30
‘rn is gelijk aan bla is gelijk aan gye.’ Ik draaide me opgewonden om in mijn stoel. ‘bla. Boyce Lingo’s Assistent, gye Glenn Evans. Dat móét het zijn.’
Slidell wierp me een snelle zijwaartse blik toe en keek vervolgens weer naar de weg.
‘Ga na met welke letter Evans tweede voornaam begint,’ zei ik. ‘Ik durf er alles onder te verwedden dat het een Y is.’
We reden zwijgend verder terwijl Slidell op de I-277 invoegde, om in zuidoostelijke richting rond het centrum te rijden.
Ik probeerde tot mijn onderbewustzijn door te dringen. Waarom dat subliminale alarmsignaal toen Slidell bezig was Evans te ondervragen?
Niets.
‘Dus wat heeft Lingo ermee te maken? Beschouwde Eddie hem als een verdachte? Wat zou Lingo’s motief kunnen zijn?’
‘Seks. Drugs. Geld. Jaloezie. Verraad. Afgunst. Kies maar. De meeste moorden zijn het gevolg van een van deze menuonderdelen.’
Een lang stuk weg moest Slidell daar diep over nadenken.
‘Hoe zit het met het artwork op Klapecs borst en buik?’
Daar had ik geen verklaring voor.
‘En dan nóg een onbelangrijk detail. Evans zegt dat hij en Lingo in Greensboro waren toen Klapec werd onthoofd.’
Daar had ik óók geen verklaring voor.
Het was 16.40 uur toen Slidell me bij mijn Mazda afzette. Tijdens mijn rit naar de uncc was het erg druk op straat. Tegen de tijd dat ik bij het centrum voor opto-elektronica arriveerde, was Ireland al weg. Zoals beloofd had ze een uitdraai van haar sem-scans voor me achtergelaten.
Omdat ik naar huis wilde voordat ik mijn volgende verjaardag zou moeten vieren, nam ik de envelop aan en beende ik onmiddellijk terug naar mijn auto.
Ik reed op Queens Road toen Slidell mijn mobieltje belde.
‘Glenn Yardley Evans.’
‘Zie je wel.’
‘Ouwe Glenn en ik staan op het punt opnieuw de confrontatie met elkaar aan te gaan.’
‘Ik heb sem-vergrotingen van de schijfjes bot die ik uit Jimmy Klapecs dijbeen heb genomen.’
‘Hm-mm.’ Slidell klonk niet erg enthousiast.
‘Wat nu?’ vroeg ik.
‘Ik ga met Evans praten en jij gaat naar je… wat het ook mag zijn kijken, het spul dat je net hebt opgehaald. Morgenochtend wisselen we informatie uit.’
Mijn duim schoof naar verbinding verbreken.
‘En dok?’
Ik wachtte af.
‘Pas goed op jezelf.’
Omdat ik wist dat ik geen eten in huis had ging ik naar de Harris Teeter-supermarkt aan Providence Road, en sloeg het een en ander in.
Het was donker toen ik bij Sharon Hall naar binnen reed. Het was te laat voor zonsondergang en te vroeg voor maan- of sterrenlicht. Het leek wel of ik in een zwart gat dook toen ik het terrein op reed. De eeuwenoude eiken doemden op als zwijgende zwarte reuzen die de in duisternis gehulde oprit bewaakten.
Toen ik de bocht rond het hoofdgebouw nam, was ik verrast om een rode en blauwe gloed vanuit de richting van de Annex te zien pulseren.
Ik draaide mijn raampje een stukje omlaag.
En hoorde een herkenbaar statisch gesputter.
Mijn hoofdhuid verstrakte en mijn handpalmen aan het stuur werden op slag vochtig. Ik deed mijn koplampen uit een reed net genoeg verder om rond de hoek te kunnen kijken.
Een patrouillewagen van het cmpd stond schuin voor mijn appartement geparkeerd, de portieren wijd open, een krakende radio, twee lichtbundels die twee agenten en een man in een fel schijnsel zetten.
Hoewel mijn uitzicht gedeeltelijk geblokkeerd werd door wat struiken en de rand van het koetshuis, zag ik dat de man zijn armen omhoog hield, de handpalmen plat tegen een muur van de Annex. Terwijl de ene agent hem fouilleerde, stelde de andere hem vragen.
De man was lang en mager, en droeg een leren jasje en een spijkerbroek. Hoewel hij met zijn rug naar me toe stond, kwam hij me enigszins bekend voor.
Terwijl ik keek vond de fouillerende agent een portefeuille, die hij vervolgens doorzocht. De man zei iets. De agent viste iets uit de binnenzak van het jasje van de man.
Ik hield het niet meer uit. Ik wist dat ik me er niet mee moest bemoeien, maar toch reed ik de hoek verder om en kwam dichterbij.
Het portieklicht vormde een halo boven het haar van de man. Zandkleurig. Niet lang, niet kort.
Iets prikkelends bloeide op in mijn borst.
Onmogelijk.
De agent die fouilleerde gaf een voorwerp aan de agent die de vragen stelde. Woorden werden gewisseld. De lichaamstaal werd relaxter. Het was duidelijk dat de spanning aan het afnemen was.
Beide agenten deden een stapje achteruit.
De man liet zijn armen zakken en draaide zich om. De fouillerende agent gaf hem het voorwerp terug. De man stopte het terug in zijn jasje en bracht zijn kin omhoog. Het licht viel op zijn gelaatstrekken.
Het trio keek toe terwijl ik langzaam mijn parkeerplaats opreed en uit de auto stapte. De agent die gefouilleerd had was de eerste die iets zei.
‘Goede timing, mevrouw. We hadden gehoord dat er iets aan de hand zou zijn als het portieklicht aan was. Toen we dat zagen branden, zijn we naar de woning toe gegaan en troffen we deze heer aan, die door een van de ramen naar binnen probeerde te kijken. Hij beweert dat u beiden elkaar kent.’
‘Rechercheur Ryan is een oude vriend van me,’ zei ik, kijkend in een tweetal arctisch blauwe ogen.
‘Dus alles is in orde?’
‘Alles is in orde.’ Ik rukte mijn blik van Ryan los en draaide me naar de agenten om. ‘Bedankt voor uw waakzaamheid.’
De agenten vertrokken. Ik liep naar mijn auto en begon met bevende handen boodschappen uit de kofferbak te halen. Zonder iets te zeggen hielp Ryan me daarbij.
In de keuken bood ik Ryan een van de blikjes bier aan die Katy in mijn koelkast had achtergelaten. Hij nam het van me aan. Voor mezelf trok ik een cola light open.
Ik nam een lange teug en zette het blikje op het aanrecht. Ik sprak behoedzaam, zonder me om te draaien.
‘Alles goed met je?’
‘Ja. En jij?’
‘Ja.’
‘Katy?’
‘Daar gaat het goed mee.’ Ik vertelde hem niet dat ze voor een tijdje de stad uit was.
‘Daar ben ik blij om. Het is een grandioze meid.’
‘Dit is een hele verrassing.’ Ik informeerde niet naar zijn dochter. Ik weet het, het is niet aardig, maar pijn brengt je voorbij het punt waarop je nog beleefd bent.
‘Ja.’ Ik hoorde iets bewegen, een stoel schuiven, nog meer beweging.
‘Je hebt een slecht ogenblik uitgekozen, Ryan.’
‘Ik ben hier voor Rinaldi’s begrafenis. Hij was een goeie kerel.’
Dat was ik vergeten. Hoeveel jaar was het nu geleden? Drie? Vier? Ryan had Rinaldi en Slidell ontmoet toen ze me hielpen met een zaak die betrekking had op handel in bedreigde diersoorten.
‘En om jou te zien.’
Tentakels begonnen mijn hart te omklemmen.
Mijn blik viel op het wijnglas van maandag, nog steeds omgekeerd in het houten afdruiprek naast de gootsteen. Het net wakker geworden beest lonkte.
Wat zou dat welkom zijn. Een zacht gloeiende roze warmte, daarna vertrouwen en overtuiging. En ten slotte vergetelheid.
Gevolgd door zelfhaat.
Ik sloot mijn ogen en deed mijn uiterste best me tegen het verlangen te verzetten.
‘Waar logeer je ergens?’
‘Een Sheraton vlak bij het vliegveld.’
‘Hoe ben je hier gekomen?’
‘Een paar jongens van de geüniformeerde dienst hebben me op de hoek van Queens en nog iets afgezet. Van daaraf ben ik komen lopen. Ik heb het portieklicht aangedaan en heb toen wat rondgelopen.’
‘Om te worden gearresteerd wegens gluren.’
‘Zoiets.’
‘Ik had je de gevangenis kunnen laten indraaien.’
‘Fijn dat je een goed woordje voor me hebt gedaan.’
Ik gaf geen antwoord.
‘We moeten praten.’ Ryans stem klonk zacht maar vasthoudend.
Nee, cowboy. Dat moeten we niet.
‘Ik heb fouten gemaakt.’
‘Is dat zo?’ Ik kon nauwelijks een woord uitbrengen.
‘Ja.’
De koelkast bromde zachtjes. De klok op de schoorsteenmantel van de woonkamer tikte.
Ik probeerde iets te zeggen dat zijn aandacht zou afleiden, of op zijn minst iets lichts en slims. Maar er viel me niets in.
Uiteindelijk kon ik alleen maar verzinnen: ‘Is het bier koud genoeg?’
‘Precies goed.’
Ik kon nauwelijks ademhalen toen ik mijn tassen leegde en de spullen op de planken van mijn voorraadkast zette. Ryan keek zwijgend toe, zich bewust van de schok die zijn plotselinge verschijnen had teweeggebracht. In de wetenschap dat ik pas met een echt gesprek zou beginnen als ik daar klaar voor was. Of er niet eens aan zou beginnen.
Vanaf het begin had ik een bijna overweldigende aantrekkingskracht tot deze man gevoeld, waar ik me aanvankelijk tegen had verzet, maar uiteindelijk aan had toegegeven. Vanaf het prille begin was het meer geweest dan alleen seks of de zekerheid dat ik iemand had om op zaterdagavond mee uit te gaan. Ryan en ik hadden urenlang in elkaars gezelschap doorgebracht, dagenlang, kijkend naar oude films, knuffelend bij het vuur, ruziemakend en debatterend, elkaars hand vasthoudend, lange wandelingen makend.
Hoewel we nooit bij elkaar in huis hadden gewoond, waren we even close als twee mensen maar kunnen zijn. We hadden onze eigen grapjes en speelden gekke spelletjes die niemand anders begreep. Ik kon nog steeds mijn ogen sluiten en voor me zien hoe zijn rug welvend overging in zijn heupen, de manier waarop hij zijn vingers gefrustreerd door zijn haar haalde, de manier waarop hij rook vlak na een douche, de manier waarop onze lichamen samensmolten als we aan het dansen waren.
De manier waarop hij me de adem kon benemen met een glimlach vanaf de andere kant van de kamer. Met een suggestieve kwinkslag tijdens een telefoontje vanuit Canada.
En toen, op een dag, liep hij zomaar weg.
En nu dronk Ryan bier in mijn keuken in Charlotte.
Hoe ik me voelde?
Opstandig. Op mijn hoede.
In verwarring gebracht als de pest.
Hield ik nog van hem?
Pijn kan er ook voor zorgen dat de liefde slijt. En de omgang met Ryan was nooit gemakkelijk geweest.
Maar dat gold eerlijk gezegd ook voor mij.
Wilde ik dit soort melodrama weer terug in mijn leven?
Ik voelde me verplicht iets te zeggen. Maar wat?
De spanning in het vertrek was bijna tastbaar.
Gelukkig ging op dat moment mijn mobieltje. Ik keek wie de beller was. Slidell.
Een verontschuldiging mompelend liep ik de eetkamer in en klikte hem aan.
‘Ja.’
‘Ik heb met Evans gesproken.’
‘Ja.’
‘Waar ben je?’
‘Thuis.’
‘Alles oké met je?’
‘Ja.’
‘Wat is er? Ben je weer misselijk?’
‘Nee. Wat ben je van Evans te weten gekomen?’
‘Nou, wat zijn we aardig?’
Ik had absoluut geen behoefte om Skinny’s gekwetste gevoelens weg te nemen.
‘Evans?’
‘Die blijft bij zijn verhaal. Lingo had niets met Jimmy Klapec te maken, was op 9 oktober niet eens in de stad.’
‘Heb je bevestigd gekregen dat de wethouder die dag in Greensboro zat?’
‘Tjeetje. Daar heb ik geen moment aan gedacht.’ Het was even stil. ‘Ja. Daar zaten ze allebei, om de volgende middag laat naar Charlotte terug te keren.’
‘Te laat om Klapec te vermoorden en te dumpen.’
‘Als Funderburke het zich tenminste goed herinnert, als het lijk daar inderdaad op de ochtend van de negende opdook.’
‘De gevonden insecten wijzen op een pmi van achtenveertig uur.’
‘Ja.’ Sceptisch. ‘De beestjes.’
Ik was zo uit mijn doen door Ryans plotselinge verschijning dat ik me nauwelijks kon concentreren.
‘Kun je niet in een paar uur tijd uit Greensboro vertrekken, iemand vermoorden, het lijk dumpen, en terug naar Greensboro rijden?’
‘Dan vestig je wel een nieuw snelheidsrecord.’
‘Volgens Pinder heeft Gunther gezien hoe Klapec met iemand aan het vechten was, vlak voor Gunther de gevangenis indraaide. Heb je gevraagd waar Lingo op dat tijdstip was?’
Slidell was een ogenblik stil, een stilte vol verwijt.
‘Lingo wil graag in de senaat van Noord-Carolina gekozen worden, dus voert hij onafgebroken campagne om voldoende geld bij elkaar te krijgen, Tussen 28 september en 4 oktober zijn Evans en hij in Ashville, Yadkinville, Raleigh, Wilmington en Fayetteville geweest. Ze hebben tientallen getuigen die kunnen bevestigen dat ze daar zijn geweest.’
‘Heeft Lingo een strafblad?’
‘Ik heb het in het systeem laten nakijken. Nog niet eens een dagvaarding voor het spuwen op het trottoir.’ Slidell haalde adem door zijn neus. Dat veroorzaakte een lichte fluittoon. ‘Maar ik heb bij die Evans een uiterst onplezierig gevoel.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Hij verbergt iets.’
Ik stond op het punt door te vragen, toen de lijn begon te piepen ten teken dat er een inkomend gesprek was.
‘Ik bel je morgen.’
Ik liet het mobieltje zakken en keek naar het schermpje. Lieve hemel: Charlie Hunt.
Ik aarzelde. Ach, waarom ook niet?
‘Je zag er vanmiddag op de begraafplaats erg terneergeslagen uit.’
‘Rinaldi en ik hebben heel wat jaren samengewerkt. Ik zal hem missen.’
‘Het spijt me.’
‘Ik weet het.’
Even was het stil.
‘Dat ging slecht vandaag, hè?’
‘Dat was niet jouw schuld.’
‘Het was niet zomaar een standaardzinnetje, Tempe.’
‘Ik geloof je.’ Ik moest glimlachen. ‘Die gebruik je uiterst zelden.’
‘Ik begrijp wel degelijk hoe moeilijk het is om opnieuw te beginnen. Ik ben acht jaar getrouwd geweest. Ik hield van mijn vrouw. Ze is op 11 september in het Trade Center omgekomen.’ Charlie zuchtte diep. ‘Misschien is het moeilijker als de ander nog in leven is.’
‘Misschien wel.’
‘Ik kan daarnaartoe werken,’ zei Charlie.
‘Daar ben ik van overtuigd.’
‘Zal ik het proberen?’
‘De man in kwestie is vandaag vanuit Montreal gearriveerd.’
Enkele ogenblikken lang was het doodstil.
‘Ik hou wel van een uitdaging.’
‘Je kansen zien er niet goed uit, Charlie.’
‘Ik heb altijd de voorkeur gegeven aan een moeilijke driepunter boven een gemakkelijke slam dunk.’
‘Je bevindt je buiten de cirkel.’
‘Mijn specialiteit.’
Nadat het contact was verbroken stond ik een tijdje met het mobieltje tegen mijn borst gedrukt en moest ik weer denken aan mijn bekentenis aan Charlie, die dag op de begraafplaats. Totdat de woorden uit mijn mond waren gekomen had ik het alleen maar ontkend. En nu dit.
Nu was híj hier. Wilde praten. Toegeven dat hij fouten had gemaakt.
Welke fouten? Voor het feit dat hij met me had aangepapt? Bij me weg was gegaan? Voor het feit dat hij een jasje droeg dat waanzinnig warm moest zitten?
De deur ging open en Ryan kwam binnen.
We keken naar elkaar als over een enorme kloof.
‘Ik heb je gemist,’ zei Ryan, terwijl hij zijn armen spreidde en gebaarde dat ik dichterbij moest komen.
Bewegingloos bleef ik staan, terwijl oma’s klok als een metronoom mijn verbrijzelde emoties begeleidde.
Ryan kwam dichter naar me toe.
Meer had ik niet nodig.
Ik stapte in Ryans armen en drukte mijn wang tegen zijn borst. Ik rook gesteven katoen, mannenzweet en de vertrouwde Hugo Boss-eau de cologne.
Ryan streek over mijn haar en trok me dichter naar zich toe.
Ik sloeg mijn armen om hem heen.