8/3

Veel verontrustends in de krant over mishandeling vrouwen. ‘Geweldpleging op vrouwen wijdverbreid.’ Maar het woord feminisme is vies. Niemand wil zich nog feministe noemen. Mijn hoofd barst dan van mezelf opgelegde zwijgplicht. Mensen willen het niet weten, het gebeurt elders, wij hebben er niets mee te maken, laat ons met rust. Goede dag om mammografie te laten maken. En om te vernemen dat alles in orde is. ‘Maar u hebt wel een kistje in de linkerborst, mevrouw.’ – ‘Moet dat eruit?’ – ‘Nee, mevrouw, de kans is groot dat het vanzelf verdwijnt.’

Op weg naar krantenwinkel Frank Focketyn en Tania Van der Sanden tegengekomen. Stonden achter het station op producent In de gloria te wachten. Allebei in hun rol, in hun typetje. Ze moesten een koppel gaan spelen dat in het openbaar seks heeft. Hadden nog niet besloten waar. Overwogen de riolering. Onder het rooster over zo’n gat in de goot. Tania zal meespelen in toneelversie van Taal zonder mij. Ze had een pruim in haar hand die ik er al gesticulerend twee keer bijna uitsloeg, wat volgens haar betekende dat we het goed met elkaar zouden kunnen vinden. Tania ziet er in ‘het echt’ ouder uit. Ik waarschijnlijk ook.

Idee voor toneelstuk. Of althans voor een eerste scène. Een man en een vrouw. Man staat op een ladder, vrouw houdt ladder vast. Man is bezig een touw waarin een lus is geknoopt aan een haak te bevestigen. Hij trekt eraan om te zien of het wel stevig vastzit. Hij komt van de ladder af, raapt een opengeslagen boek op en leest er hardop uit voor: ‘En ten slotte controleert men of de lus wel soepel open- en dichtschuift.’ De man gaat opnieuw de ladder op, probeert tevergeefs de lus dicht te trekken, zucht. ‘Hij schuift niet.’ Man en vrouw kijken elkaar verslagen aan. Vrouw pakt handboek op, leest instructies ivm het knopen van de lus et cetera et cetera. Het probleem wordt uiteindelijk verholpen en man en vrouw bewonderen hun werk.

Man: ‘En als ze nog eens begint, dan zeg je gewoon: doe het dan.
Niemand houdt je tegen. Alles staat klaar. Je hoeft maar op de ladder te klimmen, je hoofd door de lus te steken, en te springen.’
Vrouw: ‘En volgens jou…’
Man: ‘… zal ze het dan niet doen.’ (Neemt opnieuw het handboek ter hand.) ‘In negen van de tien gevallen is zelfmoord een roep om aandacht. Een noodkreet.’
Vrouw: ‘Laten we de ladder staan of zetten we hem weg?’
Man: ‘Wat denk jij?’
Vrouw: ‘Hij staat daar wel een beetje in de weg.’
Man: ‘Ze mag ook niet denken dat we willen dat ze het doet.’
Vrouw: ‘Nee, maar we houden haar niet meer tegen. Of we doen alsof.’

Bedoeling is dat de lus het hele stuk blijft hangen, en dat iedereen om beurten er zijn hoofd door steekt. Of iemand zich uiteindelijk effectief opknoopt, weet ik niet. Het stuk mag zeker niet tragisch zijn. Hooguit tragikomisch. Misschien woedt er een zelfmoordepidemie in de buurt. Belt er iemand aan die hun lus heeft zien hangen en wil gebruiken. Bereid is ervoor te betalen zelfs. Wat ook zou kunnen is dat ze die persoon dan gevangenhouden, en dat niemand nog naar buiten mag tot de lus is gebruikt (zoals vroeger op school de hele klas werd gestraft tot de schuldige had bekend).

Thalys naar Amsterdam – reliekenlezing in Nieuwe Kerk. Ik zit bij een gezin: vader, moeder, twee zonen, één dochter. Lijkt iets van vroeger. Dochter mooi, sensueel, plus min vijftien. Zonen dertien en elf, schat ik, met discman en computerspelletjes. Moeder met boek (Maeve Binchy), vader met tijdschriften. Op tafeltje tussen hen fles limonade, broodjes, koekjes. Rustige mensen, alle vijf. Kinderen in puberteit – op jongste na – maar niet destructief of agressief. Het soort gezin waar Kathy zo graag deel van had uitgemaakt en waarvan ik claustrofobisch werd.

In een opwelling bij Heddy aangebeld. Had haar meer dan een jaar niet gezien, maar na een uur zaten we alweer plannen voor een film te maken. In elk geval weten we nu dat we niet moeten proberen om samen te schrijven. Ik moet gewoon iets op papier zetten, en dan moet zij erop reageren. Leuk te horen dat de VRT in De juiste maat [korte film op basis van een scenario van Heddy en mij, geregisseerd door Heddy en geproduceerd door de NPS] geïnteresseerd is. Vertelde Heddy over mijn zelfmoordidee voor toneelstuk. Zij meteen enthousiast. Voelde opnieuw de oude kick. Adrenaline rush. Ook slecht nieuws. Johan van der Keuken is op 7 januari gestorven. Had dat bericht gemist vanwege in Cuba.

Heddy en ik waren het roerend eens over waarom het tussen ons fout was gelopen: twee keikoppen. Kort na Hermans dood stelde ik mij dienstbaar op (zie scenario De juiste maat én eerste versie Framed), maar hoe beter/sterker ik werd, hoe meer ik mijn wil doordreef. Ik vertelde haar ook dat ik het verhaal van ‘ons’ scenario had willen gebruiken, maar dat het dus mijn verhaal niet was en ik er niets mee kon. Zij blijkbaar ook niet. Niet haar verhaal en ook het mijne niet. Van wie dan wel? Maar allebei hebben we er iets uit gestolen, zij voor een film, ik voor een boek. Knipoogjes noemden we het.

9/3

In zelfmoordstuk ook mensen laten optreden die willen vliegen. Van de aarde weg, maar met heel andere connotaties. Sprong naar vrijheid ipv dood. Misschien is dat zelfs het misverstand tussen ouders en dochter. Of dochter en haar vriend.

Bizar moment tijdens lezing nav korte verwijzing (van mij) naar Beeldenstorm. Vrouw steekt hand op. ‘Ja maar, mevrouw Hemmerechts, u beseft toch dat die beelden werden vernietigd omdat het om afgoderij ging?’ Afgoderij. Lang geleden dat ik dat woord had gehoord. ‘Wel,’ zei ik diplomatiek, ‘of iets afgoderij is of niet is een kwestie van perspectief.’ Ook een pleidooi van iemand uit de zaal ter verdediging van de ongelovige Thomas die niet zo ongelovig zou zijn geweest. Zucht zucht. Alsof iemand ooit kan achterhalen wat die Thomas werkelijk heeft gezegd en gedaan. Alsof het daarom gaat. Het gaat om het idee. Om dat waarvoor hij staat. Het willen zien. Het eisen van tastbare bewijzen. Het vertrouwen op je ogen. Iemand anders zei: ‘Maar het gaat toch om de emotie die je daarbij krijgt.’ Kippenvel krijg ik van zo’n opmerking. De emotie. Op zijn Hollands uitgesproken. Emotsie. Maar die heb ik natuurlijk niet.

Krijg recensie binnen van uitgeverij waarin iemand De kinderen van Arthur ‘een niet onverdienstelijke roman’ noemt. En u, mevrouw die dit schrijft, wat voor verdienstelijks of onverdienstelijks hebt u in uw leven gepresteerd?

11/3

Druilerige zondag. Zacht weer voor de tijd van het jaar, zeggen de mensen. Pijn in mijn lies. Aan beide kanten. Heet dat dan ‘in mijn liezen’? Heb dat wel vaker. Vraag me af wat het betekent. Op zijn minst kanker. Voor minder lijden we niet. Adagio van Albinoni. Plaat van papa. Gisteren alle platen die ik van hem heb gekregen – zijn platencollectie dus – eindelijk uit hun dozen gehaald en bij mijn platen gezet. Platen die ik als kind heb gehoord. Heerlijk om ze in huis te hebben. Ook de eeuwenoude kerstplaten die bij elke kerst in huize Hemmerechts werden gedraaid. Die kan ik nu opzetten wanneer ik wil. Wat me op het gesprek brengt dat wij allen gisteren bij Leen en Leon hadden – wij allen zijnde Leen en Leon dus, Eric en Winnie, Bart en ik – over mijn geprivilegieerde jeugd, waarmee mensen altijd bedoelen dat ik opgegroeid ben in een huis met cultuur, zijnde boeken en platen, en wat een immense voorsprong mij dat heeft gegeven tegenover allen die in arbeiderswoningen zijn geboren en getogen, de kindertjes die een heroïsche strijd hebben moeten leveren om boeken te mogen kopen en vervolgens een nog heroïschere strijd om ze te mogen lezen, terwijl ik, verwend nest, ze voor het grijpen had. De hele westerse beschaving met de moedermelk meegekregen. De moedermelk en het vadersperma. Ik overdrijf het allemaal een beetje en zet het in de verf, maar hoe dikwijls heb ik deze hartverscheurende verhalen over een jeugd in de sloppenwijken niet mogen horen. Reageerde zoals altijd nogal heftig want wat weten die mensen in ’s hemelsnaam over mijn jeugd? Maar goed, er waren boeken en er waren platen, en wij werden aangemoedigd om die boeken te lezen en de platen te beluisteren, en tijdens zomervakanties in Italië bezochten wij in de blakende zon menige archeologische vindplaats of stonden wij langdurig voor schilderijen van Rafaël, Titiaan of Tintoretto te wachten op de esthetische ontroering die ons vast zou overvallen. Die mannen keken niet op een tube verf! Als je al hun schilderijen naast elkaar legt, kun je minstens een keer de wereld rond. Wat ik misschien bedoel is dit: dat mensen uit zogeheten geprivilegieerde gezinnen ook met een en ander af te rekenen hebben, maar dat verhaal kan niet worden verteld want zíj hadden het toch zo gemakkelijk. Zij gingen weleens naar een concert, als hun vader via zijn werk vrijkaartjes voor het Festival van Vlaanderen had gekregen. (Mama die zich voor de spiegel staat op te maken omdat ze zo meteen met papa uitgaat. Die een handdoek over haar schouders heeft gelegd om geen vlekken op haar jurk te maken. Haar avondjurk. Braaf zijn, kinderen. Braaf zijn, kinderen. Braaf zijn, kinderen.)

Bart – zoon van een veldwachter, ook ‘het gardejoenk’ genoemd – superlief. Zit hier met een glimlach op de lippen, maar heb geen zin om de oorsprong van die glimlach ‘aan mijn dagboek toe te vertrouwen’, ook al omdat de adequate woorden me ontbreken. Woorden die niet gênant zijn. Of sentimenteel. Of kasteelromannerig.

Gisteren aan tafel af en toe aan een zin van Rinckhout [Eric, die dus ook aan tafel zat] over ’s Nachts gedacht, de bundel korte verhalen waarmee ik mezelf bij Weverbergh heb vrijgekocht. Dat ik op een erg klein pianootje speelde. Heb me dikwijls afgevraagd of dat waar is. En of het per se iets negatiefs is. Het was negatief bedoeld, zoveel is duidelijk.

12/3

Het leven kent zijn bizarre momenten. Tone Brulin die hier aanbelt, eruitziet als kabouter Plop – witte baard, witte kop haar – en advies van mij wil ivm het plaatsen van een artikel over een zekere Wilson Harris, die op 29 maart aan de universiteit van Luik een eredoctoraat krijgt. Want hij zou niet weten waar hij met zijn artikel naar toe moet. Artikel is met de hand op A4-vellen geschreven. Telefoon gepakt, Frank gebeld, die zegt: stuur maar op. Ik gaf Brulin de raad iemand te zoeken die zijn tekst voor hem tikt en doormailt. Sprak hem nu eens met ‘jij’, dan weer met ‘u’ aan. Eén jaar jonger dan mijn vader en nog steeds op pad. Ik ben al dertig jaar vergeten, zei hij. Hij was net terug uit Japan waar hij een toneelversie van Mariken Van Nieumeghen wil gaan brengen. Daar staat mijn verstand dan even bij stil. Mariken Van Nieumeghen in Japan!

Weet je wat het ook is, bedenk ik terwijl gedachten aan dit en aan dat, aan deze of gene, me door het hoofd flitsen, je kunt niemand helemaal vertrouwen. Misschien ook jezelf niet.

Soms, ondanks de grote vrijheid die we elkaar laten, het gevoel van een machtsstrijd tussen hem en mij. Dat hij, al ben ik de bekende madame, de schrijfster, de docente, de man wil zijn. Degene die de broek draagt. De lakens uitdeelt. De bevelen geeft. Gehoorzaamheid eist. En aan wie ik mij – soms – onderwerp.

‘Maar zou het ook niet kunnen dat hij te veel schrijft?’ Aldus sprak Eric Rinckhout tot mij aan tafel bij Leon. ‘Hij’ was/is Barry Unsworth, aanleiding was zijn jongste roman over Nelson, niet Mandela, wel de generaal. Ik noemde die roman maakwerk, degelijk maakwerk. Louter ratio en research. Na twee hoofdstukken kun je de rest zelf invullen. Waarop Eric zijn opmerking plaatste en ik in de gordijnen kroop want dat wordt ook dikwijls over mij gezegd, zum Beispiel door Eric. Niet bepaald verstandig om uitgerekend met Eric over het recenseren van boeken te praten. Bart noemt ons (mijn vrienden) dikwijls te kritisch, waarop ik dan weer: ‘Ja, maar dat is ons beroep.’ Professioneel kritische mensen. Maar daarmee maken we het onszelf en elkaar niet makkelijk, want wij zijn dus ook erg kritisch tegenover elkaar. Frank durft zelfs geen roman van me te lezen uit angst dat hij hem misschien niet goed zal vinden.

Daarnet versie twee van deel twee van nieuwe roman voltooid. Ook van deel één is er al een versie twee, van deel drie is er een erg ruwe eerste versie, voor vier zijn er niet meer dan notities, maar het ding staat in de steigers en zal er ooit wel komen. Allicht en met wat geluk is er tegen het najaar een leesbare versie klaar. Zit strop met titel. Denk aan Witte sokjes, of Karen, of Kwartet. Als ik die drie hier zie staan, hou ik het meest van Witte sokjes. Denk ik.

13/3

Verontrustende droom waarvan ik me uiteindelijk alleen het slotbeeld herinner, namelijk Bart die voor me staat, me recht in de ogen kijkt, en langzaam zijn onderbroek naar beneden trekt, zodat ik zijn grotesk grote – vooral dikke – penis kan zien. Een wanstaltig ding waarvan ik me als ik wakker ben afvraag of het niet eerder een drol dan een penis was. Maar wat wil dit alles zeggen? Dat ik ergens – deep down – tegen Barts lijf weerzin voel? Héél deep down dan.

Twee vreemde brieven bij de post. De ene over Een zuil van zout. Meisje van zeventien dat het met haar moeder én haar lerares over de interpretatie van het slot oneens is. Ben geneigd om de moeder en de lerares te volgen. Of zal ik diplomatiek beide partijen gelijk geven?

Vervolgens een brief van een man die in 1993 een boek heeft gepubliceerd met ‘Honderd vooroudertafels van bekende Vlamingen’ en nu ook een vooroudertafel van ‘wijlen mijn echtgenoot’ wil opnemen. De man vermoedt dat ik geen bezwaar zal hebben tegen publicatie. Helaas vergist hij zich. Pipo wil ook een foto, of een gedicht, of een herinneringsbeeldje ‘voor de illustratie’. Laat me toch met rust.

In The Guardian een verdediging van Tierney Gearon, de fotografe die foto’s van haar kinderen maakt en tentoonstelt, oa in de Saatchi Gallery. Dankzij een haatcampagne van The News of the World moeten die foto’s nu verwijderd worden vanwege obsceen. TG schrijft: ‘I think that the pictures are incredibly innocent and totally unsexual. (…) I don’t see how you can see anything but the purity of childhood.’ Wel, mijn beste TG, die foto’s zijn niet obsceen, maar jouw kindertjes zijn wel sensuele wezens en dat laten die foto’s zien. Goddank staat er ook een artikel naast over ‘The myth of childhood innocence’ van de parents editor, die de lezers van The Guardian meldt: ‘Their innocence – de onschuld van kinderen dus – is our construction. (…) Our son (5y) is fascinated by sex and nudity.’

En wat heeft KH hierover te melden: natuurlijk zijn kinderen seksueel en sensueel, maar dat geeft ons, ouwe rakkers, niet en nooit het recht om daar iets mee te doen. Moet plotseling denken aan foto’s van Laura – 2 jaar of zo – hier in de tuin. Lolita-foto’s als dat kan worden gezegd van een 2-jarige. Misschien moet eerst maar eens worden nagedacht over de betekenis van het woord onschuld. Ja, Kristien. Zeker, Kristien.

But at my back I always hear Time’s winged chariot hurrying near [heel bondig en vrij vertaald: de tijd zit me op de hielen] – Andrew Marvells schitterende of zelfs sublieme To His Coy Mistress. Dikwijls mijn gevoel de laatste tijd. Dat ik die roman – die ik misschien Kwartet voor Karen zal noemen – wil afmaken, en dat ik daarna wil proberen dat toneelstuk te schrijven, en dat ik dus ook dit dagboek wil uitgeven. Shall I be granted sufficient time?

Ook het besef veel te weinig van mijn jeugd te hebben genoten. Maar wie was er toen met wie ik had kunnen genieten?

Eigenlijk vulden we elkaar goed aan. Herman toch altijd een beetje de voyeur, ik de exhibitionist.

Zittend op de pot schoot de volgende zin me door het hoofd: ‘Ik ben mijn kakkende lijf beu.’ Of beter: ‘Ik ben het beu te moeten kakken.’ En vervolgens bedacht ik dat dit soort overpeinzingen in een dagboek worden genoteerd. Journal intime. En noteerde ik ze in dit dagboek.

Weer veel te streng voor studenten geweest. Denk ik. Maar wat moet een mens anders? Hun zeggen hoe fantastisch hun werk wel is, als het dat niet is?

Toch moeilijk soms om te begrijpen waarom mensen zich zo aan het leven vastklampen; waarom ze op een bepaald moment niet berusten in hun dood, zelfs niet zeggen: ja, dood, kom maar. Want soms lijkt het alsof ik dat wel zou willen, heel rustig, zonder tragiek. Laat het nu maar afgelopen zijn. Ben een beetje moe. (Besef met een glimlach dat ik vanmorgen nog bang was dat me niet genoeg tijd zou zijn gegund. Do I contradict myself? Yes, I contradict myself.)

Absoluut niet tevreden over mezelf.

15/3

Ogen gaan zienderogen achteruit. Kun je dat zeggen, ogen die zienderogen achteruitgaan? Denk het eigenlijk wel. Hoe dan ook, heb pas op 11 mei een afspraak met de oogarts. 11 mei, for heaven’s sake. En ze doen nog eens pijn ook, die ogen van me.

Katje gisteren twintig geworden. Besef hoe bijzonder dat is. Mijn enige overlevende kind twintig! Oud genoeg om zelf kinderen te krijgen. Berichtje van Steve op antwoordapparaat. Lieve stem.

Zou soms willen dat Bart iets guller met lof was. Zoals vandaag. ‘De ogen van de dingen’ in SdL. Aangekondigd op voorpagina. Ben daar dan godverdomme trots op. Mis dan iemand die met een brede lach zegt: well done, Kristien. Good for you. Mijn ouders zijn daar blij en trots om, en ja, Herman zou dat ook geweest zijn. Hij kon dat vieren met bloemen, of een etentje, of een fles champagne. Nu toch sterk het gevoel het allemaal alleen te moeten doen. De dingen schrijven. Blij zijn als ze geplaatst worden. Mooi geplaatst worden. Lonely at the top, madame. Miche kan dat ook. Die kan stralen en trots zijn als het mij professioneel goed gaat. Goddank wel een aantal aardige mailtjes over het stuk.

Believe it or not, maar daarnet opgewekte stem aan de lijn, een of ander Amerikaans bedrijfje, en of ze met de heer HdC konden spreken. ‘He’s been dead nearly four years!’ Waarop ik de hoorn neergooide.

16/3

Gisteren grote print van naaktfoto gekregen. Stephan kwam hem zelf brengen. Plotseling hield ik er niet meer van – van de foto, bedoel ik. Wist ook waarom: ik heb er geen kop op. Geen ogen, geen mond. Alleen lijf. Harde knoppen van tepels vanwege de kou. Later op de dag kreeg ik van Emile een dik pak foto’s van Bert Nienhuis – foto’s van mijn kop, mijn lachende kop. Flatterende foto’s in sterk contrast met Stephans strenge, meedogenloze naakt. Kreeg zin om mezelf een kop te geven, om een foto van Bert op die van Stephan te plakken. Collage KH.

Bart opnieuw chauffeur, eerst naar Amsterdam, dan naar Soest. Tijd om te praten, tijd om te zwijgen. Heftige discussie over de tuinman die ik had laten komen om 1. de bladeren – natuurlijk compost! – bij elkaar te harken en 2. de tuin met chemisch spul te bemesten. Bart tweemaal woest. En dat voor iemand die zichzelf Agalever noemt! Ja, Bart. Zeker, Bart.

Afspraak met Emile in een chic restaurant ergens op een 23e verdieping. Amsterdam aan onze voeten. Praten over dit en dat, ook en onvermijdelijk over Brouwers en Onno Blom. Emile geïrriteerd over het feit dat het als voorpaginanieuws werd gebracht (‘Brouwers in opspraak’ [nav vermeend plagiaat; aantijging zou erg gauw volstrekt onterecht blijken te zijn]), wrevelig tegenover Frank (‘Hij wilde een scoop’), wiens verdediging ik uiteraard opnam (‘De hoofdredactie heeft het op de voorpagina gebracht, niet Frank’) zodat ik me op den duur voor de hele idiote affaire mee verantwoordelijk voelde. Durfde Emile niet meer te vragen of hij mijn tekst in SdL had gelezen (allicht niet, hij zal wel iets anders aan zijn hoofd hebben gehad), en kon vervolgens nauwelijks een woord uitbrengen toen ik het over mijn ‘work in progress’ wilde hebben. Achteraf Bart sussend en relativerend, waarop ik me in stenen stilzwijgen hulde, want NIEMAND begreep me (ik ben nu weer 14). Hotelmeneer in Soest stug, dus ik ook, wat Bart niet ontging (‘Het lag aan jullie allebei’). Ik denk: trek nou eens gewoon partij voor mij. Bart zet de televisie aan (Terzake over andermaal Jeroen Brouwers); ik lees in bed. Af en toe kijkt Bart met een diepe frons naar mij; ik zie hem denken: waarom komt ze niet bij me zitten, maar hij zwijgt, en ook als ik in bed een halve meter afstand hou, zegt of doet hij niets, zodat ik goddank uit mijn niemand-begrijpt-mij-en-ik-zwijg-voor-eeuwig-put kruip en hem kus en hij lacht. Maar nooit zal hij kunnen inschatten hoeveel het van mij vergt om uit die put, die stilte, die wat dan ook te breken. Seconden voor dat bevrijdende moment, las ik pijn op zijn gezicht en wist ik: ik wil die man geen pijn doen; ik wil hem niet verliezen; ik wil wat we hebben niet kapotmaken.

Volgende ochtend lezing voor allemaal enthousiaste madammen, die lachen als ze moeten lachen, en waarom gaat dat in Vlaanderen zelden zo spelenderwijs? Een mevrouw komt me vertellen over die meneer die ze in Gigaro altijd bij de rand van het zwembad op zijn hoofd ziet staan, en van wie ze toen ze ‘Terug’ las, besefte dat het mijn vader moet zijn. Want het is uitgesloten, zei ze, dat twee mensen dat doen.

Thuisgekomen, Frank gebeld die intussen in Amsterdam zit, veel tegenwind krijgt, ook van Bernard. Lange telefoon met Piet, die voor Knack een stuk over de affaire moet schrijven. Ben het met hem eens dat de kop ‘Brouwers in opspraak’ overdreven én onterecht was. Arme Frank. Geen goede start.

17/3

Spoortje bloed in toiletpot. Mijn bloed. Deed me denken aan schaaltjes bij slager; aan het bloed op die schaaltjes dat er dus niet anders uitziet. Hoe zeg ik dat ook weer tegen de studenten? Dat in vele romans en films vrouwelijke seksualiteit als een noodlot wordt voorgesteld. Seksueel zijn betekent bloeden, betekent sterven. Of minstens lijden. Ten val komen. Je ontsnapt niet. Je zult worden geofferd.

Bitsige telefoondiscussie met Bart over affaire Brouwers. Voor het eerst dicht bij ruzie – voor mijn gevoel, niet voor het zijne. Bart bekeek de affaire ‘onthecht’. Als ‘buitenstaander’. Had even geen behoefte aan onthechting. Daarna lange telefoon met bezorgde An en nog langere telefoon met Frank. En vervolgens nog eens telefoon met Bart om ruzie die geen ruzie was, bij te leggen. Begin te vrezen dat niet Brouwers maar Albers zal moeten hangen.

18/3

West Side Storyopgezet. Had de plaat in 1986 aan papa gegeven, krijg hem nu retour. Schitterende uitvoering, gedirigeerd door Bernstein zelf met José Carreras en Kiri Te Kanawa. Plaat gekocht na het zien van een documentaire over de opname met een zwaar verliefde Bernstein, verliefd op zijn muziek en verliefd op Te Kanawa. Andere zangers werden straal genegeerd. Met tranen in de ogen de teksten meegezongen. ‘Make of our lives one life.’ Quelle Madeleine (ik).

Gisteren etentje nav Kathy’s verjaardag. Gezellige avond ondanks de vele afwezigen: geen papa die zijn hart wil sparen; geen Tom en Vera vanwege huwelijksproblemen; geen Bart vanwege werk. Met mama over Veerle gepraat. Of beter: mama praatte, ik luisterde. Beseft dat ik het nog altijd niet aanvaard; kan aanvaarden. En allicht nooit zal aanvaarden. Ça, c’est mon grand chagrin. En ongetwijfeld nog veel meer dat van mama. ‘Wat wil je dat ik doe?’ zei ze. ‘Me voor een trein gooien?’ Tegelijk het gevoel dat ze het verkeerd aanpakt, heeft aangepakt. En daarboven, daarnaast, het besef dat ik het ook allemaal niet weet, zelf fout na fout maak, en waar haal ik het recht vandaan om te oordelen en wie denk ik wel dat ik ben? En zo loopt een mens in een kringetje rond, en knijpt haar lippen op elkaar terwijl het in haar hoofd brult.

All hell will soon break loose for Frank. Poor boy.

Schitterende film – Le cercle – over vrouwen in Iran die of uit de gevangenis zijn ontsnapt of net zijn vrijgelaten. Maar ook buiten de gevangenismuren dolen ze in claustrofobische ruimtes rond. Van geen van hen kom je de aard van haar misdrijf te weten. Er zijn ‘beschuldigingen’ geuit, dat volstaat. In de openingsscène schenkt een vrouw het leven aan een zoon ipv een dochter; in de slotscène blijkt ook zij voor deze ‘misdaad’ achter de tralies te zijn beland. Na afloop met Kathy iets gedronken in de Irish Pub. In Iran zouden wij hoeren zijn want niet vergezeld door een man.

Casteleintje komt morgen.

19/3

Alweer lange telefoon met Frank. Frank rustig en sterk; stevig in zijn schoenen; een en ander relativerend en in zijn context plaatsend. Tot slot van het gesprek bedachten wij: in nood leert men zijn vrienden kennen. En die vrienden zijn dus Bernard, Eric, Annick en ik, waarmee ik bedoel: deze mensen hebben hem afgelopen weekend met raad en daad gesteund. Omgekeerd geldt ook dat ik op zo’n moment die vriendschap heel zuiver voel. He’s my friend, en de rest kan de pot op. Maar wel fascinerend om dus te zien hoe vriendschappen bij dit soort conflicten een cruciale rol spelen. Schijnt ook zo te werken binnen de nationale én internationale politiek. Als buitenstaander zou je denken dat ‘gezagdragers’ en ‘beleidsmakers’ op objectieve en neutrale gronden positie kiezen, maar in werkelijkheid is het ook – en soms vooral – een kwestie van wie het goed met wie kan vinden. In The Guardian hebben ze het dan over ‘the chemistry’. The chemistry between the Blairs and the Clintons, bijvoorbeeld.

Met Bart over mijn behoefte aan tekst gebeld. Hoe ik alles kan hanteren als er maar tekst bij is. Uitleg die ik begrijp. Waar ik iets mee kan. Als hij bij me is, als ik zijn lijf voel en zijn kop zie, heb ik geen woorden nodig. Dan weet ik het wel.

Voor Piet, die – naar hij Frank meldt – een streng stuk in Knack heeft geschreven, is dit natuurlijk een moment de gloire. Zie maar hoe gevaarlijk het is om jonge mensen zoveel verantwoordelijkheid toe te vertrouwen! Ze kennen hun geschiedenis, hun dossiers én hun ethische code niet! Wijze oude mannen worden opzij geschoven. Kleuters komen aan de macht. Voorwaar ik voorspel u: als dit zo verder gaat, zal rampspoed de media blijven treffen!

Kathy komt vragen wat je moet doen om te doctoreren. ‘Gewoon uit nieuwsgierigheid.’ Maar ik zie haar de mogelijkheid overwegen. Kleine meisjes worden wel erg snel groot.

20/3

Huis spookt. Gisteren ruik ik plotseling brand. Ga in paniek checken: niets te zien. Telefoon gaat en opnieuw brandlucht. Maar geen brand. Daarnet in de keuken springen plotseling alle lichten aan. Zomaar. Ik zweer het. Ik knip ze uit en merk dat het vuur onder de eitjes uit is. Niet de vlam is uitgegaan, maar de knop is dichtgedraaid. Herman of Alzheimer?

Discussie met Marleen Spaepen over vrouwen. Of ze zich onder druk van hun omgeving dan wel uit zichzelf ondergeschikt opstellen. Discussie ging met name over Arabische vrouwen. Mooie jonge vrouwen die er zelf voor kiezen om een hoofddoek te dragen. Volgzaamheid en conformisme leveren je ook iets op, zei ik. Goedkeuring, bijvoorbeeld, en status. Vele vrouwen maken zich de dominante waarden eigen, zelfs als die hen onderdrukken. Marleen Spaepen, die in Schaarbeek woont, leek geneigd om te zeggen: nee, nee, er is meer aan de hand, maar wij, westerse vrouwen, weigeren dat onder ogen te zien. Allebei het er in elk geval over eens dat er een prijs voor onafhankelijkheid dient te worden betaald. Soms een hoge.

Wat was de titel van de roman van Joyce Carol Oates die ik in de bibliotheek van de British Council uit het rek nam en waarvan ik in de flaptekst las dat zij ‘a lecturer and a writer’ was? Geen idee. De British Council had toen nog zijn kantoren bij Madou, of was het de Kruidtuin? In elk geval zijn ze sindsdien een aantal keren verhuisd en hebben ze allang hun bibliotheek opgedoekt. Maar voor mij ging tussen die boekenrekken een wereld open. Dat kon je op deze aardbol dus ook zijn: docente en schrijfster. Als iemand me ooit vraagt wie mijn rolmodel was, dan zal ik zonder aarzelen antwoorden: Joyce Carol Oates.

21/3

Goddank een gematigd stuk van Piet in Knack over de Brouwersaffaire. Kris Humbeeck in De Morgen niet mals. Frank en VUM intussen gedagvaard; Peter Vandermeersch overweegt ontslag – dit zou de druppel zijn die de emmer doet overlopen. Frank sterk en strijdbaar. Heeft gelukkig ook veel vrienden. Heb me – besef ik nu – ook door zijn versie laten meeslepen, allicht precies zoals PVDM. Vooral de sequentie-roman gepikt, auteur pleegt zelfmoord maakte diepe indruk. Misschien een gegeven voor een roman.

Vanavond première Haydn-tournee. Eerst nog les. Dan allicht moordend verkeer naar Eeklo. Vanmorgen minstens twintig zware overtredingen om hier op tijd te zijn. Hier is Katholieke Universiteit Brussel. In interviewtjes over Haydn veel geleuterd over het lichaam van Jezus. De menselijke en dus lichamelijke en dus seksuele Jezus. De hongerende in alle betekenissen van het woord. Een mens moet iets zeggen als er een microfoon onder zijn neus wordt geduwd. En onder haar neus ook.

24/3

Ik ben blij dat je niet dood bent, zegt Kathy. De telefoon had erg lang gerinkeld, zo lang dat ze ervoor was opgestaan, want als er na elven zo lang werd gebeld, kon dat maar één ding betekenen: iemand was dood. Ik was dood. Maar er waren dus gewoon problemen met het antwoordapparaat.

In elk geval ironisch om haar dat te horen zeggen nadat ik de hele avond over dood en verlies, leven en verlangen heb voorgelezen. Ook over háár. De mensen vinden dat schoon. De mensen applaudisseren daarvoor. En ook voor mijn jurk applaudisseren ze. Een prachtige jurk, zeggen ze, en gelijk hebben ze. Speciaal voor dit tourneetje gekocht. Grappig om te merken hoe belangrijk dat is. Begin bij uiterlijk; innerlijk volgt automatisch.

Morgen voorstelling in Houthalen. Zal naar het schijnt een ramp zijn qua opkomst.

Met Bart meer en meer een besef van grenzen. Letterlijke, geografische grenzen. Hij Westhoek, ik Antwerpen. We schieten elk wortel in onze eigen biotoop.

I AM A ROCK.

25/3

Gisteren in Sint Niklaas letterlijke en figuurlijke warmte van de mensen. Heb die nodig om goed voor te lezen. Vooral de figuurlijke warmte dan.

Huis mama en papa verkocht, maar ze blijven er nog tot december wonen. Ouderlijk huis, dus. Huis van mijn jeugd. Doet me bitter weinig. Huis zit immers in mijn hoofd. Voor de rest van mijn dagen. Of ik dat nou leuk vind of niet.

26/3

Iets wat Martin Amis dikwijls schrijft. Hoe goedkoop het leven vroeger was. Zelfs in Londen. En hoe alles daardoor anders was. Vandaag opnieuw in The Guardian in een verder nogal onleesbaar stuk. ‘In the sixties you could live on ten shillings a week: you slept on people’s floors and sponged off your friends and sang for your supper.’ Een zinnetje dat me naar Londen katapulteert, niet de sixties maar Kerstmis 1977. Steve en ik voor het eerst samen in Engeland. Herinnering aan lekkere fish-and-chips voor een habbekrats. En een jaar later, zo leek het, schoten de prijzen omhoog. Misschien was alles die eerste Kerstmis ook al duur, maar herinnerde Steve zich een goedkoop Engeland met spek en boter en lamsvlees uit Nieuw-Zeeland. Als Engeland eenmaal lid van de EU was geworden – toen allicht de EEG – mocht het niet langer van zijn handelsprivileges met de Commonwealth profiteren. Zo legde Steve me dat in elk geval uit. Het kan trouwens niet Kerstmis ’77 zijn geweest, want die eerste Kerstmis bleef Steve alleen in Amsterdam en was ik bij mijn ouders. Maar met oud en nieuw waren we er wel. Sommige dingen bleven trouwens nog een tijdje spotgoedkoop. Bij West Drayton station, waar ik iedere ochtend de trein nam, was een ouderwets café waar vanaf halfzeven ’s morgens op een formicatafel de kopjes thee voor de pendelaars klaarstonden. Je betaalde tuppence voor sterke, zoete thee met melk. Tuppence! En voor een extra penny kreeg je een koekje toe. En in Camden Town kon je voor dertig pence lunchen: frites met macaroni. Maar je maag was gevuld en je was nog geen halve euro kwijt. Wat me doet denken aan dat artikel in The Guardian dat een lans voor McDonald’s brak omdat voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid ook arme mensen in Engeland uit eten konden gaan. Alsof Engeland nooit cafés heeft gekend! Of pub food. En alsof McDonald’s zo goedkoop is. Het is ongezond en het is duur. En het heeft de cafés verdreven waar het eten ongetwijfeld nog ongezonder was, maar ook spotgoedkoop. Wat zou ik dan niet geven voor een interactieve krant om die nonsens meteen van tafel te kunnen vegen!

Maar goed om eraan te worden herinnerd hoe bepalend dat soort dingen is. Hoe je vrolijker en zorgelozer door het leven kunt gaan als dat leven je weinig kost. Of meer materiële zekerheid biedt. Toen ik afstudeerde heerste in mijn sector grote werkloosheid. Min of meer in alle sectoren, maar vooral in de ‘mijne’. En dat maakte mensen angstig, klein, weinig avontuurlijk. Bang om hun nek uit te steken en het weinige wat ze hadden te verliezen.

Het zelfvertrouwen van Hermans vrienden. De generatie van ’68. Mensen die nooit hebben moeten solliciteren maar werk ongevraagd aangeboden kregen.

Trots op Laura die een prachtige uitnodiging heeft gemaakt voor het feest dat ik op 26 mei wil geven. Feest tussen aanhalingstekens. Herdenken dat H. vier jaar geleden gestorven is.

Kort na elkaar bij Auster en Bellow dezelfde beschouwing bij de beelden van Henry Moore gelezen, beelden waarin dikwijls een groot gat gaapt. Dat uitgerekend door die gaten zijn beeldhouwwerk een ijzersterk beeld voor DE mens ontwerpt. Dus ook voor mij. In trein naar Amsterdam – terwijl ik The Invention of Solitude las – aan de gaten in mijn leven gedacht. Gat één: zus weggezapt, zus naar psychiatrische inrichting; gat twee: zoon weggezapt; gat drie: nog een zoon weggezapt; gat vier: echtgenoot weggezapt. En tussendoor mezelf uit Steves leven weggezapt.

Ik veronderstelde dat Martin Simec het over die gaten zou willen hebben, want in de studio lag voor hem een blad met twee namen, die van Herman en die van mij. Blijkbaar is dat een van zijn grote angsten: dat hij op een cruciaal moment de naam van zijn gast zal vergeten. ‘Bij ons in de studio euh, euh…’ Maar meteen in het begin van het gesprek liet ik iets over een nieuwe vriend vallen, en daarna ‘sneed’ Martin Herman niet meer aan. We hadden het over liefde, seks en erotiek, maar niet over de dood. Dit alles tot mijn niet geringe opluchting, maar ook tot lichte ontgoocheling van de producente, die zelf niet zo lang geleden haar partner verloren heeft en uit mijn mond woorden van troost had hopen te horen. Ik vermoed ook dat ze vond dat we iets te schaamteloos zaten te flirten. Martin lijkt me het type man dat met een deurstijl flirt. Of met een bezemsteel. En Martin kwam ook te lang en te dikwijls aan het woord naar haar zin. Maar daartoe verleidde ík hem dan weer door met grote listigheid de rollen om te draaien en hém vragen te stellen.

Mannen, zo verzekerde Martin me, waren uiterst gevoelige wezens, maar helaas hadden vrouwen daar zelden voldoende oog voor. Ze staarden zich blind op details en zeurden over futiliteiten (waarop ik zin had om te antwoorden: ja, Bart, zeker Bart). Maar hij vertelde mooie dingen over taal, over het missen van zijn – Tsjechische – moedertaal. Toen hij na twintig jaar terug in Tsjechië kwam, zag hij al die vrouwen tegen wie hij in het Tsjechisch zou kunnen zeggen: ik hou van jou. ‘Het is verschrikkelijk om een mens zijn taal af te nemen.’ Nochtans – of daarom – was de ideale liefde woordloos. Ook daarin deed hij me aan Bart denken. En aan Steve, natuurlijk, die zoveel geestiger in het Engels dan in het Nederlands is.

Hoe langer Rob en Ben dood zijn, hoe zwaarder het me valt om over hen te praten. Herkenning als ik bij Auster over de dood van zijn vader lees: ‘But I am no longer able to speak of it.’ En: ‘The closer I come to the end of what I am able to say, the more reluctant I am to say anything.’ Hoe langer ze dood zijn, hoe meer ik hen mis. Plotseling is er de zin: ‘He’s the closest I’ll ever get to having a son.’ Met ‘he’ bedoel ik Bart. Vraag me af of dit waar is: Bart voor mij de zoon/zonen die ik verloren heb; ik de moeder die hij verloren heeft. Groot vraagteken. Complex geval van incest als er een kern van waarheid in schuilt.

27/3

Nog twee dingen ivm interview gisteren: dat Nederland zijn ‘immigranten’ alle kansen geeft. Zie Simec, maar ook zie Heddy. En twee: dat de immigrant AL zijn charmes moet inzetten om zijn plekje te veroveren. Hij moet lachen en grappen tot zijn tanden er bij wijze van spreken bij uitvallen. Zie opnieuw Simec en Heddy, maar ook Laure-Anne in de VS. Alle drie intelligent en getalenteerd. De ene uit Tsjechië weggelopen, de andere uit Peru, de derde uit België. Surviving by their wits. Overlevers. Ongetwijfeld zonder al te veel scrupules. Want die kunnen ze zich niet veroorloven. Hun niet geringe vermogen om mensen voor zich in te nemen. Aanrakers ook, alle drie. Merk dat ik me daar snel door laat inpakken.