HOOFDSTUK VI
'HOE KEEK HIJ toen hij dat zei?' zei Anita. Paul had het laken over zijn hoofd getrokken en probeerde in slaap te komen in de donkere benauwde baarmoeder die hij iedere nacht van zijn bed maakte.
'Hij keek treurig,' mompelde hij. 'Maar hij kijkt altijd treurig - erg vriendelijk en treurig.'
Al drie uur lang spraken ze over de gebeurtenissen die avond in de club en telkens kwam Anita weer terug op wat Kroner had gezegd toen ze naar huis gingen.
'En hij heeft je niet een keer even apart genomen?' Ze was klaar wakker.
'Mijn erewoord, Anita, het enige wat hij heeft gezegd was bij het afscheid nemen.'
Ze overwoog Kroners woorden nog eens. 'Ik had graag dat je Mam en mij volgende week eens opzocht, Paul?'
'Dat was alles.'
'Niets over Pittsburgh?'
'Nee,' zei hij geduldig. 'Dat zeg ik toch, nee.' Hij trok het laken nog strakker om zijn hoofd en rolde zich nog meer op. 'Nee.'
'Heb ik niet het recht daarin belang te stellen?' zei ze. Hij had haar kennelijk gekwetst. 'Probeer je me dat te vertellen, dat ik het recht niet heb het me aan te trekken?'
'Ben blij dat je je het aantrekt,' zei hij dik. 'Fijn, geweldig, dank je.' In zijn halfslaap, zag hij het begrip man en vrouw als een wezen - een verschrikkelijk monster, een aandoenlijke, nieuwsgierige, hulpeloze Siamese tweeling.
'Vrouwen hebben nou eenmaal inzicht in dingen die mannen niet zien,' zei ze. 'Wij zien belangrijke dingen die mannen langs zich heen laten gaan. Kroner wilde dat jij vanavond over Pittsburgh begon, en jij -'
'We merken wel wat Kroner van plan is als ik bij hem langs ga. Laten we nou alsjeblieft gaan slapen.'
'Finnerty!' zei ze. 'Hij heeft een spaak in het wiel gestoken. Echt waar! Hoelang blijft hij?'
'Na een paar dagen zal hij wel genoeg van ons krijgen, zoals hij altijd van alles genoeg krijgt.'
'De N.I.B.C. moet hem toch weinig tijd overlaten om het land door te reizen en oude vrienden te beledigen.'
'Hij heeft zijn ontslag genomen. Heeft geen baan meer.'
Ze zat rechtop in bed. 'Ze hebben hem ontslagen?! Erg goed van ze.'
'Ontslag genomen. Hij kon opslag krijgen als hij wilde blijven. Zijn eigen idee.' Hij voelde zich weer helder worden nu het over een onderwerp ging dat hem interesseerde. Het gezeur van Anita over Pittsburgh had hem alleen maar gespannen gemaakt. Nu voelde hij zich een beetje ontspannen en hij strekte zich uit. Finnerty was weer een magische naam; Paul was weer helemaal van mening veranderd. Paul had al jaren nergens meer wat in gezien, maar in de loop van de opwindende vernedering van Jan Schaak voelde hij zich plotseling sterk en vol esprit de corps. Bovendien - Pauls gedachten werden steeds helderder alsof hij werd opgefrist door een koele bries - wat Finnerty had gedaan was op een of andere manier betoverend, even eenvoudig en onbegrijpelijk als zelfmoord: hij had zijn ontslag genomen.
'Paul...'
'Hmmmmmm?'
'Je vader dacht altijd dat jij nog eens directeur van Pittsburgh zou zijn. Als hij nog leefde zou niets hem gelukkiger maken dan te weten dat je die baan kreeg.'
'Ummm hmmmmm.' Hij herinnerde zich dat Anita, kort na hun huwelijk, een foto van zijn vader uit een koffer had gevist die ze had laten vergroten en inlijsten als verjaardagscadeautje voor hem. Nu hing de foto boven zijn bureau, waar zij hem had opgehangen - waar hij hem iedere morgen en iedere avond zag. Ze had Pauls vader nooit gezien en hij had haar weinig over hem verteld. Maar toch had ze een soort mythologie om de man heengebouwd waardoor ze uren over hem kon praten. De mythe luidde dat Pauls vader in zijn jeugd net zo gemakkelijk was als Paul, en dat de kracht die hem zijn topbaan in de economie had bezorgd pas midden in zijn leven opkwam - in de jaren waar Paul nu net aan begon.
Ook Kroner bleef volhouden dat Paul zijn vader wel zou opvolgen. Dat vertrouwen van Kroner had Paul zijn baan als directeur in Ilium bezorgd; en nu zou dat vertrouwen hem directeur van Pittsburgh kunnen maken. Als Paul nadacht over zijn moeiteloos stijgen op de maatschappelijke ladder, voelde hij zich soms, net als nu, schaapachtig en beunhazerig. Hij kon zijn werk wel aan, maar hij had niet de eigenschap die zijn vader had, die Kroner had, die Shepherd had, die zovelen hadden; het besef dat het belangrijk was wat ze deden; het vermogen bijna als een minnaar ontroerd te worden door het grote alomtegenwoordige en alwetende spook, de gemeenschapsgeest. Om kort te gaan, Paul miste wat zijn vader aggressief en groot had gemaakt: het vermogen zich echt ergens voor in te zetten.
'Wat ben je nu van plan met Shepherd?' zei Anita.
Paul rolde zich weer op. 'Van plan? Ik heb het al gedaan. Niets.'
'Als iemand hem niet in de gaten houdt, loopt hij één dezer dagen zo over jullie heen.'
'Laat hem zijn gang maar gaan.'
'Dat meen je niet.'
'Ik wil slapen en dat meen ik wel.'
Haar bed kraakte toen ze weer ging liggen. Ze woelde een paar minuten rusteloos rond. 'Het is grappig, weet je,' zei ze.
'Hmmmm?'
'Ik heb altijd gevonden dat Shepherd erg op iemand leek als hij zijn hoofd op een bepaalde manier hield. En vanavond wist ik pas op wie hij lijkt.'
'Mmmmm.'
'Als je hem van een bepaalde kant ziet, lijkt hij sprekend op je vader.'