23
‘Hé, koningin van het bal,’ zei hij lachend.
Ik grinnikte onwillekeurig. ‘Dat is echt niet grappig meer.’
‘Tja, je zit er nu aan vast.’
Ik rolde op de deken die we deelden tegen hem aan. We lagen op het stuk gras tussen zijn huis en het water. De zon scheen verblindend, en het geruis van water over zand bracht me tot rust.
Akinli rook naar katoen, gras en iets wat me aan boeken deed denken. Het was een heerlijk unieke geur, die me bedwelmde.
‘Wat wil je studeren?’ Hij hield een folder voor mijn gezicht. ‘Engels? Communicatie? Kun je je onze eerste ontmoeting nog herinneren, toen je al die taarten aan het bekijken was?’
‘Mmm, taart,’ antwoordde ik dromerig.
Akinli grinnikte. ‘Je zou een koksopleiding kunnen doen. Wat dacht je daarvan?’
‘Dan zou ik alle opdrachten opeten en zou er voor de docent niets overblijven om te beoordelen.’
Hij mepte naar me met de folder. ‘Goed, wat dan? Wanneer ik terugga, ga jij met me mee. Wat wil je dan studeren?’
‘Geschiedenis misschien,’ bekende ik.
‘Je klinkt alsof je je ervoor schaamt.’
‘Het klinkt gewoon niet zo spannend als voor chemicus of advocaat studeren. Waarschijnlijk kom ik dan in een of ander museum terecht.’
Akinli haalde zijn schouders op. ‘Wat kan jou dat schelen? Het enige wat telt is dat je gelukkig bent.’
Ik kan je geschiedenis laten zien!
We schoten allebei overeind.
‘Wauw!’
‘Hoorde je dat?’ vroeg ik. Hij had niets moeten horen. Ik ook niet. Niet meer.
Ik kan je meenemen door de eeuwen heen. Blijf bij me.
‘Dat heb ik al gedaan!’ riep ik. Ik was het niet vergeten. Alles wat me was beloofd, was onwaar.
‘Wie is dat? Tegen wie praat je?’
Blijf. Ik kan je alles geven.
Ze was sterker geworden, veel sterker. Ik stelde me voor dat ze tsunami’s had geforceerd en vliegtuigen had neergehaald om energie te verzamelen voor dit ene moment. De wind duwde me in de richting van de Oceaan en hield Akinli op zijn plek.
Zie dan, er is hem niets overkomen. Precies zoals ik had beloofd. Kom nu naar huis.
‘Nee! Ik heb u mijn volle tijd gegeven.’
‘Kahlen!’ Met een gepijnigde uitdrukking op zijn gezicht stak Akinli zijn armen naar me uit.
Ik schrok wakker. Slapen had een goed idee geleken, een tijd om de uren door te komen zonder mijn zusters teleur te stellen of tegen ze te liegen. Merkwaardig genoeg waren er de laatste tijd zelfs dagen geweest dat ik het gevoel had dat ik juist rust nódig had. Voorlopig kon ik dat beter mijden. De droom dat Akinli de Oceaan hoorde en haar roep verstond, liet me niet los. Ik kreeg er koude rillingen van.
Toen mijn hartslag gekalmeerd was, ging ik op zoek naar de meiden. De dag brak aan, en de zon scheen fel door het raam. In het ochtendlicht kreeg Elizabeths honingbruine haar een extra gouden gloed.
‘Hoi,’ zei ik, en ik liep naar haar toe. Ze stond voor een breed doek op de vloer en was van verfkwasten overgegaan op bezems. Padma zat zwijgend naar haar te kijken. Naarmate de dagen waren verstreken, was mijn jongste zuster steeds stiller geworden, al leek ze zich bij Elizabeth prettig te voelen. Ik keek toe terwijl Elizabeth de bezem over het doek haalde en een brede veeg blauw achterliet. ‘Zo kun je het natuurlijk ook doen.’
Ze begon te lachen. ‘Ik ben niet zo getalenteerd als Miaka. Ik kan niet met fijne penseeltjes werken. Maar dit? Dit voelt meer zoals ik ben.’
Ik bekeek de opzichtige strepen, de lukrake kleurkeuze. Het geheel zag eruit alsof het bijna per ongeluk gemaakt was, en toch kon je voelen dat er een bedoeling achter zat. ‘Dat doet het zeker. Waar is Miaka?’
‘O, die is de hort op,’ zei Elizabeth vaag. Er klonk iets vreemds door in haar stem.
‘Waarnaartoe?’
‘Ze had gelezen over een of ander bos in IJsland waar heel speciale bloemen groeien. Als je de bloemblaadjes vermaalt en mengt met olie, zou je een te gekke verf krijgen, met een heel heldere kleur. Veel beter dan wat je in de winkel kunt kopen.’
‘O. Hoeveel tijd zal het haar kosten, denk je?’
‘Een paar dagen, schat ik. De Oceaan heeft haar naar IJsland gebracht, maar de bloemen zal ze zelf moeten vinden.’
Ik staarde naar de schilderijen die overal door onze woonkamer verspreid stonden. Miaka had er nu meer dan tien, genoeg om het een collectie te noemen en ze te gaan verkopen.
‘Ik wou dat ze ons had meegenomen. Ik kan nu wel een project gebruiken.’
‘Ga dan iets schilderen,’ stelde Elizabeth voor, terwijl ze haar bezem in een kuip gele verf doopte.
‘Ik weet niet of ik op dit moment wel iets weet wat de moeite van het schilderen waard is.’
‘Doe niet zo dwaas. Als je de juiste miljardair treft, zal hij een streep groene verf op een verder blanco vel papier voor genoeg geld kopen om drie maanden huur van te kunnen betalen.’
Grinnikend ging ze weer aan de slag.
Ik ging opnieuw zitten met de houtskoolstaafjes en deed een poging. Ik probeerde het echt. Maar het enige wat uit mijn vingers kwam waren óf de golven in Akinli’s haar tijdens onze autorit met het raam omlaag, of zijn stille handen, toen ik zijn lijf uit het water trok. Ook al hield ik me verre van zijn gezicht, hij kwam in honderd verschillende beelden bij me terug. Al waren het niet meer dan ruwe krassen op papier, toch liet ik ze in een stapeltje achter voor Miaka. Zij mocht beslissen wat ze ermee zou doen.
Vier dagen later kwam ze uiteindelijk terug, fris van het water, en ik was blij dat ze potentieel zag in mijn slordige gekrabbel.
‘Ze hebben iets heel oprechts, Kahlen. Als ik het geld had, zou ik ze zo van je kopen.’
Ik gaf haar een tik op haar arm. ‘Hou op. Ik vind ze zelf ook leuk, maar zo goed zijn ze echt niet. Ze halen het niet bij wat jij maakt.’
‘Hoe dan ook, ik voeg ze toch toe aan mijn portfolio.’
‘Bij je nieuwe werken? Met je bloemenverf?’
Ze kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Wat?’
‘De bloemen uit IJsland. Je wilt toch zelf verf maken?’
Ze begon te lachen en maakte een zorgeloos handgebaar mijn kant op. ‘O, die kon ik niet eens vinden. Wat voelde ik me een domkop toen ik al die dagen door de bossen dwaalde. Ik moet eerst wat meer onderzoek doen.’
‘Als je wilt, kom ik de volgende keer wel met je mee.’
Miaka raakte mijn arm aan. ‘Dat is heel lief van je. Het is fijn om een beetje van de oude Kahlen terug te zien.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Geef het nog niet op met me. Ik doe mijn best.’
‘Ik geef het nooit op,’ zei Miaka met een knipoog.
Ik liep naar de keuken. Misschien zouden we allemaal wel opknappen van iets te eten. Misschien zou het de leegte in mijn maag vullen die als een griezelig soort honger aanvoelde.
Toen ik me omdraaide om de koelkast te openen, zag ik Miaka heel licht naar Elizabeth knikken. Die haalde diep adem en probeerde een glimlach te onderdrukken.
Elizabeth ging achter het huis haar bezems afspoelen, Miaka ging naar haar kamer om droge kleren te pakken, en dat was het einde van hun onderhoud.
Een paar weken later ging Elizabeth op een winkeluitje van vijf dagen. Padma huilde en smeekte haar om niet weg te gaan, maar het had geen zin. Elizabeth hield vol dat het noodzakelijk was. In het verleden had ze het ook al een paar keer gedaan. Dan kocht ze zo veel kleren dat ze ze naar huis liet verschepen in plaats van ze mee te nemen. Deze keer kwam ze met twee tassen terug. Twee!
Daarna bracht Miaka een week in Japan door om ten bate van haar kunst opnieuw verbinding te krijgen met haar roots. In haar afwezigheid deed Elizabeth niets dan ijsberen, van de ene kamer naar de andere. Ze zat geen ogenblik stil. Het was alsof ze het niet kon verdragen dat Miaka er niet was. Voorheen had Miaka nooit terug gewild naar huis, ongeacht de reden. En nadat ze was teruggekomen, zag haar kunst er nog hetzelfde uit als altijd.
Ik probeerde niet eens te onthouden wat Elizabeths volgende excuus was om weg te gaan, al begreep ik haar redenen ook niet. Ze had zo ongedurig op Miaka’s terugkeer gewacht en wist hoe erg Padma van streek raakte wanneer ze wegging. Waarom ging ze dan?
Zodra ze terugkeerde, greep ik ze allemaal bij de kladden, vastbesloten hier een eind aan te maken.
‘Waarom nemen jullie steeds de benen?’ vroeg ik met mijn handen in mijn zij.
Miaka sloeg haar armen defensief over elkaar. ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Ik heb het gevoel dat het een stuk beter met me gaat, dat ik nu veel makkelijker in de omgang ben. Waarom knijpen jullie er dan om beurten tussenuit en laten jullie Padma op me babysitten?’
‘Niemand babysit je,’ zei Elizabeth, die op de bank neerplofte. ‘Het leek ons gewoon fijn om wat tijd alleen door te brengen. Zoals Aisling vroeger.’
Padma viel haar bij. ‘Precies.’
Mijn blik schoot van de een naar de ander en terug. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat dat waar was. Elizabeth en Miaka waren al tientallen jaren onafscheidelijk, en Padma leek zich goed aan hen aan te passen. Waarom nu? Wat was er gebeurd?
‘Hebben jullie ruzie?’ vroeg ik, nog steeds sceptisch.
‘Nee.’ Elizabeth hing dwars over de bank.
‘Zijn jullie boos op me?’
Met een tedere uitdrukking op haar gezicht liep Miaka naar me toe. ‘Nee. Helemaal niet. We waren alleen nieuwsgierig naar Aislings manier om met dit leven om te gaan. Meer niet. Maar het is vreemd om lang weg te blijven.’ Ze draaide zich om naar Elizabeth. ‘Ik weet niet hoe ze dat maanden volhield.’
‘Ik ook niet,’ zei Padma hoofdschuddend. ‘Zonder jullie zou ik me ellendig voelen.’
Ik hield de opmerking voor me dat ze sowieso al niet erg gelukkig leek. Eén woordenwisseling tegelijk.
‘Alles is dus goed?’ vroeg ik. Ik legde een hand tegen mijn voorhoofd, want ik voelde me een beetje duizelig. De afgelopen week was dat gevoel al drie keer over me heen gekomen, waardoor ik gedwongen was in bed te kruipen totdat het opklaarde in mijn hoofd.
‘Ja.’
‘O.’ Ik liep achteruit weg. Door de duizeligheid en de verwarring over hun afwezigheid kon ik niet meer helder nadenken. ‘Sorry. Het gaat de laatste tijd niet zo goed met me.’
Miaka glimlachte. ‘Dat weten we. We zijn er voor je.’
‘Of daar,’ voegde Elizabeth eraan toe, en ze wees met een gracieus gebaar naar de Oceaan.
Er trok een koude rilling door me heen. Toen die bleef hangen, wikkelde ik dekens om me heen en trok me terug in mijn slaapkamer. Ik was teleurgesteld in mezelf. Werd ik soms paranoïde?
Ik haalde diep adem en herinnerde mezelf aan mijn belofte. Ik zou een voorbeeldige zuster zijn, en dan kon ik ze niet van dingen gaan beschuldigen. Ik moest een hobby zoeken of iets dergelijks. Ik had te veel vrije tijd, mijn brein had te veel ruimte om af te dwalen.
Als ik me aan mijn belofte wilde houden, als ik wilde proberen zonder Akinli te leven, moest ik iets anders vinden om mijn gedachten op te richten.
Een paar dagen later werd ik gedwongen aan iemand anders dan Akinli te denken. We moesten ons allemaal op Padma focussen, of we dat nu wilden of niet.
‘Ze kan het nog steeds niet vergeten. Ze wil dat haar vader net zo lijdt als zij heeft gedaan.’ Met een ernstige gezichtsuitdrukking keek Miaka me van de andere kant van de tafel aan. Bij Padma, die naast haar zat, stroomden de tranen over de wangen. Elizabeth zat aan de andere kant van Padma en liet zacht haar hand op de schouder van onze jongste zuster rusten.
Ik voelde me vreselijk. Ik wist wel dat ze verdriet had, maar had niet gedacht dat het zo erg was. Ze was nu meer dan een jaar sirene. We hadden al een tweede – somberder – Kerstmis samen gevierd en op oudejaarsavond de Times Square Ball in New York zien zakken. Padma had treurig gezegd dat ze er graag bij had willen zijn. Nu zagen we reclame voor Valentijnsdag op tv en was Padma geen kersverse sirene meer. Ik snapte er niets van.
‘Hoe kan dat nou?’ vroeg ik. ‘We vergeten allemaal ons vorige leven. Hoe komt het dat jij je nog zoveel herinnert?’
‘Het komt vast doordat ze nog steeds boos is,’ giste Elizabeth. Ik dacht terug aan ons appartement in New York, waar iets soortgelijks bij me was opgekomen. ‘Miaka heeft haar ouders vergeven en herinnert zich daardoor geen details meer. Ik weet dat jij bijna alles bent vergeten. Maar ik herinner me meer dan jullie, en Padma heeft zoveel meer meegemaakt dan wie van ons ook...’
‘Ik herinner me nog genoeg. Mijn ouders hadden ook niet echt waardering voor me,’ zei Miaka, die Padma aankeek. ‘Hoewel het niet zo erg was als bij jou, kwam het er wel in de buurt.’
Padma knikte.
‘Al waren ze misschien niet blij dat ik dood was, ik betwijfel of ze om me hebben gerouwd,’ ging Miaka door. ‘Als je denkt dat die gedachte me niet heeft achtervolgd, heb je het mis. Zo hebben we allemaal ons eigen verdriet.’ Ze gebaarde naar ieder van ons.
Ik knikte. Ik voelde me ontstellend schuldig over het verlies van mijn ouders en broers, alsof ik hun dood op de een of andere manier teruggedraaid zou kunnen hebben. En dan waren er nog de tienduizenden mensen die ik het graf in had gezongen. Ik droeg ze met me mee als een rotsblok om mijn hals.
En altijd, waarschijnlijk voor eeuwig, Akinli.
‘Maar je mag geen wraak nemen,’ zei Miaka resoluut tegen Padma.
Padma slaakte een zucht en veegde haar tranen weg. ‘Het voelt gewoon zo onrechtvaardig. Mijn moeder liet hem zijn gang gaan. Niemand zal naar me op zoek gaan, en de politie zal hen niet oppakken. Het is niet eerlijk!’
Elizabeth schudde haar hoofd.
‘Wat?’ vuurde ik op haar af. ‘Jij vindt dat ze erheen moet gaan, hè?’
Elizabeth haalde haar schouders op. ‘Als ze ons er niet over had verteld, als ze in haar eentje was gegaan, zou het nu over en uit zijn en zou er geen haan naar kraaien.’
‘De Oceaan zou het weten,’ antwoordde ik. ‘Als Padma in het water was gesprongen om terug te gaan naar India, had ze beslist haar gedachten gelezen. Dan had de Oceaan haar vanwege haar poging tot wraak misschien wel gedood.’ Ik legde een hand op Padma’s arm. ‘Na wat je allemaal hebt doorstaan zou het een enorm verlies zijn nu te sterven.’
‘Het had haar best kunnen lukken,’ mompelde Elizabeth.
Ik sloot mijn ogen en probeerde niet boos te worden.
‘Ik vind het heel erg dat je zo hebt geleden, Padma,’ zei ik tegen haar. ‘Je hebt geen idee hoeveel pijn het me doet. Misschien is het egoïstisch, maar ik wil niet nog een reden hebben om dit leven te haten. Als we je nu kwijtraakten...’
Daar wilde ik niet aan denken.
‘Hoe bedoel je, “nog een reden”?’ vroeg Padma. ‘Wat is er dan nog meer gebeurd?’
Miaka wierp me een snelle blik toe. Ze had wat met me was gebeurd – mijn verliefdheid en de deal die ik met de Oceaan had gesloten – voor zich gehouden. Ze wilde wachten totdat ik er klaar voor was om het aan de anderen te vertellen.
Ik slikte moeizaam. ‘Het is een zwaar leven,’ zei ik uiteindelijk. ‘Je kwetst mensen. Je verliest mensen van wie je houdt.’
Elizabeth boog zich naar me toe. ‘Van wie hield je dan?’
‘Van A...’ Ik stortte bijna in. Ik miste hem zo erg. Elke dag vroeg ik me af wat hij deed. Dacht hij aan me? Had hij iemand anders gevonden? Was hij gelukkig? ‘Ik hield van Aisling. En van Marilyn. Uiteindelijk zullen we allemaal van elkaar gescheiden worden. En ik hield van mijn ouders en broers.’ Ik glimlachte in mezelf. ‘Ik had geluk. Ik werd gekoesterd.’
Elizabeth leek teleurgesteld. Misschien had ze gehoopt dat ik een sappig nieuwtje te delen had. Miaka zei snel: ‘Je hebt het nooit echt over ze. Ik wist wel dat je broers had, maar daar houdt het wel zo’n beetje mee op.’
Ik schraapte de weinige herinneringen bij elkaar die ik nog aan mijn ouders en broers had. ‘Ik lijk op mijn moeder. Ik herinner me haar gezicht nog een beetje, omdat ik het terugzie in mijn eigen gezicht. En mijn vader was trots op me, vooral omdat ik mooi was, denk ik. Toch vertelde hij ook me vaak hoe scherp ik was, hoe makkelijk om mee te praten. En ik was gehoorzaam.’ Ik knikte in mezelf. ‘Dat konden ze wel waarderen.’
‘Een karaktertrek die je nooit bent kwijtgeraakt,’ merkte Elizabeth op.
Ik grijnsde. ‘Nou ja, bijna nooit. Ik heb genoeg fouten gemaakt, zoals je zo gevat opmerkte.’
‘En waarom zou je niet?’ Elizabeth legde haar wang op haar hand en staarde me aan totdat ik mijn ogen neersloeg. ‘Wat heeft die gehoorzaamheid je ooit opgeleverd?’
‘Een tweede kans, Elizabeth.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Als ik zou moeten raden, zou ik zeggen dat het je je enige kans heeft gekost.’
Haar woorden haalden een vaag bekend gevoel naar boven... zoals mijn lijf had aangevoeld toen ik tijdens onze schipbreuk in de Oceaan viel. Hard, scherp en maar al te werkelijk.
Miaka gaf haar een tik op haar arm. ‘Hou op. Voor het geval je het bent vergeten: Kahlen moet nu nog vijftig jaar extra. Je weet wat ze doormaakt.’
Elizabeth sloeg haar ogen ten hemel. ‘Sorry.’
‘Wat nou als ik het de Oceaan vraag?’ stelde Padma voor. ‘Misschien mag ik van haar wel gaan.’
Elizabeth klapte in haar handen en wees naar Padma. ‘Wat een geweldig idee. Vraag het aan de Oceaan. Ik durf te wedden dat ze blij zou zijn als we haar hun lichamen brachten.’
Miaka dacht er zwijgend over na. ‘Dat zou kunnen.’
‘Wat zeg jij, Kahlen?’ vroeg Padma. ‘Kunnen we gaan?’
Wie was ik om nee te zeggen?
‘Je kunt het vragen, maar we moeten het er allemaal mee eens zijn dat wat de Oceaan zegt definitief is. Wat het ook is, we houden ons eraan en leggen ons erbij neer.’
‘Je gaat er dus van uit dat ze “nee” zal zeggen,’ zei Elizabeth op beschuldigende toon.
‘Ja. Ik weet niet waarom ze “ja” zou zeggen.’
‘Dan moet jij ermee instemmen dat je met ons meekomt als ze “ja” zegt. We laten Padma dit niet alleen doen.’
Geschokt deinsde ik achteruit. ‘Dat is krankzinnig. Ik weiger een leven te nemen wanneer dat niet absoluut noodzakelijk is.’
Elizabeth keek me boos aan. ‘Ik dacht altijd dat we er samen in stonden. Jij was degene die solidariteit en steun voor elkaar preekte. En nu wil je de meest beschadigde onder ons haar eigen boontjes laten doppen?’
‘Ik laat haar niets doppen. De Oceaan zal er nooit mee akkoord gaan.’
Elizabeth duwde haar stoel naar achteren. ‘Dat zullen we nog wel eens zien.’
Heel zelfverzekerd ging ze voorop over de besneeuwde grond naar het water. Ze stond aan de zijde van onze nieuwste zuster toen die haar zaak bepleitte en plechtig beloofde dat ze voorzichtig zou zijn. Ze beloofde dat ze de Oceaan de lichamen van haar ouders zou brengen als ze toestemming kreeg haar dood te wreken.
Nee.
Alstublieft! smeekte Padma. Ziet u niet hoe oneerlijk het is?
Jawel. Maar het geheim van onze wereld is veel meer waard dan jouw wraak. Met een enkele misstap zou je alles kunnen ruïneren. Je mag niet gaan.
Padma begon te huilen en rende het water uit. Elizabeth volgde hoofdschuddend.
Zorg ervoor dat ze niets doms doet.
Dat zal ik doen, beloofde ik, want ik wist dat het bevel voor mij was bedoeld.
Miaka hield mijn hand vast toen we met zijn tweeën terug naar het huis liepen. Gelukkig lag ons huis afgelegen, want Padma’s jammerklachten gingen door merg en been.
‘Ik weet het niet meer,’ zei Miaka. Tranen sprongen in haar ogen. ‘Ik heb zo vaak gewenst dat ik mijn ouders kon laten zien dat ik niet waardeloos ben. Dat ik slim en creatief ben. Ik wilde hun laten weten waartoe ik in staat ben. Het is zo pijnlijk haar te zien lijden.’
‘De Oceaan zei dat Padma een zachte geest heeft, dat ze al veel heeft losgelaten. Uiteindelijk zal het allemaal verdwijnen.’
Miaka schudde haar hoofd. ‘Dat maakt het duizend keer erger. Als ze al veel herinneringen heeft losgelaten, hoeveel meer moet ze er dan nog hebben om zich zo erg het slachtoffer te voelen?’
Dagen verstreken. Padma bleef huilen. Ik probeerde op andere dingen te focussen, maar dat lukte me niet. Miaka’s kwast bleef boven het doek hangen, ze kreeg niets op het doek. Elizabeth was onwrikbaar.
Waardoor ik uiteindelijk overstag ging, waren niet Padma’s tranen of Elizabeths woede. Het kwam door Miaka, die zoals altijd de simpele waarheid in alles had gevonden. Ze had gelijk: dat Padma zo deed, betekende dat ze afschuwelijke dingen had meegemaakt. Ze verdiende het wraak te nemen.
Ik was dus degene die onderzoek deed naar reizen naar India en een rechtstreekse vlucht vanuit Miami koos. We hadden een vlucht kunnen nemen vanaf de luchthaven die het dichtst bij ons huis in de staat Washington lag; dan hoefden we geen autorit dwars door het land te maken. Maar ik had het gevoel dat, hoe verder we over land wegreden van de plek waar de Oceaan dacht dat we zaten, hoe groter de kans was dat we aan haar aandacht zouden ontsnappen. Ik was degene die de auto huurde. En ik was degene die Padma smeekte stil te zijn, zodat we buiten medeweten van de Oceaan naar Florida konden komen.