6

 

Lieve Anna en Kees.

Het is alweer te lang geleden dat ik jullie schreef. Mijn kleine zoon is inmiddels bijna twee jaar. Sergio lijkt sprekend op mij, zegt men. Ik kan niet zo gemakkelijk de deur uit om een brief te posten, maar nu is Ludwig een week weg en zal het wel lukken. Ludwig heeft het liefst dat ik thuis ben. Het is natuurlijk zo dat hij zelf iedere dag langs een postkantoor of brievenbus komt.

 

Hannelore stopte even. Leek het erop dat ze Ludwig ervan beschuldigde dat hij haar brieven niet postte? Eerlijk gezegd verdacht ze hem weleens van nalatigheid in dat opzicht. Maar het postverkeer was ook lange tijd niet optimaal geweest. Ze zou Anna en Kees vragen eens te komen logeren. Ludwig scheen maar niet te begrijpen hoe eenzaam ze zich voelde. Ze staarde nietsziend op het papier voor haar. Als ze nu eens alles zou schrijven, over hoe haar leven hier verliep. Nee, dat kon ze niet doen.

 

Ik zou zo graag willen dat jullie Sergio eens zagen. Ludwig stelt een bezoek aan Nederland steeds uit Jullie weten dat Gunther af en toe langskomt. Hij is skileraar in een plaats zo’n honderd kilometer hiervandaan. Zelf zou ik dolgraag mijn geboorteplaats eens opzoeken. Ludwig heeft het echter erg druk.

 

Hannelore liet opnieuw haar pen zakken. Op deze manier leek het of ze voortdurend over Ludwig klaagde. Daar had ze trouwens wel reden toe, dacht ze bitter. Ze vertelde nu een en ander over haar leven in dit grote huis. Over de vorderingen van Sergio en over Brenda, die de meeste huishoudelijke taken op zich nam. Ze schreef dat zij veel las en zich was gaan toeleggen op tekenen. Dat de boeken die ze las door Ludwig werden meegebracht en haar niet altijd konden boeien. Op het laatst herhaalde ze opnieuw hoe graag ze hen zou terugzien. Toen ze de enveloppe dichtplakte, bedacht ze dat het weer dezelfde oppervlakkige brief was als altijd. Maar wat schoot ze ermee op als ze deze mensen belastte met de waarheid. De waarheid over haar huwelijk, dat geen huwelijk was. Het feit dat ze min of meer een gevangene was in dit afgelegen huis en dat Ludwig onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eiste. En dat ze Gunther slechts kon ontmoeten als ze zeker wist dat Ludwig voor enkele dagen was vertrokken. Want Gunther en zij waren verliefd op elkaar en zelfs een blinde zou dat kunnen zien, had Brenda waarschuwend opgemerkt. Brenda stond min of meer aan haar kant, maar ze was bang voor Ludwig. Van Gunther had ze gehoord dat Ludwig in de oorlog met de nazi’s had gesympathiseerd. Dat hij verschillende mensen die ondergedoken zaten, had verraden, evenals mensen die op de vlucht waren. Dat alles maakte dat ze steeds meer een afkeer van hem kreeg. Wat dat aanging was het een geluk dat hij geen lichamelijk contact wilde. Maar vreemd was het wel. Hannelore bedacht dat, als ze deze brief wegbracht, ze Gunther op het postkantoor kon bellen en hem vertellen dat Ludwig voor een week was vertrokken. Ze zou Brenda vragen enkele uren op Sergio te passen. Herta kon ze meenemen. Aanmerkelijk opgewekter ging ze naar de keuken waar Brenda bezig was met vlees braden.

Sergio was bij haar. Hij zat aan tafel en kraste een vel tekenpapier vol. Toen hij haar zag, krabbelde hij overeind en ze hield hem even tegen zich aan.

‘Ik ga even naar het dorp. Mag hij hier blijven?’

‘Natuurlijk,’ antwoordde Brenda. Ze was dol op het vrolijke jongetje. Anders dan Ludwig, die het kind meestal negeerde. Ze pakte de hondenriem en Herta kwam overeind, leek even te aarzelen tussen haar en het kind. Maar een wandeling bleek toch te verleidelijk.

Het was heel vreemd hoe Ludwig kon doen of het kind er niet was, dacht ze even later. Hij was niet thuis geweest toen Sergio was geboren. Brenda had haar naar een kliniek gebracht en ze was alweer thuis toen Ludwig terugkwam. Vreemd genoeg had hij wel kaartjes laten drukken en die naar allerlei mensen gestuurd die zij niet kende. Zelf had ze een zware gouden ketting gekregen. Later had ze gedacht dat dit sieraad misschien wel aan iemand anders had toebehoord en ze droeg het ding maar een enkele keer, en alleen als Ludwig thuis was.

Toch had ze de laatste tijd het gevoel dat Ludwig rusteloos was en gespannen. Hij leek minder zelfverzekerd. Kortgeleden had hij een opmerking gemaakt over zijn werk. Dat hij mogelijk binnenkort een andere baan kreeg. Ze had niet veel interesse getoond, dacht Hannelore nu. Intussen liep ze snel verder, af en toe om zich heen kijkend. Ze hield van de bergen, van hun woeste schoonheid, die nu wat leek getemperd door de zomer. Talloze soorten alpenbloemen schoten omhoog van tussen de rotsen, terwijl de lagergelegen weiden een kleurenzee waren.

Na de brief te hebben gepost belde ze Gunther in een telefooncel. Opgelucht hoorde ze zijn stem. In de zomer was hij meestal in zijn winkel met wintersportartikelen.

‘Wat een verrassing,’ zei hij.

‘Ik ben alleen thuis. Als je deze week tijd hebt,’ zei ze een beetje ademloos.

‘Ik maak tijd,’ zei hij vrolijk. Later dacht ze dat ze werkelijk geen enkele gêne had wat Gunther betrof. Ze vroeg hem te komen. En hoewel ze nog niet te ver waren gegaan, het was zeker niet denkbeeldig dat het een keer zover kwam. Maar Gunther zou zeker geen misbruik van de situatie maken. Gunther was... ach wat zou ze graag altijd bij hem zijn. Maar Ludwig zou nooit toestemmen in een echtscheiding. Hoewel ze pas had gelezen, dat als het huwelijk niet daadwerkelijk was voltrokken, dit een reden kon zijn voor echtscheiding.

Ze was intussen weer bijna thuis en ineens begon Herta te grommen. Er stond een jonge vrouw bij het hek, of beter gezegd, ze leunde ertegenaan en tuurde naar het huis. Hannelore kreeg een vreemd gevoel in haar maag. Ze lijnde Herta aan, net voordat deze op de vrouw wilde afstuiven. Bij het hek bleef ze staan. De vrouw, een meisje leek ze nog, was van haar eigen leeftijd.

‘Moet je hier zijn?’ vroeg Hannelore.

Het meisje keek haar aan. ‘Woon jij hier?’ vroeg ze.

Hannelore knikte. ‘Bijna drie jaar. Samen met mijn man en zoon.’

‘Voor de oorlog woonde ik hier. Ik ben Rachelle.’

Verbijsterd keek Hannelore het meisje aan. Hier was dus de schrijfster van het dagboekje, degene die in dit huis had gewoond. Een vaag gevoel van opluchting ging door haar heen. Maar ze wist tevens dat er nu problemen zouden komen.

‘Wil je binnen kijken?’ vroeg ze zacht.

Het meisje knikte en Hannelore was blij dat Ludwig niet thuis was. Hij zou dit meisje hebben weggestuurd, ze was er bijna zeker van. Ze maakte Herta los die voor haar uit stoof. Hij zag geen gevaar in deze bezoekster, en waarschijnlijk terecht. Ze liet de jonge vrouw in de serre en ging naar de keuken om Brenda te vragen voor koffie te zorgen.

‘Wie heb je daar bij je?’ vroeg de vrouw.

‘Ik leg het je later wel uit,’ antwoordde Hannelore. Ze ging terug naar de serre en ging tegenover het meisje zitten. ‘Jullie hebben hier vroeger dus gewoond. Jij, samen met je ouders en je broertje.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Ik vond je dagboekje,’ zei Hannelore.

‘Wat is er van de anderen geworden?’

Het meisje schudde het hoofd. ‘Zij hebben het niet gehaald. Zelf ben ik ook lang ziek geweest. Ik wilde zo graag ons huis terugzien. Er is zoveel achtergebleven. Alles is ons afgenomen.’

‘Je zult hier nog veel terugvinden,’ zei Hannelore vriendelijk. ‘Waar woon je nu?’

‘Boven het café waar ik serveer. Ik ben verloofd, we zouden willen trouwen maar we hebben geen woonruimte. Er zijn zo weinig huizen beschikbaar.’

‘Dit huis is in principe van jou,’ zei Hannelore roekeloos. ‘Als je de eigendomspapieren hebt. Ze zijn immers voortdurend bezig de huizen aan de rechtmatige eigenaars terug te geven? Voor zover dat nog mogelijk is.’

Er blonk een sprankje hoop in de donkere ogen van het meisje. ‘Waar zouden jullie dan heen moeten?’

‘Ach, Ludwig heeft nogal wat connecties. Hij vindt wel wat.’

Hannelore wilde niet zeggen dat ze zich in dit huis nooit prettig had gevoeld.

‘Ludwig? Je bent toch niet met oom Ludwig getrouwd?’

‘Je oom? Het moet toeval zijn dat mijn man ook zo heet. Ludwig Verdonck.’

Het meisje knikte. ‘Hij is het.’

Ze zweeg toen Brenda met de koffie binnenkwam. ‘Sergio wil in de keuken blijven. Hij houdt niet van vreemden,’ zei ze stuurs.

Hannelore luisterde nauwelijks. Ludwig had deze familie dus gekend. Als Rachelle hem oom noemde was hij meer geweest dan een oppervlakkige kennis. Wat betekende dit?

‘Het spijt me,’ zei het meisje zacht. ‘Wij vertrouwden Ludwig. Hij heeft ons verraden. Niemand wist dat we die avond zouden vluchten, noch welke weg we zouden nemen. Alleen hij was op de hoogte. Toch heb ik lang getwijfeld, maar nu ik zie hoe hij bezit heeft genomen van ons huis is het wel duidelijk. Dit was zeker zijn beloning.’

‘Misschien wilde hij alleen op jullie bezittingen passen,’ zei Hannelore tegen beter weten in.

‘Geloof je het zelf?’ Rachelle stond op. ‘Ik begrijp dat jij hier niets aan doen kunt. Maar je bent wel getrouwd met een man die bij de nazi’s kind aan huis was. Een man die joden verraadde, terwijl hij deed of hij een vriend was. Je begrijpt dat ik hierop terugkom. Maar ik moet wel de instanties achter me hebben. Alleen kan ik tegenover Ludwig niets beginnen.'

‘Ik hoop dat het in orde komt. Ik heb me hier nooit thuis gevoeld,’ zei Hannelore.

‘Waarom ben je met hem getrouwd? Hij is zoveel ouder. Is dat jongetje van hem?’

Hannelore aarzelde. ‘Zeg maar niets,’ zei Rachelle haastig. ‘Ik heb er niets mee te maken. Ik ga ervandoor. Ik wil hem niet tegenkomen.’

Ze passeerde Brenda, die juist binnenkwam zonder iets te zeggen. Sergio kwam nu naar haar toe, zijn onafscheidelijke beer tegen zich aan drukkend. De beer was Ludwig een doorn in het oog. Hij vond het ding vies en onooglijk.

‘Doe hem dan tenminste een keer in de was,’ had hij wrevelig opgemerkt. Maar Sergio wilde de beer nog geen uur kwijt.

‘Wie was zij?’ vroeg Brenda nu.

Hannelore nam Sergio op schoot, keek Brenda over het hoofdje van het kind aan. ‘Zij heeft hier vroeger gewoond.’

‘Vroeger? Wanneer?’

‘In de oorlog zijn ze gevlucht, zij en haar familie en zij is alleen overgebleven. Dit huis is dus van haar.’

‘Ze kan wel zoveel zeggen. Je moet niet zomaar iedereen geloven.’ Ze verliet het vertrek en Hannelore bleef hoogst verbaasd achter. Stond Brenda toch aan Ludwigs kant? Zou ze op de hoogte zijn van zijn naziverleden? Was zoiets een reden tot echtscheiding? bedacht ze plotseling hoopvol. Ze dacht echter niet dat Ludwig hierin zou toestemmen, hoewel ze zeker wist dat hij niet van haar hield.

 

‘Deze brief bevalt me helemaal niet,’ zei Anna, terwijl ze het papier over tafel naar Kees toeschoof.

‘Dat zeg je steeds als je een brief krijgt. Hoewel dat maar zelden gebeurt. Hannelore was altijd wat gesloten. Je kunt niet verwachten dat ze nu een boekje opendoet over haar huwelijksleven.'

‘Iemand vertelde dat Ludwig zijn moeder een bezoek heeft gebracht. Waarom bracht hij Hanna en het kind niet mee?’ Anna staarde gefrustreerd voor zich uit.

‘Daar zou je mevrouw Verdonck naar kunnen vragen,’ meende Kees.

‘Jij doet of alles zo gemakkelijk is,’ bromde Anna. ‘Ik wil erheen, Kees.’

‘Dan zul je toch eerst moeten worden uitgenodigd.’

‘Hanna vindt het prima.’

‘Het is me nogal geen ingewikkeld gedoe ook,’ bromde Kees, die zichzelf nog niet met de trein naar Duitsland zag reizen. Maar toen hij Anna’s vastberaden gezicht zag, zuchtte hij in zichzelf. Zijn vrouw had weleens de neiging haar zin door te drijven.

 

Hannelore piekerde wat af in de dagen die volgden. Ze was dan ook dolblij toen Gunther kwam.

Brenda kende hem inmiddels ook, maar of ze geloofde dat Gunther niet meer was dan een jeugdvriend was zeer de vraag. Ze zou blind moeten zijn, wilde ze niet zien hoe het er met hen voor stond. De blikken die ze wisselden, de lichte aanraking van hun handen. Gunther, die met Sergio speelde of het kind van hem was. De lange wandelingen die ze maakten. Brenda liet zich zeker geen zand in de ogen strooien. Maar ze wist ook van de aparte slaapkamers. Dat kon een man zijn vrouw toch niet aandoen, ook al was hij dan twintig jaar ouder. Brenda wist trouwens ook van de hoogblonde jonge vrouw die met Ludwig samenwerkte, en die vaak meeging op zijn reizen. Ook zij diende alleen als dekmantel voor Ludwigs werkelijke aard, evenals dit zogenaamde huwelijk. Nee, Brenda was niet op haar achterhoofd gevallen, ze wist wel zo’n beetje hoe de zaak in elkaar zat. Maar ze hield haar kiezen op elkaar, hoewel ze soms medelijden had met zijn jonge vrouw.

Gunther bleef de hele dag en Brenda zag Hannelore opbloeien. Pas toen ze een wandeling met de hond maakten, zei Hannelore: ‘Ik moet je iets vragen en ik wil graag een eerlijk antwoord. Weet jij dat Ludwig in de oorlog joden heeft aangegeven?’

‘Ik had een vermoeden,’ was het kalme antwoord.

‘Maar ook de mensen die hier gewoond hebben.’ Daarop vertelde ze hem wat er enkele dagen terug was voorgevallen. Gunther knikte langzaam.

‘Het zal wat tijd kosten, maar dat meisje moet recht worden gedaan. Er is te veel leed over deze mensen gebracht. Als iets een beetje kan worden goedgemaakt, dan moet dat ook gebeuren.’

Hij trok haar naast zich op een rotsblok en samen keken ze uit over het dal. Zijn arm lag om haar schouders en ze leunde tegen hem aan. ‘Binnen niet al te lange tijd zullen jullie hier dus vertrekken,’ zei Gunther.

‘Ludwig wil misschien wel terug naar Nederland.’

‘Je hebt kans dat ze hem oppakken. Aan de andere kant hebben ze zoveel grote misdadigers te berechten, dat hij misschien tussen de mazen doorglipt. Hannelore, je laat het mij toch weten als jullie vertrekken?’

‘O, Gunther, betekent dat dat ik je weer kwijtraak?’

Hij keek in haar donkere ogen. ‘Je raakt mij nooit meer kwijt,’ zei hij beslist.

‘Ik wil scheiden,’ zei ze. ‘Ik ga het Ludwig zeggen. Mogelijk is hij blij dat hij van me af is.’

Dit laatste betwijfelde Gunther, al was de reden waarschijnlijk niet dat Ludwig van zijn vrouw hield.

‘Als wij samen konden zijn,’ zei hij als in gedachten. ‘Als wij opnieuw konden beginnen. Misschien wel in de buurt van het dorp waar we zijn geboren. Weet je nog, de bergweiden vol bloemen... De koebellen die je altijd hoorde en iedere avond de kerkklok. En. de sneeuw op de bergtoppen en de bloembakken aan alle balkons.’

Ze keken elkaar glimlachend aan. Tot Gunther haar naar zich toetrok en zijn mond op de hare bracht. Ze klemde zich aan hem vast of ze bang was dat hij elk moment in rook zou kunnen opgaan. ‘Ik wilde dat ik altijd bij jou kon zijn,’ zei ze even later bevend.

‘Die tijd komt,’ zei hij rustig. Geen van beiden zag de man die onderlangs het pad liep en nu om de bocht verdween.

Hannelore ging alleen terug naar huis en dat was maar goed ook, want Ludwig was al gearriveerd. Ze zou hem nu toch met allerlei zaken moeten confronteren. Het was echter gemakkelijk dat besluit te nemen als hij uit de buurt was. Maar als ze tegenover hem stond, zonk de moed haar in de schoenen. Zeker nu ze merkte dat hij in een vreselijk slecht humeur was. Hij begroette haar nauwelijks en toen hij Sergio’s beer op de bank zag, pakte hij die bij één oor en smeet het ding in de open haard. Hij hield er een lucifer bij, waarop de beer vlam vatte. Sergio gilde en Hannelore probeerde de knuffel te pakken, maar Ludwig hield haar tegen.

‘Laat dat vieze ding nou toch.’

‘Hoe kun je dit doen,’ schreeuwde ze. Ze zag Sergio zijn handjes uitstrekken naar het vuur en moest hem vasthouden. ‘Teddy, Teddy,’ huilde het kind in diepe wanhoop.

‘Hoe kun je zoiets doen,’ zei ze weer. Ze huilde zelf ook van woede en medelijden met haar zoon. ‘Hij is nog maar twee jaar.’

‘Wat wil je van hem maken? Een meisje? Houd je nu maar kalm, ik zal morgen een nieuw exemplaar voor hem meebrengen. En jij stil,’ snauwde hij naar Sergio die nog steeds huilde. Hannelore nam het snikkende kind op haar arm en nam hem mee naar boven. Ze was zo kwaad dat het haar beter leek als ze verdween. Boven probeerde ze haar zoon te troosten, maar alle knuffels die ze hem aanbood, duwde het kind van zich af. Hoe had hij het kind zo van streek kunnen maken? In de regel liet hij zich weinig aan Sergio gelegen liggen. Daar was het kind aan gewend. Maar Teddy was Sergio’s liefste bezit. Ludwig wist dat heel goed, hij had er vaak genoeg mee gespot. Ze moest nu echt met Ludwig praten. Ze moest duidelijk zijn. Ze wilde zo niet langer verder. Ze wilde niet voor de rest van haar leven in een liefdeloos huwelijk verkommeren.

Toen ze beneden kwam, zat Ludwig aan tafel met papieren voor zich. Hij zag eruit of hij niet gestoord wilde worden, maar Hannelore besloot zich daar deze keer niets van aan te trekken.

Ze ging zitten, haalde diep adem, flapte er toen uit: ‘Ik wil scheiden.’

Hij keek niet eens op toen hij antwoordde: ‘Praat geen onzin. Om een vies stukje speelgoed?’

‘Dat is de reden niet,’ zei ze kalm. ‘De reden is dat wij niet van elkaar houden. Dat ons huwelijk niets voor stelt. Ik kan niet leven in dit huis met eigendommen die mij niet toebehoren. Ik kan niet leven met een man die mensen heeft verraden. Mensen de dood heeft ingejaagd.’

‘Je gebruikt een heleboel woorden. Maar het gaat erom, zoals bij de meeste vrouwen, dat je wilt dat ik bij je slaap.’

‘Je luistert niet,’ zei ze fel. ‘Hoewel het normaal is in een huwelijk, dat is niet waar het om gaat. Ik moet er zelfs niet aan denken. Je moet wel ongelooflijk arrogant zijn als je dat uit mijn woorden haalt.’

Ze zag aan zijn gezicht dat ze een en ander beter niet had kunnen zeggen. Hij was nu natuurlijk beledigd. Dacht hij dat hij zo onweerstaanbaar was?

‘Je wilt dus scheiden,’ zei hij langzaam. ‘Je wilt met die Gunther verder, is het niet? Is hij zo geweldig in bed?’

‘Ludwig...! Je weet dat jij niet van me houdt.’

‘Toch zal er geen sprake zijn van een scheiding, dame. We gaan wel verhuizen. En al heel snel.’

Ze knikte langzaam. ‘Ik heb dat meisje gesproken. Rachelle. Zij heeft hier met haar familie gewoond tot ze moesten vluchten en jij hen verraadde. Zo is het toch gegaan, Ludwig?’

‘Sta ik terecht?’ Ze zag dat hij woedend werd en was ineens bang. Ze wist nu immers dat hij tot heel erge dingen in staat was. Ze stond op. ‘Ik ga naar mijn kamer.’

Langzaam liep ze de trap op. Weer had ze zich de mond laten snoeren. Ze zat voor haar kaptafel toen hij binnenkwam.

‘De enige oplossing is te zorgen dat jij weer in verwachting raakt,’ zei hij kil. Ze stond haastig op en deinsde achteruit. Hij smeet haar op het bed en liet zich boven op haar vallen. Hij deed haar pijn en ze werd zo woedend dat ze hard in zijn wang beet. Heel deze worsteling was vernederend en hij had zeker kunnen winnen. Maar hij stond plotseling op en keek op haar neer. ‘Weet je waarom ik dit niet kan? Omdat jij een smerige jodin bent. Maar ondanks dat ben jij ook mijn beveiliging. Ik kan eventuele beschuldigingen over fouten in de oorlog weerleggen nu ik met jou ben getrouwd. Houd er rekening mee, we verhuizen volgende week.’

Toen hij weg was, trok Hannelore haar duster stijf om zich heen en bleef roerloos liggen. Ze voelde zich misbruikt en vernederd. Dus de reden dat hij met haar was getrouwd, was dat hij er niet zo snel van zou worden verdacht joden te hebben aangegeven. Er werden nu steeds meer verdachte personen opgepakt. En nu Rachelle was teruggekomen werd het gevaarlijk voor hem. Het meisje zou hem niet sparen. ‘Oom Ludwig’ had ze hem genoemd. Ze kon zich niet voorstellen dat zijn moeder van dit alles op de hoogte was. ‘Smerige jodin,’ had hij haar genoemd. En ze was slechts gedeeltelijk joods door haar vader. Hij had zich trouwens ook nooit fanatiek beziggehouden met het joodse geloof. Hij interesseerde zich eigenlijk voor alle godsdiensten, herinnerde ze zich. Arme papa. Ze zou wel nooit te weten komen wat er met hem gebeurd was. Misschien was dat maar beter ook.

Wat moest zij nu? Ze wilde niet bij Ludwig blijven, maar ze kon echter ook niet zomaar weglopen. Ze zou niet weten waarheen. Gunther had nog steeds geen vaste verblijfplaats, hoewel hij op zoek was. Maar hij wilde het liefst in de buurt wonen van de plek waar hij vroeger had gewoond. Ze had er vaak over nagedacht. Samen met Gunther weer in het haar vertrouwde dorp wonen. Sergio zou geen enkel probleem zijn. Gunther nam altijd ruim de tijd voor het kind, deed spelletjes met hem of vertelde een spannend verhaal. Terwijl Ludwig nauwelijks naar het kind omkeek.

 

De volgende dag was Ludwigs humeur aanzienlijk verbeterd. Hannelore was nu echter zover gekomen dat ze ook zijn vriendelijkheid niet meer vertrouwde. Hij was zo onberekenbaar. Hij vertrok in de morgen maar was binnen enkele uren weer terug. Hij bracht een levensgrote beer voor Sergio mee. ‘Kijk eens, is deze niet veel mooier dan die andere?’

Het kind keek zwijgend en hield de handjes op de rug. Hij was te klein om uit te leggen dat ‘mooi’ er niet toe deed. Van Teddy had hij gehouden. Hij liep langzaam achteruit, zijn blik op Ludwig gericht.

Zo klein als hij was, voelde hij al aan dat Ludwig deze reactie niet zou waarderen. Ludwig zette de beer op de bank en wendde zich tot Hannelore. ‘Hij is hopeloos verwend.’

‘Dat vind ik niet. Hij wil alleen zijn oude vertrouwde beer terug.’

Ludwig haalde de schouders op. ‘Ik heb boven twee koffers klaargezet. Pak daar de persoonlijke spullen in van jezelf en van het kind. We vertrekken morgen.’

‘Waar gaan we heen?’

‘Dat zul je wel zien.’

‘Er zijn toch mensen die ervan moeten weten? Anna en Kees bijvoorbeeld.’

‘Die kun je schrijven als we eenmaal op de plaats van bestemming zijn. Als we eindelijk een normaal gezin zijn.’

Hannelore schrok van deze laatste opmerking. Ze wilde geen normaal gezin met Ludwig als vader. Hij zou haar echter nooit laten gaan. Er was ook geen mogelijkheid meer Gunther in te lichten. Dat was wel het laatste wat ze Ludwig durfde vragen. Trouwens, hij zou daar toch geen toestemming voor geven. Ze moest maar hopen dat Gunther slim genoeg was om haar te vinden.