29/10

Mijn vaders grote vermogen om woorden of gebeurtenissen niet tot zich te laten doordringen. De vele gesofisticeerde technieken om zich doof en blind te houden. Van den domme. Fluitend – vaak letterlijk – door het leven te gaan. Het vaste voornemen om ‘Gods watertje over Gods akkertje te laten lopen’ want ‘het bloed kruipt waar het niet gaan kan’ en ‘olie drijft boven’. Afweermechanisme na afweermechanisme wordt in stelling gebracht zodat het een bij voorbaat verloren strijd is om door het pantser te dringen. Een mens kan op die manier veel kruit verschieten. Helaas zijn nogal wat mensen – of misschien moet dat zijn: mannen – zoals hij. Ge krijgt daar geen vat op en dus kunt ge er beter niet aan beginnen, want het is zoiets als schoppen tegen een paal of steen: de paal voelt dat niet en die steen ook niet, maar uw teen wel!

(Het zou natuurlijk ook een kwestie van ver doorgedreven sluwheid kunnen zijn. Of een volkomen verkeerde inschatting van mij. ’t Zal wel een hypergevoelig manneke zijn dat allerlei strategietjes heeft ontwikkeld om zich af te schermen. Want het onderhoud van zo’n pantser slokt ongetwijfeld ontzettend veel energie op. Een mens kan zijn hart beter wat klappen laten incasseren, zodat dat hart zich hardt.)

De domme, futiele, hopeloze, bij voorbaat mislukte poging om gehoor te vinden en begrepen te worden. Zo moeilijk om duidelijk te maken wat je denkt/voelt. Om het tot mensen te laten doordringen. Om van hen af te dwingen dat ze er even bij stilstaan en erover nadenken. Het een kans geven. ‘U hebt altijd x gedacht, probeer nu eens y te denken. Bewandel eens een ander pad.’ De mensen zeggen dan: ik begrijp wel wat je denkt/voelt, zo moeilijk is dat niet, maar daarom ben ik het er nog niet mee eens. Ieder zijn gedacht, met andere woorden. Als een mening zich eenmaal in iemands hoofd heeft geworteld is het onbegonnen werk om die eruit te wrikken. Ook uit mijn hoofd, natuurlijk. Echte bekeringen komen hoogst zelden voor. Paulus op weg naar Damascus. De vrek die zijn schatten onder de nooddruftigen verdeelt. Het licht dat eindelijk wordt gezien.

30/10

Rare verwarring gisteren als Bart van de koelkast naar het aanrecht loopt en ik me moet dwingen om niet Herman te zien. Vroeger en nu samen in één moment. In één man.

Vrij veel televisie gedaan de afgelopen dagen nav Afghanistan en Elisabeth – our future queen maar thans een boreling en onwetend van wat haar te wachten staat. Beseft dat die Big Brother-deelnemers een punt hebben met hun beklag over de manipulatie van hun imago. Nova monteerde mij mooi en sympathiek; Terzake maakte er een idioot en lelijk filmpje van. Maar toch vooral idioot. Bij ATV was de schmink afschuwelijk. Televisie leert je in elk geval één ding: dat zelfs de grootste controlefreak het niet controleert.

Tristesse en moedeloosheid. By Grand Central Station I Sat Down And Cried. Zondag vroeg Bart me of ik gelukkig was. Dat is een groot woord, zei ik. – Nee, zei hij, dat hoeft niet een groot woord te zijn. Maar ik kon het niet over mijn lippen krijgen. Later zei ik dat het woord op 28 augustus 1983 uit mijn woordenschat was geschrapt. En ik citeerde een zin uit een verhaal dat ik ooit schreef: ‘Sommige doden geven hun levenden levenslang.’ Waarop hij ook een zin van zichzelf citeerde: ‘Ik heb mijn moeder een jaar niet gezien en ga nu naar huis om haar nooit meer te zien.’ En zo is het bij iedereen wat en kun je beter je mond houden. Niemand wordt gespaard en ieder huisje heeft zijn kruisje. Een krasje op de ziel, noemde Bart dat van die dode kinderen. Laten we zeggen: een forse kras, zei ik. En ik dacht: eerder een diepe snee. A gash, zeggen de Engelsen.

Herman verloor daar op den duur ook zijn geduld bij. Begreep niet waarom ik nog altijd de doos met spulletjes van die twee jongetjes bewaarde. Was er niet genoeg getreurd? En maakte híj me dan niet gelukkig? Bijtende opmerking toen ik telkens opnieuw ‘Tears in Heaven’ opzette, het nummer van Eric Clapton over zíjn dode zoontje van drie. Uit een raam gevallen, geloof ik. ‘Ja, luister daar maar naar, dan kunt ge nog een beetje bleiten.’

Gisteren Martin Amis op Newsnight. Vergeleek Bin Laden met Stalin en Hitler. ‘These people are insane,’ bleef hij maar herhalen. Alsof het Amerikaanse buitenlandse beleid geen waanzin is.

De man die zijn telefoon meenam naar het toilet.

Niet weten wat hij doet en het ook niet willen weten.

1/11

Lang met Christa/Anna Enquist gebeld. Mijn manier om het Allerheiligen te laten zijn. Gepraat over het isolement, de eenzaamheid van de ‘getroffene’. Haar verteld over het feest en het raam, en dat je niet alleen buiten in de kou staat met je handen hunkerend tegen het raam. Maar het voelt wel zo, zei Christa. Het voelt alsof ik de enige ben wie het overkomt. Ik ben nog in die fase, zei ze in het wijze besef dat er wel een andere zal volgen.

Van mezelf soms gedacht dat ik buiten bij dat raam wilde blijven staan. Dat ik uit een soort rare trouw aan de kinderen niet meer aan de feestdis wilde aanschuiven. Terwijl het nu soms met Bart toch wel een feestje is. Meer dan soms. En toch wil ik niet zeggen: ik ben gelukkig.

Gisteren opening boekenbeurs. Oa Rudi Rotthier gezien die een lange reis door moslimgebied gaat maken. Pakistan noemde hij het seksueel meest gefrustreerde land ter wereld. Een land vol masturberende mannen. Plotseling bedacht dat deze oorlog over seks gaat; niet een conflict tussen godsdiensten, wel een conflict tussen seksuele vrijheid en seksuele beperking. Het Westen dat zonder al te veel schroom erop los neukt versus het Oosten dat seks aan banden legt. Zal ook wel de veralgemening van de eeuw zijn.

Herinnering aan hitsige jongetjes in India. Eentje bijna letterlijk van Kathy moeten wegschoppen. Bleef aan haar klitten als een uitgemergelde die eindelijk een kom soep binnen zijn bereik zag. Toch wel schrikken als je zo’n man in het openbaar ziet staan rukken. En ’s avonds, als bijna alle vrouwen uit het straatbeeld verdwenen waren, de lucht zwaar en zwoel van het testosteron.

Gesprekje op BBC World Service nav het voornemen van de paus om een getrouwd stel heilig te verklaren omdat zij het ideale huwelijk hadden. Wat is het volmaakte huwelijk en bestaat het? wilde de interviewer van een aantal mensen weten. Een Indiase – moeder van zes kinderen en auteur van handboeken terzake – noemde seks het geheim van een geslaagd huwelijk. Veel en goede seks. Of om mezelf te citeren: ‘Seks is de mooiste taal die twee lichamen kunnen spreken; het is ook de lelijkste.’

Soms met Casteleintje het gevoel een roman te beleven eerder dan er een te schrijven.

Histories [reeks VRT-documentaires] over de opstand in Kolwezi. Mei 1978 [toen mijn vader hoofd van de nieuwsdienst was]. Ik moet me in de arm knijpen als ik die data zie: 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 mei. Steve en ik zijn op 27 mei 1978 voor de wet getrouwd. Op een van de foto’s draag ik Wouter – bijna elf maanden oud – op mijn arm terwijl we uit het gemeentehuis komen. Later feestje bij mijn ouders thuis. Zonovergoten, luie, lummelende dag. Ik kan me niet herinneren dat ik me van de exodus van de Belgen uit Kolwezi bewust was. Of van de slachtpartijen. Het geruzie en gebekvecht in het parlement. Of van de conflicten bij de BRT. De uitzending van Panorama die door Walter Zinzen was gemaakt en door Vandenbussche [de toenmalige directeur-generaal] werd gecensureerd vanwege de kritiek aan het adres van Mobutu. Vandenbussche ook daarnet in beeld. Die Zinzen, zei hij, wilde het leed van de hele wereld op zijn schouders nemen. Maar kritiek op een staatshoofd kon niet. Ook op Stalin niet.

Later altijd gehoord dat papa’s hartaanval in juli dat jaar met die Kolwezi-geschiedenis te maken had, zonder ooit goed te hebben geweten wat er toen precies was gebeurd. Een opstand van rebellen in Zaïre, censuur bij de BRT én een staking van de journalisten, dus. Maar wat de rol van papa in dit alles was, weet ik nog altijd niet. Ik veronderstel dat hij zich tussen zijn journalisten en Vandenbussche gemangeld voelde. Tussen hamer en aambeeld. Bij de BRT, hoorde ik later, werd gezegd dat Hemmerechts door familiale zorgen was geveld: de ene dochter in de psychiatrie, de andere halsoverkop getrouwd en naar Engeland verhuisd.

Ook nog dit: Mobutu moest blijkbaar worden gesteund want hij wierp een dam tegen het communisme op. Dezelfde reden maar dan omgekeerd waarom Lumumba uit de weg moest worden geruimd. Beelden ook van Tindemans samen met Mobutu na de Shaba-crisis. Zou zo’n man zich rot generen als hij die beelden terugziet?

Rare droom. Sta samen met Tom Lanoye in coulissen mijn beurt af te wachten. Ik waarschuw hem dat ik mijn rol niet heb ingestudeerd; meer zelfs: ik weet niet welke rol ik moet spelen. ‘Dat geeft niets,’ zegt hij. ‘Ik hou je vast. We doen dit samen.’ En inderdaad, wat later tollen we samen op het podium. Tom roept tekst, ik trek mijn bloesje over mijn hoofd, vraag me af waarom mijn tieten bloot moeten, maar blijkbaar hoort het bij de rol.

Als ik wakker word, herinner ik me dat dit een oude, vertrouwde droom is: het podium op moeten zonder rol, tekst of houvast. The story of my life?

2/11

Op de radio onderweg naar het boekenfeest in Rotterdam het tragische verhaal van een man in Istanbul die een van zijn nieren heeft verkocht om de operatie van zijn zieke kind te bekostigen. Er was hem dertigduizend dollar beloofd, de operatie kostte er twintig. Uiteindelijk kreeg hij tienduizend dollar – te weinig dus voor de operatie – én hij verloor zijn baan want de nier werd zo onprofessioneel weggehaald dat hij nu zelf invalide is. Al het geld gaat naar de medische zorg voor hem en het nog steeds zieke kind.

Daarna een bericht waar me niets van is bijgebleven behalve het hoge dodental. Altijd even een gevoel van opluchting. Oef, weer zoveel doden. Zoveel extra plaats op aarde. En ook een lichte vorm van afgunst op de slachtoffers: zij zijn ervan af.

Op de beurs overvallen door algehele zelfrelativering. Wat betekent dat ene boek van mij – of zelfs die tien boeken – in die boekenzee?

Maar ook: bewijzen dat ik besta. Zin die ik ooit heb gebruikt in antwoord op de vraag waarom ik schrijf.

‘Er moet een litteken zijn.’ Christa over haar opluchting omdat op de plek van het ongeluk de naam van haar dochter in de stoeprand zal worden aangebracht.

Volgens Polly Toynbee van The Guardian ben ik een ‘soft liberal’ – the soft liberals who oppose the bombing. Polly is erg pro-bombing. Vroeger was ik erg pro-Polly. Moet me altijd even de ogen uitwrijven als ik haar pleidooien voor de harde, genadeloze aanpak lees.

Vrijdagavond. Dochter voor de televisie. Haar geliefdste plek, denk ik soms. Hermans gefoeter als ze de televisie inpalmde. Maar jij bent toch tegen de audiovisuele cultuur, zei ik dan. Jij wilt toch helemaal geen televisie kijken. Maar dat was natuurlijk maar de helft van het verhaal.

Coca Cola heeft honderdvijftig miljoen dollar voor de worldwide rights van Harry Potter betaald. Maar ze zouden ook alfabetiseringsprogramma’s gaan sponseren. Teaching children to read. Want HP is ten slotte een boek dat blijkbaar heel wat Engelse kinderen – en hun ouders – aan het lezen heeft gezet.

3/11

Gisteren vielen Tom en Lau hier rond halftien binnen. Altijd een bal vrolijke energie die het huis binnenrolt. Tom had een knappe foto van Catherine Millet gemaakt, met haar man, Jacques Henri, die achter haar staat en in haar leren jasje naar een borst grijpt.

4/11

La Pianiste van Michael Haneke. Verfilming van het boek van Elfriede Jelinek. IJzersterke vertolking van Isabelle Huppert – acteren met mond- en ooghoeken; met haar. Lange close-ups, en statische shots van lege ruimtes, ruimtes waar menselijk leven uit is verdwenen maar die zo meteen opnieuw decor kunnen worden, achtergrond. Maar even wordt de kijker gedwongen om zo’n lege ruimte in zich op te nemen, het begrip leegte te bevatten. Mensloosheid.

Schitterende casting van Benoît Magimel als Walter Klemmer – de knappe, sterke, gezonde, getalenteerde jongen die in zijn hoofd zet dat hij de pianolerares wil, haar moet en zal verleiden, en daardoor de meest troebele verlangens in haar wakker maakt; of beter: hij maakt ze niet wakker maar voor het eerst in haar leven durft ze ze tegenover een ander mens uit te spreken. De jongen kan haar seksualiteit niet hanteren en wordt haar beul, niet de beul waarvan ze droomde maar een beul die haar voor dood achterlaat. Film met adembenemende aandacht voor het detail en de lichtinval. Veel te sterk voor het dwaze publiek in de zaal dat op alle verkeerde momenten lachte. Bij het naar buiten gaan iemand achter me: ‘Amaai, ik vond The Silence of the Lambs grellig [griezelig] maar dit is veel grelliger.’ En hij had nog gelijk ook.

Achteraf lange babbel met Casteleintje die behoorlijk wat afstand van zo’n film houdt, ernaar kijkt zoals naar een clown – zíjn vergelijking. Zulke films zijn bedreigend, zei ik. Daarom scherm je je ervoor af. De meeste mensen doen dat; de meeste mensen willen alleen Hollywood. Dat is de kracht van Hollywood. Met de spiegel die Hollywood ons voorhoudt kunnen we leven. Met die van Haneke/Jelinek niet.

In de meest optimistische visie hebben Hollywoodfilms een voorbeeldfunctie. Mensen kunnen zich beter aan Friends dan aan La pianiste spiegelen. Hollywoodgedrag wordt ook werkelijk geïmiteerd. Zie de groeiende populariteit van de hug. Pakweg vijftien jaar geleden werd er hier niet omhelsd, maar nu is het met name onder mannen een gebruikelijke begroeting. Soms lijkt het of ze elkaar niet meer zullen loslaten.

Eerder op de dag Catherine Millet op de boekenbeurs voor ‘een levend publiek’ geïnterviewd. Had me grondig voorbereid, ook mentaal, door de avond voordien vroeg naar bed te gaan, geen druppel wijn te drinken, en aan mijn bureau alle vragen hardop te oefenen. Want ik vreesde dat die weerkerende droom van me, waarin ik naakt ronddool en me tevergeefs probeer te verbergen, eindelijk werkelijkheid zou worden. KH ontmaskerd! KH denkt dat ze iemand in het Frans kan interviewen! Maar de goden waren mij gunstig gezind en spraken met vurige Franse tongen in en door mij.

5/11

Jeroen Brouwers op de boekenbeurs over het schrijversvak: ‘Blijven zitten aan die werktafel. Blijven zitten.’ (Maar hij heeft wel een gameboy op zijn werktafel liggen.)

Catherine Millet over het radicalisme in het werk van nogal wat beeldende kunstenaressen: ‘Il faut cracher le morceau.’ Ik: ‘C’est quoi le morceau?’ Herinner me haar antwoord niet – wel hoe ik het begreep. ‘Le morceau’ is de patriarchale traditie – de vele definities en beelden van vrouwen door anderen. En die moeten dus worden uitgespuwd.

Toch wel surrealistisch om op CNN een lachende verslaggever het succes van Harry Potter in termen van liefde en vriendschap te horen verklaren. De boeken en de film tonen het belang van liefde en vriendschap, én de uiteindelijke overwinning van het goede. En intussen regent het bommen op Afghanistan.

Daarnet op de beurs aangeklampt door een mevrouw in de rotsvaste overtuiging dat ik een boek over pesten heb geschreven. Sterker zelfs, ze had me op televisie over het boek horen praten. Het heeft een gele omslag, zei ze. Hoe hard ik het ook ontkende, ze was niet van haar stuk te brengen. Bijna bracht ze míj aan het twijfelen.

Morgen vraagt Sabena het faillissement aan. Zesduizend mensen verliezen hun job. Dat magische getal zes. Zes miljoen joodse slachtoffers van de holocaust. Zesduizend slachtoffers op 11 september (al zouden het er nu ‘maar’ vijfduizend zijn).

Joël de Ceulaer in gesprek met Lieve Joris. Wat ze dacht over de uitspraak van Walter Van den Broeck, die niet reist ‘omdat het overal Turnhout is’? Heel herkenbaar, zei ze. Waar je ook naar toe gaat, altijd neem je jezelf mee. Het paradijs ligt nergens. Of overal.

En ook: De reiziger heeft de thuisblijvers hard nodig. De reiziger wil kunnen thuiskomen in een thuis dat het liefst zo weinig mogelijk veranderd is.

6/11

Catherine Millet in Telefacts over ‘l’abandonnement de soi’ tijdens een ‘partouze’. Of in het Nederlands: het verlies van jezelf tijdens een orgie. Het besef dat je een schakel bent in een keten van lichamen. Maar hoe vind je jezelf achteraf terug?

Interviewtjes met schrijvers in Humo nav 11/9. Oa met Blake die in navolging van Martin Amis Bin Laden met Hitler en Stalin vergelijkt. Nou ja.

Veel kritiek ook op het fenomeen godsdienst terwijl ik dan denk dat mensen hun identiteit ergens vandaan moeten halen. De een vindt die in sport, de ander in literatuur, of in godsdienst of in het verzamelen van teddyberen of in Harry Potter of in esoterisme of in porno. Alleen de F-woorden zijn kwalijk: fanatisme en fundamentalisme.

Interview met Lute van Duffel voor Tijdgenoten [radioreportage]. Zij onwennig, ik weinig geconcentreerd. Moest mezelf herhaaldelijk tot de orde roepen om te beseffen dat ze er echt stond; om te blijven luisteren ook. Werkelijkheid vaag en onwezenlijk. Desondanks betraden wij de oude vertrouwde paden: Herman, tuin, literatuur, leven, dood. Misschien moet ik dringend ergens op een strand gaan liggen. Me aansluiten bij de stoet gepensioneerde Belgen richting zuiden van Spanje. Of misschien kan ik in het vervolg beter niet blijven werken tot de laatste minuut voor zo’n interview.

7/11

‘Dire la vérité de tout ça,’ schrijft Catherine Millet ergens in haar boek. De waarheid zeggen. Zij gaat daar erg ver in, misschien wel 99,99% ver. Begrijp ook perfect waarom ze het doet: een radicaal onderzoek in de hoop tot begrip te komen. Maar zelf doe ik het niet. Of maar een beetje. Laten we zeggen: 75% ver.

Zin uit recensie van de film Kandahar in Humo: ‘Haar apocalyptische trip door de woestijn maakt meer dan ooit duidelijk dat de Afghaanse vrouw door de Taliban is gedegradeerd tot een wandelend stuk textiel, wat ons wanhopig deed verzuchten dat men in plaats van clusterbommen maar beter Kristien Hemmerechts boven Afghanistan zou droppen.’

Me de naam proberen te herinneren van de straat waar we in Londen woonden – het was trouwens net niet meer Londen maar West Drayton, zoals ik in net-niet-Brussel-maar-Strombeek-Bever opgroeide. (Het zou de titel kunnen zijn voor een autobiografie: de net-niet-de-hoofdstad-vrouw.) Bussen 222 en 223 reden door die straat. Aan het ene uiteinde lag de M4, aan het andere de luchthaven, maar eerst kwam je nog voorbij een Mother’s Pride-fabriek waar ze dat volstrekt smaakloze brood bakten dat in plastic zakken werd verkocht en dat de Engelsen massaal aten omdat het niets kostte. Destijds ging het verhaal dat als je muizen alleen water en Mother’s Pride voorschotelde, ze binnen een week stierven. Maar die fabriek rook wel lekker.

Om van ons naar het station van West Drayton te gaan moest je door een voetgangerstunnel onder de M4. Wij hadden geen auto en zonder auto kon je daar niets. Mensen zonder auto hadden geen recht van bestaan. Die vermaalden ze en stopten ze in het brood. De bussen reden in konvooien van drie: urenlang niets, en dan plotseling drie na elkaar. De chauffeurs zaten waarschijnlijk gezellig in de kantine thee te drinken tot het werkelijk tijd was om te vertrekken. En dan raasden ze door de straten om zo snel mogelijk in de volgende kantine te zijn. En nu, na lang nadenken, heb ik besloten dat de straat Sipson Road moet hebben geheten en dat wij op nummer 381 woonden. Denk ik. En eerder hadden we in de Isambard Close gewoond, naar Isambard Brunel, de beroemde ingenieur. Op sommige foto’s uit die tijd zie ik er ongeveer als twaalf uit. No kidding. Maar het was soms schrikken in Londen, en ook in dat huis. De harde, harteloze aanpak. En beans on toast want voor iets anders was geen geld. En seks natuurlijk. Fuiven werden georganiseerd met de bedoeling ‘to get laid’. Eerst ‘drunk’ en dan ‘laid’. Of eerst laid en dan drunk. Of stoned. Stoned out of your mind. Zapped, zonked, wasted. Heftig volkje.

Melanie die een feest geeft waarop alleen jongens/mannen mogen komen. Er zijn vier vrouwen, de vier bewoonsters van het huis. Verder misschien wel tweehonderd mannen. Melanie heeft wat roze zijden slingers rond zich gedrapeerd, meer textiel draagt ze niet. Elke man zal ze die avond gepassioneerd zoenen. Lief, leuk, gek mens, dat verliefd was op de ene man in Londen die haar niet wilde. Of maar af en toe.

George die op zijn motor aan komt rijden; Melanie die hem gillend om de hals vliegt; een halfuur later is hij alweer weg. Ze leek een beetje op Bette Middler, en ooit in de keuken onderhield ze ons met niet meer dan een kleine rode badhanddoek om zich heen geslagen. But I liked her. She had a heart, whereas the others…

8/11

Intrieste beelden van het Sabena-personeel – de Sabéniens, zoals ze blijkbaar worden genoemd – in hun uniform; de stewardessen met de lange turkooizen zijden sjaal; een uniform dat ze nog even dragen al heeft het geen enkele betekenis meer.

‘Jij bent iemand die zijn nek uitsteekt.’ (Marc Debisschop)
Heb nochtans een korte nek.

9/11

Bevreemdend mailtje van papa – eigenlijk van mama maar door hem ingetikt – gericht aan Mia Doornaert [journaliste DS], cc aan mij. Uitbundige lof in vier puntjes van mama voor Doornaert, waarbij puntje vier als volgt luidt: ‘4. Lik op stuk voor al die “verlichte geesten” die origineel menen te zijn, maar best eerst bij u te rade zouden gaan.’ Waarna ik de tekst van Doornaert lees en tot mijn niet geringe verbijstering besef dat oa ik, dochter van mijn moeder, een van Mia Doornaerts gewraakte verlichte geesten ben! (Een mens dient zuinig met uitroeptekens om te springen, maar hier mag het even.)

Ik citeer ons Mia: ‘Osama bin Laden is een man die redelijke eisen stelt. Dat ontdekten verlichte geesten van de Lage Landen. “De politieke eisen van Bin Laden zijn veel redelijker dan de afschuwelijke terreurdaden waarmee ze ondersteund werden,” schreef Marnix Koolhaas al op 16 oktober in de Nederlandse de Volkskrant. Koolhaas is historicus en eindredacteur van een VPRO-radioprogramma. Hij kreeg navolging ook bij leden van de schrijversbent hier te lande. Bin Laden vraagt vrede in Palestina, een einde aan de sancties tegen Irak en het vertrek van de Amerikaanse troepen uit Saoedi-Arabië, zeggen en schrijven ze. Wat kan gematigder zijn dan dat?’

Dit is de bewuste passage uit mijn tekst: ‘Maar indien de wereld wil weten wat ik over deze oorlog denk, kan ik bondig zijn: ik schaam me diep voor elke bom die op Afghanistan valt. Aanvankelijk wilde ik deze tekst beginnen met de zin: “Bin Laden heeft drie eisen: een oplossing voor het Palestijnse conflict, het opheffen van de economische boycot tegen Irak, en de directe terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Saoedi-Arabië. Ik vind die eisen niet onredelijk.” ’

Ze lijkt Thatcher wel! En dan dat neerbuigende toontje: de schrijversbent. De ergerlijke veronderstelling dat ik als een papegaai Koolhaas napraat. Heb nog nooit van de man gehoord! De verfoeilijke manie van critici om met grote stelligheid de drijfveren van hun slachtoffers te reconstrueren. Rinckhout jaren geleden over Brede heupen: ‘Hemmerechts zal gedacht hebben: Kassa!’

De ironie van de zaak is natuurlijk dat Doornaert nav de internationale vrouwendag terecht op de haast surrealistische onderdrukking van de vrouw in Afghanistan wijst en vanuit dit feministische perspectief elke mogelijke ‘verdediging’ van Bin Laden afwijst, MAAR die analyse impliceert dat Bush en co tegen het patriarchaat ten oorlog trekken, en dat is uiteraard je reinste onzin. Tot en met 10 september maalden zij niet om de vrouwen van Afghanistan. Wat kon het hun schelen dat die in virtuele gevangenschap leven? Ah nee, de Taliban waren hun vrienden! Toffe mannen die de communisten eruit hadden geschopt! Hier nog een zak geld en daar een kist wapens! Maar nu is die stuitende onderdrukking natuurlijk mooi meegenomen. Wij gaan met ons allen de Afghaanse vrouwen bevrijden! Maar die van Pakistan moeten nog even wachten want hun president is onze bondgenoot. Musharraf is onze copain. Bah, la hypocrisie insupportable du monde!

Tekst geschreven voor SdL over De Vagina Monologen. Is alweer een stuk over de oorlog geworden. Over de vagina als bezet gebied. ‘Vrouwen die van hun vagina zijn vervreemd omdat hij door anderen wordt bezet: door mullahs, patriarchen bullebakken, verkrachters en godsdienstfanatici.’ Zal de tekst aan Mia opdragen. En aan mijn moeder, natuurlijk.

Met Marc gaan eten. Vertelde over zijn verlammende angst destijds om zijn dochters te verliezen, én zijn zekerheid nu dat dat niet zal gebeuren, zelfs al ziet hij ze maar om het andere weekend en de helft van de vakanties. Besefte hoe zelden ik over echtscheidingsblues praat vanwege de gigantische misverstanden en vooroordelen betreffende de rol van de ouder zonder ‘hoederecht’ – dat afschuwelijke woord. En hoe diep ik me daar vroeger over schaamde. De weekendouder. De af-en-toe-ouder. Bij mij gelukkig ieder weekend, anders was ik gek geworden. Iemand – moeder van vier kinderen – zei ooit tegen mij: ‘Jij en Kathy zijn dus eerder vriendinnen.’ Dom, moet je dan denken, oliedom. En vooral niet reageren. Je energie niet verkwisten. Iemand anders – een Engelse – noemde het ‘absent parenting’. Blijkbaar een bestaande term. Maar die weekendouder vecht en vecht voor zijn/haar relatie met het kind. Die rijdt van hot naar haar, verzet afspraken, legt zich in tien knopen om toch maar op tijd aan de schoolpoort te staan. Mijn angst, vroeger, dat door een oorlog Antwerpen van Brussel zou worden afgesneden. En Kathy dus onbereikbaar.

Lang met Bart gebeld, die ik al een tijd niet heb gezien; over hoe moeilijk ik het daarmee heb. Hij: Ik kan je ‘jus’ geven voor twee, drie dagen. Dan is het op. In West-Vlaanderen zegt men dat over batterijen die moeten worden opgeladen: hun ‘jus’ is op. Ik ben een accu in het diepst van mijn gedachten.

Telefoneren kan een vloek zijn. Een zegen en een vloek. Hij haat het als ik zeur, ik haat het als hij het obstinaat vertikt om me met een lief woord uit het dal te helpen.

10/11

Mind the Gap van Stefan Hertmans in het Kaaitheater. Telkens als ik daar kom meteen herinnering aan de uitreiking van de Gouden Uil (non-fictie) waarvoor ook Herman was genomineerd (met Intimiteit onder de melkweg), maar die uiteindelijk naar Brouwers ging. Herman zwaar ontgoocheld. Ik kwam pas na afloop want had ergens (in Limburg?) een lezing gegeven. Herman erg blij me te zien, maar toen ik wat later voorstelde om naar huis te gaan kon daar voor hem geen sprake van zijn. Ik dus alleen naar huis. Gewoontegetrouw. Herman met oa Brouwers de nacht in; eindigde in de bar van het hotel waar Brouwers logeerde. Klaas Koppe zwierf tussen het schrijversvolk en maakte foto’s. Herman en Jeroen in innige, zatte omhelzing aan een tafeltje met voor hen wel tien glazen bier. Foto na zijn dood in het NWT afgedrukt. Ik geloof dat Jeroen die avond in een gebaar van solidariteit zijn cheque zelfs heeft verscheurd – dwz de symbolische cheque van karton.

Mind the Gap met wisselende waardering bekeken. Sterke tekst, maar niet goed gebracht door de eerste actrice, Antigone, die helaas de langste monoloog heeft. Medea en Clytaemnestra overtuigden, waardoor andermaal is bewezen dat een toneeltekst het van zijn acteurs/actrices moet hebben. Bedoeling Stefan is om aan die drie legendarische vrouwen een stem te geven, maar ik hoorde toch vooral een man, of beter: een mannelijke fantasie. Stefans constructie van de sterke vrouw, de seksueel onafhankelijke vrouw die roept: ik neuk, ik neuk, ik kom klaar. Neuk me! Zijn Medea trekt na de moorden naar Georgië, waar ze zich door een jongeling van elf laat neuken. En later maakt ze van de huid van haar kinderen condooms en trekt die over de penis van Jason, waarna ze hem neukt. Mag het een tikkeltje minder zijn? Ergerde me zoals altijd aan deze appropriation van het feminisme door een man. Dan denk ik: moeten ze dat nu ook van ons afnemen? Het feministische gat in de markt. Ooit een boek over male feminists gelezen, maar wie was daar ook weer de auteur van?

Stefan laat zijn drie vrouwen het voortdurend over pis, bloed, sperma en kots hebben, en vermengt al dat lichaamsvocht met beelden van geweld en vernieling. Begon me op een bepaald moment af te vragen of Stefan eigenlijk ooit een lijk heeft gezien. Het was allemaal zo gratuit. Voor Medea speelt hij leentjebuur bij Who’s Afraid of Virginia Woolf met het zinnetje ‘wie is er bang van de wolf’ en de suggestie dat Jason en Medea alleen fantoomkinderen hebben. De kinderen bestonden alleen in hun verhalen en woorden en konden dus ook alleen met woorden worden vermoord. Dat is dan weer erg slim. (Zoals Bart dat soms tegen mij zegt: ‘Maar wij hebben toch ook kinderen.’ Op een manier dat je je afvraagt: Meent hij dat nou?)

In de zaal een KUB-student tweede kan, en op het podium een oud-student Dora – die nu bij Toneelgroep Amsterdam speelt, in Amsterdam woont en achteraf in de foyer van geluk stond te glunderen.

Bij thuiskomst mailtje mama en papa met lieve woorden nav de Canvas-reclamecampagne en mijn foto met komkommerschijfjes op de ogen.

Grappig artikeltje in The Guardian nav het voornemen van Sainsbury’s om spruitjes – Brussels sprouts – om te dopen tot ‘British sprouts’ met als kop: ‘A proud nation deserves its own sprouts’.

11/11

Maar ik ben toch een veel te kritisch mens.

Vannacht wakker gelegen. Gedacht aan zinnen die ik wilde opschrijven. Heen en weer geslingerd tussen de vage hoop dat ik ze wel zou onthouden en de onmogelijkheid om verder te slapen zolang die zinnetjes niet op papier stonden. Heb ze toen maar in telegramstijl achter in het boek genoteerd dat op het nachtkastje lag. Ander papier had ik niet bij de hand. Gelukkig wel een pen.

Alles altijd anders. Geen twee dagen – laat staan weken – hetzelfde.

De tegel die loslag en waarop je telkens trapte. Mama’s roze jurk die ze aantrok als ze schoonmaakte. Haar haar plat op haar hoofd. Haar handen in haar zij. Kinderen, zegt ze, we gaan eten. Aan tafel. Het eten is klaar. Ze is moe van het schoonmaken. Uitgeput. Ze laat zich vallen op een stoel.

Nienke Rooijakkers op bezoek om over toneelbewerking Taal zonder mij te praten. Nienke doet me erg aan Evelien denken van eeuwen terug in de studentenflat in Amsterdam. Dezelfde onverstoorbare rust, dezelfde liefdevolle aandacht voor haar medemens, hetzelfde quasi grenzeloze geduld. Zonder Evelien geen Steve, en dus ook geen Steve en Kristien, en geen Kathy. En misschien ook: zonder Evelien geen feminisme – ik bedoel: voor mij.

Het goede nieuws is in elk geval dat Nienke slechts met één acteur zal werken, een actrice dus. Grote opluchting – geen Herman op het podium. Zodra ze het had uitgesproken wist ik dat ze gelijk had. Meer zelfs, het is de enig mogelijke oplossing.

Met Nienke over Herman gepraat. Hoorde me zeggen dat ik hem nu, qua leeftijd, heb ingehaald – hij was 44 toen ik hem leerde kennen – en hem daardoor ook beter begrijp. Vroeg me af terwijl ik dit zei of het waar is en wat het dan betekent voor mijn relatie met Bart. Denk toch af en toe in verband met hem: de onstuimigheid van de jeugd. En ook: laat mij maar een beetje oud zijn.

Lang met Nienke gepraat over de grote herkenbaarheid van Taal zonder mij voor heel wat mensen, ook voor mensen die niet iemand verloren hebben.

Al zappend in Indecent Proposal terechtgekomen – met enige verbijstering ernaar zitten kijken – zwakke tekst, zwakke acteerprestaties, marionetachtige personages, idiote regie. Hoe kon deze film zoveel stof doen opwaaien? Op een bepaald moment zitten Demi Moore en echtgenoot in de pletsende regen. Iedereen gaat schuilen behalve zij. Bedoeling is dat we zullen begrijpen dat ze totaal in elkaar opgaan, maar hun haar blijft wel droog. Veel echo’s van The Great Gatsby, maar dan een slap afkooksel. Robert Redford die geobsedeerd is door een vrouw, een droom, een verlangen, en die vrouw met geld en weelde hoopt te kopen. Maar dat mislukt natuurlijk. Ik veronderstel althans dat het mislukt. Die richting ging het uit, maar ik had niet de moed om tot het einde te blijven kijken.

Bart nu al een week niet gezien, en ik zou kunnen huilen van verlangen en frustratie en woede dat hij me dit aandoet, en natuurlijk doet hij het me niet aan. Hij moest voor van alles en nog wat in de Westhoek zijn, en ik kan ook gewoon naar hem rijden. Maar hij kan veel beter tegen zo’n lange scheiding dan ik, of doet alsof, of legt het zichzelf op, en ook dat maakt me woest. Enfin, elk ogenblik kan hij nu hier zijn.

12/11

‘Als het hart kon denken, stond het stil.’ (Marie Koop, 2e kan kleinkunst)

‘Het spijt, mevrouw Solange, dat ik u verzonnen heb.’ (Maarten Westra Hoekzema, 2e kan kleinkunst)

‘Zwanen gaan niet dood. Ze sterven.’ (Sophie Van Everdingen, 1e kan kleinkunst)

13/11

Gisteravond première De verlossing. Film viel zwaar tegen. Sterke acteurs die er het beste van probeerden te maken, maar ook niet goed leken te weten voor welke rol ze waren ingehuurd en uiteindelijk wat doelloos rondlummelden op de set. Acteurs op zoek naar een plot. Gilda De Bal moest Dora van der Groen spelen, maar daar hadden ze natuurlijk beter Dora voor kunnen vragen. Een aaneenschakeling van scènes die soms overtuigden maar weinig verband hielden met elkaar. Waarom bijvoorbeeld probeerde Jan Decleir plotseling Gilda De Bal te wurgen? En wat liep Willeke van Ammelrooy de hele tijd in haar nachthemd te doen? Tweemaal een schim, de schim van de overleden zus die ze acteerde, maar ook de schim van zichzelf, de sensuele, beeldschone vrouw die als Mira in De teleurgang van de waterhoek Vlaanderen danig verwarde. Trotse Mira die geen vinger uitsteekt om haar minnaar Lander te redden. Beelden van Jan Decleir/Lander met bebloed gezicht die in de ochtendmist wordt weggevoerd, en Willeke/Mira die zonder een zweem van mededogen hem als een baksteen laat vallen. Haar kille stem als ze zegt: ‘Is ’t gij, Lander?’ Judas die Jezus verraadt.

Zag de film eeuwen geleden in de zaal van de Passage 44 in Brussel. Achter mij hoorde ik iemand zeggen: ‘Ils vivent toujours comme ça, les Flamends. C’est toujours ainsi là-bas.’ Dweepte in die tijd ook met het filmliedje waarvoor Hugo [Claus] de woorden schreef: ‘Zonder jou ben ik als een lege straat, in de kou een huis dat openstaat, zonder jou wil ik niet langer leven, mijn lief, zonder jou.’ Willeke of de teloorgang van een gebeeldhouwd lichaam.

Goddank een paar mooie beelden van Jan Decleir met kip, oa een blote Jan onder de douche samen met kip. Minder groot pietje dan ik zou hebben gedacht, onze Jan.

Zat tijdens de voorstelling te denken dat ik dit alles niet in mijn dagboek zou zetten, omdat ik erg op Hugo gesteld ben en hij ook een beetje op mij, denk ik, en omdat hij zulke prachtige dingen gemaakt en geschreven heeft dat hij hoe dan ook onze nimmer tanende bewondering verdient. Amen.

Na afloop op de receptie veel plezant en goed volk gezien, oa Hugo die met rasse sprongen ouder wordt, maar ook liever en liever. Hij eindigt nog als knuffelbeer. Bedenk plotseling dat ze die rol van Gilda beter aan Chris Lomme hadden kunnen geven. En dat Chris waarschijnlijk een beetje in haar gat zal zijn gebeten omdat ze hem niet heeft gekregen.

Ook met Jef Lambrecht gebabbeld, die bij wijze van grote uitzondering niet in Peshawar zit. Hoe moet dat daar aflopen zonder hem? Jef heeft een scène in de film die helemaal nergens op slaat, maar alla, dat zal ook wel niet zijn fout zijn. Ik zei tegen Jef: ‘Volgens mij zit jij altijd in Peshawar omdat ze daar zulke lekkere hasj hebben.’ – Waarop Jef: ‘Dat is ook zo!’ Jef ooit doodserieus in het radiojournaal met een fantastisch verhaal over Bin Laden, die met vijftig krijgers op een wit paard zijn toevlucht in de bergen zou hebben gezocht. Je zag ze rijden terwijl hij het vertelde. Jongensboek-Jef. Of stonede Jef. Maar wij allemaal jaloers dat hij daar in Peshawar zit where the action is.

Met Lieven Vandenhaute het uitgebreid over de Reve-affaire gehad; Reve die de Prijs der Nederlandse Letteren per post krijgt en niet met het gebruikelijke ceremonieel op het Koninklijk Paleis, en wel omdat tegen zijn vriend Joop Schafthuizen een onderzoek loopt nav een klacht betreffende pedofiele handelingen. Ten huize Mortier-Vandenhaute bestaat hier grote verbijstering-verontwaardiging-ergernis over. Wat een eerbetoon moet zijn, ontaardt in een kaakslag. Zondagavond bij Frank thuis bleken zowel Leon als Bernard zo weinig in staat zich daarover op te winden, meer zelfs: ze konden voor het standpunt van onze vorst enig begrip opbrengen en zelfs respect – ‘die man heeft toch ook recht op een mening,’ zei Bernard – dat ik almaar meer aan mijn stoel genageld zat, geen woord meer uit mijn keel kreeg en met toenemend afgrijzen naar de argumenten luisterde die uit de monden van mijn vrienden op tafel rolden. Toen iemand eindelijk vroeg wat ik daar allemaal van dacht, barstte ik tot mijn eigen én hun schrik in wild, oncontroleerbaar snikken uit. En als ik dat snikken een naam of verklaring zou moeten geven, zou ik zeggen: ik huilde omdat deze mensen, die ik mijn vrienden noem en die dat ook zijn, niet in staat zijn ook maar een milligram medeleven, empathie, inlevingsvermogen op te brengen. Dat laatste vooral Leon, die koppig volhield dat er in wezen niets aan de hand is omdat Reve die prijs krijgt, zij het dan per post. Gisteren Leen en Leon opnieuw kort gesproken op de receptie van De verlossing. Ik tegen Leon: Probeer je voor te stellen hoe jij zou reageren indien het jou overkwam. Leen: Ja, dat heb ik hem ook gezegd. Ik: Maar Leon, we zouden ook voor jou in de bres springen, hoor.

Enfin, intussen is er hier straks om halfnegen een bijeenkomst om af te spreken wat we zullen doen. Doen! Tom L., Erwin Mortier, Lieven V., Paul Koeck, Stefan Hertmans en Frank zullen er zijn. Misschien vraagt Frank ook nog Benno.

14/11

Afspraak met Magda Van den Akker, de vrouw die destijds vanuit Lissabon naar de VRT belde met het nieuws van Hermans dood, waardoor het bericht al werd verspreid nog voor het tot ons was doorgedrongen. Magda handelde uit een niet onbegrijpelijke journalistieke reflex maar had natuurlijk wel even met de anderen mogen overleggen, want die zaten zich intussen af te vragen hoe ze het nieuws aan mij konden overbrengen. Enfin, vele maanden later kreeg ik een telefoontje van Magda. Ik verwachtte excuses, maar werd platgewalst met argumenten om haar beslissing te verdedigen. Zij had gelijk en daarmee uit. Ik smeekte haar om het onderwerp te laten rusten en begreep deze uitputtende verdediging niet, want er was geen aanval geweest. Integendeel. Als de enigszins verbijsterende gang van zaken in interviews ter sprake kwam, voerde ik aan dat die ook onmiskenbare voordelen had gehad: ik had niemand van Hermans dood op de hoogte hoeven te brengen. Het huis stroomde meteen vol met vrienden die hun oren niet hadden kunnen geloven toen ze het bericht op de radio hoorden. Ik zei tegen haar: Lees de bewuste passage in Taal zonder mij, dan zul je zien dat ik jou niet aanval. Ik beschrijf gewoon hoe het nieuws hier hortend en stotend binnensijpelde, terwijl het al klaar en duidelijk op de radio te horen was geweest. Einde gesprek. Maar nu onlangs nodigt Johan De Haes mij uit om in zijn programma uit ‘work in progress’ voor te lezen en blijkt dat ons Magda die opname hier bij mij thuis zal komen maken. Vlaanderen is zo klein! Laten we hopen dat ze er niet over begint en dat de naam Herman niet valt. Misschien kan ik beter doeken over de foto’s en ingelijste gedichten hangen!

Gisteren vergadering aan de grote glazen tafel. Tot ons aller niet geringe verbazing werden wij (Benno, Tom, Erwin, Eric R., Jeroen de Preter, Paul Koeck, Lieven Vandenhaute, Frank en ik) het vrij snel over de volgende tekst eens:

De vraag van de Vlaamse minister van Cultuur Bert Anciaux aan de Belgische koning om de aan Gerard Reve toegekende Prijs der Nederlandse Letteren niet uit te reiken, heeft de hoogste literaire onderscheiding in het Nederlandse taalgebied onherroepelijk beschadigd. Omdat de minister het zo belangrijke ceremonieel van de uitreiking heeft geannuleerd, is het ondenkbaar geworden dat de Prijs der Nederlandse Letteren in de toekomst nog door een gekroond hoofd kan worden uitgereikt.

Aangezien de Vlaamse minister van Cultuur de politieke verantwoordelijkheid voor deze beslissing heeft opgeëist, en hij zijn beslissing hoegenaamd niet geloofwaardig heeft gemotiveerd zeggen wij ons vertrouwen in de minister op. Nooit eerder heeft een Vlaamse minister van Cultuur het hem toe vertrouwde patrimonium met zoveel misprijzen bejegend. Wij eisen daarom het ontslag van minister Anciaux.

Die eis tot ontslag lijkt mij nogal zwaar en zelfs een tikkeltje belachelijk. Op de een of andere manier doet het me denken aan Monty Pythons Life Of Brian, namelijk aan de wilde eisen van de joodse verzetsstrijders aan het adres van de Romeinse ‘onderdrukker’. Maar goed, zo is dus beslist na oa heftige discussies over het doelwit van onze pijlen: le roi of le ministre. Erwin en ik hadden liever de vorst de volle lading zien krijgen, maar Bert houdt zijn hand beschermend boven het koninklijke hoofd en dus zal Bert worden afgestraft. En dat terwijl hij net de subsidie voor Hermans brievenboek heeft goedgekeurd! Maar het was goed om die bijeenkomst tussen Hermans boeken te houden in de kamer waar hij vroeger werkte.

Met Flor Bex naar de in opbouw zijnde tentoonstelling gaan kijken die hij in de Beyerd (Breda) heeft samengesteld en naar aanleiding waarvan ik straks een lezing moet geven. Mooi werk van oa Philip Huyghe, die foto’s van zichzelf en zijn ouders in hun interieur maakt, waarbij hij precies dezelfde truttige kleren als zijn moeder aantrekt, een pruik opzet en een silicone afdruk van haar gezicht als masker draagt. Zijn moeder zou ooit hebben verklaard dat ze in een volgend leven varkens wil nemen ipv kinderen, want varkens kun je opeten. Merkwaardig genoeg poseert ze gewillig voor de foto’s waarin haar zoon de beklemming van zijn ouderlijk huis probeert zichtbaar te maken. De terreur die van behangselpapier kan uitgaan; van het bloemetjesmotief op een jurk; van een fiets in de hal van een huis; een kamerplant op een zuiltje. Realisme slaat om in surrealisme wanneer banale voorwerpen zo nadrukkelijk te kijk worden gezet. Achtergrond wordt voorgrond. Verdringt al wat zich op die voorgrond heer en meester waande. Verplettert.

Indrukwekkende foto’s ook die Stephen Sack van graffoto’s heeft gemaakt, de foto’s die op graven staan en door de blootstelling aan uv-stralen (of uva-stralen?) vervagen. Uitgewiste en uitwissende beelden van uitgewiste mensen.

De baas of conservator van De Beyerd is een hartstochtelijk verteller en een onuitputtelijke bron van anekdotes. Mooiste verhaaltje betreft zijn eerste ontmoeting met Jan Hoet. 1977 werd hij als beginnend journalist naar de Biënnale van Venetië gestuurd. ’s Avonds wandelt hij naar het San Marcoplein waar hij een kring mensen rond een man ziet zitten. De man vertelt en vertelt, de anderen luisteren naar zijn monologen. Langzaam stappen mensen op en gaan slapen. Om twee uur zit hij als enige te luisteren; om drie uur gaat ook hij slapen. De volgende morgen zegt een journalist van Trouw tegen hem: Weet je wie die man was? Dat was Jan Hoet. En weet je waarom hij daar is blijven zitten? Omdat hij geen hotelkamer had. Voor die conservator was het het begin van een lange vriendschap.

Ook Flor zit vol Jan Hoet-verhalen. Die man is blijkbaar een goudmijn voor anekdotesprokkelaars.

Conservator weet mij ook te melden dat ik al eerder in de Beyerd ben geweest, en wel om naar een fototentoonstelling te komen kijken waarover ik in een programma moest praten. De tentoonstelling én het programma – gepresenteerd door Hanneke Groenteman – herinner ik mij, maar niet de man en ook niet zijn museum. Later zegt de radiojournalist die Flor komt interviewen dat hij ooit in Bergen op Zoom een avond met mij heeft gepresenteerd. Ook hem herinner ik mij niet.

Als Flor over zijn eerste huwelijk vertelt, bereken ik dat hij elf jaar jonger dan mijn vader is en dat in die elf jaar de ommezwaai of zelfs revolutie moet hebben plaatsgevonden van mensen die tegen beter weten in for better or worse bij hun partner bleven naar mensen die scheiden. Maar natuurlijk heb je ook vandaag nog de for better or worse diehards.

Kabul bevrijd, de Taliban verdreven, vrouwen mogen opnieuw de straat op en naar hun werk, meisjes kunnen naar school; mannen scheren hun baard af of laten hem korter knippen; er mag opnieuw naar muziek worden geluisterd, gedanst. Betekent dit dat de bombardementen gerechtvaardigd waren, en hun critici (ik bijvoorbeeld) dom?

15/11

‘Als u dan in de ban van zo’n rode herinnering bent,’ vraagt een mevrouw in de zaal nadat ik over de kiem van De kinderen van Arthur heb verteld, ‘waarom veronderstelt u dan dat die herinnering van u de mensen interesseert?’ Tja, waarom? Maar iemand anders zegt dat ook zij naar de sinterklaasfeesten in de oude BRT-gebouwen op het Flageyplein ging, en ja, ook zij herinnert zich niet veel meer dan het rood en het pluche van de zaal. De vrouw blijkt zelfs in hetzelfde jaar als ik te zijn geboren. Wij moeten daar samen in die zaal hebben gezeten en op het podium zijn geroepen om ons cadeautje in ontvangst te nemen. De wereld wordt nog kleiner wanneer de vrouw na afloop zich aan mij voorstelt als een dochter van Piet Theys, sportjournalist met wie mijn vader het goed kon vinden en die veel te jong gestorven is.

16/11

Gisteren Het experiment. Razend knappe film over wat macht en vernedering met mensen aanrichten. Erg overtuigend, hoewel – allicht onvermijdelijk – zwaar aangezet.

Me rot geërgerd aan een zinnetje uit Brigitte Raskins Balkontekst [in SdL] over de boekenbeurs. Dat zelfs voor een gesprek met Catherine Millet de zaal niet volliep. Niet elke stoel zal bezet zijn geweest, maar er zat wel volk. Veel volk. Indrukwekkend veel volk zelfs, gezien de grootte van de zaal. Voelde me zo woest dat ik een puntig briefje naar SdL heb gemaild in de wetenschap dat Frank zou zeggen: Hemmerechts, doe niet zo achterlijk. Wat hij ook zei, waarop ik zonder tegen te spartelen de brief terugtrok. Maar hart was gelucht, kanker voorkomen.

Erwin Mortier erg op dreef in tirade tegen Anciaux en Albert: ‘Albert die meer een feestneus dan een kroon in zijn leven heeft gedragen…’

Verder blijkt onze actie al naar de pers gelekt, wat ongetwijfeld onvermijdelijk was gegeven het hoge aantal betrokken en geronselde schrijvers en journalisten. Het zal allemaal wel een scheet in een fles worden en de wereld heeft wel iets anders aan haar hoofd, maar alla, we hebben onze vuist gebald en onze nek uitgestoken.

Ze droeg de jongen in zich en de jongen wist zich door haar gedragen.

17/11

Migrainedag – of wat ik denk dat migraine is (net als vroeger: niet zeker weten wat een orgasme is, denken: zou dit het zijn?).

Begrafenis nummer zoveel – dit keer zus René Los – 34 jaar, borstkanker. Blijkbaar uit hetzelfde hout als Margit gesneden – lief, warm, levenslustig, groot hart, veel vrienden. Waarom kunnen de droogkloten en azijnpissers niet eerst gaan? Veel toespraken, twee heel mooie, eentje van haar hartsvriendin en de andere van haar man Jose maar voorgelezen door Tom. In beide gevallen over de eerste klik – falling in love, falling in friendship – het plezier, de feesten en dan de ziekte. Bij Jose een hartbrekend verhaal over de eerste kus op een feestje en de laatste op haar sterfbed.

Veel herkenbaars voor Bart en mij, vooral de snelheid waarmee die twee cruciale relaties werden aangegaan. De vriendin vertelde over een uitstapje naar Dublin waar ze op een nacht in het hotel aan de praat raakten met een kale jonge vrouw die een kind op haar arm droeg. Ze had net haar eerste plaat/cd opgenomen en was daar behoorlijk hoopvol en gespannen over. Die vrouw heette Sinéad O’Connor.

En nog een mooie anekdote: Myriam kon door haar ziekte niet goed meer lopen en verplaatste zich met een rolstoel. Op vakantie met vrienden in Istanbul stond ze in het Topkapi-paleis voor het oog van vele toeristen uit haar rolstoel op en riep: ‘It’s a miracle!’

Dat is een mensenleven: een handvol anekdotes, een doos vol foto’s, tien, twintig verhalen.

Thuisgekomen telefoontjes uit alle richtingen vanwege grote misverstanden nav het gesprek dat Phara de Aguirre met ‘onze’ woordvoerder Paul Koeck had. Ik heb Terzake gemist, maar Phara moet Koeck nogal hebben gegrild waardoor hij op den duur haast stotterend meedeelde dat wat hem betrof die eis tot ontslag mocht worden ingetrokken. Meteen werd in het radiojournaal monter aangekondigd dat de schrijvers het allemaal niet zo hadden bedoeld! Du dernier ridicule, zou good old Tolstoj zeggen. Om 3 p.m. eisen schrijvers het ontslag; om 9 p.m. zijn zij reeds van mening veranderd. Windhaanschrijvers.

Een en ander zou intussen zijn rechtgezet. To be continued?

Maar veel belangrijker – althans voor Bart en mij – gisteren onze ‘bedevaart’ naar De Gouden Leeuw op het marktplein van Kortemark, waar nu meer dan twee jaar en één maand geleden Bart en ik twee koppen koffie consumeerden, alvorens voor het eerst in onze geschiedenis elkander te consumeren. Maar eigenlijk wilde ik toen in dat café gewoon mijn hoofd op zijn schouder leggen. Ik wilde even van de last van mezelf zijn verlost. Wil jij me dragen? Kun jij me dragen? En misschien is seks – hoe lekker ook – de prijs die je daarvoor betaalt. Maar het gaat niet om die seks, of niet alleen om die seks. Het gaat om die armen, die schouder. Het je eindelijk kunnen laten gaan. Even.

Bart moest gisteren in Kortemark zijn, ik in Harelbeke, dus reed ik na afloop van mijn lezing naar Kortemark. Herinnerde me zelfs de weg van Diksmuide over Esen en Handzame naar Kortemark, een donkere weg met twee jaar terug een ingewikkelde wegomleiding die mij het alibi bood om na afloop aan Bart te vragen of hij voor me uit kon rijden. Ah, de oude trukendoos. En onderweg naar onze auto’s had ik de lumineuze ingeving om hem voor te stellen om eerst nog iets te gaan drinken. Café één en twee waren te rokerig en te lawaaierig, dus werd het De Gouden Leeuw. Aldus geschiedde op vrijdag 15 oktober 1999, de dag waarop ik was uitgenodigd om in de bibliotheek van Kortemark een lezing te geven, en Bart op het laatste moment besloot om eens te gaan luisteren naar die Hemmerechts, die hij de dag voordien op RTBF in het Frans aan het woord had gezien. Hij kwam te laat binnen, alle stoelen waren bezet, en ik die hem zag zoeken onderbrak mijn betoog en zei: ‘Hier vooraan zijn nog een paar stoelen vrij.’ Waardoor het voor hem een minimale stap was om me na afloop aan te spreken. Of hij mij zijn boek mocht opsturen. De oude trukendoos, alweer. Er waren daar ook mensen met wie Kathy en ik ooit aan de praat waren geraakt in de trein op weg van Firenze naar Brussel. Mensen die een voettocht in Umbrië hadden gemaakt en die me beloofd hadden me voor een volgende tocht uit te nodigen. En ook die avond beloofden ze het opnieuw, maar hun belofte hielden ze niet.

(Gisteren onderweg naar de persconferentie vertelde ik aan Benno hoe ik binnen een minuut op mijn benen stond te trillen toen Bart me aansprak. En nog een minuut later zei ik tegen hem: ‘Sorry, ik kan met u niet praten’, want dat trillen vond ik behoorlijk enerverend. Ik draaide me om maar gaf hem eerst mijn glas wijn zodat hij daar met twee glazen wijn stond, in elke hand één. En af en toe keek ik over mijn schouder in de hoop dat hij er nog was. En toen ik opnieuw met hem ging praten, vroeg ik hem na twee zinnen: ‘Flirt jij altijd zo met de mensen?’ hoewel hij helemaal niet flirtte, maar ik zocht een verklaring voor mijn verwarring. En later, op weg naar buiten, toen we voorbij de wc’s kwamen, gaf ik hem mijn tas vooraleer te gaan plassen. O, zei Benno gevat als altijd, dat glas wijn en dan ook nog die tas: you gave him your fanny twice!)

18/11

De monkel. Als ik straks terug ben uit Rotterdam moet ik iets schrijven over de monkelende, onthechte, heb-het-allemaal-al-zo-dikwijls-gezien-en-gehoord-VRT-journalist.

Daarnet in Rotterdam – of beter: Spijkenisse – vraagt een mevrouw me of ik het eens ben met de volgende stelling van haar docente kunstgeschiedenis: iets is kunst als het een emotie losweekt.

Ik: Daar ben ik het absoluut mee oneens. Meer nog: het is een stelling waar ik met plezier een kruistocht tegen wil ondernemen.

In de auto vier keer na elkaar naar ‘Je veux de l’amour’ geluisterd. En daarna vier keer na elkaar naar ‘Gelukkig zijn’. En me gelukkig gevoeld.

Altijd leerzaam zo’n actie. Dan begin je iets te begrijpen van revoluties en politiek, of beter: je begint je af te vragen hoe mensen het ooit voldoende met elkaar eens kunnen worden om wat dan ook te ondernemen. Maar toch vooral het besef hoe moeilijk het is om alle aandacht bij de kern van de zaak te houden. Tegen de tijd dat iedereen de kans heeft gekregen om zijn duit in het zakje te doen is de affaire negen kansen op tien allang verwaterd.

Walter Pauli in De Morgen – Standpunt: ‘Als KH’s lieve vriend Bart een beschuldiging van pedofilie aan zijn rekker zou krijgen en hij zou dat toegeven, kunnen wij ons niet inbeelden dat dat Kristien niet tot in het diepst van haar wezen zou raken, en zij dat ook zou uiten.’ En verder: ‘En de schrijvers van dit land mogen toch eens uitleggen waarom ze meelopen in de Witte Mars tegen de eerste [Dutroux, dus] en de daden van de tweede, die hij zelf niet ontkent, met de mantel der liefde bedekken.’

Waarde meneer Pauli, wij bedekken niets met de mantel der liefde. Wij willen alleen duidelijk maken dat die prijs aan Reve wordt toegekend voor het werk dat Reve en alleen Reve geschreven heeft, en dat de heer Schafthuizen daar dus niets niets mee te maken mag of kan hebben.

Warhoofden aller landen, verenigt u in de gazetten van dit land!

Toch altijd een moeilijk huwelijk, schrijvers en journalisten. Lees ook dit bij Pauli: ‘Schrijvers onder elkaar – raak aan één dan krijg je ze allen over je heen.’

20/11

Toenemende ergernis nav de Reve-affaire, met name nav het betuttelende toontje van Anciaux en moraliserende uitspraken in de pers over de pedofiele handelingen van Reves partner, die wij in krachtige en niet mis te verstane termen zouden moeten laken. (‘Wie zwijgt, stemt in,’ schreef Walter Pauli gisteren.) Zit me ernstig af te vragen of het mogelijk is om je te laten ontministeren zoals je je destijds kon laten ontdopen.

Daarnet bij de afdeling groenten en fruit aangeklampt door een nobele onbekende, een al wat oudere, sjofel geklede man: ‘’t Was weer wat met onze bleiter!’ (doelend op Anciaux)

Schrijvers behoorlijk verdeeld. En dat de ene toch nog een nuance hier zou willen aanbrengen, en de andere eentje daar.

Gerard (niet Reve!) aan de telefoon. Om te melden dat hij de hele affaire een vreemde soap vond. Dat is ook zo, zei ik, maar klonk – zoals zo dikwijls wanneer hij belt – meteen kregelig, al ben ik eigenlijk erg op hem gesteld. Maar hij is wel de onhandigste, meest stuntelige telefoneerder van de wereld.

22/11

Het lijkt wel het jaar van de begrafenissen – nu is ook Franks vader overleden, bijna tien jaar na het verkeersongeval waarbij hij een flinke klap van de molen kreeg en Franks moeder het leven verloor. Grote moedeloosheid.

Naar Aalsmeer gereden voor opname Tien voor taal met Frieda Van Wijck en Annemie Struyf, van wie de moeder ook al pas overleden is en zaterdag wordt begraven. Ze sneuvelen als vliegen.

Frieda vertelde dat ze lange tijd met een fiets van mij had gereden. Ze had hem van Steve gekregen in de periode dat ze allebei voor de Wereldomroep werkten. Jaren geleden, toen ik mijn fiets bij Steve wilde ophalen, vertelde hij me inderdaad doodleuk dat hij hem had weggeven. Grote verbijstering omdat hij me daar niets over had gezegd. Of mij niet eerst even had gepolst. Hallo, Kristien, vind je het goed als ik je fiets weggeef? – Nee, Steve, ik wil die zelf nog gebruiken. En nu duikt hij plotseling op. Bij Frieda dus. Die hem onlangs aan een zus van haar heeft doorgegeven.

Que le monde est drôle. Ou plutôt: la vie.

23/11

Lange discussie met Annemie en Frieda over ouder worden. En of zij zich nu anders voelden dan pakweg twintig jaar geleden. Heftige reacties bij Annemie en Frieda met griezelverhalen over buik, huid, dijen en billen. Besef dan plotseling dat die uiterlijke aftakeling mij eigenlijk weinig doet.

Frieda zei: Je weet dat het er niet beter op zal worden. Maar allebei ook heel positief over de innerlijke voordelen van ouder worden: meer zelfvertrouwen, steviger in de schoenen. En tegenover de betweters en ambetanteriken van deze wereld: ‘ge kunt de boom in’. Dat alles zeer herkenbaar.

Sinds ik Bart ken naar de begrafenis geweest van:

Meter Deinze

Vader van Danie

Vader Joris Pollet

Tante Christine

Margit Witlund

Myriam Los

Vader Bernard

Moeder Bert

Griet Verhelst

En straks ook nog vader Frank

Frank daarnet aan de telefoon toch min of meer verzoend met het onvermijdelijke. Ook lacherig bij de gedachte aan de zestig mogelijke zinnen die de begrafenisondernemer hun voor de doodsbrief had voorgesteld. Zin 22 luidt: ‘Bij het beoefenen van zijn favoriete sport…’

Frank en zijn broer en zus hebben een ‘nieuwe’ geschreven: ‘Diepbedroefd aanvaarden wij het overlijden van…’

Frank zei: ‘We moeten/moesten hem loslaten.’

24/11

Opmerking in de biografie van Vivienne Eliot. Dat haar liefde voor Tom Eliot – en zijn liefde voor haar – iets narcistisch had. Dat ze veel van zichzelf in elkaar herkenden en dus in zekere zin op zichzelf verliefd waren. Geldt ook een beetje voor Bart en mij, denk ik. Want we hebben veel gemeen. En tegelijkertijd zijn we volstrekt verschillend.

Griet vandaag begraven. Overweeg om dit dagboek Het jaar van de begrafenissen te noemen. Griet was een lieve, warme vrouw en tegelijkertijd had ik haar niet graag. En ik denk nu dat ik weet waarom. Ze straalde uit: kijk, ik ben toch sympathiek. Ben ik niet sympathiek? Ik ben toch echt een goed mens. Gezellig en joviaal. En dat was ze natuurlijk ook, maar ik hou meer van slechte goede mensen.

Stond in kerk achter Anne Demeulemeester. Die inderdaad bolle ogen heeft. Brusselmans’ puitenogen van de vorige rel. Een klein, fijn vrouwtje met mooi haar en licht gekromde benen. Vroeg me af of ze mij herkende.

Teruggezogen naar de begrafenis in dezelfde kerk van Boris, broer van Jeroom, vriend van Thomas, in april ’97, een maand voor Hermans dood, toen ik niet kon ophouden met huilen alsof – dacht ik later – ik Hermans dood voorvoelde. Maar misschien huilde ik gewoon om mijn baby’s. Het verlies van een kind, van een zoon. Lekke kraan Kristien.

Voorstelling met Herbert Flack in het zaaltje wat verder in de straat. Achteraf babbel met Flack en zijn vrouw, die samen met Julien Schoenaerts op Teirlinck heeft gezeten. En les van Herman Teirlinck heeft gekregen. Dora van der Groen zat een jaar hoger. Flack vertelde hoe het soms ongelooflijk hard werken is om een zaal mee te krijgen. Sommige avonden zit er een geschilderd publiek, zei hij. Blijkbaar de vaste uitdrukking voor een publiek dat niet reageert. Het zijn er geschilderde. Of van karton. Dat troostte me toch, denkend aan het harde labeur om een Vlaams publiek op je hand te krijgen.

Eindelijk ook het opiniestuk van Douglas De Coninck over de Reve-Anciaux-affaire gelezen: ‘Dit is waar ik sommige auteurs van verdenk: deep down vinden zij dat een creatieve geest iets meer moet mogen dan anderen.’ Waarmee hij bedoelt dat volgens ons een schrijver zich bij wijze van ontspanning ongestraft op het pedofiele pad mag begeven. En weet je waar ik DDC van verdenk: van enige afgunst op schrijvers. Ben intussen de hele affaire kotsbeu. Wat in elk commentaarstuk opvalt: de bijzonder grote bereidheid om smalend over ‘de schrijvers’ te doen. Nergens is ook maar enig begrip te bespeuren voor de – toegegeven – onhandige manier waarop ‘het verzet’ is aangepakt. We wilden iets doen, en dat ‘iets’ is een eis tot ontslag geworden, waarvan sommigen zich vervolgens distantieerden. Toen verplaatste de discussie zich. Er werd niet langer over de kern van de zaak gepraat – Reve die beledigd ipv geëerd wordt – maar geleuterd over het al dan niet gelegitimeerd zijn van de eis tot ontslag, over onze weigering om met Anciaux te praten, en over Schafthuizens pedofiele neigingen. En vervolgens viel de verdenking op ons. Wij zouden pedofilie vergoelijken. Wij zouden beweren dat voor schrijvers andere wetten gelden dan voor ‘gewone mensen’.

Zou ik nog altijd een castrerende vrouw zijn? vraag ik me plotseling af. Betty en Wendy, de niet castrerende vrouwen van Vlaanderen. De kom-maar-jongens-I’ll-give-you-a-good-time. I promise you sex and nothing but sex. En vooral: ik zweer dat ik jou fantastisch zal vinden! Meer zelfs: ik zal alleen mijn mond opendoen om dat aan de wereld te verkondigen. En om jullie een blowjob te geven, natuurlijk. (‘Maar gij zijt zo streng, Kristien. Zo kritisch. Ik voelde mij altijd gezakt bij u.’)

25/11

Beetje het gevoel gehad me voor mijn publiek te hebben uitgekleed en toen ik daar naakt stond, draaide iedereen zich om en liet me achter, alleen en koud. Dit alles te Breda waar ik was uitgenodigd om de Beyerdlezing te houden met als thema: de onmacht van mensen om met elkaar te communiceren. Heb Eindelijk voorgelezen, een verhaal waarin mensen – mijn personages, dus – zo kwetsend met elkaar omgaan dat ik er zelf droef van werd.

Verletzlich. Dat schreef iemand nav de tweede lezing die ik na Hermans dood hield. Ik stond daar zonder huid; verdroeg die ogen niet op mij, die hongerige blikken; moest me beheersen om niet in tranen uit te barsten. Dat had ik al tijdens de eerste lezing na zijn dood gedaan. Het was oktober, Herman was meer dan vier maanden dood, het leven ging verder, ik moest verder. Tijd om flink te zijn. Maar achteraf dat briefje van die man. Om de een of andere reden in het Duits. Du warst so verletzlich. Ik moest het woord opzoeken. Het was niet de eerste keer dat iemand me dat zei. Ook niet de tweede of de derde. Liever verletzlich dan een olifantenhuid.

Er liep daar ook een man rond die pamfletten tegen mij uitdeelde – citaten uit interviews met me, kwistig van commentaar voorzien: ‘De antichrist heeft KH te pakken genomen. Zij gedraagt zich als een rotte kerkvrucht van de nonnen wat betreft de schijn.(…) Wie leest wat zij schrijft weet meteen dat haar hart in de hel is. Dat zij zich met demonen verheugt in lage lusten die het beest in het hart van de mens de vrije teugel laten.’ Et cetera et cetera.

Waar mensen zich mee bezighouden.

26/11

Kop in The Guardian: ‘Dutch book prize kept from winner’

(…) ‘The core of the issue, namely that the award is for Reve’s oeuvre and not for Schafthuizen, is simply being ignored,’ one of them, Kristien Hemmerechts, told the newspaper De Morgen. ‘In the future are we going to have to screen the laureate’s entire family before presenting the prize?’

Mr. Anciaux disagrees. The Brussels daily De Morgen quoted him as saying: ‘If some writers feel that Schafthuizen’s behaviour is not at issue then serious questions have to be asked about their social position vis-à-vis public opinion at large. Writers do not have the right to place themselves outside the community and occupy themselves solely with their literary powers. It is not acceptable for Schafthuizen’s sexual obsessions to be tacitly allowed to pass.’ [Maar Anciaux vindt dus dat met Schafthuizens gedrag wel rekening moet worden gehouden, en dat schrijvers zich niet buiten de gemeenschap mogen plaatsen. Het is onaanvaardbaar dat Schafthuizens seksuele obsessies stilzwijgend worden gedoogd.]

(…)

‘I do not trivialize paedophilia but I don’t condemn it either,’ Kristien Hemmerechts said. ‘You are a paedophile whether you want to be or not but of course I condemn child abuse. Did Mr Anciaux perhaps think that he was the only one?’

Nu kan ik in vrede sterven: mijn naam in The Guardian! (Hoewel: bij dat zinnetje over pedofilie – ‘Ik minimaliseer pedofilie niet maar ik veroordeel het ook niet’ – enige nuance niet misplaatst zou zijn. Ik veroordeel niet de pedofiel, wel de pedofiele handeling. Het zal je maar overkomen dat je als pedofiel bent geboren, en dat je dus nooit aan je verlangen kunt toegeven. Pedofielen die hun geaardheid onderdrukken verdienen onze nimmer aflatende bewondering. Zie bijvoorbeeld de lijdensweg en verpletterende eenzaamheid van Lewis Carroll, de alomgeprezen auteur van Alice in Wonderland. Maar sinds Dutroux is pedofiel synoniem met crimineel. Vraag me trouwens af of het woord ‘pedofiel’ op hem van toepassing is. Hij lijkt me gewoon een pervers, gestoord, sadistisch, kil klootzakje, dat niet in staat is in de ander een mens te zien. En dus kan hij die in een kelder opsluiten en verkrachten, uithongeren etc.)

28/11

Première van Heddy’s documentaire over een dorpje op acht kilometer van Sarajevo, dat in ’92 door Četnik werd overvallen. De mannen die het overleefden werden meegevoerd en in een kamp gestopt. Vervolgens werden ze in een bus gezet waarin granaten werden gegooid. Op de een of andere miraculeuze manier sukkelde een drietal mannen levend uit die bus, ook de jongeman die aan het begin van de film met vlakke stem het verhaal vertelt. Over de bus: ‘Naast mij lag een open schedel. Het was precies zoals in de biologieles.’ Wandelen door een dorp waar tachtig percent van de mannelijke bevolking is uitgemoord. Tachtig!

Heddy laat de weduwen praten aan de hand van de weinige voorwerpen die ze nog van hun geliefden hebben – een horloge, het gereedschap van de stukadoor van het dorp, wat foto’s, een schoolrapport. Een aantal van die spullen is bij de lijken in de massagraven gevonden. Nu heeft het dorp een kerkhof met voor elke dode een zuiltje. Een oude man die vroeger op feesten zong maar sinds ’92 geen noot uit zijn keel krijgt, vertelt bij elke zuil over de overledene. Die was zo en zo, hij hield van meisjes en pubs. Die was zo en zo, hij hield van appels en muziek.

Pakkende beelden van handen die schamele souvenirs koesteren. Kreeg er na afloop lange tijd niets uit. De hand van een vrouw die een deurstijl streelt omdat hij door haar man is gemaakt.

29/11

Vader Frank begraven. Gutsende regen. Bij thuiskomst vervolg van de never ending Reve-saga: verbitterd mailtje van Paul Koeck, berichtjes van Anne Provoost en Dorian. Een uur met Anne gebeld. Anne en ik het er allebei over eens dat we gefaald hebben wat communicatie betreft maar niet met betrekking tot de grond van de zaak, namelijk een krachtig signaal van protest en verzet te laten horen. Wij worden nu gepakt voor de manier waarop we hebben gecommuniceerd, alsof we een examen communicatie aan het afleggen waren. Enfin, Anne en ik hopen dat er uit Nederland versterking komt. Daar zijn ze hier tenminste gevoelig voor.

1/12

Traumatische dag: supermarkten gesloten en dat op een zaterdag. Het hele land veroordeeld tot een dag zonder moedermelk. Alle tieten staan droog. En staken!

Marc Hooghe in SdL over Thomas Mann:

Thomas Mann was echter een typisch kind van zijn tijd en van zijn omgeving, en hij hield zich perfect aan de burgerlijke en afstandelijke omgangsvormen van de Noord-Duitse bourgeoisie op het einde van de negentiende eeuw. Het was bovendien een gedragscode die hij zijn hele leven hardnekkig trouw bleef; in 1950 begon hij zijn lezing ‘Meine Zeit’ met de woorden: ‘Over mijn tijd wil ik tot u spreken, niet over mijn leven. Ik heb zelfs weinig of helemaal geen neiging om een autobiografische voordracht voor u te houden.’

Hooghe geeft als commentaar: ‘Tegenwoordig wantrouwen we een dergelijk streven naar distantie en zien we het als een aanwijzing dat mensen mogelijk iets te verbergen hebben.’

Mann had natuurlijk iets te verbergen, namelijk zijn homoseksualiteit. Hij was – tegen zijn geaardheid in – getrouwd en had een stuk of zes kinderen. Maar los daarvan vraag ik me af of je een gevoelsleven kunt zien als iets wat zich in alle geborgenheid of verborgenheid afspeelt – of je maw over iemand kunt zeggen/denken: ’t is een heel gevoelig mens, maar hij laat er niets van merken. Of: hij lijkt kil en afstandelijk, maar eigenlijk is hij heel warm. Nou, dat vind ik bullshit. Warmte is iets wat een mens uitstraalt. Gevoeligheid ook. Je zegt toch ook niet over een kacheltje: het voelt koud en kil aan, maar eigenlijk brandt het lekker.

Plus denk ik ook dat een gevoelsleven net zoals een intellectueel leven iets is wat je moet onderhouden en ontwikkelen. Als je dat in een hoekje in je lijf laat zitten, sterft het af. Blijkt trouwens uit wat Marcel Reich-Ranicki over de dagboeken van Mann opmerkt: dat hij (Mann dus) het daarin alleen over zijn constipatieproblemen had, en zijn wandelingen met de hond. Ben eerder geneigd om mensen van wie het gevoelsleven zo zelden het daglicht heeft gezien dat het nooit tot bloei heeft kunnen komen, emotionele analfabeten te noemen. Ze hebben – veelal – geen taal voor hun gevoelens. Les émotions, on n’en parle pas. En misschien geldt voor gevoelens ook wat men over ideeën zegt: dat taal er eerder de moeder dan de dienstmaagd van is.

Maar Hooghe blijft het voor Mann opnemen:

Het zou verkeerd zijn de afstandelijkheid van Thomas Mann enkel te interpreteren als een vorm van emotionele kilheid. Hij gaat in dit opzicht opnieuw terug naar de ideeën van Von Humboldt: als de werkelijke menswording veel introspectie vereist, impliceert dit niet alleen dat je andere mensen niet constant mag lastigvallen met je eigen perikelen (die kun je kwijt in een dagboek), maar ook dat je je niet voortdurend mag bemoeien met de introspectie van een ander. Het Bildungsideaal heeft daardoor iets stoïcijns: als de levenswandel en de denkbeelden van Klaus Mann uiteindelijk leiden naar zelfmoord, dan vereist respect voor die persoon in zekere mate dat je dat ook accepteert.

De afstandelijkheid van Thomas Mann heeft in zijn eigen ogen niets te maken met onverschilligheid of hovaardigheid, maar juist met een diep respect voor de individualiteit van elke persoon – of zoals hij het in 1939 uitdrukte in een lezing voor de studenten van de universiteit van Princeton: ‘De mens zelf is een geheim, en alle menselijkheid berust op respect voor het geheim van de mensen.’

Alsof je interesse voor de ander niet kunt combineren met respect voor zijn/haar anders-zijn! Maar het is wel een handig excuus. Je hoeft je nooit om iemand te bekommeren; je hoeft nooit echt op zijn/haar problemen in te gaan. Je bent nooit verantwoordelijk voor een anders emotioneel of psychisch welzijn. Je respecteert zijn ‘geheim’. Lees egoïsme voor stoïcisme? Gemakzucht?

De vrouw met de gong doolt opnieuw door mijn hoofd; de zwarte vrouw in het witte uniform en met de witte hoofddoek die in de eetzaal van een hotel ergens in de Kaapprovincie de maaltijd aankondigde door met een gong door het hotel te marcheren en er krachtig op te slaan. Etenstijd!

We zijn klein en wensen ons met het kleine te omringen; we spuwen op alles en iedereen die daar boven uitgroeit.

2/12

Vera tijdens koffietafel nav begrafenis Franks papa over mijn huilbui onlangs bij Frank thuis aan tafel: ‘Maar jij hebt zoveel verdriet, Kristien. Daar schrokken wij zo van, dat jij zoveel verdriet hebt.’

En daar stond ik dan met mijn mond vol tanden.

3/12

Discussie studenten tweede jaar Dora nav spanning tussen de kunstenaar als kunstenaar en de kunstenaar als mens, en of je om echt sterke kunst te maken eerst als mens geslaagd moet zijn. Maw kun je sterke dingen maken indien je je relaties met andere mensen – lees: je lief, je kinderen, je vrienden – hebt verknald. Tot mijn verbazing vonden de studenten van wel. Zelf verdedigde ik lange tijd het tegendeel tot ik mijn ongelijk moest toegeven: sommige grote kunstenaars stellen als mens niets voor; en omgekeerd natuurlijk.

Nog steeds lange mails heen en weer met Chris D. Benieuwd hoe lang we dit volhouden; heel kinderlijk bij momenten: welke muziek hoor jij graag en vertel een beetje over je kinderen; verrassende ontdekkingen zoals dat we allebei in de auto naar de BBC World Service luisteren. Heb zaterdag samen met Kathy naar Dieren in nesten gekeken. Had hem knapper verwacht. Kathy vond hem wel meevallen. Hoe absurd dat je iemand op tv kunt keuren en bestuderen. Vraag me af of hij live anders is.

4/12

Ben dagboek begonnen in te tikken. Werk nu aan twee kanten tegelijk aan dit ding: aan de kop en aan de staart.

5/12

Gisteren met Blake in Brussel naar Euro colour en Euro flavour op zoek geweest want hij moet voor The Guardian een stuk over de euro schrijven, liefst niet al te ernstig. Wat de mensen denken van de komst van de euro. En in welke mate ze voorbereid zijn. Eerst een book launch bijgewoond ergens in een hotel – presentatie van een biografie over Neil Kinnock. In ’92 heeft Blake een maand lang voor The Independent Kinnocks verkiezingscampagne gevolgd; reed mee met de bus die Kinnock en aanhang van meeting naar meeting voerde. De laatste grote nederlaag voor Labour. Lieve kop die Kinnock, en erg hartelijke, warme vrouw, Glennys Kinnock, die oprecht blij leek Blake na al die tijd terug te zien. Ook ik mocht handjes schudden. Daarna naar het bezette Luxemburgstation in de schaduw van het imposante nieuwe Europarlement, aka Le caprice des dieux, een David en Goliath-verhaal van een handvol mensen die het tegen de eu opnemen. Altijd grappig om te constateren dat anti-globalisten hun boodschap via een website verspreiden. Gegeten in het veel te dure maar trendy La Quincaillerie, en ten slotte de Greenwich en Lecocq. Blake vond dat ik me te veel uitsloofde om Brussel van zijn beste kant te laten zien. Besefte dat al de leukste plekjes door de Eurocrats zijn ingepalmd. Of tot bloei gebracht. Je kunt ze dat moeilijk kwalijk nemen.

In auto naar huis bizar verhaal op de radio over Pierre Boulez, die in Zwitserland drie uur ondervraagd is op verdenking van terrorisme. In de jaren zestig zou hij verklaard hebben dat alle opera’s zouden moeten worden opgeblazen. Vanmorgen gaf The Guardian een wat plausibelere verklaring: een Zwitserse criticus die een concert van Boulez had afgekraakt zou dreigtelefoontjes hebben ontvangen en de politie daarvan op de hoogte hebben gebracht.

Thuisgekomen, met Bart in bed gevallen, veel te weinig geslapen, en hop, opnieuw de trein in naar Brussel. Quelle vie, maar godzijdank niet saai. Van saaiheid en verveling verlos ons, Heer.

6/12

Gaan eten met Mark en alweer stond Reve op het menu. Mark die zich ergert aan het feit dat schrijvers impliceren dat ze recht hebben op een koninklijke uitreiking van die prijs. Mark die zich ergert aan de pretentie van schrijvers tout court, terwijl een schrijver – volgens hem – niet meer of minder entertainer is dan een televisiemaker of liedjesmaker. Mark die slechtgehumeurd is.

Het kluwen van misverstanden wordt met de dag onontwarbaarder. Wij vinden helemaal niet dat schrijvers recht hebben op een koninklijke uitreiking. Die hoort gewoon bij die bepaalde prijs. Zat te denken hoe ze dat in Engeland doen. Van kunstenaars ‘sirs’ maken. Sir Paul; sir Elton. Toch ook maar ‘liedjesmakers’.

Van ellende bij thuiskomst nog snel een paar glazen wijn gedronken; vervolgens naar nieuwsbeelden gestaard; vervolgens gaan slapen. Lichte kater nu. Allemaal door die Reve.

Vergadering van wijkcomité over het gedicht van Herman dat permanent op de brug zal worden aangebracht. ‘Onder de stenen brug, lag ze op haren rug, pam pam pam pam en broekske gescheurd, ge moet niet vragen wat daar is gebeurd.’ Liedje dat Herman dikwijls zong als we onder die stenen spoorwegbrug liepen. En nu zal hij daar niet liggen maar hangen.

Gisteren erg van plan geweest om mijn ontslag op KUB in te dienen – als ik maar wist wat de goede beslissing was. Zin in luie, lege periode. Zitten denken aan zinnetje dat ik vaak te horen krijg: You try so hard, Kristien. Uitslovertje KH. Nog altijd willen bewijzen hoe goed ik ben; of beter: dat ik goed ben; of domweg mijn best willen doen zoals ze ons dat vroeger op het hart drukten: je moet goed je best doen, mooi je bordje leegeten en flink zijn; braaf en flink. En iedere dag een goede daad. Of ik altijd zo braaf ben geweest is zeer de vraag, maar flink, daar hoeft geen twijfel over te bestaan. En wat zal ik op het einde van mijn leven daarvoor krijgen? Een speldje? Een blinkende medaille?

Hoe zegt mijn vadertje dat ook weer? Dan breekt de tijd aan dat je spijt hebt van de zonden die je niet hebt begaan. En dan lacht hij. Stout-jongetje-papa.

7/12

Opgestaan met verse moed. Vaste uitspraak van Griet – de buurvrouw die we onlangs hebben begraven: dat een weduwe moed/t moest hebben. Met d/t. Arme Griet. Maar ze was moedig.

Gisteren in Wilrijk mijn witte-neushoorngedicht voorgelezen. Over liefde die de witte neushoorn is van het menselijke hart. Ik vertel dan altijd dat het mijn ene gedicht is en dat ik helemaal geen gedichten kan schrijven en er daarom vreselijk trots op ben. Dat het misschien zelfs geen gedicht is. En hoe ze – als ze ooit een gedicht willen schrijven – gewoon een lange zin in stukken moeten hakken. Dan lachen de mensen en na afloop applaudisseren ze. Altijd en gegarandeerd. Het ‘gedicht’ is voor Bart geschreven, natuurlijk. Of over Bart.

Maar het allermooiste is
twee mensen die van elkaar houden.
Dat is uitzonderlijker dan je denkt.
Liefde is de witte neushoorn van
het menselijke hart.

Misschien is dit de test.
Snuffel aan je vriend, vriendin,
ouder, kind, geliefde,
en zeg me of je houdt van wat je ruikt.

Wil je neus nog dieper in die huid?
Gaat hij brutaal op zoek naar oksel?
Dat is de ultieme test. De okseltest.
Jij en ik zijn van hetzelfde zweet, hetzelfde bloed.

Het heeft met nest te maken.
Met gulzig lachen en huilen,
en domweg graag zien.
Thuis zijn. Willen bijten in.

In Nederland komt dan altijd wel iemand de tekst vragen ‘omdat het zo herkenbaar is’, ooit ook een vrouw die het met haar vriend had uitgemaakt omdat ze een hekel aan zijn geur had. ‘En weet u,’ zei ze, ‘dat heb ik hem niet durven zeggen.’

Daarna het verhaal over die deur gelezen, het verhaal dat begint met een zin die in het Engels bij mij was opgekomen en waarvan ik dacht dat ik hem nooit in het Nederlands zou kunnen gebruiken. ‘The real problems started the day my father fell in love with my mother.’ – ‘De problemen begonnen op de dag dat mijn vader op mijn moeder verliefd werd.’ En dan zeg ik: deze tekst heb ik in opdracht geschreven van een bedrijf dat deuren maakt. Ze hadden maar één voorwaarde: er moest een deur in voorkomen. En dan lachen de mensen. En ook bij het zinnetje: ‘Ze bloost en ze snottert en ze snuit haar neus met wc-papier’ lachen ze altijd. Nou ja, er zijn zalen die NOOIT lachen.

Piet – die de avond presenteerde – erg lief, én trots op zijn Hugo Boss-T-shirt. Teddybeer Piet. Met Bernard over ontslagplannen gepraat. Het punt is dat ik er niet meer in geloof, zei ik. – Dat is erg, zei hij. – Ik weet het, zei ik. Punt is ook dat ik eindelijk wil afstuderen. Poort van de universiteit achter me dichttrekken. Nooit meer examen afleggen. Want zo ervaar ik hoorcollege geven toch dikwijls.

Bernard ook over dagboekpublicatieplannen verteld. Bernard schrikt daar dan heel hard van. Altijd veel voorzichtiger dan ik, Bernard. Destijds met Taal zonder mij ook erg bezorgd over mogelijke negatieve reacties, vooral op het tweede, erg persoonlijke deel. Op aanraden van hem die brief aan Herman in de derde persoon proberen te herschrijven, maar dat wrong en dus heb ik het maar zo gelaten. Volharden in de boosheid, of beter: in de kwetsbaarheid. Lang ook over schizofrene mensen gepraat – mensen met twee zielen in hun borst, die je dus niet van hypocrisie kunt beschuldigen want ze zijn zowel de ene als de andere. Ze hebben een januskop, en zijn zoals het weerhuisje: nu eens staat het mannetje buiten, dan het vrouwtje.

8/12

Maandag verhuizen mama en papa naar hun appartement en kan ik in principe nooit meer in het huis waar ik zelf twintig jaar heb gewoond en waar ik hen altijd heb weten wonen. Het ouderlijk huis, zoals men dat zegt. Sinds 1953 wonen ze daar. Bijna vijftig jaar. Zit me de hele tijd af te vragen of ik niet voor een laatste keer naar het huis zal rijden om door de kamers te lopen. Maar het punt is natuurlijk dat ik niet in dat huis hoef te zijn om er te lopen. In mijn hoofd vind ik er tot mijn laatste ademtocht feilloos en blindelings de weg.

Herwig mailde daarnet foto’s die hij van verschillende hoekjes in het huis gemaakt heeft. Het mailtje heette: herinnering.

Kathy getoond waar alles ligt voor het geval ik niet uit Madagaskar zou terugkeren. Maar jij komt terug, mama. – Ja, ik kom terug.

Daarnet telefoon van ex-KUB-studente – nu eerste licentie UIA. Of het volgens mij mogelijk zou zijn om een feministisch-narratologische analyse van Prousts A la recherche du temps perdu te maken. – Mais bien sûr, zei ik. – En van Kafka’s Der Prozess? – Ook. En de diepe dankbaarheid dat ik me zelfs nooit meer zal hoeven af te vragen wat precies met een feministisch-narratologische analyse wordt bedoeld. Uitgelatenheid zelfs.

10/12

Vrieskou. Eindelijk.

World Service onderweg naar Diksmuide. Rechtszaak in Frankrijk. Ouders van gehandicapte zoon die een fors bedrag hebben gekregen bij wijze van schadevergoeding omdat ze de jongen zouden hebben geaborteerd indien de artsen tijdens de zwangerschap zijn handicap hadden gedetecteerd. Het geld was trouwens ook voor de jongen. Beetje unfair commentaar van de BBC: ‘It implies the boy is unlucky to be alive.’ Het betekent gewoon dat die ouders een massa onkosten hebben vanwege de handicap. Dat ze voor hem een spaarpotje willen aanleggen want ooit komt de dag waarop zij niet meer voor hem kunnen zorgen. In elk geval een heikele kwestie. Mooi interviewtje met vader van negenjarig meisje met syndroom van Down, over hoe leuk ze was en over hoe goed ze het deed en hoe ze soms zelfs grapjes over haar handicap maakte. Als hij haar bijvoorbeeld vroeg om iets te halen, zei ze: ‘I can’t, I’ve got Down’s syndrome, you know.’ Wat er precies met die Franse jongen aan de hand was, kwamen we niet te weten. BBC leek te willen suggereren dat in het barbaarse Frankrijk alleen perfecte kindertjes in leven mochten blijven, terwijl in het humane Engeland…

In Diksmuide toevallige ontmoeting met een vriend van Jo en Rika. Herinneringen aan Tineke. En Hanne, haar nu zeventienjarige zus, die geboren werd op de dag waarop mijn Rob stierf.

11/12

Het kistje van Tine op de grond in haar slaapkamer. Kathy’s angst dat Steve en ik misschien liever hadden gehad dat Rob of Ben was blijven leven. Als we hadden kunnen kiezen. Me afvragend of Hanne zich ook met die vraag foltert – of haar ouders liever Tine in leven hadden zien blijven dan haar. Wilde, irrationele angsten die slechts met eindeloos veel liefde en geduld uit iemands hoofd en hart kunnen worden gedreven. En dan nog.

Kathy’s gevoel dat ze die dode kinderen moet compenseren. Drie kinderen moet zijn.

Op BBC een interview met de broer van Ethel Rosenberg, die vijftig jaar na dato heeft toegegeven zijn zus te hebben verraden om zijn eigen huid en die van zijn vrouw en kinderen te redden. Ethel werd veroordeeld omdat ze ten gerieve van de Russen atoomgeheimen op haar Remington zou hebben uitgetikt. Van meer werd ze niet beschuldigd. Maar ze zou dus zelfs die brief niet hebben getikt. Vandaag verklaart haar broer: ‘Ik heb haar de brief niet zien tikken. Ik weet niet wie hem heeft getikt of waar hij werd getikt. En nee, ik heb nergens spijt van. Ik zou het opnieuw doen, indien nodig.’ Hij was naar het schijnt haar lievelingsbroertje – de jongste van de familie.

Ik kan dat niet: patiënt zijn. Van ‘pati’: lijden, ondergaan. The suffering patient. Een tautologie. Dat is wat ik het minst van al begrijp: dat Veerle nu al vierentwintig jaar patiënt is. Meer dan de helft van haar leven.

Prettige afrondende juryvergadering voor gedichtendag. Ironisch genoeg zijn er drie dichters verkozen die bevriend zijn met een jurylid – Joke van Leeuwen, vriendin van Bart (Moeyaert); Leon, vriend van mij; Menno Wigman, bekende van Onno (Blom). MAAR in de drie gevallen is die dichter niet door het bevriende jurylid gepusht. Ik heb voor Joke gepleit, Bart voor Menno, en Onno voor Leon.

Mooi gedicht trouwens van Leon. Wat mij betreft zonder enige twijfel het mooiste van de drie:

Hostie

In de waan dat ik dit schrijf
En in de hoop dat jij dit leest
En in de wanhoop dat dit lijf
Zich enkel droomt wat is geweest
Leg ik de boeken neer vandaag.

Het is nu middernacht. De vraag
Wat ik hier aan moet met mijn botten
Gaat nu slapen in een pil,
Een hostie die mij zal verlossen
Van jouw afwezigheid. Wees stil.

Onno tegen mij: jij hebt een sterk ontwikkelde geldingsdrang.

Ik: ?

12/12

Benno en ik zeer verzoend. Heerlijk is dat. For I’ve known him a long long time.

13/12

Vandaag op unif aangekondigd dat ik de twee jaar loopbaanonderbreking waar ik recht op heb, wil opnemen. Toch niet uit rancune, vroeg Jef angstig. – Nee, nee, zei ik. Er zijn natuurlijk negatieve ervaringen, maar de balans is positief. Hij zei: ik zal je missen, en ik kon zien dat hij het meende, en ik wist dat ik het ook allemaal zou missen maar tegelijkertijd voel ik me vederlicht. Eindelijk vakantie!

Het liefst zou ik een maand slapen. Huilen en slapen. Al het verdriet eruit laten lopen. Kom maar, verdriet, ik ben niet meer bang van jou, want ik ben sterker en jij bent niet meer zo hoekig en wrang.

‘Between 70 and 80 children are murdered each year by their mother or father, and 10% of all homicides are by the victim’s parent.’ Nav een man die zijn vrouw en hun twee kinderen vermoord heeft. Hij kan ook niet verklaren waarom. Het punt van het artikel is dat niemand erover wil praten en dat er ook in de kranten weinig aandacht aan wordt besteed. Het is te erg voor woorden. Brute pech voor de ouders van de vermoorde vrouw – en grootouders van haar vermoorde kinderen – die er iedere dag en nacht mee moeten leven. De lijken zijn door de vader/grootvader gevonden. Hij had al een tijdje niets van zijn dochter gehoord en was ongerust naar haar huis gereden. De stank hangt nog altijd in zijn neus.