19

 

 

 

 

 

Haar stem klonk luid in mijn oren.

Je gaf me geen antwoord! Je zusters maken zich zorgen! Wat heb je in vredesnaam uitgespookt?

Ik negeerde haar en sloeg mijn armen om Akinli’s borstkas. Hij had zijn ogen open en knipperde, maar zijn blik was volkomen wazig.

Laat hem los.

Ik trok. Nee. Ik moet hem boven water krijgen, zond ik in mijn hoofd terug.

Hij heeft je stem gehoord. Hij is van mij.

Ik kreeg Akinli niet omhooggetrokken. Er stond een bepaalde spanning op zijn lijf, alsof hij met een touw aan de zanderige bodem van de Oceaan vastzat.

Ik smeek het u. Spaar hem.

Door zijn dood zullen anderen leven.

In ruil voor hem zal ik u duizenden levens brengen, beloofde ik plechtig. Laat hem leven. Alstublieft.

Ik voelde dat ze hem nog steeds stevig in haar greep had. Zijn ogen waren nu gesloten. Ik had nauwelijks nog tijd om hem naar boven te krijgen. Zijn tijd zat er bijna op.

Door mijn gedrag tijdens de laatste schipbreuk en het feit dat we door mij het risico hadden gelopen dat ons geheim werd onthuld, had ik haar grenzen ruimschoots overschreden. Dat wist ik. Ik was haar nog nooit ongehoorzaam geweest, in al die eenentachtig jaar niet. En nu vroeg ik veel te veel. Ik twijfelde er niet aan dat ik gestraft zou worden, hoe dit ook zou aflopen. Het kon me niet schelen. Deze keer, deze ene keer, moest ik iemand in leven houden. Woordeloos smeekte ik de Oceaan Akinli te laten leven. Ik zette mijn wanhopige gedachten voor haar open.

De Oceaan viel stil, en plotseling was de spanning verdwenen. Met al mijn kracht trok ik aan Akinli. Toen we aan het oppervlak kwamen, hoorde ik hem niet hoorbaar naar adem snakken, en ik was bang dat ik te laat was. Ademde hij wel?

Ik begon te zwemmen en voelde dat ze me niet hielp, niet zoals ze gewoonlijk deed. Het kostte me moeite om Akinli’s hoofd boven water te houden, terwijl ik mijn best deed om hem en mezelf naar de kust te krijgen. Ik had gedacht dat mijn lichaam ondoordringbaar was, sterk. Maar tegen de tijd dat ik hem het strand op sleepte, was ik ernstig verzwakt en uitgeput.

Ik liet hem harder dan de bedoeling was op de grond vallen en slaakte een kreet toen zijn hoofd op het harde zand stuiterde. Als hij niet dood was, was hij diep bewusteloos, want hij reageerde helemaal niet.

Alsjeblieft, dacht ik. Wees alsjeblieft nog in leven.

Ik legde mijn oor op zijn borst en hoorde het prachtigste geluid ter wereld: Akinli’s hartslag. Ik kwam overeind en zag dat hij ademde. Zijn licht rijzende en dalende borstkas was het enige aan hem wat bewoog.

Mijn hart deed pijn, het was een fysieke pijn in mijn borst. Hij had zoveel verloren en leed nog steeds onder de dood van zijn ouders. Ik vond het vreselijk hem alleen en bewusteloos achter te laten in de schaduw van het thuis dat hij me zojuist had aangeboden. Maar ik moest teruggaan.

Ik kuste hem op zijn natte wang, terwijl hete tranen over mijn wangen stroomden.

‘Het spijt me,’ zei ik huilend, en ik raakte zijn gezicht een laatste keer aan. ‘Dit is het enige wat ik nu voor je kan doen. Blijf alsjeblieft in leven. Ik hou van je.’

Het kostte me alle kracht die ik nog in mijn lijf had om mezelf van Akinli los te rukken en in de golven te storten.

Haar water omklemde mijn arm als een bankschroef, en ze sleurde me weg voordat ik me kon bezinnen. Ik keek naar de boten die in Port Clyde aangemeerd lagen totdat ze niet meer waren dan zwarte sterren aan de horizon.

 

Ik verwachtte de dood. Ze trok me zo welbewust mee dat ik aannam dat ik naar een of ander soort galg gebracht werd. Stilletjes was ik blij dat de anderen het niet zouden zien. Ik wilde niet dat er nog een Ifama in Miaka’s geheugen gegrift zou komen te staan.

Ze trok me zo diep omlaag dat het vooruitzicht te sterven bijna overweldigend werd. In een poging mijn groeiende paniek weg te drukken richtte ik mijn gedachten op Akinli, omdat ik wist dat hij uiteindelijk bij zou komen en in orde zou zijn. Ik dacht terug aan al die kleine momenten van onze dag, want ik wilde dat zijn vriendelijkheid het laatste was waaraan ik dacht wanneer ik mijn graf in zou gaan.

Daarom neem ik geen echtgenotes. Nu zul je me nooit meer goed dienen. En kijk eens hoe je lijdt. Dat komt door die kalverliefde van je. Ik voelde haar woede overal om me heen.

Kunt u me alstublieft snel doden? vroeg ik, en ik begon te huilen. Ik ben bang.

Ik maak geen eind aan je leven. Vandaag nog niet.

Op de gitzwarte bodem van de Oceaan liet ze me uiteindelijk los. Ik wist dat ik hopeloos in de val zat. Haar stromingen zouden me nooit het oppervlak laten bereiken. Ik zou voor altijd in haar diepten ronddolen.

Je hebt het geheim van je zusters en jou nu twee keer bijna onthuld!

Bij de woede in haar stem ging er een schok door me heen.

Je hebt de bruid die je zo dolgraag wilde beschermen veel langer laten lijden dan nodig was. Je hield op met zingen, wat op zich al reden genoeg voor me is om je te doden.

Dat weet ik, antwoordde ik doodsbang. Dat weet ik.

Vervolgens ga ik door je herinneringen aan die jongen heen, je dagdroompjes, en zie ik alle risico’s die je de afgelopen dag hebt genomen. Er waren duizenden momenten waarop je ze reden hebt gegeven zich achter de oren te krabben over jou. Je hebt heel vaak op het punt gestaan te vergeten wie je bent en te spreken. Je had ze wel allemaal kunnen doden.

Ik huilde openlijk terwijl ik dacht aan Ben op de bodem van een badkuip en Julie die zich onder de keukenkraan wierp.

Erger nog, je hebt me ontnomen wat rechtmatig van mij is. Hij had vannacht moeten sterven.

U zei dat u me niet zult doden. Is dat waar? Ik klapte dubbel van verdriet, nauwelijks in staat het allemaal te bevatten. Ik heb uw regels overtreden. Ik weet welke straf daarop staat. En zal ik u eens wat vertellen? Al moest ik Akinli honderd keer uit uw handen trekken, dan zou ik dat doen. Ik begrijp dat u lijdt, maar ik kan niet de balsem zijn om uw lijden te verzachten!

Mijn handen trilden. Mijn tranen vermengden zich met het zout van haar water en verdwenen.

Ik ben bang dat ik de volgende negentien jaar een teleurstelling voor u zal zijn. Ik wil u of mijn zusters niet nog eens in de problemen brengen, en ik weet niet hoe ik de pijn kan verdragen die ik voel, nu ik gescheiden ben van...

Ik sloeg een hand voor mijn mond, bedroefd over de nieuwe realiteit van mijn bestaan. Want net zo zeker als ik wist dat de zon in het westen onderging, wist ik dat ze me gescheiden zou houden van Akinli totdat een van ons doodging.

Ik ken de consequenties van wat ik heb gedaan. Dood me, als het moet.

Er viel een lange stilte. Ik voelde haar milder worden. Ik voelde die merkwaardige genegenheid die ze alleen voor mij koesterde.

Denk je dat de dood me vreugde brengt?

Ik hief mijn hoofd. Wat?

Het brengt me geen vreugde jou te straffen of mensen te doden. Ik doe wat ik moet doen om te overleven. En jouw dood zou me niet alleen geen vreugde brengen, ik zou om je rouwen. Je weet zo langzamerhand vast wel hoe dierbaar je me bent.

Ik slikte. Waarom ik? Waarom voelt u meer genegenheid voor mij dan voor de anderen?

Heel teder tilde ze me van het zand op, alsof ze een kindje in haar armen wiegde. Gezien haar tijdloosheid en mijn tijdelijkheid was ik in haar ogen praktisch een pasgeborene.

In de loop van de vele, vele jaren van mijn leven heeft geen van de sirenen die ik in mijn handen heb gedragen me ooit zo bezien als jij. Er is altijd sprake geweest van een bepaalde gereserveerdheid, een doelbewuste afstand tussen hen en mij.

Maar jij? Jij benadert me met een ongekende openheid, een wil om me te begrijpen. Zelfs als je niet wordt geroepen, kom je naar me toe. Ik voel voor jou wat een moeder voor haar dochter voelt. Als ik jouw leven zou beëindigen, zou mijn eigen leven eindigen.

Ik begon weer te huilen. Het spijt me zo. Het is nooit mijn bedoeling geweest u te kwetsen.

Dat weet ik. En daarom zul je blijven, al weet je net zo goed als ik dat je hier niet zonder kleerscheuren van af zult komen. Miaka en Elizabeth maken het vaak erg bont, en als ze zouden denken dat ze konden leven hoe ze maar wilden zonder dat dat gevolgen had, hou ik mijn hart vast voor de gevolgen.

Ik rilde. Dat was maar al te waar.

Ik begrijp het. Wat gaat er nu gebeuren?

Ze dacht na, zoekend naar een passend alternatief.

Vijftig jaar extra.

Wat?

Ik tel vijftig jaar bij je tijd op.

Nee! riep ik smekend. Nee, dat kunt u niet maken!

Ik kan het niet verdragen je te doden. Ik heb zojuist uitgelegd hoe dierbaar je me bent. Zou het zo vreselijk zijn om meer tijd samen te hebben?

Nee, alstublieft! Dwing me niet nog bijna zeventig jaar zonder hem door te brengen.

Haar toon raakte verbitterd. Knoop mijn waarschuwing goed in je oren. Verban hem uit je gedachten. Ik wil geen einde maken aan je leven, en ik zou geen reden willen hebben om een einde te maken aan dat van hem...

Ze liet de zin tussen ons in hangen, en ik voelde me als verlamd. Zijn leven hing af van mijn gehoorzaamheid.

Hij bracht heel veel tijd door op het water.

Nee, dat kunt u niet maken! Nee!

Ik werd naar boven gestuwd, en ondertussen hoorde ik haar mijn zusters roepen.

Doe dit alstublieft niet!

Uiteindelijk zul je eieren voor je geld kiezen, verzekerde ze me. Dit is meer dan je hebt verdiend.

Ik kan het niet. Mijn geest was zo zwak. Ik kan het niet.

We spreken elkaar binnenkort weer. Wanneer je er klaar voor bent.

Alstublieft.

Ze liet me achter op een smal strand bezaaid met stenen en afval. Toen ik mijn handen optilde en het slijk op mijn huid zag, kreeg ik het gevoel dat ik op een vuilnisbelt was achtergelaten. Was dat wat ik nu was? Afval? Eerlijk gezegd had ik het idee dat ik er niet ver naast zat.