29
Ik liet mijn auto staan en reed mee met Slidell. Ik had de indruk dat dat de afgelopen tijd nogal eens gebeurde.
April Pinder woonde in Dillehay Courts, een complex met huurwoningen in de buurt van North Tryon, niet ver verwijderd van een klein stadspark.
Nadat we op Twenty-eighth Street langs de rand van de stoep tot stilstand waren gekomen, controleerde Slidell het adres dat hij van de borgagent had gekregen.
‘Het moet daar ergens zijn.’
Hij wees naar een van de langwerpige, twee verdiepingen hoge dozen die opgesplitst waren in woningen die van boven met goedkoop vinyl waren bekleed, en van onderen uit baksteen bestonden.
We stapten uit en liepen er zwijgend naartoe, beiden bezig met dezelfde vraag. Hemelsbreed was Rinaldi hier vlakbij neergeschoten, net aan de overkant van de spoorlijn die rechts van ons liep.
In dit gedeelte van de stad was moeilijk vast te stellen welke kant van het spoor de verkeerde kant was.
Net als bij haar buren, leek Pinders woning na de bouw ervan, halverwege de jaren zeventig, nog maar weinig aandacht gekregen te hebben. De verf bladderde eraf en de airconditioningunits die in de vensters waren gemonteerd zagen er roestig uit. Plastic tuinstoelen verhoogden de ambiance niet echt.
Slidell controleerde het huisnummer nog een keer en drukte toen op de deurbel.
Honden begonnen te blaffen, stemmen klonken op, stemmen die het glasverbrijzelende einde van het spectrum benaderden.
Slidell blies zijn wangen op en schudde zijn hoofd. Hij onderdrukte een opmerking en belde opnieuw aan.
De honden klonken nu nog uitzinniger.
‘Ik heb de pest aan hapgrage kleine mormels.’
Dat vermoeden had ik al.
Slidell stond op het punt op de deur te bonzen, toen een stem riep: ‘Wie is daar?’
‘Politie.’
Er werd een sleutel omgedraaid en een deur zwaaide naar binnen toe open. Een vrouw tuurde ons aan door de opening die de veiligheidsketting toeliet. Ze zat op haar hurken en hield een kronkelende dwergkees onder een arm geklemd, terwijl ze aan haar voeten een ander bij zijn halsband tegenhield. Beide honden trilden en blaften hysterisch.
‘April Pinder?’
De vrouw knikte.
‘Ik heb vanochtend gebeld.’ Slidell hield zijn legitimatie laag, zodat Pinder hem kon zien.
De dwergkees op de vloer pieste op de tegels.
‘Een ogenblikje.’
Pinder kwam overeind en maakte de deur verder open.
‘Als u die keffertjes nou eens opsluit?’ Slidell deed geen enkele poging zijn walging te maskeren.
‘Hoezo, houdt u niet van honden?’
‘Dit duo lijkt me een tikkeltje nerveus.’ Zijn stem droop van het sarcasme.
Enkele seconden later zaten Slidell en ik op een veel te grote bank in een woonkamer met veel te veel meubels. Pinder zat tegenover ons in een Brentwood-schommelstoel. Van ergens achter in het huis klonk hysterisch geschraap en gepiep, nu gedempt door muren en een deur.
Terwijl Slidell het gesprek opende, nam ik Pinder aandachtig op. Ze had een bleke huid, geverfd blond haar en vreemde, scheve jukbeenderen, waarvan de linker verder naar voren stak dan de rechter. Als ze niet zo uitbundig van make-up was voorzien, hadden haar aquamarijnkleurige ogen zonder meer markant genoemd kunnen worden. Ik schatte haar leeftijd op nog net geen twintig.
Op basis van de inrichting van haar appartement zou je denken dat ze ruim tachtig was. Onderleggertjes van kant. Snuisterijen. Houtsnijwerk dat rechtstreeks uit de Depressie leek te stammen.
En foto’s. Heel veel foto’s. Stuk voor stuk van mensen of huisdieren. Blijkbaar waren de huidige dwergkeesjes voorafgegaan door een hele stoet van dat spul.
De lucht in het vertrek stond stijf van de geurtjes. Gefrituurd voedsel? Mottenballen? Vuil wasgoed? Sigarettenrook?
Ik concentreerde me weer op Pinder. Ze vertelde over haar baan in een bar aan Wilkinson Boulevard. Slidell maakte aantekeningen. Of deed alsof. Af en toe hield Pinder haar mond, alsof ze boven het geluid van de honden iets probeerde te horen. Ik vermoedde dat we niet alleen waren in het huis.
‘Laten we het eens over Vince Gunther hebben.’ Slidell kwam ter zake.
‘Hij is mijn vriend. Was mijn vriend. Wat heeft hij gedaan?’
‘Waarom denk je dat hij iets heeft gedaan?’
‘Waarom zou u anders hier zijn?’
‘Waar is hij ergens?’
Pinder haalde haar schouders op. Ze droeg een blauwe spijkerbroek en een zwart T-shirt met de tekst Cheeky Girls.
Cheeky girls? Brutale meiden? Een club? Een filosofie? Een rockgroep? Katy had gelijk. Ik werd oud en was niet meer bij de tijd. Ik maakte een mentale aantekening dat ik het moest nakijken. Misschien kon ik indruk op haar maken door die naam terloops te laten vallen.
‘Verkeerde antwoord,’ zei Slidell.
‘Ik weet het niet. Misschien zit hij in Californië.’
Pinder begon aan de franje van het kussen in de schommelstoel te frunniken, draaide een streng om haar wijsvinger, om hem vervolgens weer af te wikkelen.
‘Californië?’
‘Hij had het erover om naar het westen te gaan, om daar wat bruiner te worden.’
‘Laat me je wat uitleggen, juffrouw Pinder. Als je me besodemietert zal er ruwweg zo’n tien ton ellende op je hoofd neerdalen.’
‘We zijn uit elkaar gegaan.’
‘Wanneer?’
‘Een paar weken geleden. Misschien drie.’
‘Waarom?’
‘Omdat Vince een engerd is.’
Gebonk en gerammel voegde zich nu bij de door de honden veroorzaakte kakofonie, waardoor ik de indruk kreeg dat de beesten zich tegen een deur wierpen.
‘Als Vince zo’n engerd is, waarom heb je dan zijn borg betaald?’
‘Hij zei dat hij van me hield. Ik ben een stomme idioot. En ik geloofde hem.’
Pinder greep de armleuningen beet, draaide zich half om en schreeuwde over haar schouder: ‘Poppy! Peony! Hou daarmee op!’
‘Leg eens uit hoe dat in zijn werk ging,’ zei Slidell, in wiens stem nu duidelijk irritatie doorklonk.
Pinder liet zich weer tegen de rugleuning zakken en zuchtte theatraal.
‘Vince vroeg me of ik vijfhonderd dollar naar een of ander kantoor vlak bij het gerechtsgebouw wilde brengen. Hij zei dat hij me zodra hij vrij was zou terugbetalen.’ Ze begon weer aan de franje te frunniken.
‘Hij heeft je beduveld,’ opperde Slidell. ‘En toen heeft hij je gedumpt.’
Pinder keek op, haar ogen troebel en rood van woede. ‘Vince is een hoer die zich door flikkers laat gebruiken.’
Oké dan. Een afgewezen dame.
‘Hij had me wel kunnen besmetten.’ Haar lippen trilden en op haar oogleden welde vocht op. ‘Wie weet? Misschien hééft hij dat wel gedaan.’
Er verschenen tranen, die over haar wangen rolden en een hoop mascara met zich meenamen.
‘Mijn oma heeft alzheimer. Ik zit hier in m’n eentje. We zorgt er voor haar als ik doodga?’
Oma lag mogelijk boven te slapen. Daarom was Pinder zo alert op de geluiden in het huis.
‘Zo te horen is het weinig waarschijnlijk dat Vince voor zal komen.’
Ik keek Slidell nadrukkelijk aan.
Hij trok beide schouders heel even op. Wat is er?
‘Weet je echt niet waar Vince naartoe is gegaan?’ vroeg ik.
Pinder schudde haar hoofd en veegde met de rug van haar hand nog wat tranen weg.
Ik gooide het over een andere boeg. ‘Hoe hebben jij en Vince elkaar leren kennen?’
‘Hij kwam de bar binnenlopen.’
‘Hoe lang zijn jullie met elkaar omgegaan?’
‘Drie maanden.’ Gemompel. ‘Misschien een jaar.’
‘Waren jullie close?’
Ze snoof verontwaardigd.
‘Praatten jullie met elkaar?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nam hij jou in vertrouwen?’
‘Blijkbaar niet.’ Verbittering.
‘Heeft hij het wel eens over een jongen gehad die Jimmy Klapec heette?’
Ze keek verrast op. ‘Ik ken Jimmy.’
Slidells wenkbrauwen schoten omhoog.
‘Kun je me daar iets meer over vertellen?’ vroeg ik.
‘Jimmy en Vince zijn bevriend, weet je, want ze zijn beiden op zichzelf aangewezen.’ Ze keek van mij naar Slidell, en toen weer naar mij. ‘Jimmy is aardig. Verlegen, weet je wel? En aardig, op zijn manier.’
‘Jimmy Klapec is dood,’ zei ik.
De zwaar met mascara omringde ogen gingen wijd open.
‘Hij is vermoord.’
Nóg wijder.
‘Wanneer heb je Jimmy Klapec voor het laatst gezien?’ vroeg ik.
‘Dat weet ik niet. Misschien afgelopen zomer. Ik heb hem maar een of twee keer gezien toen hij samen met Vince naar de bar toe kwam.’
Slidell begon de pagina’s van zijn notitieblokje door te bladeren. ‘Vince is op 28 september gearresteerd, je heb hem losgepeuterd op de negenentwintigste. Heeft hij het rond die tijd nog over Klapec gehad?’
‘Min of meer.’
‘Min of meer?’ Ongeduldig.
‘De avond dat Vince werd vrijgelaten zijn we hier gebleven, hebben we wat tv gekeken en een pizza laten komen. De gierige klootzak. Meer hebben we eigenlijk nooit gedaan. Het probleem is dat mijn oma last van haar nachtmerries had, zodat ik grotendeels boven heb gezeten. Vince keek naar een of andere rock-’n-rollfilm. Een ogenblikje.’
Pinder schoot overeind en ging een deur door. Enkele seconden later hoorden we gebonk, direct gevolgd door: ‘Poppy! Peony! Jullie krijgen slaag!’
Weer enkele seconden later stapte Pinder het vertrek weer binnen en liet zich in haar stoel vallen.
‘Ga door,’ zei Slidell.
Pinders blik was uitdrukkingsloos.
‘Jij zorgt voor je oma en Vince keek naar de tv.’
‘O, ja. Toen ik op een gegeven moment door de kamer liep wees hij met zijn biertje naar de tv, schaterlachend. Ik vraag: wat is er zo grappig? Hij zegt: lijkt als twee druppels water op hem. Ik zeg: wie? Hij zegt: die vriend van Jimmy. Ik zeg: waar is Jimmy trouwens? Hij zegt: Jimmy heeft zich aangesloten bij die knakker en is vertrokken. Ik zeg: wanneer dan? Hij zegt: eerder die avond. Vervolgens barstte hij weer in lachen uit. Vince is erg humeurig. Ik was alleen maar blij dat hij het naar zijn zin had. En ik vermoedde dat hij al enigszins dronken was.’
‘Naar wie wees hij?’
‘Een of andere malloot met een hoed op.’
‘Heeft Vince het wel eens gehad over iemand die erg veel leek op Rick Nelson?’ vroeg Slidell. ‘Wie?’
‘Een zanger.’
‘Het zou best iemand met die naam geweest kunnen zijn. De lul vergeleek mensen altijd met filmsterren en zo. Hij vertelde me eens dat zijn vroegere vriendinnetje op Pamela Anderson leek.’ Pinder snoof. ‘Ja, in zijn dromen.’
Slidell keek me aan. Ik schudde mijn hoofd, waarmee ik aangaf dat ik geen andere vragen had.
Slidell gaf Pinder een kaartje. ‘Als je Vince ziet, dan bel je ons op, hè?’
Pinder haalde haar schouders op.
Terug in de Taurus zei Slidell: ‘Niet bepaald het slimste meisje van de klas.’
‘Heb jij Rinaldi’s aantekeningen?’ vroeg ik.
Slidell haalde de fotokopieën uit een vol vetvlekken zittende canvas tas die hij op de achterbank had liggen. Terwijl hij reed keek ik nog eens naar datgene wat zijn partner had opgeschreven.
jk. 29/9. lsa met rn vlgs. vg. rn – pit. ctk. tv. 9/10-11/10? cft. 10. 500.
‘Pinders relaas ondersteunt onze conclusie hieromtrent. Volgens vg, dat vermoedelijk voor Vince Gunther staat, jk, vermoedelijk Jimmy Klapec, voor het laatst gezien met rn, waarschijnlijk Rick Nelson, op 29 september, rn is waarschijnlijk de gewelddadige klant in wie Gunther geen zin meer had.’
‘De knaap met wie Klapec heeft gevochten,’ zei Slidell.
‘De knaap die hem heeft vermoord.’
‘En die knaap is Asa Finney. Rick Nelson met acnelittekens.’
Ik was er nog steeds niet helemaal van overtuigd.
‘Heb jij dat ctk nog nagelopen?’ vroeg ik.
‘Ja, en pit ook. Nergens aanwijzingen te vinden dat Finney of Klapec de afgelopen dertig dagen naar Akron of Pittsburg zijn gevlogen.’
Ik keek naar Rinaldi’s laatste aantekening.
rn = bla = gye. Greensboro. 9/10. 555-7038. ctk-tv-27/9. vg, uitlokking 28/9-29/9
gye 27/9?
‘Vince Gunther is op 28 september gearresteerd voor uitlokking, heeft de nacht in de gevangenis doorgebracht totdat Pinder zijn voorlopige vrijlating op borgtocht had geregeld. Oké. Dat deel is duidelijk.’
‘Als ik die kleine schoft te pakken krijg, zal hij wensen dat hij met zijn luie reet nooit uit de nor was gehaald.’
Slidell maakte een scherpe bocht naar rechts. Ik zette me schrap tegen het dashboard en richtte mijn aandacht vervolgens weer op de aantekeningen.
Het telefoonnummer van Boyce Lingo.
‘Glenn Evans zegt dat Rinaldi zijn baas nooit gebeld heeft. Misschien heeft-ie het gedaan, misschien ook niet. Waar het om draait is het feit dat Rinaldi Lingo’s nummer heeft genoteerd. Waarom?’
‘Ik weet het niet. Nog niet. Maar één ding weet ik wel. Ik stuur een auto achter juffrouw April Pinder aan.’
‘Denk je dat ze Gunther ergens verborgen houdt?’
‘Een beetje schaduwen kan nooit kwaad.’
Ik richtte me weer op de aantekeningen.
‘Greensboro. Evans zei dat hij en Lingo op 9 oktober in Greensboro waren. Had dát Rinaldi’s belangstelling gewekt? En als dat zo was, waarom?’
Plotseling werden twee stippen door een rechte lijn verbonden.