27

 

 

 

 

 

De volgende dag kon ik al rechtop in bed zitten. Ik voelde dat ik in staat zou zijn te lopen, als het moest, maar had geen zin om van mijn plek te komen. Het was er veilig en warm, al putte ik daar weinig troost uit. Ik was me scherp bewust van de draad die Akinli en mij verbond. En nu voelde ik sterker dan ooit de spanning tussen onze lijven, elk aan een andere kant van het land, die dezelfde pijn deelden.

Misschien was het iets wat er al de hele tijd was geweest, of misschien had het pas de kop opgestoken toen ik besloot stiekem terug te gaan naar Port Clyde, maar op sommige momenten voelde ik iets wat leek op het kloppen dat je voelt nadat je een blauwe plek hebt aangeraakt. Ik was er zeker van dat het zijn zwakte was die in me weerklonk.

Weken gingen voorbij, en gebeurtenissen wervelden om me heen. Terwijl ik in bed lag om het beetje energie dat ik had te sparen, was de Oceaan doelbewust bezig het nieuws te volgen. Ze luisterde naar de gedachten van alle zielen die in meren zwommen of zich met hun tenen in de branding koesterden in het zonnetje. Als vissers hun handen in het water staken of geliefden onder het flirten hun benen van een steiger lieten bungelen, was ze erbij. Niemand had het over een mysterieuze nieuwe epidemie die mensen van hun levenskracht beroofde en lichamen verlamde.

Ik doe mijn best, bezwoer ze. Haar stem kwam door de muren heen. Ik ben op zoek naar een remedie.

Het was ellendig dat ik niet op haar kon reageren. Ik kon horen hoe onvoorstelbaar ongerust ze was, worstelend met het feit dat ik, haar oudste, wegkwijnde.

En toch had ik het gevoel dat ze iets achterhield. Er klonk een bepaalde zwaarmoedigheid door in haar stem, alsof ze iets vermoedde maar het niet wilde geloven. Ik durfde het haar niet te vragen. Wat nou als ze wist dat er geen remedie was?

Voor de derde keer in een week zette Miaka me op de weegschaal. ‘Weer twee pond eraf. Hoe kan het nou dat je gewicht verliest?’

‘Dwing me alsjeblieft niet nog eens iets te eten.’

Ze tilde me op. Als ze dat zo moeiteloos deed, moest ik wel heel mager zijn geworden. Het verbaasde me.

‘Wat nou als je het allemaal zou kunnen drinken? Er zijn meer dan genoeg patiënten die hun toevlucht nemen tot een vloeibaar dieet.’

Patiënten? Er waren veel woorden die ik niet graag gebruikte om mezelf te beschrijven, zoals moordenaar, gefingeerd en zielloos. ‘Patiënt’ ging nu ook op die lijst.

‘Hoe weet je dat?’ vroeg ik. Toen we de hal in liepen, liet ik mijn hoofd tegen haar hals rusten.

‘Omdat ik de afgelopen maand bijna onafgebroken achter de computer heb gezeten om uit te vinden wat er aan de hand is met jou.’

Ze stopte me weer in bed. Het was merkwaardig stil in huis. Ik was gewend geraakt aan Elizabeths geërgerde geblaas en Padma’s zachte gesnuf. Ook zij zochten naar een oplossing, maar ze waren niet zo gedreven als Miaka. ‘Waar zijn de anderen?’

‘Die kijken hoe het met Akinli is.’ Ik had tegen ze gezegd dat ze Padma mijn geheim mochten vertellen, en nu hield ze samen met Elizabeth en Miaka zijn gezondheid in de gaten.

Ik voelde mijn hart een klein sprongetje maken. ‘Echt?’

‘Ja. Met toestemming van de Oceaan. Ik heb overal naar informatie gespeurd. Bij het Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding heb ik gezocht naar aanwijzingen, ik heb berichten op internet gevolgd en zelfs gekeken of ik in derdewereldlanden iets kon vinden wat leek op wat jullie twee hebben. Tot nog toe zonder succes. De anderen checken nu hoe het met hem is en proberen zo mogelijk zijn medische gegevens in handen te krijgen.’

‘Daarvoor kunnen ze in de gevangenis belanden.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Daar komen ze ook weer uit.’

Een lachje ontsnapte me. Mijn lippen voelden strak aan, zo weinig gebruikte ik ze nog. ‘O, vast.’

‘We moeten te weten zien komen welke diagnose bij hem is gesteld, als dat kan. Hoewel het een gok is, zou het ons kunnen helpen uit te vogelen hoe we jou moeten behandelen.’

‘Ook al wordt hij door de behandeling die hij krijgt niet beter?’

Ze zuchtte. ‘We gaan voor jullie allebei een oplossing zoeken.’

Miaka veegde mijn haren uit mijn gezicht, een teder gebaar waar ik van smolt. Ik was er zo blij mee dat zij bij het zusterschap was gekomen. Al wist ik nu dat de Oceaan niet een bepaalde methode hanteerde om haar sirenen te kiezen, toen Miaka zich bij ons voegde, had ik het gevoel gekregen dat ze een geschenk voor me was. Ze maakte het verlies van Marilyn minder zwaar, en haar destijds zo rustige karakter was ideaal voor me. Ze had er ontzettend lang voor gezorgd dat ik niet gek werd.

‘Wil je op zijn minst een vloeibaar dieet overwegen, Kahlen? Alsjeblieft. Ik heb het gevoel dat je reuze zal opknappen als je een paar calorieën binnenkrijgt.’

Ik vond het heel vervelend haar niet alles te laten uitproberen wat ze wilde doen om me te helpen, maar wist dat mijn scepsis van mijn gezicht af te lezen was. ‘Ik ben een sirene. Meer dan een mens, meer dan een meisje. Wat er ook mis is met Akinli en mij, een menselijke behoefte als eten zal niet de remedie zijn.’

Met een bezorgde uitdrukking op haar gezicht haalde Miaka diep adem om me de les te lezen toen ze verstrakte.

‘O... Waarom heb ik daar niet aan gedacht?’

‘Waaraan?’

Haar ogen lichtten op van opwinding, en ze sloeg een hand voor haar mond. De radertjes in haar hoofd begonnen te draaien. ‘We hebben dit achterstevoren aangepakt. Je hebt gelijk. We gingen ervan uit dat Akinli je ziek heeft gemaakt, dus zochten we naar een kwaal, een ziekte. Maar misschien is het bij jou begonnen!’

‘Bij mij?’

‘Ja! Wat nou als we hem moeten behandelen tegen iets wat sirenen kan schaden? Wat nou als we, wanneer we dat bestrijden, jou kunnen genezen?’

Terwijl ik wezenloos voor me uitstaarde probeerde ik eerst over het schuldgevoel heen te komen dat ik misschien wel Akinli’s ziekte had veroorzaakt. Daarna probeerde ik te doorgronden wat dit zou kunnen betekenen.

‘Miaka... Dat is briljant. Er is alleen één probleem.’

‘Wat dan?’

‘Wat schaadt sirenen?’

Miaka liet haar schouders hangen. ‘Goed punt.’ Ze trommelde met haar vingers tegen haar kin. ‘Ik moet met de Oceaan praten. Ze móét het weten. Zo velen van ons hebben haar gediend. Als er een ziekte is die sirenen treft... Denk je dat je jezelf een poosje kunt redden?’

‘Ja hoor.’

Ze vertrok, gedreven door een dringende noodzaak een verklaring te vinden.

Ik blies mijn adem uit en vervloekte mezelf omdat Akinli’s ziekte misschien wel iets te maken had met mij. Ik waardeerde mijn leven uiteraard; ik hoopte nog veel te kunnen bereiken. Maar als ik het met dat van hem vergeleek en dacht aan alle leed dat ik zo veel mensen had aangedaan – door hun leven te beëindigen en hun dierbaren te dwingen zonder hen door te leven – hoopte ik dat als een van ons kon worden gered, hij het zou zijn. Tot nog toe had mijn bestaan als sirene alleen verdriet teweeggebracht. Zijn bestaan had de potentie anderen enorm veel vreugde te brengen.

Ik sloot mijn ogen en concentreerde al mijn gedachten op Akinli. Het spijt me zo, zei ik tegen het laatste beeld dat ik van hem had, van de gezonde, gelukkige jongen die me op het strand had gekust.

Bijna onmiddellijk voelde ik een golf van genegenheid door me heen gaan. Het was alsof Akinli dichtbij was, alsof we onze armen om elkaar heen konden slaan. Met dat gevoel om me te troosten viel ik weer in slaap.

 

‘Geen diagnose.’ Elizabeth gooide de doorweekte kopie van Akinli’s medische dossier op de tafel. ‘Ze hebben hem onderzocht op kanker, leverfalen, schildklierproblemen, de hele rataplan. Ze hebben zelfs naar depressie en rouw gekeken, wat beslist tot de mogelijkheden behoorde, aangezien zijn ouders zijn overleden. En des te meer als hij jou net zo erg mist als jij hem.’

In dekens gewikkeld zat ik aan tafel naar de stapel papier te kijken. ‘Hoe betalen ze dat allemaal?’ zei ik hardop piekerend.

Elizabeth sloeg haar ogen ten hemel. ‘Ja hoor, daar denk jij natuurlijk meteen aan. Maak je geen zorgen. We regelen wel een anonieme donatie.’

Ik knikte. Dat konden we ten minste doen. ‘Heb je hem gezien?’ Ik probeerde niet te gretig te klinken. Stiekem wenste ik dat ze hem over mij hadden horen praten of zo, al wist ik dat het onwaarschijnlijk was. ‘Ziet hij er nu beter uit?’

Schuldbewust staarde Padma naar de grond, alsof ze zich schaamde. Ze stak een hand in haar zak en haalde er een handvol foto’s uit. Ik nam ze van haar aan, gretig en zenuwachtig tegelijk.

Ik herkende de blauwe ogen, het slordige blonde haar dat onder de gebreide muts uit piepte die hij klaarblijkelijk nodig had om warm te blijven. Maar zijn ronde wangen waren nu ingevallen, en het stralende in zijn gezicht was nu een doffe gloed, als een vuur dat nog nauwelijks smeulde.

De adem stokte in mijn keel. ‘O nee.’ Ik sloeg een hand voor mijn mond, en hete tranen sprongen in mijn ogen. ‘Akinli, nee.’

Op de foto’s, duidelijk genomen vanuit het bos aan de overkant van zijn huis, was te zien dat Ben en Julie voor de veranda een rolstoelhelling hadden aangebracht, spiksplinternieuw, die volkomen uit de toon viel bij hun fraaie oude huis.

‘Ze gingen een eindje met hem wandelen. Het is echt opmerkelijk, Kahlen.’

Met half dichtgeknepen ogen keek ik Elizabeth verward aan. Wat kon er nou zo fascinerend zijn aan het feit dat de jongen van wie ik hield niet meer kon lopen? ‘Zelfs in zijn toestand was iedereen die hij zag zo blij dat hij langskwam. Een oude vrouw met een puinhoop van een voortuin...’

‘Mevrouw Jenkens,’ zei ik met een glimlach.

‘Precies.’ Ze grijnsde. Het leek haar niet te verbazen dat ik dat wist. ‘Ze zette een dienblad met koekjes op zijn schoot. Hij at er een of twee van en gaf de rest aan de kinderen die op de kade rondhingen. We konden aardig dichtbij komen.’ Ze wees weer naar de foto’s, en ik bladerde door naar de andere. ‘Hij zei tegen de kinderen dat ze niet aan mevrouw Jenkens mochten verklappen dat hij de koekjes had weggegeven. Hij wilde haar gevoelens niet krenken.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Typisch Akinli.’

‘Tijdens jullie afwezigheid,’ begon Miaka heel zakelijk, ‘hebben we volgens mij een doorbraak bereikt. Het verbaast me niks dat zijn medische dossier niets oplevert, want we vermoeden dat dit niet iets medisch is. Het is iets mythisch.’

Padma en Elizabeth wisselden een verwarde blik.

‘We hebben geprobeerd Kahlen te behandelen tegen een mensenkwaal en bereikten niets. Daarom denken we dat hij niet iets aan haar heeft doorgegeven, maar zij iets aan hem.’

‘O!’ zei Elizabeth zowel geïntrigeerd als perplex. ‘Wat dan? Hoe?’

‘Dat is de vraag. Ik heb het de Oceaan gevraagd, en zij had geen verklaring voor me. Ze zei dat dit nooit eerder is gebeurd. Nu verleggen we dus de focus. We zoeken geen menselijke diagnose; we gaan kijken naar de geschiedenis van de sirenen. Ergens moet toch een aanwijzing te vinden zijn dat er iets bestaat wat tegelijkertijd een mens en een sirene kan doden, terwijl er niets gebeurt met degenen om hen heen of met de Oceaan zelf.’

Padma knikte. ‘Ik wil graag helpen, maar in vergelijking met jou weet ik heel weinig.’

‘Dat maakt niet uit,’ zei Miaka. ‘Op het ogenblik weten we allemaal niets.’

Ik werd naar bed gebonjourd terwijl Elizabeth naar de stad reed om boeken uit de bieb te halen. Miaka ging op internet verder met haar speurtocht naar aanknopingspunten.

Niemand merkte dat ik de foto’s bij me hield. Ik zette de foto waar Akinli’s gezicht het grootst op stond tegen mijn lamp.

We zullen een oplossing vinden, beloofde ik. Ik laat je niet ten onder gaan.

Ik keek in zijn vermoeide ogen en zag nog steeds de schoonheid die erin lag. Wat er ook zou gebeuren, ik had mijn ware liefde ontmoet, degene met wie mijn ziel zich had verbonden, ondanks leeftijd, afstand en onmogelijkheid. Ik staarde naar de foto alsof hij en ik gingen liggen om een dutje te doen, naast elkaar. En durfde te zweren dat ik Akinli Haast je hoorde zeggen.