongecompliceerde, opgewekte moeder. Maar, ach, zij en haar moeder waren ook heel verschillende types. Suzanne zou bij de New Woman nooit de top bereikt hebben als ze zo passief geweest was als Grace.

Emma omhelsde Suzanne en kuste haar gedag. ‘Bedankt voor je hulp en geen ruziemaken met je moeder op de terugweg, hoor. Afgesproken?’ Ze glimlachte terwijl ze het zei en Suzanne glimlachte onwillekeurig terug.

‘Dat is nu een van de dingen die ik zo in u waardeer, oma. U houdt nooit lange preken.’

Grace was diep in gedachten verzonken en ongewoon zwijgzaam terwijl ze naar huis reden. Suzanne vroeg zich af wat ze dacht en of haar soms iets dwarszat, maar ze besloot geen vragen te stellen. Ze had eigenlijk ook geen zin om te praten. Bijna tegen haar wil moest ze weer denken aan het verhaal over haar overgrootmoeder.

Er was tussen haar en Louise nog een belangrijk verschil, dat ze niet had willen noemen. Louise kende haar man nauwelijks toen ze met hem trouwde en had later van hem leren houden. Haar eigen verhaal was het omgekeerde. Jeffrey en zij hadden vurig van elkaar gehouden en waren hun huwelijk begonnen als ‘één vlees’. Maar die liefde was allang geleden, samen met de vonken en de vlammen, uitgedoofd.

Jeffrey had zijn keuze gemaakt, zij de hare. En hoewel ze dat nooit zou toegeven tegenover haar moeder, zag ze nu al de gevolgen daarvan in het leven van haar dochters. Amy was de laatste tijd ongehoorzamer en dwarser dan anders en Melissa overdreven gauw in tranen en aanhankelijk. Ze reageerden allebei op de spanningen in huis. Misschien zou het beter worden als Jeff eenmaal voorgoed vertrokken was.

Suzanne keek vanuit haar ooghoeken naar haar moeder en zag dat die voortdurend tranen wegveegde. Ze zat zeker nog te huilen om het mooie einde aan Louises verhaal. Grace moest altijd huilen bij een happy end. Sue herinnerde zich haar eigen reactie op het verhaal en vroeg zich af waarom ze zichzelf niet had toegestaan om te huilen. Verdrong ze haar emoties, net als Louise?

Ze zuchtte en voegde in op de snelweg. Ze kon het zich niet permitteren om sentimenteel te doen. Net als Louise, die het hoofd had geboden aan de overstroming, zou ze erg sterk moeten zijn om te overleven in de tijd die voor haar lag.

Een week nadat haar moeder haar het fotoalbum had gegeven, zat Grace er in haar eentje in de keuken in te bladeren en te piekeren over de mysteries van haar verleden. De oude zwart-witfoto’s waren verbleekt en kwetsbaar. Ze boden haar geen aanwijzingen voor de oplossing van Emma’s geheimen en de onbeantwoorde vragen bleven maar rondmalen in Graces gedachten. Soms peinsde ze zo lang over een vraag dat haar hoofd ervan tolde en ze tot de conclusie moest komen dat ze er niet uitkwam. Daarna begon ze weer te piekeren over de volgende vraag.

Langzaam en voorzichtig om de lijm van de ouderwetse fotohoekjes niet los te maken, sloeg ze de bladen van het album om. Emma’s krullerige handschrift, dat met witte inkt op de zwarte bladzijden stond, was bijna onleesbaar, dus beperkte ze zich tot het bekijken van de verstilde gezichten. Sommige ervan, zoals die van haar grootouders en haar vader, kende ze alleen van deze foto’s. Welke uitdrukkingen zouden er nog meer op die gezichten gelegen hebben, behalve deze ene die door de camera was vastgelegd?

Grace zat in de erker in haar ontbijthoekje, het enige gezellige plekje in haar chique, hoi klinkende keuken. Eerder die dag was het huis met bezemen gekeerd door de hulp in de huishouding die elke week kwam en ze wilde geen rommel maken in de ruime, blinkend schone kamers. Ze kon meer dan genoeg dingen bedenken die nuttiger waren dan dit geblader in het album, maar de verlammende lusteloosheid die over haar gekomen was, leek zich wel in haar ziel genesteld te hebben. Toen de bel ging, had ze dan ook de neiging om die te negeren, maar toen ze door het raam keek, zag ze dat het Suzanne was. Ze droeg een mantelpak-je en geschrokken realiseerde Grace zich dat het al laat in de middag was en dat Suzanne al van haar werk op weg was naar huis. Hoe had de dag zo snel voorbij kunnen gaan? Grace steunde met haar handpalmen op het tafelblad en hees zich vermoeid overeind.

‘Waarom bel je altijd?’ vroeg ze terwijl ze de deur opendeed. ‘Ik heb je toch een sleutel gegeven?’

‘Ik had geen zin om ernaar te zoeken,’ zei Suzanne en hield een enorme sleutelbos met meer dan twintig sleutels omhoog.

‘Heb je die echt allemaal nodig? Waar zijn die dan allemaal voor?’

‘Op elke deur van mijn huis zitten twee sloten,’ begon ze op te sommen. ‘Voor de beide auto’s heb ik een contactsleutel en een sleutel voor de achterbak nodig, er zit een sleutel bij voor jouw huis en een voor dat van mijn schoonmoeder, een sleutel voor de postbus – en de rest is van kantoor.’

‘Ik ben blij dat mijn leven niet zo ingewikkeld is.’

‘En ik ben blij dat ik niet de hele dag alleen thuis hoef te zitten.’ Grace hoorde de gemompelde woorden wel, maar besloot er niet op in te gaan.

Suzanne gaf haar een map. ‘Hier zijn de ontwerpen voor een logo voor het opvangcentrum. Ik heb Jeff er al weken geleden aan herinnerd dat hij die voor je zou maken en gisteravond heeft hij het eindelijk gedaan – tussen al zijn telefoontjes naar Chicago door. Als je ze niet mooi vindt, voel je dan niet verplicht om ze te gebruiken, hoor. Daar kwets je zijn gevoelens niet mee, want die heeft hij toch niet. Bij de New Woman hebben we een nieuwe art-director, die prachtig werk levert. Ik kan haar wel vragen om een paar ontwerpjes te maken.’

Jeffrey had zes schetsen gemaakt in verschillende stijlen, van modern tot klassiek, allemaal even mooi en professioneel getekend. Grace was onder de indruk van het creatieve talent van haar schoonzoon. ‘Zeg maar tegen Jeff dat ik ze heel mooi vind en bedank hem. Het bestuur zal het nog moeilijk vinden om een keuze te maken.’

Suzanne pakte een beker uit de kast en schonk koffie voor zichzelf in. ‘Over keuzes gesproken, heeft het bestuur al een directeur kunnen vinden?’ In haar stem klonk zo’n onplezierige ondertoon dat Grace zich op haar stoel in de erker liet zakken en over haar ogen wreef.

‘Begin nu niet weer, Suzanne. Ik heb een zware week achter de rug door oma’s verhuizing.’

Suzannes stem klonk milder toen ze Graces kopje bijvulde en tegenover haar ging zitten. ‘Het spijt me. Ik zou alleen willen dat je naar je eigen hart luisterde in plaats van naar papa.’ Grace gaf geen antwoord. Om de een of andere reden zaten haar tranen erg hoog en ze was bang dat ze zich niet zou kunnen beheersen. ‘Je ziet er een beetje depri uit, mam. Hoe komt dat?’

‘Ik weet het niet… ik ben moe door die verhuizing… deze foto’s… ik had niet verwacht dat er zoveel herinneringen zouden bovenkomen als ik mijn moeder hielp met verhuizen. Elke keer als ik dit boek doorkijk, heb ik het gevoel dat ik al die herinneringen op een rijtje moet zetten en er iets mee moet doen, of ik dat nu wil of niet.’ Zonder naar de foto’s te kijken, sloeg ze een bladzijde van het album om en toen nog een. ‘Ik moet steeds maar denken aan wat mijn moeder zei op die dag dat we haar spullen inpakten. “Je vader hield meer van jou dan van het leven zelf.” Herinner je je dat, Sue? Vondje dat geen vreemde opmerking?’

‘Oma legde toch uit wat ze ermee bedoelde?’

‘Ze schoof het op haar ouderdom, maar jij en ik weten allebei dat ze nog goed bij is. Ik had het vage gevoel dat ze iets voor ons verborg.’

‘Eerlijk gezegd had ik dat ook. Maar als dat inderdaad waar was – dat Karl Bauer echt meer van jou hield dan van het leven zelf, dan is verder alles wat ze je over hem verteld heeft, gelogen.’

‘Ik weet het. Daarom ben ik de laatste dagen ook zo van slag. Je schrikt als dingen die je als feiten beschouwde, plotseling gaan wankelen. Ik wil graag zekerheid, want, Sue, de waarheid kan toch niet vreselijker zijn dan deze afschuwelijke onzekerheid?’ Suzanne haalde alleen maar haar schouders op en Grace sloeg de laatste paar bladzijden van het album open, die bianco waren. Ze haalde er een grauw, opgevouwen stukje briefpapier tussenuit en gaf dat aan haar dochter. ‘Lees dit eens. Het zat achterin geplakt.’

Suzanne vouwde het briefje open en las de met de hand geschreven woorden hardop voor:

‘Aan mijn geliefde Emma,

Wanneer je oud en grijs bent en vol slaap
en knikkebolt bij ’t vuur, neem dan dit boek ter hand
en lees het traag, droom van de zachte blik die eens
je ogen hadden, met diepe schaduwen omrand.

Hoe velen hidden niet van je soms blije gratie
en hielden van je schoonheid, met liefde goed of kwaad;
één man beminde slechts de pelgrimsziel in jou,
hield van ’t verdriet in je veranderend gelaat;

en fluister, gebogen naar de gloeiende staven,
een weinig droef hoe liefde vluchtte naar de verte
en schreed over de bergen daar omhoog en het
gezicht verborg tussen een menigte van sterren.’

‘Tsjonge…’ zei Suzanne zachtjes.

‘Ik herken het handschrift niet,’ zei Grace en slikte.

‘Ik kan het mis hebben, maar volgens mij is dit een gedicht van Yeats. Ik zal het thuis eens in mijn gedichtcnbundels nazoeken.’

‘Ik weet dat mijn moeder dit fotoalbum gekocht heeft toen we nog in King Street woonden, maar ik kan met de beste wil van de wereld niet bedenken wie haar dit liefdesgedicht gegeven kan hebben.’

Suzanne vouwde het papier weer op en gaf het terug aan Grace. ‘Als ik jou was, zou ik uitzoeken hoe de vork in de steel zat en het verleden onder ogen zien. Ben je ooit teruggegaan naar de plaats waar overgrootmoeder vandaan kwam om daar met haar familie te praten – met jouw familie?’

‘Het leek me geen goed idee om het verleden op te rakelen.’

‘Het is goed om dingen af te sluiten, mam. Heb je je nooit afgevraagd wat er echt tussen haar en je vader is voorgevallen?’

‘Natuurlijk wel. Dat vraag ik me mijn hele leven al af. Toen ik nog klein was probeerden de andere meisjes me altijd over hem uit te horen. Wie was hij? Waar was hij? Waarom woonde hij niet bij ons? Zat hij soms in de gevangenis? Echtscheidingen kwamen toen nog bijna niet voor en werden nog als schandelijk beschouwd.’

‘Ben je wel eens naar oma toegegaan om haar te vragen meer over hem te vertellen?’

‘Het kwam niet in me op om haar vragen te stellen tot ik een tiener was. Ze weigerde antwoord te geven en toen besloot ik van huis weg te lopen en Karl Bauer zelf op te sporen. Ik kocht zelfs een buskaartje naar Bremenville, maar de man die de kaartjes verkocht kende mijn moeder en terwijl ik op de bus zat te wachten, stuurde hij iemand om haar te halen. We kregen vreselijke ruzie. Hoe meer ik volhield dat ik naar Bremenville zou gaan, hoe meer zij van streek raakte, tot ze me uiteindelijk, voor het eerst, vertelde dat mijn vader me niet had gewild – dat hij had geprobeerd haar tot een abortus te dwingen. Tegen de tijd dat ze klaar was met haar vreselijke verhaal, had ze me ervan overtuigd dat hij me, als ik bij hem in de buurt kwam, opnieuw zou proberen te vermoorden. Dat was ook de eerste keer dat ik hoorde wat hij voor de kost deed. Hij had een apotheek in Bremenville.’

‘Maar nu ben je volwassen en geen tiener meer. Je zou nu toch wel weten hoe je om moest gaan met het probleem van je vader en het kunnen beschouwen als zijn probleem en niet het jouwe?’

‘Mijn moeder leed er erg onder dat ze me die dag de waarheid moest vertellen. En er was nog iets. Ik had het gevoel… ik weet het niet… dat ik haar kwetste door meer liefde te verlangen dan zij te geven had. Ze benadrukte altijd dat zij en ik samen een gezin waren, dat we compleet waren samen. Ik denk dat het haar nog steeds verdriet zou doen als ze wist dat ik op zoek was naar mijn familie.’

‘Vertel het haar dan niet. Trouwens, ik zou ook best graag eens wat meer willen weten. Hij is mijn grootvader. We hebben er recht op om de waarheid te weten.’

‘We zijn een keer naar Bremenville geweest om hem te zoeken. Weet je dat nog?’

‘Nee. Wanneer was dat?’

‘We waren op een dag naar het nationaal park geweest om daar te picknicken. Jij en je broer zaten toen nog op de lagere school. Op weg naar huis zagen we langs de weg borden waar Bremenville op stond. Het lag maar een kilometer of dertig bij de grote weg vandaan en ik vroeg je vader of we alsjeblieft het plaatsje konden gaan bekijken. Het was zomer en het was vreselijk warm en we hadden toen nog geen airconditioning. Het verbaasde me dus dat hij ermee instemde. Je weet dat je vader er een hekel aan heeft om zijn plannen te veranderen.’

Suzanne trok een streng gezicht. ‘Laten we nu doen wat we van plan waren,’ zei ze, Stephen griezelig goed imiterend. ‘Het heeft geen zin om weldoordachte plannen te veranderen.’

‘Precies,’ zei Grace met een glimlach. ‘Hoe dan ook, Bremenville bleek een schilderachtig dorpje te zijn. Het ligt in een dal omgeven door bergen. Ik denk dat er nu wel veel toeristen komen, maar in de jaren vijftig was het nog niet zo bekend. Je kon goed zien dat het oorspronkelijk een Duits plaatsje was, want het zag emit of het zo uit Europa was gehaald en in Amerika was neergezet. Zelfs de namen op de winkels en de brievenbussen waren Duits. De Squaw River deelt het dorp in tweeen en hoewel het er heel vredig uitzag toen wij er waren, moest ik toch denken aan oma’s verhaal over de overstroming die zij als kind had meegemaakt, vooral omdat het begon te regenen zodra we het dorp binnenreden.’

Suzanne wuifde ongeduldig met haar hand. ‘Maar waar het om gaat…’

‘Waar het om gaat?’

‘Nou, heb je familie gevonden of niet?’

Haar ongeduld ergerde Grace. ‘Je hebt echt een aardje naar je vaartje, Suzanne. Daar hoef je nooit aan te twijfelen. En ik raak heus de draad van mijn verhaal niet kwijt. We stopten aan de rand van het dorp om te tanken en ik vroeg aan de pompbedien-de of er een apotheek in het dorp was. “Jazeker,” zei hij, “apotheek Bauer. Rijdt u de hoofdstraat maar in en dan vindt u hem bij de vierde afslag. U kunt het niet missen.”

Ik kan niet beschrijven wat voor gevoel het me gaf om er zo dichtbij te zijn. Ik stond in Bremenville, vier straten van de winkel van mijn grootvader! Stephen vroeg de jongen of de familie Bauer nog steeds eigenaar was van de winkel. De regen kletterde zo hard op het dak van de auto en mijn hart bonkte zo, dat ik bang was dat ik het antwoord niet zou kunnen verstaan.

“Ja meneer,” zei hij. “Karl Bauer is al eigenaar van die winkel zolang ik me kan herinneren.”

We reden bij het pompstation vandaan, maar toen we een straat verder waren, kwam er een wolkbreuk. De regen viel met bakken uit de hemel – ik had nog nooit zoiets gezien en ook niet meer daarna. Stephen moest stoppen, want we konden geen hand voor ogen meer zien.’

‘Ik herinner het me nu!’ zei Suzanne. ‘Het was ongelooflijk. Ik dacht dat de auto zou volstromen met water en dat we allemaal zouden verdrinken.’

Grace nam een slokje van haar koffie. ‘Ik was ook bezorgd. Het bleef maar gieten – misschien wel tien minuten. Toen het daarna wat minder werd, reden we weer heel langzaam door, maar een straat verder stond de hele kruising onder water. Stephen durfde er niet doorheen te rijden, dus reed hij om, maar tegen de tijd dat we alle ondergelopen straten omzeild hadden, waren we verdwaald.’

‘Dus je hebt zijn winkel nooit gevonden?’

‘Jawel, uiteindelijk wel. Als je vader ergens aan begint… nu, dan weet je het wel. De apotheek zag emit als een winkeltje uit de vorige eeuw. Er hing een gestreepte luifel aan de pui en binnen stond een mooie, ouderwetse frisdranktap met kleine, metalen stoeltjes ervoor. In de etalage stond een rij ouderwetse stopflessen vol medicijnen. Maar de winkel was gesloten.’

‘Nee!’

‘Het was inmiddels tien over zes en de winkel was om zes uur dichtgegaan. Er was niemand aan wie we konden vragen waar Karl Bauers huis was – niet dat ik erheen had durven gaan! Ik vond het al heel wat om voor zijn winkel te staan, maar naar zijn huis gaan? Nee, het heeft zo moeten zijn.’

Suzanne trok een gezicht. ‘Je weet dat ik er een hekel aan heb als je begint met dat gezeur over “goddelijke bestemming”. Geef me nu eens één goede reden waarom God niet zou willen dat je je vader ontmoette. Ben je niet nieuwsgierig naar hem? Wil je soms niet meer over hem weten?’

‘Wat zou het voor zin hebben, behalve dat mijn nieuwsgierigheid bevredigd zou zijn? Trouwens, hij was nog een paar jaar ouder dan mijn moeder, dus hij is vast allang overleden.’

‘En hoe ging het verder met oma’s familie? Hoe is het met haar zussen afgelopen?’

Grace bladerde door het fotoalbum om de ouderwetse studiofoto van vier kleine meisjes met gesteven, witte jurkjes en rijglaarsjes te vinden. ‘Dit is haar oudere zus, Sophie, die nog in Duitsland geboren was; dat is moeder; dat is Eva en dat is de jongste van de vier, Vera. Voorzover ik weet heeft mijn moeder, nadat ze bij Karl is weggegaan, haar ouders of haar zussen nooit meer gezien.’

‘Vind je dat nu niet heel vreemd, mam? Het is één ding dat ze Karl niet meer wilde zien, maar dat ze haar eigen familie de mg toekeerde, vind ik gek. Er klopt iets niet.’

‘Ik weet het. Oma wilde nooit over hen praten. Het verbaasde me dat ze ons vorige week het verhaal over haar moeder vertelde.’

‘Als je wilt kan ik wel eens samen met je naar Bremenville gaan om wat speurwerk te verrichten. En deze keer kijken we eerst naar de weerberichten,’ voegde Suzanne er grijnzend aan toe.

Grace deed langzaam het fotoalbum dicht. ‘Nee, Suzanne, laten we alles maar bij het oude houden.’

Lang nadat haar dochter vertrokken was, zat Grace nog aan de keukentafel. Ze voelde zich te moe om zich te bewegen. Ten slotte sloeg ze het album weer open bij de enige foto die ze ooit van Karl Bauer had gezien. Daarop stond hij achter haar moeder op hun trouwdag. Hij was maar iets langer dan zij, maar door zijn brede schouders en zijn gedrongen bouw leek Emma’s tengere gestalte kleiner dan hij was. Zijn haar en zijn voile baard waren donker en door zijn krullende snor was er maar een heel klein streepje van zijn mond te zien. Zijn brede gezicht was opvallend knap; hij had hoge, uitstekende jukbeenderen en ronde, donkere wenkbrauwen. Het langst keek Grace naar zijn ogen en ze zocht naar iets wat wees op zijn wreedheid, naar een uitdrukking die Emma had kunnen waarschuwen voor de toekomst. Maar hoe ze ook keek, Grace kon geen enkele emotie in zijn ogen lezen.

Ze herinnerde zich hoe vastbesloten ze als meisje was geweest om naar Bremenville te gaan en hem te zoeken. Ze wist nog hoe ze de vertrektijden voor de bus had bestudeerd, op een kaart de route had bekeken en hoe ze haar dollarbiljetten en haar kleingeld had geteld. Daarna bedacht ze hoe koud het haar om het hart geworden was toen ze hoorde dat haar vader haar niet had gewild en dat hij haar had willen laten aborteren. Waarom had hij dat gewild als hij ‘meer van haar gehouden had dan van het leven zelf? Ze probeerde zijn geheim van zijn verstilde gezicht te lezen, maar het leek versluierd door regengordijnen en de rij glazen stopflessen in de etalage van een gesloten winkel.

De volgende zaterdagmiddag klopte Grace aan bij de deur van haar moeders nieuwe kamers in het bejaardentehuis en draaide daarna de deurknop om. ‘Is er iemand?’ riep ze terwijl zij en Suzanne binnen stapten. Er kwam geen antwoord. ‘We hadden haar misschien moeten bellen om haar te laten weten dat we kwamen.’

‘Wow! Wat een ongelooflijke bende!’ riep Suzanne toen ze achter Grace aan de kamer binnenging. ‘Als oma hierbinnen is, vinden we haar nooit!’

‘Precies wat ik dacht… Moeder heeft nog helemaal niets uitge-pakt.’ Toch stonden de dozen niet meer netjes opgestapeld tegen de muur zoals de verhuizers ze waarschijnlijk hadden achtergelaten. Ze stonden verspreid over de hele vloer en waren lukraak opengescheurd. De inhoud ervan lag deels verspreid op de grond en deels over de stoelen, de tafel, de bank en alle andere bruikbare oppervlakken. De vermoeidheid waarmee Grace zo had gekampt, overviel haar weer in voile hevigheid. ‘Waarom begin jij niet vast, Sue? Jij bent goed in orde scheppen. Ik zal moeder gaan opsporen.’

Grace liet de deur van de kamer openstaan en liep door de gang naar de bezigheidsruimte in het midden van het tehuis. Toen ze dichterbij kwam, hoorde ze duidelijk mensen zingen en lachen. Toen ze een vrolijke uitvoering van ‘Alexander’s Ragtime Band’ hoorde, wist ze dat ze haar moeder gevonden had.

Rond een piano stonden twaalf bejaarden te klappen en te zingen of ze op een feestavond van een studentenclub waren. Emma zat in het midden op de toetsen van de piano te hameren en was het middelpunt van de opwinding. Haar wangen waren bijna net zo rood als haar rode trui en haar witte haar had ze met een knalroze sjaal naar achteren gebonden. Hoe kon ze in vredesnaam tachtig zijn en er toch zo levendig en jeugdig uitzien als een schoolmeisje?

Opeens kreeg Emma haar in het oog. ‘O, kijk, daar is Gracie!’ riep ze en als altijd lichtte haar gezicht op door de uitdrukking van liefde die erop verscheen. Grace had er nooit ook maar een moment aan getwijfeld dat haar moeder met haar hele hart van haar hield. En toch was Emma’s liefde nooit verstikkend of veeleisend geweest.

‘Mensen, dit is mijn dochter, Grace Bradford.’

Grace werd omgeven door vriendelijke mensen die zichzelf voorstelden en haar stevig de hand schudden.

‘Ik ben Lester Stanley. Je hebt er geen idee van hoe leuk we het vinden dat je moeder hier is komen wonen.’

‘Ik denk dat ik het me wel voor kan stellen,’ mompelde Grace.

‘We hebben ontzettend veel plezier met haar,’ vertelde een mager, klein vrouwtje.

‘Voordat je moeder hier kwam hadden we lang niet zoveel lol,’ zei een vrouw in een rolstoel op lijzige toon.

Emma zat nog steeds achter de piano en keek glimlachend naar Grace op. ‘Wat brengt jou hier vandaag, lieverd?’

‘Vast iets bijzonders,’ zei Lester. ‘Ze is gekleed of ze naar de kerk gaat.’

Grace keek verbaasd naar haar eigen kleding, die ze zelf als alledaags beschouwde – een grijze, linnen broek, een zalmkleurig jasje met een bijpassend truitje en een zijden sjaal om haar hals.

‘Nee, Grace kleedt zich altijd zo,’ zei Emma en wuifde met haar hand.

‘Ik kwam kijken ofje nog hulp nodig had om je draai hier te vinden.’

‘Je draai vinden!’ riep Lester. ‘Emma hoort er hier al helemaal bij, hoor!’

Emma legde haar hand op zijn arm. ‘Dank je, Lester. Ik vind het erg lief dat je dat zegt. Maar ik denk dat ze mijn kamers bedoelt. Je hebt er toch niet binnen gekeken, hè, Gracie?’

‘Jawel.’

‘O, help, nu ben ik erbij.’ Ze speelde een paar maten van een dodenmars op de piano en ging toen staan. ‘Het spijt me, mensen, maar ik mag niet meer buiten spelen tot ik mijn kamer heb opgeruimd.’ Iedereen schaterde van de lach en Grace voelde zich oud en tuttig.

‘Moeder, alsjeblieft…’

‘Heb je hulp nodig, Emma? We kunnen allemaal wel even de handen uit de mouwen steken.’ Iedereen beaamde dat.

‘Nee, Lester, bedankt voor je aanbod, maar jullie kunnen niet eens de deur binnen. Wat een puinhoop, hè, lieverd?’

‘Uh… ja, nogal,’ zei Grace met een zwak glimlachje.

‘Het geeft niet, hoor, mensen,’ zei Emma opgewekt, ‘als het tijd is voor de canastawedstrijden, waad ik wel weer door de troep naar buiten.’

Het duurde even voor Emma zich had losgemaakt van al haar bewonderaars, maar ten slotte liep ze met Grace terug naar haar kamers.

‘Ik zei toch dat u binnen de kortste keren nieuwe vrienden zou maken, moeder?’

Emma stak haar arm door die van Grace. ‘Dat zei ik ook tegen jou op je eerste schooldag.’

‘Het spijt me, ik wil niet neerbuigend doen.’

‘Gelukkig, liefje. Nu, waar zullen we eens beginnen? Hé, Suzanne, hoe heeft je moeder je zover gekregen dat je ook meekwam?’

Suzanne zat op haar knieen een stapel bladmuziek uit 1940 te sorteren. Ze haalde haar schouders op. ‘Ik moest er even tussenuit. Jeff heeft de meisjes meegenomen naar de film. Hij moet bcwijzcn dat hij een ideale vader is nu ik van hem ga scheiden.’

‘Hè, wat een akelig woord,’ zuchtte Emma.

Suzanne ging staan en veegde haar handen af aan haar spijkerbroek. ‘Oma, ik hoopte dat u me eens iets over uw eigen scheiding zou willen vertellen. U zei laatst dat het uw eigen schuld was dat Karl bij u wegging – maar ik dacht altijd dat u bij hem wegging omdat hij mama niet wilde.’

‘O, nee,’ mompelde Emma en ging op de armleuning van haar bank zitten. ‘En ik dacht nog wel dat je was gekomen om me te helpen met uitpakken.’

Grace keek geschrokken naar haar moeder. Ze zag er nu niet meer zo jong en zorgeloos uit als net in de gezelschapruimte. Waarom maakte Suzanne haar nu van streek door weer over het verleden te beginnen? Maar aan de andere kant, als Emma inderdaad zou vertellen over haar scheiding en een realistisch beeld zou geven over het verdriet van een alleenstaande moeder, dan zou dat er misschien toe kunnen bij dragen dat Suzannes huwelijk gered werd.

‘Kunnen we niet tegelijkertijd praten en uitpakken?’ vroeg Suzanne.

‘Natuurlijk lieverd, maar laat me even denken waar ik moet beginnen.’

‘Waarom is alles zo’n puinhoop?’ vroeg Grace. Ze doelde op haar moeders kamer, maar haar vraag leek een dubbele bodem te hebben. ‘Zou het niet makkelijker zijn geweest om eerst maar één doos uit te pakken in plaats van alle vijftien tegelijk?’

‘Waarschijnlijk wel. Maar ik zocht wat spullen, weet je, en ik had haast. Freida wil een van mijn boekjes met haakpatronen lenen. Stella Grabinsky had inpakpapier nodig en Lester kon zijn messenslijper niet vinden, dus zei ik tegen hem dat hij de mijne wel mocht gebruiken…’

‘Daarom houdt iedereen zo van u, oma. U bent ontzettend gul en behulpzaam. Ik denk dat u zelfs dat hart van goud van u nog zou weggeven als iemand het nodig had.’

Emma fronste haar voorhoofd. ‘Ik ben echt niet zo’n engel als jullie denken. Dat bedoelde ik laatst ook toen ik zei dat ik ook schuld had aan de scheiding. Het was niet allemaal zwart-wit, zie je. En Karl was niet de gemene schoft. Hij was een edelmoedig, hardwerkend mens en ook al was het verkeerd wat hij van me verlangde, hij had er wel zijn redenen voor.’ Ze pakte een stapel theedoeken en bracht die naar het keukentje. Ze trok het ene deurtje na het andere open, ontdekte dat alle kastjes al vol zaten en legde het stapeltje toen weer neer waar ze het gevonden had.

‘En jouw scheiding zal ook niet alleen Jeffreys schuld zijn, Suzanne,’ ging ze verder. ‘Vroeger waren jullie heel verliefd op elkaar. Dat weet ik zeker, want ik heb jullie samen gezien. Wat jullie samen hadden, was bijzonder en waardevol, maar op de een of andere manier hebben jullie het laten wegebben. Direct al vanaf het begin, was het probleem met Karl en mij, dat we zo van elkaar verschilden. En omdat we niets gemeenschappelijk hadden, had onze liefde nooit de kans om zich te ontwikkelen…’