4
De lente ging over in de zomer. Onze baby in mijn buik werd sterk en levendig. Geen van de mannen was nog opgeroepen en toen het tijdstip voor de bevalling naderde, begon ik bijna te geloven dat er, behalve de seizoenen en de omvang van mijn taille, niets veranderd was. Maar toen kwam Emil op een warme dag in juni het hekje van onze achtertuin binnenstormen terwijl ik de was stond af te halen.
‘Nieuws, Louise! Ik heb nieuws!’
‘Laat me niet zo schrikken, Emil! Wil je soms dat ik weeen krijg?’ Hij lachte, greep de paal van de waslijn en zwaaide eromheen.
‘Nou…?’ drong ik aan. ‘Is het goed nieuws of slecht nieuws?’ ‘Van allebei wat. Waar is Friedrich?’
‘Hij kan ieder moment uit school komen.’ Ik vouwde een linnen theedoek op, legde die in de wasmand en wachtte af. ‘Je laat me toch niet wachten, he?’
‘Natuurlijk wel!’ Emil glimlachte ondeugend en ik zag papa in zijn brede, scheve grijns.
‘Ik weet het al! Je hebt vast de resultaten van het toelatingsexamen voor de universiteit gehoord!’
‘Ik zeg het toch niet.’
Maar ik meende een triomfantelijke schittering in zijn ogen te zien voor hij zich omdraaide en het huis binnenliep om daar op Friedrich te wachten. De zon verdween even achter een wolk en ik vroeg me af wat het slechte nieuws was dat Emil kwam vertellen.
Toen ik alle was had opgevouwen en de mand op mijn heup had gezet, kwam Friedrich thuis. Hij had de gebruikelijke lading boeken en papieren bij zich, maar die nam hij allemaal in een hand, zodat hij met de andere hand de wasmand van mij aan kon nemen. ‘Laat me je even helpen. Je mag geen zware dingen tillen.’
‘Is dat zo, “dokter Schröder”?’ zei ik glimlachend. ‘Dat is goed nieuws voor alle aanstaande moeders. Van nu af aan kunnen we met onze benen omhoog gaan zitten.’ Hij lachte en boog zich voorover om me te kussen, maar ik deed een stap opzij en bloosde. ‘Emil is er.’
‘Ah! Ik had het kunnen weten.’
‘Hij heeft nieuws,’ vertelde ik en deed de achterdeur open. ‘Goed nieuws en slecht nieuws, zegt hij.’ Emil zat aan de keukentafel met een brede grijns op zijn gezicht.
‘Jij bent zeker geslaagd voor de examens,’ raadde Friedrich. Hij liet de wasmand op de grond vallen en smeet zijn boeken op tafel, zodat hij Emil een hand kon geven. ‘Gefeliciteerd, zwager!’
‘Dank je. Zonder al jouw lessen had ik het nooit gehaald.’
‘Ben je ook aangenomen voor de ingenieursrichting?’
‘Zonder enig probleem.’
‘Dat is geweldig nieuws, Emil. Ik ben trots op je.’ Na een tijdje liet Friedrich Emils hand los, legde zijn arm om mij heen en trok me naar zich toe.
‘Wat is het slechte nieuws, Emil?’ vroeg ik. ‘Dat je ons allemaal in de steek laat om volgend jaar naar de universiteit te gaan?’
Zijn glimlach verdween als sneeuw voor de zon. ‘Nee, nee, dat is het niet…’ Hij keek Friedrich aan met een vreemde, bezorgde blik in zijn ogen.
‘Laten we eerst van het goede nieuws genieten,’ zei Friedrich snel. ‘Het slechte nieuws kan wel een dagje wachten. Kun je blijven eten, Emil? We moeten het vieren.’
‘Bedankt, maar dat gaat vanavond niet. Ik moet terug naar de boerderij. Papa is…’ Hij zweeg en kreeg weer die vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Hij stond op om te vertrekken. ‘We vieren het wel een andere dag. Ik kwam alleen maar even langs om het jullie te laten weten.’
Ik trok me los uit Friedrichs greep en ging voor Emil staan, zodat hij de deur niet uit kon. ‘Wat is er gebeurd? Wat is er met papa? Je moet het me vertellen, Emil.’
Hij trok zijn schouders op alsof hij zijn zorgen van zich af wilde schudden. ‘Papa is alleen een beetje van slag. Dat is alles.’ Hij probeerde langs me heen te lopen.
‘Waarom dan? Niet omdat jij naar de universiteit gaat. Hij wil graag dat je gaat.’
‘Nee, het gaat niet om mij, Louise.’ Hij zweeg en het leek eeuwen te duren voor hij de juiste woorden gevonden had. ‘Kurt heeft gisteren zijn oproep voor dienst gekregen.’
‘Wat? En wie moet papa dan helpen op de boerderij?’
‘Precies,’ zei Emil zachtjes. ‘Ik heb gisteren tegen papa gezegd dat ik twee jaar zal wachten tot Kurt weer terug is, maar je weet hoe trots papa is dat een van zijn zoons naar de universiteit gaat. Hij was niet voor rede vatbaar. Hij vervloekt de Kaiser en de generaals van het leger en alle andere mensen die hij maar bedenken kan.’
‘Maar ze kunnen Kurt niet oproepen,’ riep ik. ‘Hij heeft een gezin en… verantwoordelijkheden! Hoe kunnen ze zoiets doen?’
Friedrich greep zich vast aan de rand van de tafel en liet zich op een stoel zakken. Het duurde even voor het tot me doordrong waarom het nieuws hem zo van streek maakte. Kurt en hij waren even oud.
Emil ademde uit alsof zelfs de lucht die hij inademde, geladen was met onheil. ‘Een paar van Kurts vrienden hebben ook hun oproep gekregen. Het spijt me, Friedrich. Ik weet wat dit voor jou wil zeggen.’
‘Nee…’ fiuisterde ik. ‘Het kan niet waar zijn.’ Ik had het gevoel of de kamer om me heen draaide. Ik liep naar het fornuis en roerde in de kipstoofpot die stond te sudderen. ‘Onze baby komt over twee maanden. Ze hebben het recht niet om zoveel inbreuk te maken op ons leven.’ Mijn handen beefden toen ik het deurtje van het fornuis openmaakte en een blok hout naar binnen schoof. Anders zou Friedrich allang zijn opgestaan om me te helpen, maar nu bleef hij onderuit gezakt op zijn stoel zitten alsof al zijn botten waren opgelost.
‘Wanneer moet Kurt zich gaan melden voor de training?’ vroeg hij ten slotte.
‘Over drie maanden. Maar maak je niet bezorgd…“Fischer” komt aan het begin van het alfabet. Het zal nog wel een paar maanden duren voor ze bij “Schröder” zijn. Tegen die tijd is de baby al geboren.’
‘En hoe zit het met de vrijstelling omdat hij leraar is?’ vroeg ik met bevende stem. Friedrich tilde zijn hoofd op en keek me aan.
‘Er schijnt op het moment een overschot aan leraren te zijn,’ zei hij. ‘En bovendien zullen alle leraren die deze maand hun opleiding afronden algauw werk gaan zoeken…’ Zijn stem stierf weg. Hij zag er ontsteld uit, alsof hij kon gaan overgeven en ik besefte dat hij achter zijn kalme overtuiging dat God zou voorzien, net zo bezorgd en onzeker over onze toekomst was als ik. Ik zag hoe woede, een emotie die Friedrich maar zelden ervoer, geleidelijk de plaats innam van zijn apathie en zijn handen balden zich langzaam tot vuisten.
‘Wat een stomme, belachelijke verkwisting!’ schreeuwde hij en sloeg met zijn vuist op tafel. ‘Waarom kunnen ze Kurt niet met rust laten op het land waar hij zoveel van houdt? Waarom kunnen ze Emil niet voor ingenieur laten studeren en moeten ze hem zo nodig leren schieten met een geweer? Waarom mag ik niet rustig bij mijn vrouw en kind blijven? Zien de leiders van dit land dan niet waar deze waanzin toe leidt? Begrijpen ze niet dat er moord en verwoesting zal voortkomen uit hun hebzucht? Wat een verspilling! Wat een vreselijke, tragische verspilling!’
In de stilte die volgde op Friedrichs uitbarsting, hoorde ik aan het knappen van het hout in het fornuis dat het vlam vatte. De baby bewoog druk in mijn baarmoeder, alsof hij reageerde op de beroering in ons leven. Zachtjes wreef ik over mijn buik om hem gerust te stellen. Toen viel mijn oog op Emil die als een geslagen hond bij de deur stond. Dit zou een van de gelukkigste dagen in zijn leven moeten zijn, en wij hadden die voor hem bedorven. Ik liep op mijn broer toe en omhelsde hem onhandig. De baby zat als een ongemakkelijke bult tussen ons in.
‘Ik ben zo trots op je,’ zei ik. ‘En ik weet dat papa dat ook is. Hij vindt vast wel een manier om je volgend jaar te laten studeren, zelfs al zou dat betekenen dat hij arbeiders in dienst moet nemen of het land een jaar of twee moet verpachten tot Kurt terugkomt.’
‘Denk je dat echt?’
‘Ik weet het zeker.’ Ik ging op mijn tenen staan om hem een kus te geven.
‘Ze heeft gelijk, Emil,’ zei Friedrich. Ik hoorde dat zijn stem geforceerd vrolijk klonk. ‘Misschien kun je vast een paar jaar studeren voor je aan de beurt bent.’
Emil keek hem onzeker aan. ‘Heb jij dan besloten om toch in dienst te gaan, Friedrich? Ik dacht dat je gezegd had dat…’
‘Een stap tegelijk. Ik heb mijn oproep nog niet gekregen.’ Hij keek ons geen van beiden aan en legde met overdreven veel zorg zijn schoolboeken op een stapeltje. ‘Hoe heeft Kurt het bericht opgenomen?’ vroeg hij.
‘Eerst was hij van slag — vooral omdat papa het zo erg vond. Maar nu heeft hij zich er min of meer bij neergelegd — als ze hem maar niet naar een van de koloniën sturen.’
‘Is die mogelijkheid er?’
‘Ik denk het wel,’ zei Emil en haalde zijn schouders op. ‘Ikzelf zou de kans om te reizen met beide handen aangrijpen.’
‘Wat doet Gerda als Kurt weggaat?’ vroeg ik.
Emil zuchtte alsof al die vragen hem vermoeiden. ‘Waarom komen Friedrich en jij zondag niet naar de boerderij? Dan kunnen jullie zelf met iedereen praten. Zal ik tegen mama zeggen dat ze jullie moet verwachten?’
‘Is dat goed, Fritz?’ Ik keek hem hoopvol aan, maar hij gaf niet onmiddellijk antwoord. Ik begreep dat hij niet veel zin had om te gaan, omdat hij dan alle vragen van mijn familie zou moeten beantwoorden en zij begrepen zijn vreemde ideeën evenmin als ik.
‘We kunnen wel gaan als je dat graag wilt,’ zei hij ten slotte.
Toen Emil vertrokken was, ging ik het avondeten afmaken. Friedrich zat somber en zwijgzaam aan de tafel en wreef met zijn hand over de rimpels in zijn voorhoofd. Ik wilde niets liever dan hem naar zijn plannen vragen, maar een goede vrouw bemoeide zich niet met de aangelegenheden van haar man. Hij wist hoe ik erover dacht om uit Duitsland weg te gaan en ik had het recht niet om het opnieuw met hem te bespreken en nog minder om te gaan zeuren of smeken. Hij zou het me wel vertellen als hij een beslissing genomen had. Trouwens, ik was doodsbang voor het antwoord.
Waar is God in dit alles? had ik hem wel toe willen schreeuwen terwijl ik luidruchtig de potten en pannen op het fornuis verzette. Ik dacht datje zei dat we op Hem konden vertrouwen. Ik dacht we alles aan Hem konden overlaten. En kijk nu eens naar deze puinhoop! Maar ik zei niets. Zwijgend mengde ik meel, melk en eieren om knoedels te maken en legde die op de stoofschotel.
Toen ik naar de tafel liep om die te gaan dekken, pakte Friedrich mijn hand. ‘Het gaat allemaal te snel, Louise. Ik had nooit verwacht dat het leger mannen van mijn leeftijd al zo snel op zou roepen.’
‘Gaat het nu voortaan zo? Moeten we van nu af aan elke dag de post afwachten en ons afvragen wanneerje oproep zal komen?’
‘De Heere heeft ons geleerd te bidden “Geef ons heden ons dagelijks brood”. Het is de bedoeling dat we dag voor dag leven en ons geen zorgen maken over de dag die nog komen moet.’
Ik beet op mijn lip en voelde me heen en weer geslingerd tussen het verlangen om aan mijn man onderdanig te zijn en de neiging om hem te vertellen hoe onmogelijk ik het vond om te voldoen aan zo’n belachelijke eis. Uiteindelijk verloor ik de strijd en de woorden ontsnapten me. ‘Het valt niet mee om niet aan de toekomst te denken nu de baby al zo gauw komt.’
Hij reageerde niet op mijn boosheid, maar raakte zachtjes mijn ronde buik aan en trok er kleine cirkeltjes op met zijn vingertoppen. ‘Ik weet het,’ zei hij. ‘Maar we weten nooit edit wat de toekomst ons zal brengen, Louise. We weten alleen wat we hopen. We kunnen alleen onze hoop op God stellen, en dan verder leven… één dag tegelijk.’
Juli was erg warm. Mijn buik werd kolossaal en ik voelde me ellendig. Ik wist niet wat ik erger vond — het wachten op de komst van de baby of het wachten op Friedrichs oproep. Ik voelde me rusteloos en prikkelbaar, vooral tegenover Friedrich, die vakantie had. Hij bleef het grootste deel van de tijd bij me uit de buurt en werkte in de moestuin die hij op mijn verzoek had aangelegd. Er stonden sperziebonen in en boerenkool, komkom-mers om augurken van te maken en kool voor de zuurkool. Ik wist dat papa ons meer dan genoeg groenten van de boerderij zou geven, maar als ik naar mijn eigen groente keek, die langzaam verder groeide in de warmte, gaf dat me de illusie dat we hier nog steeds zouden wonen als het winter werd.
In augustus kreeg ik dikke enkels en de dokter zei dat ik veel moest rusten. ‘Fritz, breng me alsjeblieft naar de boerderij,’ smeekte ik. ‘Het is daar zoveel koeler dan hier in het dorp en mama en oma weten beter wat goed voor me is dan de dokter.’
‘Je moet niet zo ver in die hobbelende koets rijden. Ik wil niet dat er iets met je gebeurt.’
‘Ik had altijd gedacht dat mijn kinderen op de boerderij geboren zouden worden,’ zei ik in tranen, ‘met mama en oma erbij.’
‘Louise, ik beloof je dat ik, als het zover is, naar de boerderij zal gaan om hen te halen — nadat ik eerst de dokter heb gehaald natuurlijk.’
Zijn glimlach leek geforceerd en ik bedacht dat hij de laatste tijd niet vaak meer had gelachen of had geprobeerd om mij aan het lachen te maken. Plotseling gaf ik toe aan al mijn bezorgdheid over de toekomst. Ik kon de onzekerheid geen moment langer verdragen. Ik liet mijn tranen de vrije loop. Het was de enige manier waarop ik me kon verzetten tegen mijn hulpeloosheid.
‘O, Fritz, vertel me toch wat er gaat gebeuren. Ik kan er niet meer tegen om niet te weten wat je van plan bent als je opgeroepen wordt. Wil je echt uit Duitsland weggaan en naar Amerika verhuizen? Vertel me alsjeblieft wat je gaat doen.’
‘Louise, hou op… Je maakt jezelf van streek…’ Hij trok zijn zakdoek uit zijn zak en drukte die in mijn handen. ‘Ik heb het je nog niet verteld omdat ik al bang was dat dit zou gebeuren.’
‘Maar door die onzekerheid raak ik net zo goed van streek… Misschien zelfs nog wel meer!’
‘Sst… niet huilen. Niet huilen…’ Hij nam me onhandig in zijn armen, maar zijn huid was warm en klam, zijn overhemd was vochtig en zijn baard prikte in mijn nek. Ik duwde hem weg.
Wat ben je van plan, Fritz?’
Als ik opgeroepen word…’ Hij deed zijn ogen dicht. ‘Als ik opgeroepen word, moet ik uit Duitsland weg. Ik zou maanden geleden al zijn gegaan, maar…’
‘Maar de baby en ik hebben je plannen in de war geschopt.’
‘Dat wilde ik helemaal niet zeggen. Ik wil dit kind liever dan jij ooit kunt begrijpen, Louise.’ Hij legde de palm van zijn hand tegen mijn buik, maar toen ik de warme vochtigheid van zijn hand door mijn jurk heen voelde, duwde ik die weg. Hij keek me gekwetst aan. ‘De enige reden waarom ik nog niet vertrokken ben, is dat ik weet dat jij hier niet weg wilt. Ik hoopte dat er nog iets zou veranderen als ik wachtte — dat de Kaiser zijn leger zonder mij zou versterken of dat ze mijn naam op een of andere manier over het hoofd zouden zien, zodat we toch hadden kunnen blijven…’
‘Denk je echt dat dat nog kan gebeuren?’
‘Nee. Nu niet meer. Niet nu Kurt is opgeroepen. Ik heb alle manieren overwogen om eraan te ontkomen die ik maar bedenken kon, van een vrijstelling voor het onderwijs tot het aanvragen van de status van principled dienstweigeraar, maar ik ben aan het einde van mijn mogelijkheden gekomen.’
De tranen liepen weer over mijn wangen. Als ik had verwacht dat het me zou helpen, was ik bereid geweest hem op mijn knieën te smeken om me niet los te scheuren van mijn geboorteland en mijn familie door naar Amerika te verhuizen. ‘Wanneer ben je van plan te vertrekken?’ vroeg ik in plaats daarvan.
‘Zo laat mogelijk. Ze hebben Kurt drie maanden de tijd gegeven. Ik neem aan dat het in mijn geval ook zo zal zijn. Ik hoop dat ik tegen die tijd genoeg geld gespaard heb om de overtocht te kunnen betalen.’
Ik had geen idee hoeveel geld Friedrich bezat of zelfs maar hoeveel hij als leraar verdiende. En ik had ook geen fiauw idee hoeveel de overtocht voor ons drieën zou kosten. Zoiets hoorde ik niet te vragen.
‘Misschien moet ik voorait reizen om alles vast in orde te maken,’ ging hij verder. ‘Dan laat ik daarna jou en de baby komen…’ Hij zweeg toen ik weer begon te huilen. ‘Doe dat nu alsjeblieft niet, Louise… dit is nu precies de reden waarom ik je er niets over wilde vertellen.’ Zijn gezicht kreeg zo’n gepijnigde uitdrukking dat het me speet dat ik vragen had gesteld. Friedrich had gelijk gehad toen hij me wilde beschemien voor de feiten. We raakten hier allebei door van streek.
‘Luister,’ ging hij verder, ‘morgenavond komen er hier wat mannen die ik ken om te bespreken wat ervoor nodig is om de grens over te steken, maar als je liever wilt dat we ergens anders bij elkaar komen…’
‘Wat bedoel je? Ik dacht dat je alle benodigde papieren al had om de grens over te komen?’
‘Nu de wetten op de dienstplicht zijn veranderd, zijn die misschien niet geldig meer. Als ik mijn oproep eenmaal krijg…’
‘Ga je illegaal het land uit?’
Hij trok aan de boord van zijn overhemd, alsof die plotseling te strak zat. ‘Ik weet het nog niet. Dat wil ik op die vergadering uitzoeken.’
Ik begreep mijn man helemaal niet. Hoe kon hij nu beweren dat hij God liefhad en tegelijkertijd bereid zijn de Duitse wetten te overtreden om aan de dienstplicht te ontkomen? En hoe kon hij het ene moment bezorgd zijn om mijn welzijn en het volgende moment aankondigen dat hij naar Amerika ging emigreren terwijl ik dat niet wilde? Ik wilde het weten en ik wilde hem begrijpen, maar de situatie was nu zo dat we allebei het belangrijkste in ons leven zouden verliezen als we deden wat de ander wilde.
‘Het spijt me, Fritz,’ zei ik en droogde mijn tranen. ‘Ik had je niet moeten dwingen om me dit allemaal te vertellen. Ik wil dat jullie die vergadering hier houden. Het is goed.’
Ondanks de drukkende warmte stond ik hem toe me in zijn armen te nemen, maar ik vond geen troost in zijn omhelzing.
Toen zijn vrienden de volgende avond kwamen voor de geheimzinnige vergadering, schonk ik glazen cider voor hen in. Aan hun kleding en baarden zag ik dat sommigen van hen mennonieten waren, onder wie een man die Rolf heette en die Friedrich en de anderen de informatie gaf. Zoals ik beloofd had, ging ik met mijn breiwerk naar de slaapkamer, maar ik luisterde naar alles wat er gezegd werd toen ze daar dichtbij elkaar aan onze keukentafel zaten.
‘De autoriteiten zijn langs de grenzen gaan patrouilleren om ontduikers van de dienstplicht te snappen,’ waarschuwde Rolf. ‘Als je je oproep nog niet gekregen hebt, adviseer ik je onmiddellijk te vertrekken, voordat die binnenkomt.’
‘En als dat niet mogelijk is?’ vroeg Friedrich. ‘Onze baby wordt aan het eind van deze maand geboren. Ik laat mijn vrouw voor die tijd niet alleen.’
Als je wacht, moet je illegaal het land uit.’
‘Zelfs als je immigratiepapieren hebt?’
‘Die worden ongeldig zodraje je oproep ontvangt. Het leger heeft hogere prioriteit dan het immigratiekantoor.’
Het werd heel stil in de kamer. Het enige geluid was het tikken van mijn breipennen. Ik stopte met breien om de stilte niet te verstoren. Ten slotte nam een van de mennonieten het woord.
‘Kun je ons adviseren hoe je illegaal de grens over kunt steken?’
De meeste Duitsers beschouwden discipline en gehoorzaamheid aan de overheid als hun plicht. Ik begreep niet waarom mijn echtgenoot en deze andere mannen gevangenisstraf wilden riskeren door de wet te overtreden. Benieuwd naar Rolfs advies bogen ze zich naar hem toe.
‘Jullie moeten deze kaart natekenen. Ik heb een cirkel om een aantal grensdorpen gezet en wat onbekende paden naar Zwitserland aangegeven. Als je die neemt, kun je de hoofdwegen vermijden. Ik raad jullie aan om de grens in het donker over te steken.’
‘Hoe zit het met de Zwitserse autoriteiten? Brengen die ons terug als ze ons pakken?’
Als je eenmaal op Zwitsers grondgebied bent, erkennen ze je Amerikaanse visum. Je hebt geluk dat je dat hebt, Friedrich.’
Ik zou het visum wel uit de la willen rukken en in het fornuis willen stoppen, maar ik kon het niet opbrengen om op te staan.
‘Nog een laatste waarschuwing,’ zei Rolf. ‘Wees erg voorzichtig als je naar de grens reist. De autoriteiten houden alle mannen aan die eruitzien of ze de leeftijd hebben om in dienst te gaan. Als ze deze kaart of je emigratiepapieren vinden of als ze zien dat je persoonlijke bezittingen of grote geldbedragen bij je hebt, kunnen ze je arresteren wegens ontduiking van de dienstplicht. Ik adviseer jullie om jullie bezittingen te laten nasturen als jullie eenmaal veilig in Amerika zijn. En zorg dat je een goed verhaal hebt als je op reis bent. Bedenk een geloofwaardige bestemming en een reden waarom je op reis bent.’
‘Maar ik wil niet liegen,’ zei Friedrich.
‘Dan sta Godje bij als je wordt aangehouden.’