5

 

De volgende morgen verheugde ze zich op haar ontbijt. De teleurstelling was dan ook groot toen ze alleen wat yoghurt met muesli zag staan. Ze ging naar de keuken. ‘Zijn er vandaag geen broodjes?’vroeg ze.

‘Meneer zei dat het vandaag en morgen niet nodig was.’

‘Pas als hij weer terug is,’ zei Hannelore of ze er alle begrip voor had.

Brenda knikte: ‘Wat wil hij? Mij uithongeren soms? Ik ben bijna vier maanden in verwachting. Ik moet gewoon goed eten. En als Ludwig er niet is dan ben ik de baas.’

‘Daar heeft meneer niets van gezegd,’ zei Brenda, die duidelijk met de zaak verlegen was.

‘Waar woont die bakker?’ vroeg Hannelore.

‘Beneden in het dorp, maar meneer zal niet willen dat je daar heen gaat. Ik zal zorgen dat je tussen de middag iets hebt.’

Uiteindelijk ging Hannelore hiermee akkoord; ze wilde de zaak niet te veel op de spits drijven. Tenslotte was het Brenda’s schuld niet. Ze was gewoon bang van Ludwig en dat kon ze wel begrijpen.

Na het eten ging ze weer met de hond lopen. Ze kon merken dat het dier blij was haar te zien. Ze had enkele stukjes worst meegenomen.

Ze wilde hem belonen voor iedere keer dat hij luisterde en kwam als ze hem riep. Ze wist niet of Ludwig deze aanpak zou goedkeuren. Ze hoopte maar dat hij nog enkele dagen zou wegblijven. Ze had het op deze manier beter naar haar zin dan als hij in de buurt was. Brenda had haar beloofd te helpen de kleine slaapkamer die grensde aan de hare leeg te maken. Toch moest ze er steeds aan denken. Wie had hier geslapen, Matthias of Rachelle?

Toen ze terugkwam van haar wandeling met Herta, zei Brenda: ‘Er is een brief voor je gekomen.’

Snel keek ze naar de afzender. Van Anna. Zo vlug al? Zou er iets gebeurd zijn? Ze voelde dat Brenda haar nieuwsgierig opnam. Ze opende de enveloppe niet direct, maar nam hem even later mee naar de woonkamer. Waar Brenda de open haard had aangestoken. Hoewel het huis er aan de buitenkant koud en ongenaakbaar uitzag, was het in elk geval binnen warm. Er was zelfs centrale verwarming. Die had Ludwig laten aanleggen. In het dorp waar zij vandaan kwam, was er niemand met centrale verwarming, Ludwig moest inderdaad rijk zijn. Welk soort werk deed hij eigenlijk dat hem zoveel opleverde? Ze durfde er hem nauwelijks naar te vragen. Misschien was hij gewoon rijk van zichzelf, evenals zijn moeder. Sommige mensen hoeven niet te werken voor hun brood, zei Kees soms.

Toch dacht ze vaak dat de manier waarop dit huis in zijn bezit was gekomen, geen eerlijke was. Zou hij weten van Rachelle en Matthias? En zo ja, zou hij er dan ooit een gedachte aan wijden? Ze beet op haar lip, besefte dat ze in hoofdzaak negatief over Ludwig dacht.

Ze opende de enveloppe en haalde het velletje papier eruit. Het was te zien dat brieven schrijven niet Anna’s dagelijks werk was. Toch schoten haar de tranen in de ogen bij de aanhef ‘Mijn lieve kind’. Wie zou haar verder ooit zo noemen?

 

Je zult wel vreemd opkijken dat je al zo vlug een brief krijgt. Maar dit heeft een reden. Je hoort het zo. Ik hoop dat jullie goed zijn aangekomen en dat het huis en de omgeving een beetje meevalt. Vertel mij er zoveel mogelijk over, ik ben heel benieuwd. Je was een dag weg en ik liep door het huis en had het gevoel dat ik er niet meer thuishoorde. Kind, ik gun je alle geluk van de wereld maar ik ben er niet zeker van dat Ludwig jou dat geluk kan schenken. Mocht het niet gaan, je mag altijd terugkomen met je kind.

 

Hannelore liet de brief zakken. Dat was wel een enorme stap van Anna om zoiets voor te stellen. Een huwelijk dat ontbonden werd, was in het dorp nog nooit voorgekomen. Anna had vanaf het begin geen goed gevoel gehad over Ludwig.

 

Er kwam een jongeman bij ons thuis die naar jou vroeg. Het was een knappe jongen en ik dacht onmiddellijk aan die toneelspeler.

 

Gerald? Zou hij werkelijk teruggekomen zijn? Ze dacht aan zijn stellige afwijzing en schudde in gedachten haar hoofd.

 

Ik vroeg hem natuurlijk wie hij was en toen vertelde hij dat zijn naam Gunther Mooser was. En of ik mij hem niet herinnerde. En toen wist ik het. Die jongen die jou vanuit Duitsland bij ons heeft gebracht. Het was duidelijk dat hij er heel erg naar verlangde jou te zien en ik vond het moeilijk hem te zeggen dat je getrouwd was.

'Waarom zo jong? Ze is pas achttien zei hij. Toen heb ik hem gezegd dat je in de problemen zat. Het was een schok voor hem maar hij veroordeelde je niet. Hij zei alleen maar: 'Dat arme kind. ’ Ik hoop dat je het mij niet kwalijk neemt, maar ik had gevoel dat hij recht had op de waarheid. Hij wist niets van je ouders. Hij vertelde dat hij van plan was geweest met jou terug te keren naar jullie dorp. Hij was zelf nog niet thuis geweest. Hij kwam bij wijze van spreken rechtstreeks vanuit Amerika hierheen. Hij wilde nu teruggaan naar zijn geboorteplaats. Ik heb hem jouw adres gegeven. Ik had zo met hem te doen, hij was zo teleurgesteld. Ik heb echter het gevoel dat Ludwig een ontmoeting met hem niet zal toejuichen. Maar misschien zie ik het wel helemaal verkeerd en dan moet je het mij maar niet kwalijk nemen. Ik dacht alleen dat deze Gunther een betere oplossing was geweest. Zo'n aardige jongen. Maar hij kwam te laat. Lieve kind, schrijf me gauw terug. Ik ben zo benieuwd hoe alles daar is.

Groeten van Anna en Kees.

 

De laatste zin bracht een glimlach op Hannelores gezicht. Anna zou niet schrijven: een kus van mij en veel liefs. Maar heel deze brief sprak van liefde en genegenheid.

Toen dacht ze aan Gunther, het vriendje uit haar kinderjaren. Zijn ogen waren zo blauw als de hemel boven de besneeuwde bergen op een heldere dag. ‘Ik zal niet rusten voor ik je terug heb,’ had hij gezegd. En, ‘later gaan wij trouwen.’ Hij had woord gehouden. Zou hij toch met haar getrouwd zijn als hij wist van haar zwangerschap? Ze verbaasde zich er nu al over dat ze zich met Gerald in een paar dagen tijd zo had laten gaan. Ze zou Ludwig niets over deze brief vertellen, besloot ze. Evenmin als ze hem het dagboekje van Rachelle zou laten zien.

 

De volgende morgen waren er enkele broodjes bij het ontbijt en Hannelore bood Brenda er ook een aan. ‘Ik eet meestal wat van de vorige dag over is,’ zei de vrouw.

‘Dat kan niet veel zijn, want gisteren was er niets,’ herinnerde Hannelore haar. ‘Toe maar, neem nou maar.’

De vrouw hapte gretig in een broodje. ‘Werk je hier al lang? Ook al vóór de oorlog?’ vroeg Hannelore.

‘Ik ben bij meneer Ludwig begonnen. Hij woonde hier al in 1943.’

‘Dus zo lang zijn de eerste bewoners al weg,’ peinsde Hannelore hardop.

‘Die heb ik nooit gezien,’ zei Brenda haastig.

‘Vind jij het niet moeilijk om alles in dit huis te gebruiken? Terwijl het van mensen is die waarschijnlijk moesten vluchten.’

Kortaf zei Brenda: ‘Daar sta ik niet bij stil. Ik doe wat me wordt opgedragen. Voor nadenken word ik niet betaald, zei meneer eens.’

Hannelore keek haar aan, wilde verontwaardigd reageren, maar deed het toch maar niet. Misschien wilde deze vrouw ooit haar bondgenoot zijn. Als het nodig was. Als zijzelf ook moest vluchten. Hoe kwam ze toch op dergelijke vreemde gedachten? Het huis en deze omgeving hadden geen goede invloed op haar.

Ze liep die dag twee keer met de hond. Het was een heldere, wat frisse dag. Prima weer om de omgeving te verkennen. Ze vond een smal pad, dat op sommige plaatsen dicht langs een ravijn liep. Er was weinig of geen beveiliging. Als je in het donker liep, was het levensgevaarlijk. Wat van het pad verwijderd ging ze op een rotsblok zitten. Misschien waren die mensen wel langs dit pad gevlucht. Niemand zou verwachten dat ze zo’n gevaarlijke weg zouden kiezen. Ze waren vast erg bang geweest. Hannelore zou graag willen weten of het hun gelukt was weg te komen. Maar wie zou daarvan op de hoogte zijn? De mensen die beneden in het dorp woonden? Maar ze kon daar toch niet heen gaan en vragen wat er met de vorige bewoners van dit huis was gebeurd? Ze deed het beste dit gewoon aan Ludwig te vragen.

Hij kwam vanavond thuis. Ze hoefde geen genoegen te nemen met zijn opmerking: je moet niet zoveel vragen.

Ludwig kwam aan het eind van die middag thuis. Hannelore zat in de grote kamer met de openslaande deuren naar het terras. Het was begonnen te regenen en de omgeving werd steeds grijzer en ondoorzichtiger. Herta lag aan haar voeten. De hond tilde even zijn kop op, sloeg twee keer met zijn staart, maar nam niet de moeite zijn baas te gaan begroeten.

Ludwig raakte met zijn lippen even haar wang, toen gleed zijn blik als keurend over haar heen.

‘Het lijkt wel of je in deze twee dagen dikker bent geworden,’ zei hij.

‘Dat lijkt me sterk. Veel eten heb ik niet gekregen.’

Hij grinnikte, duidelijk tevreden dat Brenda zich aan zijn orders had gehouden, wat ze niet gedaan had. Maar Hannelore zou de vrouw niet verraden.

‘Ik vind het niet goed dat de hond hier binnen ligt,’ zei Ludwig.

‘Ach, waarom niet. Ik voelde me alleen en hij ligt toch rustig. Hij kan op deze manier het huis beter bewaken dan in de kennel. Hij kan dan wel blaffen en tekeer gaan, maar hij kan er niet uit. Dus iemand die kwaad wil kan zo het huis leeghalen. Er staan hier nogal wat kostbaarheden.’

‘Heb je alles grondig bekeken?’

Ze knikte. ‘Heb jij er geen moeite mee de spullen van iemand anders te gebruiken?’

‘Geen moment.’

‘Maar stel dat deze bewoners terug zouden komen. Dan zouden wij hier weg moeten.’

‘Er is geen schijn van kans dat ze terugkomen.’

Hannelore zweeg. Ze hoorde de irritatie in zijn stem. Ze kon beter op een ander onderwerp overgaan. ‘Vind jij het vervelend dat ik dikker word?’ vroeg ze. ‘Ik bedoel, je weet toch dat ik in verwachting ben. Ik kan niet voorkomen dat ik in omvang toeneem.’

‘Dat weet ik ook wel. Maar sommige vrouwen worden van die echte moekes. Jij had zo’n jongensachtig figuurtje.’ Er klonk iets van spijt in zijn stem.

‘Dat krijg ik heus wel weer terug,’ zei Hannelore luchtig.

Ludwig vertelde nu het een en ander over zijn werk, maar hij bleef zo vaag, dat Hannelore er niet achter kwam wat dat werk nou precies inhield. Registratie van personen, daar had hij het over. Mensen opsporen die in de oorlog een andere naam hadden aangenomen en nu weer terecht waren. Een grondige registratie van de bevolking dus. ‘Dan moet je er toch achter kunnen komen wat er met de mensen is gebeurd die hier woonden,’ flapte ze eruit.

Koel zei hij: ‘Ik weet wat er met hen is gebeurd. Ze zijn hun huis ontvlucht, opgepakt en op de trein gezet naar een werkkamp in Polen. En houd hier nu eens over op. Ik heb dit huis toegewezen gekregen, de mensen waren toen allang weg.’

Hannelore zweeg. Het had geen zin hier verder op door te gaan. Ludwig was niet verantwoordelijk voor wat er met dit gezin was gebeurd. Ze moest proberen een en ander van zich af te zetten. Ze moest verder leven met Ludwig, dat was haar toekomst.

 

Ludwig ging de volgende maanden regelmatig enkele dagen weg. Hannelore moest zichzelf bekennen dat ze zich veel meer ontspannen voelde als hij er niet was. Brenda bleef wat afstandelijk, maar liet haar toch meer de vrije hand dan in het begin. Ze was wel heel blij dat de hond er was. Herta bezorgde haar veel afleiding. Toen ze bijna zeven maanden zwanger was en Ludwig weer weg moest, verbood hij haar nog met de hond te gaan lopen.

‘Wie moet dat dan doen?’ vroeg ze.

‘Ikzelf, als ik terugkom. Hij kan enkele dagen in de kennel zitten.’

Hannelore deed of ze zich erbij neerlegde, maar ze was zeker van plan dit verbod te negeren. Ze deed wel een concessie, ze nam niet meer het pad langs het ravijn.

Toen, op een van haar wandelingen, zag ze iemand aankomen. Dat was op zich al bijzonder, want ze kregen nooit bezoek. Het huis lag te afgelegen, beweerde Ludwig. Nu het zomer was, zag ze wel eens enkele toeristen, maar aangezien hun terrein omheind was, bleven die uit de buurt. Deze man liep echter regelrecht naar het hek in de omheining. Plotseling begon haar hart sneller te kloppen. Ze riep de hond en lijnde hem aan. Het dier begon zachtjes te grommen en ze praatte geruststellend tegen hem. Ze bleef wachten tot de persoon vlakbij was, toen zei ze: ‘Gunther, dat heeft lang geduurd.’

Hij glimlachte. ‘Lieve Hannelore. Wat heerlijk jou terug te zien.’ Hij legde zijn handen op haar schouders en kuste haar op beide wangen. ‘Hoe heb je mij gevonden?’ vroeg ze.

‘Ik kreeg het adres van Anna. Ik had echter enige tijd nodig om moed te verzamelen. Ik hoorde dat je getrouwd was en ik wist niet of je man een bezoek op prijs zou stellen.’

‘Mijn man is enkele dagen weg. Kom gauw binnen. Het is zo heerlijk iemand te spreken. Er komt hier geen bezoek. Ik heb je zoveel te vragen. Blijf je eten? Ik zal Brenda vragen voor een persoon extra te koken.’

Gunther keek haar van opzij aan. Hannelore had nog dezelfde warme blik in haar bruine ogen als hij zich herinnerde. Maar ze was een vrouw geworden. Iemands echtgenote. En ze was zwanger.

Ze liepen naar het huis en Hannelore stelde voor in de grote serre te gaan zitten. Ze riep Brenda en stelde Gunther voor als een vriend van vroeger. Brenda knikte kort en kwam even later met koffie. Hannelore volgde haar even later naar de keuken en overlegde wat ze zouden eten. Ze voelde de onwil van de vrouw, maar besloot dit te negeren.

‘Je hebt hier een majestueus uitzicht,’ zei Gunther die voor het raam stond.

‘In de zomer wel, maar in de winter lijkt het wel een maanlandschap. Ik moet zo vaak denken aan ons dorp, aan de groene weiden met de vele bloemen. Aan de sneeuw op de bergen. Ben jij er nog weleens geweest?’

Eén keer. Ik ga binnenkort weer. Ik heb een opleiding gevolgd voor skileraar. Ik wil zien of dat bij ons te verwezenlijken is. Het wintertoerisme neemt voortdurend toe. Maar ik vrees dat er in ons dorp nog te weinig accommodatie is. Hannelore, ben je gelukkig?’

Ze keek in zijn ernstige blauwe ogen en zuchtte. ‘Ik ben met Ludwig getrouwd omdat er geen andere mogelijkheid was. Het is niet zijn kind en ik houd niet van hem. Hij ook niet van mij. Ik zou je dit niet moeten vertellen, maar een echt huwelijk is dit niet. Daarbij wonen wij in een huis dat is afgepakt van een joodse familie. Ik vind dat erg moeilijk.’

Gunther knikte. ‘Veel van deze huizen worden nu door anderen bewoond. Ik zou er ook niet voor voelen.’

‘Weet je wat er met mijn ouders is gebeurd?’ vroeg Hannelore toen.

‘Via een brief van mijn ouders hoorde ik dat Andreas is opgepakt en Gretta is omgekomen bij een treinongeluk.’ Hij legde een arm om haar schouders. Ze leunde tegen hem aan en toen Brenda binnenkwam, keek ze met betraande ogen naar haar om. ‘Hij heeft mijn ouders gekend,’ zei ze.

‘Zal ik nog eens terugkomen?’ vroeg Gunther. ‘Er is zoveel te vertellen. Ik wil naar ons dorp gaan en kijken hoe het daar is. Je zou mee kunnen gaan.’

Hannelore wist wel zeker dat Ludwig dat laatste nooit zou toestaan. ‘We moeten zoveel doen, Hanna. Het land moet weer worden opgebouwd in alle opzichten. Alles is voorgoed veranderd. Overigens is men wel bezig de huizen aan de rechtmatige eigenaars terug te geven. Voor zover mogelijk dan. Want velen, zeg maar de meesten, komen nooit meer terug. Hoe kunnen we ooit weer trots zijn op ons land, ons volk en op onszelf?’ verzuchtte hij.

Een briesje deed Hannelores lange haren heen en weer bewegen en ze huiverde, schoof de brede deuren dicht. Herta was hen naar binnen gevolgd. Het dier kende zijn privileges als Hanna voor hem zorgde.

 

Brenda had een uitstekende maaltijd bereid en Gunther liet zijn waardering duidelijk merken. Hannelore zag dat de vrouw er verguld mee was. Ludwig gaf haar nooit complimentjes.

Ze zaten nog in de kamer bij de open haard toen Hannelore Ludwigs auto hoorde stoppen.

‘Hij zou pas morgen komen,’ zei ze nerveus. Ze ving Gunthers rustige blik op en dacht: we doen niets verkeerds. Wat er in mij omgaat dat weet Ludwig niet. En dat is maar goed ook.

Ludwig kwam de kamer binnen en bleef abrupt staan toen hij Gunther zag.

‘Wie mag dit wel zijn,’ klonk het neerbuigend.

Waarom kon hij niemand als zijn gelijke behandelen, dacht Hannelore. Waarom moest hij altijd doen of hij een trapje hoger stond?

‘Gunther komt uit de plaats waar ik ben geboren. We kennen elkaar van vroeger,’ zei ze.

‘Zo. Dat je haar hebt gevonden. We wonen tamelijk afgelegen.’

Gunther knikte. ‘Dat maakte het misschien juist gemakkelijker.’

‘Ja, ja. En wat nu? Wilde je blijven logeren?’

Het klonk niet of hij het meende.

‘Nee, dat zeker niet. Ik heb wel een afspraak met Hannelore dat ik nog eens terugkom als ik meer weet.’

‘Meer weet, waarover?’

‘Wel, over haar vader. Wat er met hem is gebeurd. Over hun huis.’

‘Daar zal stellig iemand anders wonen.’

‘Dat is mogelijk en zelfs waarschijnlijk. Maar als Hannelore de eigendomspapieren van het huis heeft, of kan aantonen dat het haar huis is... Het is van het grootste belang dat we nu proberen nog wat zaken recht te zetten. Voor zover dat mogelijk is.’

Ludwig stond nog steeds. ‘Je zei dat je nog eens terug zou komen. Dat lijkt me niet verstandig. Hanna krijgt het straks druk met de baby. Dit is haar leven en er is niets meer wat haar nog aan vroeger bindt.’

Alles, dacht Hannelore. Ik voel me hier een vreemdeling. Maar ze zei niets. Ze stond op. ‘Ik laat Gunther even uit.’

‘Kom alsjeblieft terug,’ fluisterde ze in de gang.

‘Ik zal het proberen,’ zei hij even zacht. Hij gaf een kneepje in haar hand en verliet het huis. Ze sloot de deur en ging de kamer weer in. ‘Ik was heel blij een vriend van vroeger te ontmoeten. Ik heb hier niemand,’ zei ze.

‘Dat zal wel. Maar je moet je nu gaan bezighouden met de aanstaande bevalling. Daarna zul je geen tijd meer hebben bezoekjes te ontvangen. Een vriend van vroeger zei je. Hij is een deserteur. Hij is in Amerika geweest tijdens de oorlog. Ik heb hem al nagetrokken toen je nog bij Anna woonde.’

‘Nagetrokken?’ herhaalde ze.

‘Ik wilde weten met wie ik in zee ging. Dat was mijn goed recht, niet? Deze jongen vluchtte omdat hij niet in het leger wilde. Daar kun je niet bepaald trots op zijn.’