3
‘We moeten eens praten,’ zei Anna op een avond dat Kees naar zijn schaakclub was. ‘Ik heb gemerkt dat die jongeman van jou toch niet zo heel goed op de hoogte was.’
Hannelore keek haar afwachtend aan en Anna dacht: ze zal het toch wel hebben begrepen. Ze is geen kind meer. ‘Heb je gemerkt dat je over tijd bent?’ vroeg ze plompverloren.
Die uitdrukking had Hannelore eerder gehoord en ze werd plotseling spierwit.
‘Nee,’ fluisterde ze.
‘Ja. En je weet wat dat betekent, nietwaar?’
Anna was zo verstandig om niet te zeggen: ik heb je gewaarschuwd. Het lag op het puntje van haar tong, maar wat schoot ze ermee op.
‘Wat doen we nu?’ vroeg ze zakelijk.
‘Bedoel je dat ik in verwachting kan zijn?’ fluisterde Hannelore.
‘Kind, je hebt bijna een hele maand overgeslagen. Wat kan het anders zijn? Je moet daar toch zelf ook aan gedacht hebben.’
‘Ja, maar ik dacht, het komt wel weer. Hij heeft gezegd dat het onmogelijk is.’
‘Ach, mannen,’ bromde Anna.
‘Volgende week zou ik hem weer ontmoeten.’
‘Nou, dan kun je het hem vertellen. Hij is ook verantwoordelijk, hij is tenslotte de vader.’
‘Vader,’ mompelde Hannelore, ze schoot bijna in de lach bij het idee.
Anna schudde het hoofd. ‘Het is echt een schok voor je. Maar je wist toch welke risico’s je nam. Goed, praat maar eerst met hem. Ik zal je heus niet in de steek laten als hij weigert...’
Haastig zei Hannelore: ‘Maar dat doet hij niet. Hij zei dat wij zouden trouwen en naar Duitsland zouden gaan.’
‘Wacht maar eens af,’ zei Anna, die weinig vertrouwen had in een rondtrekkende toneelspeler.
En diep in haar hart hoopte ze ook dat Hanna hier zou blijven. Ze wilde het meisje niet kwijt. Het zou net zijn of ze een dochter en straks een kleinkind had. Er zouden praatjes komen, maar dat waaide wel over. In de meeste gevallen sprak men er schande van en leed het hele gezin eronder. Maar Hanna was niet echt haar dochter, dat wist iedereen. Anna dacht bij zichzelf dat ze natuurlijk blij moest zijn als die kerel met Hannelore zou trouwen. Zodat haar pleegdochter niet als ongehuwde moeder door het leven moest. Ze mocht in dit verband niet alleen aan zichzelf denken, maar alleen aan wat voor het meisje het beste was.
Het wilde niet echt tot Hannelore doordringen dat ze zwanger was. Ze kon het nog steeds niet geloven. Maar het uitblijven van haar ongesteldheid was een duidelijk bewijs, zoveel wist ze wel.
Natuurlijk praatte ze er met niemand over, ook niet met Kitty. Ook Anna maakte geen toespeling meer, waarschijnlijk dacht ze dat ze maar eerst met de vader moest praten. De vader! Het was een absurde gedachte dat, nadat ze twee nachten bij Gerald had geslapen, zij beiden nu ineens vader en moeder werden.
Intussen was mevrouw Verdonck aardiger dan ooit en ging haar zoon door met zijn attenties.
‘Hij mag je erg graag,’ vertrouwde zijn moeder haar toe. En toen ze niet reageerde:.‘Hij zou een goede partij voor je zijn.’
‘Maar hij is toch veel te oud,’ antwoordde Hannelore afwijzend.
‘Hij is nog geen veertig. Ik vind dat niet oud.’
‘Voor mij wel. Ik ben pas achttien.’
Mevrouw Verdonck vond het vreemd dat het meisje deze kans niet met beide handen aangreep. Begreep ze niet dat het heel bijzonder was als zij haar goedkeuring gaf aan een huwelijk van haar zoon met haar dienstmeisje? In feite had ze Hannelore vanaf het begin voorbereid op een leven, anders dan ze gewend was. Haar redenen waren niet helemaal zuiver, dat wilde ze zichzelf wel toegeven. Aan de andere kant zou een dergelijke verbintenis voor het meisje veel voordelen hebben. Daarbij, Ludwig mocht het meisje echt graag. Het zou dus goed kunnen gaan tussen die twee. Maar goed, er was nog tijd. Ludwig bleef nog enkele maanden hier. Ze zou hem kunnen voorstellen Hannelore een keer mee te nemen naar Duitsland. Ze moest echter voorzichtig te werk gaan. Het meisje had een sterk karakter en zou zich nergens toe laten dwingen.
De dag kwam dat Hannelore in de krant las dat de toneelgroep in de stad zou optreden. Ze liet Anna de advertentie zien en zei: ‘Ik ga vanavond.’
‘En dan? Als hij niet wil trouwen?’ vroeg Anna.
‘Hij heeft gezegd dat hij dat wel zou doen.’
Anna zuchtte. Hanna’s vertrouwen in die vent was groot. Het was toch maar te hopen dat hij haar niet teleurstelde. ‘Zal ik met je meegaan?’ stelde ze voor.
Hannelore schudde het hoofd. ‘Ik ben geen kind.’
Dus ging ze evenals de vorige keer met de bus. Ze verlangde heel erg om Gerald te zien, maar ze was ook bang voor zijn reactie op haar nieuws. Toen ze eenmaal in de zaal zat en hem op het toneel zag, wist ze weer waarom ze verliefd op hem was geworden. Hij was knap, had een mooie stem en zijn Duitse accent raakte haar. Het was of ze even iets van thuis terugzag. Iets wat haar vertrouwd was.
Na de voorstelling bleef ze zitten tot de zaal leeg was. Zou ze achter het toneel durven gaan? Maar toen kwam hij zelf al, strekte beide handen naar haar uit. ‘Je bent dus gekomen. Ik zag je zitten en ik was zo verrast dat ik bijna mijn tekst kwijtraakte. Wat heerlijk je weer te zien. Blijf hier even wachten, ik ben zo klaar.’
Een moment later liepen ze buiten. Het was druilerig weer, de straat glom van de regen en Gerald hield een paraplu boven haar hoofd. Zijn arm lag om haar schouders. ‘Ga je mee naar mijn kamer?’ vroeg hij.
‘Goed,’ zei ze. Er kon haar nu immers niets meer overkomen. Of was het verkeerd voor datgene wat ze bij zich droeg, als ze weer met Gerald naar bed ging? Ze kon zich daar niet druk om maken en dat was heel verkeerd, dat wist ze heus wel. Maar zij als moeder, het ging haar voorstellingsvermogen nog steeds te boven.
Zo bleef ze opnieuw bij Gerald en hij vertelde haar dat hij nergens een mooier meisje had gezien. ‘Stel je voor dat wij samen in Duitsland zouden wonen. Daar bij de grens van Oostenrijk, waar jij vandaan komt,’ droomde hij hardop.
‘Stel je voor dat je wakker wordt en je ziet de sneeuw op de bergen,’ zei ze op dezelfde toon. Om eraan toe te voegen: ‘Dat zal er zeker van komen, Gerald, ik verwacht een kind.’
Hij liet haar zo abrupt los dat ze het gevoel kreeg dat hij haar van zich af duwde.
‘Je maakt toch zeker een grapje?’
‘Waarom zou ik dat doen? Ik was zelf ook verbaasd, omdat jij had gezegd dat het niet kon...’ Ze zweeg en keek in zijn donkere ogen. Hoe kon die verliefde blik opeens verdwenen zijn?
‘Wat ga je eraan doen?’ vroeg hij.
‘Wat bedoel je?’
‘Zo groen kun je niet zijn. Ervan uitgaande dat het kind van mij is, ik voel me nog veel te jong om te trouwen en vader te worden. Stel je voor!’
‘Maar je zei...’
‘Ik weet wat ik zei. Ik had het over de verre toekomst. Hannelore, je had toch niet verwacht dat ik blij zou zijn en onmiddellijk een huwelijksdatum zou afspreken?’
Ze gleed het bed uit en begon zich snel aan te kleden. ‘Ik had gedacht dat jij je verantwoordelijk zou voelen. En ik had zeker niet gedacht dat jij je zou afvragen of het kind wel van jou is.’
‘Maak nu geen scène.’
‘Ik maak geen scène. Daarvoor kwam ik niet hierheen. Ik kwam om je te vertellen dat je vader wordt.’
‘Zeg dat nou niet weer. Het is te belachelijk voor woorden.’
‘Wat ben je dan van plan, Gerald? Weer te vertrekken en mij achter te laten als ongehuwde moeder?’ Haar stem trilde. Hij kwam nu ook het bed uit, trok een kamerjas aan.
‘Maak je nou niet overstuur. Dit overvalt mij, zoals je zult begrijpen. Ik moet nadenken.’
‘Het overviel mij ook,’ mompelde ze. ‘Wil je eigenlijk met me trouwen, Gerald?’
‘Ooit zag ik dat wel gebeuren. Maar nu is alles anders. Nu al trouwen en een kind krijgen? Mijn leven is dan in feite voorbij.’ Hij verdween in de kleine badkamer. Ze wilde hier niet blijven, anders zou ze inderdaad heel erg overstuur raken.
‘Wat ga je doen?’ vroeg Gerald toen hij terugkwam en hij haar kant en klaar op de rand van het bed vond.
‘Ik ga weg.’
‘Doe niet zo bespottelijk. Het is vijf uur in de morgen.’
‘Ik dacht dat jij me zou thuisbrengen.’
Hij keek haar even zwijgend aan, knikte vervolgens. ‘Goed. Als je het zo wilt.’
Even later was hij ook klaar. Hij kon gemakkelijk een van de auto’s lenen. Alles is zo’n beetje gemeenschappelijk bezit, had hij gezegd.
In een rustig tempo reden ze de stad uit. ‘Er zijn ook nog andere mogelijkheden,’ zei hij. ‘Ik bedoel, het is nog zo in het begin. In het gezelschap was eerder een meisje wie zoiets overkwam. Ik weet wel een adres.’
‘Was dat ook een kind van jou?’ vroeg ze cynisch. Ze begreep zelf niet hoe ze zo fel kon reageren. Ze was immers verliefd op hem. Maar ze leek wel versteend van binnen.
‘Zo ken ik je helemaal niet,’ zei Gerald. ‘Nogmaals, er is een andere oplossing dan als ongehuwde moeder door het leven te moeten. Als je dat niet wilt...’
‘Je hebt het over een kind. Jouw kind,’ zei ze fel.
‘Zo kan ik het niet zien. Het is nog helemaal niks.’
Ze antwoordde niet. Ze begreep wel dat hij er zo over dacht. Het was toch ook moeilijk te geloven dat iets wat in haar buik aan het groeien was en waar ze verder niets van merkte, dat dit ooit een kind zou worden. Er werd niet veel meer gezegd tijdens de terugreis. Hannelore wist wel zeker dat ze Gerald nooit meer zou zien.
‘Wil je dat ik je voor je huis afzet?’ vroeg hij toen ze het dorp binnenreden.
‘Heb je daar bezwaar tegen?’
‘Nou, als je ouders mij staan op te wachten om mij te dwingen tot een huwelijksbelofte, ja, dan wel.’
Ze keek hem aan. ‘Wat zou dat voor zin hebben?’
Niettemin stopte hij aan de overkant van de straat. Het was nog steeds doodstil, maar in sommige huizen brandde al licht. Langzaam zou alles weer tot leven komen. Ze maakte aanstalten om uit te stappen.
‘Hannelore, het spijt me echt dat het zo gelopen is. We hadden het samen zo leuk kunnen hebben.’
‘Ja. Vooral het vrijblijvende trok jou wel aan. Je bent nu weer vrij, Gerald. Ik wens je het allerbeste.’
Ze stapte nu echt uit.
‘Ik laat nog weleens iets van me horen,’ aarzelde hij.
‘Doe dat vooral niet. Ik stel er geen prijs op.’ Ze liep naar het huis. Hij zag hoe ze haar schouders naar achteren trok en wist dat ze niet meer zou omkijken. Hij keerde de auto, wierp nog een laatste blik op het huis, waar nu beneden licht brandde. Hij had een zeer onbevredigend gevoel over alles. Hij vroeg zich af of hij vanavond wel zou kunnen spelen. Ach, waarom niet. Hij kon vervelende zaken vaak heel gemakkelijk van zich af zetten. Maar Hannelores ernstige bruine ogen bleven hem lange tijd achtervolgen.
Hannelore sloop zachtjes naar boven en ging gekleed op haar bed liggen. Ze was erg moe. Als ze nog maar even kon slapen. Want straks, tijdens het ontbijt zou ze Anna moeten inlichten. En op datzelfde moment zou haar leven er heel anders uit gaan zien, al wist ze nu nog niet hoe.
Anna keek verontrust toen ze haar pleegdochter al aan de ontbijttafel vond. Ze besloot echter af te wachten tot Hanna zelf begon te praten. Het was zondagmorgen, maar de tijd was allang voorbij dat ze gedrieën naar de kerk gingen. Hanna ging een enkele keer, maar Anna had zomaar het gevoel dat dit niet vandaag zou zijn. Even later kwam Kees beneden, ze zag aan zijn kleding dat hij wel zou gaan. Hij had niet eens gemerkt dat Hannelore gisteravond niet was thuisgekomen. Het meisje schoof haar toast wat heen en weer en duwde toen het bord van zich af. ‘Mag ik wat yoghurt?’
‘Natuurlijk.’ Anna was al opgestaan.
Kees keek van de een naar de ander. ‘Ben je ziek?’ vroeg hij aan Hanna. Het viel hem ineens op dat ze er slecht uitzag.
‘Ziek zou ik het niet willen noemen.’
Anna’s hand op weg naar de kast voor een schaaltje bleef halverwege steken.
‘Ik denk niet dat Anna het jou al heeft verteld, Kees. Ik verwacht een kind.’
Anna ging haastig zitten en keek haar man aan. Kees zag eruit of er plotseling een steen door de ruit was gevlogen. ‘Zo stom kun je niet zijn geweest,’ zei hij langzaam. ‘Een kind? Van wie in vredesnaam?’
‘Van Gerald. Hij speelt bij dat toneelgezelschap.’
‘Waar je enkele keren bent geweest. Wat wij niet goedkeurden, maar wat je toch deed.’ Kees sprak ingehouden, maar Anna kon horen dat hij woedend was. Ze wilde hem graag laten zwijgen maar wist niet hoe.
‘Ga je dus met die vent trouwen?’
Hannelore schudde het hoofd. ‘Hij vindt zichzelf nog te jong om te trouwen.’
‘Zo. Hij vond zichzelf niet te jong om met jou, bijna een kind nog, de nacht door te brengen. En wat nu? Wat ben je van plan?’
‘Kees, wij zijn er ook nog,’ begon zijn vrouw sussend.
‘Ja. Wij zijn er al haar halve leven. Wij hebben acht jaar voor haar gezorgd als was ze onze dochter. En nu doet ze ons dit aan. De schande...’ Hij rukte zijn stropdas los of hij het ineens benauwd kreeg. ‘Naar de kerk ga ik in elk geval niet. Ik zie de mensen al fluisteren.’
‘Niemand weet het,’ zei Hannelore zacht.
‘Maar dat zal niet lang duren. Waar is die kerel nu? Ik ga hem achterna, ik zal hem dwingen...’
‘Nee. Ik wil hem niet meer. Ik heb hem niet nodig.’
‘Je zult alles en iedereen nodig hebben. Je hebt niets te willen. Het leven van een ongehuwde moeder is ongelofelijk zwaar. Dus die vent zal zijn verantwoordelijkheid moeten nemen.’ Hij stond op en verliet de keuken. Zijn half opgegeten boterham bleef onaangeroerd liggen. Even later hoorde ze de deur dichtslaan.
‘Waar gaat hij heen?’ vroeg Hannelore angstig.
‘Hij moet even afkoelen. Hij is erg in je teleurgesteld. Maar hij trekt wel weer bij.’ Anna zuchtte. ‘Ja, kind, ik weet ook niet goed wat we nu verder moeten. Ik laat je natuurlijk niet in de steek. Maar dat neemt niet weg dat in een klap je jeugd voorbij is en je in de zorgen zit.’
Hannelore zweeg. Langzaam begon het te dagen. Ze had het leven van deze twee mensen totaal overhoopgegooid. Jaren hadden ze voor haar gezorgd en nu kregen ze dit als dank.
‘Eet je yoghurt nu maar op,’ spoorde Anna haar aan. ‘Het komt wel goed.’
Op welke manier zou het goed moeten komen, vroeg Hannelore zich af. Ze zou het alleen moeten opknappen. Ze kon deze mensen hier niet mee belasten. Ze wist hoe vooral Kees het oordeel van anderen belangrijk vond. ‘Ik wil graag even naar het strand,’ zei ze.
‘Nu nog?’ Anna keek op de klok.
Het kon nog net voor de mensen op weg gingen naar de kerk en haar zagen en zich natuurlijk zouden afvragen waar ze in haar eentje heen ging. Hannelore kwam niet vaak op het strand, ze hield er niet van.
‘Zal ik met je meegaan?’ vroeg Anna.
Het meisje schudde het hoofd, liep plotseling naar haar toe en drukte een kus op haar wang. ‘Bedankt voor alles.’
Anna stond nog beduusd bij de tafel toen ze de voordeur hoorde dichtslaan. Hanna had net gedaan of ze afscheid nam. Misschien ging ze wel weg. Kees had haar ook wel hard aangepakt.
Waar kon ze heen zijn? Plotseling nam Anna een besluit. Ze rukte haar jas van de kapstok en even later sloeg de voordeur voor de derde keer die morgen hard dicht.
Mevrouw Verdonck zat met haar zoon in de tuinkamer toen de bel ging. Dat was nogal vreemd op zondagmorgen, ze verwachtte niemand. Even later stond Anna binnen, zenuwachtig aan de knoop van haar jas frunnikend.
‘Is er iets met het meisje, met Hanna?’ vroeg mevrouw. ‘Ik heb begrepen dat die toneelgroep weer in de buurt is. Is ze opnieuw naar hem toe gegaan?’
Anna knikte. ‘Het is over tussen die twee.’
‘Nou, dat is mooi. Is ze erdoor van streek? Ach, dat gaat wel over. Als ze nadenkt weet ze ook wel dat ze met die jongen geen toekomst heeft.’
‘Ze is overstuur. Ze is het huis uitgegaan en zei dat ze naar het strand wilde. Ze is...’ Anna zweeg. Moest ze het nu vertellen of niet? Het zou natuurlijk toch uitkomen.
‘Nou?’ moedigde mevrouw Verdonck haar aan.
‘Ze is in verwachting.’
Het ‘Lieve help’ van mevrouw, kwam gelijk met ‘Dat arme kind’ van haar zoon.
‘Ik ben bang dat ze... ik weet het niet, ze gedroeg zich vreemd.’ Ineens ging Anna zitten, het was of haar benen haar niet meer konden dragen.
‘Natuurlijk zal ze heel erg van streek zijn,’ zei mevrouw Verdonck.
‘Zal ik even naar het strand gaan om te kijken? Met de auto ben ik er zo,’ stelde Ludwig voor.
Hij was het vertrek al uit. ‘Hij mag haar graag,’ verduidelijkte zijn moeder. ‘Maar wat is dit nou jammer. Ik had zoveel verwachting van dat meisje. Ze is intelligent, ze had het ver kunnen brengen.’
‘Ik denk dat Kees achter die vent aan is,’ zei Anna.
‘Waarom? Wil hij hem onder druk zetten om te trouwen? Dat wordt immers niets. Nee, wij, jij en ik vinden vast wel een oplossing.’
Anna keek haar bevreemd aan. Mevrouw Verdonck keek of die oplossing al kant-en-klaar voor haar lag. ‘Ze heeft natuurlijk jaren geen echte moeder gehad,’ zei Anna, die zich ineens afvroeg in hoeverre zij tekort was geschoten.
‘Je was als een moeder voor haar, Anna. Dat weet je best. Je hoeft je niet schuldig te voelen. Hannelore is een fantastische jonge vrouw. Maar toen ze zo halsoverkop verliefd werd, is ze met open ogen haar ongeluk tegemoet gelopen. Ach, dat kunnen we haar toch niet kwalijk nemen. Die jongeman heeft haar misschien onder druk gezet.’
Anna begon zich steeds meer te verbazen. Ze had van de chique mevrouw Verdonck een heel andere reactie verwacht. ‘Drink een kop koffie mee,’ zei de ander nu. ‘Ludwig zal haar vast snel vinden.’
Hoewel Anna zich niet echt op haar gemak voelde, bleef ze toch. Anders zat ze alleen thuis, zich heel erg zorgen makend. Waar was Hanna? Ze kon namelijk niet geloven dat ze over een halfuur weer gewoon zou binnenwandelen.
Ludwig reed in tien minuten tot vlak bij het duinpad. Het was een koele septemberdag en niet echt strandweer. Als ze daar was, zou hij haar snel moeten zien. Als ze nu maar naar hem wilde luisteren. Hij had immers een pracht van een oplossing voor haar problemen. Ze zou hem zeker dankbaar zijn.
Even later liep hij langs de vloedlijn. Hij was hier niet bepaald op gekleed en even later trok hij zijn schoenen en sokken uit. Zijn broekspijpen oprollen ging hem echter te ver. Ineens zag hij haar, althans hij begreep dat zij het was. Ze stond aan de rand van de zee met haar voeten in het water. De golven sloegen tegen haar rok, maar dat leek haar niet te deren. Ze zou steenkoud worden dacht hij bezorgd. En nu liep ze zelfs nog verder de zee in, stap voor stap, recht voor zich uit kijkend. Een moment stond hij roerloos, maar toen begon hij te rennen, hard haar naam roepend. Ze reageerde echter niet. Door het geluid van de golven kon ze hem waarschijnlijk niet horen. Ze bleef in hetzelfde tempo doorlopen en hij zag dat een krachtige golf haar bijna omver gooide. Hij aarzelde niet, maar liep evenals zij gekleed het water in.
Toen hij bij haar was kwam het water al tot haar middel. Hij greep haar beet, sleurde haar zonder iets te zeggen het water uit tot ze op het natte zand terechtkwamen.
‘Stom kind,’ viel hij uit, trillend van de spanning en van de kou. ‘Wat mankeert jou. Denk je dat dit een oplossing is voor je problemen? Wat denk je dat je Anna en Kees hiermee aandoet? Hebben ze dat aan je verdiend?’
‘Ze hebben ook niet verdiend dat ik hen tot last word als ongehuwde moeder.’ Haar tanden klapperden op elkaar, maar ze bleef hem aankijken, zich afvragend wat zijn reactie zou zijn, bij deze in haar ogen opzienbarende mededeling.
‘Laten we naar huis gaan. Moeder heeft wel droge kleren voor je. Anna is daar ook. Zij kwam naar ons toe, omdat ze zich heel erg ongerust maakte over jou. En nu snel lopen.’
Erg vlug ging het echter niet, want hun beider kleren waren zwaar van het water. Hannelore had nog steeds het gevoel of er een wand van glas was tussen haar en de rest van de wereld.
Eenmaal in het huis van zijn moeder vroeg hij haar even te wachten en een moment later kwam mevrouw Verdonck de gang in. ‘Zo, kind, ga maar even mee naar boven voor wat droge kleren.’ Mevrouw zocht een trui en een rok voor haar uit. Een en ander was natuurlijk veel te groot. Ze kreeg een brede ceintuur en toen zei mevrouw tot haar verbazing: ‘Blijf maar even hier. Wij moeten beneden iets bespreken. Ik roep je zo.’
Ze verdween uit het vertrek en Hannelore ging in een van de stoelen zitten. Wat zouden ze voor haar beslissen? Mogelijk een tehuis voor ongehuwde moeders. Ze huiverde, zag weer de eindeloze watervlakte voor zich. Ze had overal vanaf willen zijn. Had ze echt dood gewild?
Het was net of ze het laatste uur niet echt had beleefd. Ludwig had haar uit het water gehaald. Misschien moest ze hem bedanken. Maar nu nog niet. Toen de deur openging, was het Ludwig die binnenkwam. Hij glimlachte. ‘We hebben een voorstel Hanna. Ik hoop dat je er serieus over wilt nadenken.’
Hij strekte zijn hand naar haar uit en om niet te bot over te komen, legde ze de hare erin.
‘Ga zitten,’ zei mevrouw Verdonck uiterst vriendelijk. Hannelore keek naar Anna, die haar blik ontweek. Haar hart begon eensklaps te bonzen. Wat konden ze over haar hebben beslist?
Ludwig moest het trillen van haar hand wel voelen. Ze balde haar andere hand tot een vuist en zat roerloos. ‘Je zit in een moeilijk parket, daar zul je het wel mee eens zijn. Zo uitzichtloos als je denkt is het echter ook weer niet. Je bent hier nu bijna drie jaar, Hanna, en ik denk dat je veel van mij hebt geleerd. Ik had namelijk altijd hoop dat je met Ludwig... ik was ervan overtuigd dat jij de ideale vrouw was voor Ludwig. Tot mijn opluchting was hij het met mij eens. Je ontmoette echter een ander en werd verliefd.’
Hannelore beet op haar lip en reageerde niet. Ze durfde niemand aan te kijken en zeker Ludwig niet.
‘Ik kan je de verheugende mededeling doen dat Ludwig nog steeds met je wil trouwen.’
Hannelore rukte haar hand los uit die van Ludwig en stond haastig op. ‘Maar ik houd niet van hem,’ fluisterde ze.
‘Lieve kind, je hebt nu toch gezien wat zogenaamde verliefdheid waard is?’
‘Ik kan niet met Ludwig trouwen. Hij is zoveel ouder en ik... ik pas niet bij hem.’
‘Zullen we de voordelen eens opnoemen?’ zei Ludwig. Zijn stem was vriendelijk, maar ze zag even een koude blik in zijn lichte ogen. Waarschijnlijk was hij beledigd. Welk meisje in haar benarde omstandigheden zou zo’n voorstel weigeren?
‘Als we trouwen vertrekken wij over niet al te lange tijd naar Beieren. Je bent dan weer waar je thuishoort. Je kunt je eigen taal weer spreken, misschien je ouderlijk huis opzoeken. Bekenden van vroeger ontmoeten.’
Hij wist precies wat voor haar belangrijk was, dacht Hannelore. Het was in feite een prachtige oplossing. Hoe kwam het dat alles in haar zich hiertegen verzette?
‘Het gaat niet alleen om mij, zei ze eindelijk zacht. ‘Kun je het kind van een ander accepteren?’
Rustig zei hij: ‘Ik weet dat je zwanger bent. Niemand hoeft te weten dat het kind niet van mij is. Zeker niet als we spoedig trouwen en daarna naar het buitenland vertrekken.’
‘Je kunt er op zijn minst over nadenken,’ zei mevrouw Verdonck opstaand. ‘Denk er ook aan wat een opluchting dit zou zijn voor Anna en Kees. Je bent hun wel iets verschuldigd, vind je niet?’
Hannelore keek naar Anna, maar deze ontweek haar blik. ‘Laten we gaan...’ zei ze. ‘Ik zal erover nadenken.’ Ze liep naar de deur met minder waardigheid dan ze gehoopt had. Dit vanwege de te wijde kleren die ze droeg.
‘Zorg dat je vandaag warm blijft. Je kunt wel kou hebben gevat,’ zei Ludwig nog.
Ze knikte alleen. Hij had haar uit zee gehaald, hij wilde haar redden en een normaal leven bieden. Nog wel in haar geboortestreek. Kon ze dit alles weigeren?
Zwijgend liep ze naast Anna op de terugweg. Tot haar opluchting was Kees nog niet thuis. Stel dat hij Gerald had gevonden en dat deze van gedachten was veranderd. Zou ze dan toch voor Gerald kiezen? Ze koos dan wel voor een leven vol onzekerheid. Maar hoe kon ze met Ludwig trouwen? Ze vond hem niet eens aantrekkelijk, hoewel sommigen hem een knappe man zouden noemen. Maar zij was een beetje bang voor de kille blik die soms in zijn ogen verscheen. Ze zouden niet gelijkwaardig zijn. Dat niet alleen omdat hij ouder was en van goede komaf. Maar ook omdat hij haar min of meer van de schande had gered.
Ze had zomaar het idee dat hij zou verwachten dat ze hem eeuwig dankbaar zou zijn.
Even later zat ze tegenover Anna in de kamer. Deze had de haard wat opgestookt, keek haar eindelijk aan. ‘Was je echt van plan jezelf te... was je van plan steeds verder de zee in te gaan?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde Hannelore. ‘Ik dacht dat het voor iedereen de beste oplossing was. Ik wilde jullie niet zo in de problemen brengen.’
‘En wat denk je dat je ons aandeed als je was verdronken? Je bent als een dochter voor ons.’
‘Het spijt me, Anna. Het was of ik mezelf niet meer was. Ik was zo wanhopig.’
‘En zo zie je, tijdens de diepste wanhoop dient zich soms ineens een oplossing aan.’
‘Vind jij dit echt een goede oplossing, Anna?’
De ander zuchtte diep. ‘Ik zou wel gek zijn als ik dat niet vond. Maar als je echt niet wilt, kan niemand je dwingen. We redden ons heus wel zonder hen.’
‘Ik heb geen zin om de rest van mijn leven dankbaar te moeten zijn.’
‘Zo moet je dat niet zien. Ludwig wil echt graag met je trouwen. Ik denk dat hij om je geeft.’
In zoverre hij daartoe in staat is, dacht Anna erachteraan. De blik in Ludwigs ogen beviel haar niet. Trouwens, waarom was hij nog steeds alleen? Ze was er niet helemaal gerust op. Hij kon toch wel andere vrouwen krijgen dan een kind van net achttien, dat bovendien nog zwanger was van iemand anders? Ze vond het een beetje vreemd allemaal. Maar je kon zoiets niet rechtstreeks aan die mensen vragen. Daarvoor stonden ze toch te ver van je af. Ze wilde dat Hannelore gelukkig was. En ze had zomaar het gevoel dat geluk met deze man niet haalbaar was. En ze zou geen oogje in het zeil kunnen houden. Als ze naar Duitsland vertrokken, zag ze haar pleegdochter misschien nooit meer.