HOOFDSTUK X
*
Ik kan er nog steeds niet over praten.
WENDY
ELSASSER, BLOEMSTYLISTE,
1985-2007, OVER HET WERKEN OP HET WITTE
HUIS OP 11 SEPTEMBER
2001
‘Pierce, schiet op en ga naar je kantoor. De baas is neergeschoten,’ blafte een paniekerige beveiligingsagent tegen Nelson Pierce toen hij het hek van het Witte Huis binnenliep om aan zijn dienst te beginnen in de middag van 22 november 1963.
Meer dan vijftig jaar later herinnert Pierce zich nog elke minuut van die dag in 1963. Toen hij eenmaal het hek door was, rende hij naar de residentie en naar de portiersloge, waar een groep ontzette personeelsleden zich rond de tv had geschaard.
Anders dan de rest van het land had Pierce geen tijd om te rouwen. Hij moest aan het werk. Net als de meeste personeelsleden van de residentie toonde hij die dag weinig emotie. Iedereen in het huis ging over op de automatische piloot, zei curator Jim Ketchum. ‘Ik denk dat de meesten van ons vooral wilden doorgaan.’
Als dienstdoende portier op die verschrikkelijke dag, was het Pierce die het officiële bericht ontving van een agent van de Geheime Dienst die vanuit het Parkland Hospital in Dallas belde om de dood van president Kennedy te bevestigen.
Pierce stond aan het roer van het schip in een woelige zee. Er was in de moderne tijd nog geen president vermoord, en nooit eerder waren er filmbeelden van de gebeurtenis, die steeds maar weer werden herhaald.
Het was het begin van een lange en emotioneel slopende week. Pierce liep op vrijdag het hek van het Witte Huis binnen en ging pas de woensdagavond daarop naar huis. Er moest zoveel werk worden verzet. Het eerste wat hij deed, nog in shocktoestand, was opdracht geven de vlag op het dak van het Witte Huis halfstok te hangen. Hij stond zichzelf slechts eenmaal toe zijn emoties de vrije loop te laten – toen hij zag dat die vlag omlaagging. Nadat hij zich had hersteld, belde hij het General Services Administration Control Center om opdracht te geven dat alle Amerikaanse ambassades en schepen op zee eveneens hun vlag moesten strijken.
Binnen tien minuten nadat ze uit Dallas waren vertrokken belde de persoonlijke secretaresse van Mrs. Kennedy, Mary Gallagher, Pierce vanuit Air Force One en vertelde hem dat Jackie wilde dat de begrafenis van haar man zo veel mogelijk zou lijken op die van president Lincoln. Pierce wist niet zeker wat dat allemaal inhield, maar hij ging direct aan het werk. ‘We hadden geen training voor iets dergelijks. Het was gewoon iets wat je deed – we deden wat de first lady wilde,’ zei hij. Hij nam snel contact op met het kantoor van de curator en ze werkten samen met de Library of Congress om erachter te komen hoe ze het best het opgebaard liggen en de begrafenis van Lincoln konden nabootsen.
Curator Jim Ketchum vond een oude gravure van de East Room die met zwarte draperieën was behangen voor Lincolns begrafenis. Om dit effect opnieuw te bereiken belde West Lawrence Arata, de stoffeerder van het Witte Huis, die voorstelde om zwarte batist te gebruiken, een dunne zwarte stof die over de onderkant van de stoelen kon worden gespannen om de veren te verhullen. Toevallig had Arata net een paar dagen eerder een nieuwe baal besteld.
Arata en zijn vrouw gingen snel aan het werk en drapeerden de stof precies zoals het door de zwager van de president, Sargent Shriver, die op verzoek van Robert Kennedy de voorbereidingen van de begrafenis leidde, werd voorgeschreven. De Arata’s hingen de zwarte stof over de kroonluchters, voor de ramen en de deuropeningen. Ze werden geholpen door hun rouwende collega’s en werkten van laat in de avond tot het lichaam van de president vroeg in de ochtend terugkeerde.
‘Veel mensen dachten dat het zijde was, maar het was gewoon zwarte batist. Mrs. Kennedy wilde het heel eenvoudig, hetzelfde als bij Lincolns begrafenis. Niets chics,’ zei Arata. ‘Ik speldde de stof op de gordijnen en probeerde hem zo te draperen dat het er goed uitzag.’
Een verslagen Preston Bruce gaf vrienden en familieleden die naar het huis kwamen in een gemeenschappelijk gevoel van ongeloof aanwijzingen over de voorbereidingen van de begrafenis. Hij hielp de zwarte stof draperen op de eerste verdieping van het Witte Huis, zoals de first lady had gevraagd. In de East Room zetten Bruce en maître d’ Charles Ficklin hoge kaarsen neer naast het platform waarop de kist van de president zou komen te staan. Van het moment waarop Bruce in het Witte Huis was aangekomen – om acht voor halfdrie op 22 november tot het ogenblik waarop de lijkwagen onder de North Portico stilhield, de volgende ochtend na vieren – had hij maar één ding voor ogen: ‘Ik zou op Mrs. Kennedy wachten. Ik wilde er zijn als ze terugkeerde naar het Witte Huis.’
Hoofdportier J.B. West was thuis toen hij het nieuws op de radio hoorde en hij haastte zich naar zijn werk. Hij beschrijft in zijn memoires de uren die volgden: hij gaf de butlers opdracht om koffie te zetten en de dienstmeisjes om alle gastenkamers in orde te maken – ‘Kleine, betekenisloze gebaren, maar een teken dat ons werk moet doorgaan.’
‘Ons was in eerste instantie verteld dat het lichaam van de president om ongeveer tien uur ’s avonds bij het Witte Huis zou aankomen. Rond die tijd kregen we een telefoontje dat ze niet wisten hoe laat het zou worden, en uiteindelijk werd het vijf voor halfvijf ’s ochtends toen het lichaam van de president bij het Witte Huis arriveerde,’ zei Pierce met een door verdriet getekend gezicht. ‘We bleven allemaal de hele nacht op en de volgende dag ook.’
Pierce hielp de butlers de familieleden van de Kennedy’s hun kamer te wijzen in de residentie. In de vier nachten die volgden sliepen hij en de andere portiers op vouwbedden in de kelder. Ze hadden daar een ruimte die ze gebruikten om zich te verkleden voor een staatsbanket en ze hadden daar in ieder geval een douche en een toilet die ze konden gebruiken.
Toen Pierce Jackie voor het eerst zag, in de vroege ochtend van 23 november, verstijfde hij. ‘Toen Mrs. Kennedy en Ted en Robert de hoek omkwamen van de gang naar de lift, wist ik niet wat ik tegen haar moest zeggen. We keken elkaar aan toen ze de hoek omkwam en we hadden direct een contact dat ik nog nooit met iemand had gehad – ik hoefde helemaal niets te zeggen,’ herinnerde hij zich met tranen in de ogen bij de gedachte aan haar mantelpakje met de bloedvlekken van haar man. De getraumatiseerde first lady was nog maar vierendertig jaar oud. ‘We hadden een vriend verloren, een heel goede vriend,’ zei Pierce over de stemming onder het personeel op de residentie op die noodlottige dag. Social secretary Letitia Baldrige herinnert zich dat Robert Kennedy haar vroeg een kist uit te zoeken; zij koos een kist uit de middenklasse, want hij zou toch voor eeuwig onder de Amerikaanse vlag verborgen zijn.
‘Honderden mensen liepen zwijgend, murw geslagen door die gangen,’ vertelde zij. ‘Het waren altijd van die vrolijke, bedrijvige, lawaaierige gangen. Nu liepen de mensen langzaam, gebogen, en als ze met elkaar praatten, dan fluisterden ze, alsof ze bang waren hun emoties niet de baas te kunnen.’
Binnen vijftien uur, tegen de tijd dat het lichaam van de president terug was in het Witte Huis, had het personeel ervoor kunnen zorgen dat de kist rustte op dezelfde katafalk als die bijna honderd jaar eerder voor Lincolns begrafenis was gebruikt. Het lichaam van president Kennedy werd teruggebracht na uren in het Bethesda Naval Hospital te hebben gelegen waar er autopsie op was verricht terwijl Jackie door de gangen ijsbeerde en de ene sigaret na de andere opstak. Vertegenwoordigers van elk legeronderdeel droegen de kist de trappen van de North Portico op. Monseigneur John Kuhn van de St. Matthew’s Cathedral las een kort gebed. Pas toen de met de vlag beklede kist in de East Room stond, week de first lady van de zijde van haar man. Ze legde een brief die ze aan hem geschreven had in de kist, met een paar gouden manchetknopen die ze hem gegeven had, met het presidentiële zegel gesneden op een walvistand, en een briefje van Caroline en John-John aan hun vermoorde vader.
Voor Jackie Kennedy was het verlies van de president nog verscherpt door de intimiteit die het echtpaar had hervonden na de dood van hun baby, Patrick Bouvier Kennedy, op 9 augustus 1963, nog geen vier maanden voor de moord. Ongeveer tien dagen voor de te vroege geboorte van Patrick had Jackie hoofd Huishouding Anne Lincoln gevraagd om wat babyhangertjes te kopen. Anne Lincoln had die boodschap nog even uitgesteld, omdat de baby pas over enkele weken verwacht werd.
De jongen stierf slechts twee dagen nadat hij vijfenhalve week te vroeg was geboren. ‘De hele kamer was al in orde gemaakt en ik weet nog dat we op het moment dat Patrick overleed er zo snel mogelijk heen gingen en alles opruimden,’ herinnerde Anne zich. Ze wilden niet dat de president en de first lady zouden worden herinnerd aan hun verdrietige verlies als ze terugkwamen. J.B. West belde zodra hij van Patricks dood hoorde direct de timmermanswerkplaats en gaf opdracht om het kleed, de wieg en de gordijnen uit de blauw-witte babykamer te verwijderen. En nu moest Jackie opnieuw een ingrijpend verlies verwerken.
Bill Cliber was dat jaar nog maar net als elektricien op het Witte Huis begonnen. Hij hielp mee de zwarte stof over de kroonluchters te draperen, en toen Jackie Kennedy binnenkwam om het lichaam van haar man te zien, liep hij snel naar de andere kant van de kamer om haar privacy te gunnen.
‘We wisten hoe we ons onzichtbaar moesten maken,’ zei hij. En dit was een moment waarop het personeel van de residentie zich er extra scherp van bewust was dat de first lady privacy nodig had.
Vierentwintig uur lang namen familie en vrienden van de president afscheid in de East Room. Na een kleine plechtigheid die zaterdag liep Jackie naar hoofdportier J.B. West en sloeg haar armen om hem heen. ‘Arme Mr. West,’ fluisterde ze.
‘Ik was sprakeloos. Ik kon daar alleen maar staan,’ zei West. ‘Ik hield haar alleen even vast.’
In de wetenschap dat zij en haar kinderen het Witte Huis snel zouden moeten verlaten, vroeg Jackie hem om haar een laatste keer mee te nemen naar het Oval Office. Tot haar schrik werd dat al ontmanteld. Scheepsmodellen, boeken en de schommelstoel van de president werden weggereden door het personeel. ‘Volgens mij staan we in de weg,’ zei ze zacht terwijl ze probeerde elk laatste detail van de ruimte in zich op te nemen.
Ze liep naar de Cabinet Room en ging aan de indrukwekkende mahoniehouten tafel zitten. ‘Mijn kinderen, dat zijn toch goede kinderen, Mr. West?’ vroeg ze de hoofdportier, die een vriend was geworden.
‘Dat zijn ze zeker.’
‘Ze zijn toch niet verwend?’
‘Nee, dat zijn ze niet.’
‘Mr. West, wilt u mijn vriend voor het leven zijn?’ vroeg de first lady.
Hij was te ontroerd om te antwoorden. Hij kon alleen maar knikken. De zondag na de moord werd de met de vlag bedekte kist op een door paarden getrokken munitiewagen, dezelfde die de lichamen van Lincoln, Roosevelt en de Onbekende Soldaat had vervoerd, naar de koepel van het Capitool gereden, waar het eenentwintig uur lag opgebaard. De lijkstoet leek zo op die van Lincoln dat er zelfs een ruiterloos zwart paard in meeliep, net als bijna honderd jaar tevoren. Tweehonderdvijftigduizend mensen trokken langs om de president de laatste eer te bewijzen. De staatsbegrafenis werd op maandag 25 november 1963 gehouden.
‘We stonden buiten op de North Portico en het was een rustige dag en we hoorden alleen de paarden – klik, klak,’ herinnert Wilson Jerman, die lang in de residentie heeft gewerkt, zich nog goed. ‘Het was een erg verdrietige dag.’
Kort voor de begrafenis riep portier Rex Scouten Preston Bruce bij zich in zijn kantoor, waar Robert Kennedy op hem stond te wachten. Kennedy vertelde Bruce dat Jackie wilde dat hij meeliep in de begrafenisstoet naar St. Matthew’s Cathedral. Hij zou met een auto naar de begraafplaats worden gereden voor de teraardebestelling.
De uitvaartdienst ging voorbij als in een droom, herinnerde Bruce zich. Hij wist nog dat hij John-John zag salueren naar de kist van zijn vader en dat Jackie die avond taart, ijs en kaarsjes had geregeld voor bij het avondeten van de kleine jongen, om zijn derde verjaardag te vieren.
Als achterkleinzoon van slaven had Bruce nooit gestudeerd en hij vond het een verbijsterende ervaring om zo dicht bij generaal Charles de Gaulle en de Ethiopische keizer Haile Selassie te staan, allebei in vol ornaat, tijdens de begrafenis van de president op Arlington National Cemetery. Zij waren slechts enkelen van de hoogwaardigheidsbekleders uit meer dan honderd landen die naar Washington waren gekomen om te delen in de rouw waarin het land zich zag gedompeld. Bruce voelde het als een enorme eer die Jackie Kennedy hem had bewezen: hem een plaats te geven naast staatshoofden en hem te rekenen tot de familie en beste vrienden van de president.
Jim Ketchum had het Oval Office net verlaten. Hij was er de hele ochtend aan het werk geweest met een team van het Smithsonian. Het was minder dan een jaar voor de presidentsverkiezingen van 1964 en Kennedy maakte al plannen voor zijn bibliotheek, voor het geval hij werd verslagen. De president wilde per se een gedetailleerde kopie hebben van het Resolute-bureau dat was gemaakt van het hout van het Engelse noordpoolverkenningsschip de H.M.S. Resolute. Kennedy was de eerste president die het in het Oval Office had laten plaatsen en het zou wereldberoemd worden door de foto van John-John die eronder zat en zijn hoofd door een ingebouwd paneel stak terwijl zijn vader zat te werken. Die ochtend hadden Ketchum en het team van het Smithsonian elke vierkante centimeter van het schitterende meubelstuk opgemeten.
Net toen hij in zijn kantoor achteroverleunde, hoorde hij een politieagent op de gang zeggen: ‘We hoorden net uit Dallas dat de presidentiële colonne is beschoten en we denken dat de president is geraakt.’
Ketchum en twee anderen van de curatorenafdeling namen de lift naar de derde verdieping en haastten zich naar een gastenkamer met een tv om het nieuws te zien. Niet lang daarna werd Ketchum gebeld door Jackie Kennedy zelf, aan boord van Air Force One. Ze herhaalde de opdracht die haar secretaresse ook al aan de portiers had gegeven: ze wilde dat hij op zoek ging naar boeken waarin werd beschreven hoe de East Room tijdens Lincolns begrafenis was gedecoreerd.
Toen die avond de schemering inviel, landden er snel achter elkaar verschillende helikopters op het gazon van het Witte Huis. Terugkijkend op die verschrikkelijke dag zei Ketchum dat hij het tafereel alleen maar kon vergelijken met een scène uit de Vietnam-film Apocalypse Now, die jaren later zou worden uitgebracht. De heli’s kwamen van Andrew Air Force Base en brachten mensen die ook in het vliegtuig terug uit Dallas hadden gezeten en anderen die Johnson had uitgenodigd om de overdracht te bespreken. Ketchum bracht de uren daarop door met het voorbereiden van de East Room. Hij ging pas zondagochtend naar huis, naar zijn flat in Noord-Virginia. Nadat hij thuis een paar uur had geslapen werd hij op maandagochtend, de dag van de staatsbegrafenis van de president, om halfzeven gebeld. Het was Mrs. Kennedy. ‘Zij kon duidelijk nauwelijks slapen,’ zei hij. Ze belde over een klein detail en toonde haar bijna obsessieve aandacht voor decorum, zelfs in een periode waarin zij zojuist haar man was verloren.
‘Ze zou de meeste bezoekende hoogwaardigheidsbekleders ontvangen in de Red Room, maar ze wilde mensen als [de Franse president] De Gaulle en enkele andere zeer belangrijke personen in de Yellow Oval Room, vlak boven de Oval Blue Room laten komen,’ zei hij.
Jackie maakte zich zorgen over het feit dat de gasten het schilderij van de Franse postimpressionist Paul Cézanne in de Yellow Oval Room zouden zien hangen. ‘Ik zou iets meer Amerikaans met deze mensen willen delen,’ zei ze vastbesloten tegen Ketchum. ‘Zou je alsjeblieft zo snel mogelijk naar het Witte Huis willen komen en de Cézanne van de muur halen?’
Om kwart over acht die ochtend was de Cézanne vervangen door een nieuw verworven serie grote prenten van Amerikaanse steden. ‘Ze waren een perfecte vervanging,’ zei Ketchum trots.
Ketchum was verbaasd over het feit dat hoofdportier J.B. West, die zo dicht bij Mrs. Kennedy stond, niet meer emotie toonde na de moord. West legde aan de door verdriet overmande Ketchum uit: ‘Ik kwam in 1941 in het Witte Huis en mijn president [Roosevelt] stierf in april 1945. Als de eerste president onder wie je in het Witte Huis gediend hebt overlijdt, is dat een veel moeilijker ervaring dan bij degenen die daarna komen.’
Toen president Kennedy overleed, zegt Ketchum, begreep hij eindelijk wat West bedoelde. Er werd een bepaalde zelfbeheersing verwacht van het personeel. De first lady zelf gaf een stoïcijns voorbeeld en iedereen deed mee. Als de vrouw van de president kalm kon blijven, dan moest de curator van het Witte Huis, die de president nauwelijks persoonlijk kende, hetzelfde doen.
West was verbaasd geweest over het feit dat de campagneschuwe Mrs. Kennedy met haar man mee had willen gaan naar Dallas, maar hij herinnert zich hoe het paar elkaar dichter genaderd was na de dood van hun pasgeboren zoontje Patrick in augustus. Later zou Jackie aan West vertellen dat ze blij was dat ze erbij was geweest in de laatste ogenblikken van haar man. ‘Te bedenken dat ik bijna niet was gegaan! O Mr. West, wat als ik hier was geweest – aan het paardrijden in Wexford [hun huis in het paardenland Virginia] of ergens anders... Godzijdank ben ik meegegaan!’
Jackie Kennedy was zo gesteld op West en dankbaar voor zijn vriendschap in die duistere periode dat ze toen hij in 1981 overleed aan Nancy Reagan vroeg of hij op de Arlington National Cemetery kon worden begraven, ook al is die begraafplaats eigenlijk voorbehouden aan militair personeel en hun familie. De Reagans vonden het goed.
Het was oppas Maud Shaw die het nieuws van de dood van de president aan de kinderen vertelde. Caroline zou vijf dagen na de moord op haar vader zes jaar worden en John-John was bijna drie. Terwijl de helikopters landden op het South Lawn, wees Caroline ze een voor een aan en vroeg of dat degene was die haar vader terugbracht van zijn reis. Shaw koos haar woorden zorgvuldig. ‘Er is een ongeluk gebeurd en je vader is neergeschoten,’ zei Shaw moeizaam, bijna niet in staat om haar eigen verdriet te bedwingen. ‘God heeft hem meegenomen naar de hemel, omdat ze hem in het ziekenhuis niet meer beter konden maken.’
Shaw vertelde Caroline dat ze in de hemel met haar vader en haar kleine broertje Patrick zou worden herenigd, maar dat hij tot die tijd over haar en haar moeder en haar broertje zou waken. Caroline was net oud genoeg om te gaan huilen.
John-John was nog zo jong dat Shaw hem naar bed bracht zonder hem iets te vertellen. Hij leerde algauw zeggen: ‘Mijn arme mama huilt. Ze huilt omdat mijn papa is weggegaan.’
Eerst dacht Lady Bird Johnson dat iemand vuurwerk afstak. Dat zou goed passen bij de feestelijke sfeer van die dag. Kinderen zwaaiden met vlaggetjes en mensen gooiden confetti en leunden uit de ramen van hun kantoor om naar het knappe presidentiële echtpaar te zwaaien.
De Johnsons reden op 22 november 1963 twee auto’s achter de Kennedy’s. Hun leven zou, net als dat van de familie Kennedy, na die dag nooit meer hetzelfde zijn.
Mrs. Johnson kon niet geloven dat de president was neergeschoten tot ze stopten bij het ziekenhuis. Ze wierp een blik op de auto van de Kennedy’s en zag een ‘hoopje roze, als een bos bloemen, dat op de achterbank lag. Het was Mrs. Kennedy die over het lichaam van de president heen lag’.
Toen ze naar de first lady toe ging, terwijl ze buiten de operatiekamer stond te wachten, was ze verbaasd hoe eenzaam ze eruitzag. ‘Je denkt altijd dat iemand als zij geïsoleerd is, beschermd,’ schreef ze in haar dagboek. Lady Bird omhelsde Jackie en fluisterde: ‘God, help ons.’
Tijdens de vlucht terug naar Washington, met de kist van president Kennedy in het gangpad van het vliegtuig, zocht Lady Bird Jackie weer op. Jackie zei hetzelfde tegen haar als wat ze later tegen West zou zeggen: dat ze blij was dat ze bij haar man was geweest in zijn laatste ogenblikken. ‘Wat als ik er niet was geweest?’ vroeg ze zich hardop af.
Toen Lady Bird haar vroeg of ze iemand zou halen om haar te helpen haar met bloed bevlekte mantelpakje uit te trekken, weigerde ze met een soort heftigheid – ‘...voor zover iemand die zo lief en waardig is heftig kan zijn’. De aanblik was heel ontroerend. Het was een schok om die onberispelijke vrouw te zien, met haar elegante kleding, onder het bloed.
‘Ik wil dat ze zien wat ze met Jack hebben gedaan,’ zei Jackie afwerend. (Het roze mantelpakje was een exacte replica van een Chanel-ontwerp, gemaakt door een klein Amerikaans naaiatelier; de first lady wilde de kritiek dat ze te veel dure buitenlandse designkleding droeg uit de weg gaan.)
Het land werd verteerd door rouw en paniek. Luci Baines Johnson, die toen zestien jaar oud was, voelde een diepe angst dat de nieuwsberichten die ze uit de tweede hand hoorde niet volledig waren en dat haar ouders ook gewond waren. Ze had Spaanse les op de National Cathedral School in Washington toen haar leraar het nieuws bekendmaakte. ‘Niemand sprak met een woord over mijn vader en moeder,’ herinnerde zij zich. De les werd afgebroken en zij liep alleen en in verwarring over het schoolplein. ‘Toen zag ik dat de Geheime Dienst iemand had gestuurd die ik kende, iemand uit het detachement van mijn vader, en ik draaide me om en rende van hem weg, alsof ik voor het onvermijdelijke kon weglopen. En natuurlijk lukte het me niet om aan een agent van de Geheime Dienst te ontsnappen.’ De agent greep haar vast en zei: ‘Het spijt me, het spijt me zo, Luci.’ Zij sloeg hem op zijn borst en gilde: ‘Nee!’ Hij zei niet met zoveel woorden dat de president dood was, zegt ze, ‘omdat die woorden gewoon onzegbaar waren’. Pas toen ze hem vroeg: ‘En papa en mama?’ hoorde ze dat haar ouders ongedeerd waren.
Negenennegentig minuten nadat president Kennedy dood was verklaard werd vicepresident Lyndon Baines Johnson aan boord van Air Force One ingezworen. Toen Johnson uit het vliegtuig stapte op Andrews Air Force Base, nu als president, zei hij tegen de wachtende journalisten: ‘We hebben een verlies geleden dat niet in woorden kan worden uitgedrukt. Voor mij is het een diepe persoonlijke tragedie. Ik weet dat de wereld deelt in het verdriet dat Mrs. Kennedy en haar familie te dragen hebben. Ik zal mijn best doen. Dat is alles wat ik kan doen. Ik vraag om uw hulp. En die van God.’
Het spook van de tragedie achtervolgde de Johnsons de eerste maanden in het Witte Huis. Hun overgang werd moeilijker gemaakt omdat sommige leden van de trouwe staf van de Kennedy’s de nieuwe president niet vertrouwden. Ze vonden hem een luidruchtige ongelikte beer. (Zelfs Jackie Kennedy had Johnson tijdens de campagne ‘Senator Cornpone’ genoemd.)
Het leven van Caroline Kennedy was dan misschien voorgoed veranderd, maar haar moeder wilde dat ze zo lang mogelijk in haar vertrouwde regelmaat bleef. Op verzoek van Mrs. Kennedy stond Lady Bird Johnson toe dat het meisje samen met een groepje vriendinnen de kleuterschool in hun klaslokaaltje in het Solarium bleef bezoeken tot het eind van het eerste semester, halverwege januari. De kleine Caroline werd elke ochtend afgezet bij de South Portico en ’s middags weer opgehaald. Ze ging met haar vriendinnetjes met de lift naar hun klas, die was ingericht met een schoolbord en kluisjes. De andere leerlingen waren de kinderen van oude vrienden van het echtpaar. Carolines balletklasje oefende soms nog op het South Lawn. ‘Ze fladderden als kleine roze vogeltjes in hun roze balletpakjes, tutuutjes en balletschoentjes,’ herinnert social secretary Letitia Baldrige zich.
Na de dood van haar vader bezocht Caroline nooit meer haar oude kamer op de tweede verdieping of ging ze springen op haar trampoline, zei J.B. West. ‘Afgezien van een paar sentimentele bedienden werd ze doorgaans genegeerd. Lynda en Luci [de tienerdochters van de Johnsons] waren de nieuwe prinsessen.’
Voor Nelson Pierce was het een troost en geen bron van verdriet om Caroline nog dagelijks te zien. ‘We waren zo blij dat ze doorging met school en haar vriendinnen,’ vertelde hij mij. ‘Natuurlijk was ze nog zo jong dat ze als het schooltijd was niet meer aan de dood van haar vader dacht. Ze mengde zich onder de andere kinderen en maakte plezier.’ (Zodra Caroline het semester had afgemaakt, maakten Luci en Lynda een tienerhok van het Solarium, met een frisdrankbar, een grote tv en twee platenspelers.)
In de periode na de moord werd de beveiliging van het Witte Huis opgevoerd. Butler Lynwood Westray herinnert zich dat de gehele staf van de residentie opnieuw door de politie werd getest – hun achtergrond werd nauwkeurig onderzocht en hun vrienden en familieleden ondervraagd. ‘Een of twee van hen slaagden niet voor de test, terwijl ze eerder wel waren goedgekeurd,’ zei hij. ‘Daarna mochten ze niet meer komen werken.’ Westray zegt dat na de moord zijn telefoon werd afgeluisterd. ‘Ze wilden er zeker van zijn dat de mensen deden wat ze geacht werden te doen.’
De dood van Kennedy veranderde de loop van de geschiedenis en had een ingrijpend effect op de personeelsleden van de residentie, die zo dol op hem waren. Een bepaalde onschuld was voorgoed uit de gangen van de residentie verdwenen.
Bijna veertig jaar later deed een heel andere traumatische gebeurtenis het Witte Huis op zijn grondvesten trillen. Op een late zomerse ochtend, onder een wolkeloze azuurblauwe hemel, was het een en al activiteit in de residentie. De Bushes hielden de jaarlijkse nationale picknick voor Congresleden en hun families. Er stonden honderdnegentig picknicktafels op het South Lawn. Kok Walter Scheib werkte met Tom Perini uit Buffalo Gap, Texas, die vaak de catering deed voor de presidentiële familie om een feestelijk maal in Texaanse stijl voor de vijftienhonderd genodigden te bereiden, compleet met chuck wagons en een stoofpot met groene peper en hominy.
Er was warm weer voorspeld met een strakblauwe lucht voor de barbecue van die middag. De dienstmeisjes waren bezig de Queens’ Bedroom op de tweede verdieping schoon te maken, waar George H.W. Bush en Barbara de nacht hadden doorgebracht. De voormalige president en zijn vrouw waren om zeven uur ’s ochtends vertrokken, met een vroege vlucht. President George W. Bush was in Florida, waar hij een school bezocht.
Ondanks alle drukte om haar heen leek Laura Bush alleen in het Witte Huis, de ochtend van 11 september 2001. Ze kleedde zich in stilte aan in de slaapkamer van de Bushes op de tweede verdieping, en oefende de toespraak die ze die morgen zou houden voor het Senate Education Comité. Ze was zenuwachtig voor haar bezoek aan het Capitool, waar ze het comité zou bijpraten over een conferentie die ze eerder die zomer had georganiseerd over de vroegste ontwikkeling bij kinderen.
De first lady en de staf van de residentie – dienstmeisjes, butlers, bloemstylisten en koks – gingen allemaal op in de bezigheden van een normale drukke dag. Maar deze dag zou verre van normaal zijn. ‘Als de tv aan had gestaan, had ik het eerste bericht over een vliegtuig dat de North Tower had geraakt misschien gehoord,’ zei Laura Bush.
Even over negenen stapte Laura in de auto die op haar stond te wachten bij de South Portico, op weg naar het Russell Senate Office Building, ruim drie kilometer verderop. Het hoofd van de Geheime Dienst vertelde haar dat een vliegtuig tegen een van de torens van het World Trade Center aan was gevlogen. Hoofdportier Gary Walters, die naast hem stond, hoorde het nieuws ook voor het eerst. ‘Hoe kan een vliegtuig op zo’n heldere dag nou het World Trade Center raken?’ vroeg hij zich hardop af.
‘Gary, ga naar binnen en zet de televisie aan,’ zei de beveiliger tegen hem.
De autocolonne van de first lady reed weg over Pennsylvania Avenue naar het Capitool voor haar toespraak. Walters ging weer naar binnen, naar de ruimte van de Geheime Dienst op de begane grond, achter de lift van de president, waar hij een televisie wist te staan. De kamer was vol mensen die voor de tv zaten, dus hij ging naar de portiersloge, waar hij enkele medewerkers van de huishouding tegen het lijf liep. Hij gaf ze nog wat instructies over de opstelling voor de picknick, nog altijd niet op de hoogte van de omvang van de verwoestingen.
Toen hij in zijn eigen kantoor kwam, naast de portiersloge, was dit eveneens volgepakt met mensen die rond de tv zaten. Hij kwam binnen op het moment dat het tweede vliegtuig zich in de South Tower boorde.
‘Hoe kan het dat ze dat gefilmd hebben?’ vroeg hij stomverbaasd.
‘Omdat dat het tweede vliegtuig is,’ antwoordde iemand.
Zodra Walters besefte dat de gebeurtenis geen opzichzelfstaand ongeluk was, belde hij de social secretary van de Bushes, Catherine Fenton. Ze besloten het evenement af te gelasten, en Walters ging terug naar de South Portico, waar hij net Laura Bush had zien vertrekken. Er was zoveel verwarring en onzekerheid, maar hij mocht geen seconde verspillen.
Net als na de moord op president Kennedy richtte het personeel op de residentie zich verbeten op zijn werk. Walters overlegde met de National Park Service, die het terrein van het Witte Huis beheerde, om af te spreken wie de picknicktafels en chuck wagons zou weghalen.
‘Toen ik de South Portico uit liep, zag ik de verschrikkelijke rook en vlammen uit het Pentagon opstijgen,’ herinnerde Walters zich. Plotseling drong tot hem door: het Witte Huis kan het volgende doelwit zijn.
Zelfs toen men begonnen was met de evacuatie van het Witte Huis, wist Walters dat hij zou blijven: ‘Wat mij betrof, lag mijn verantwoordelijkheid daar, bij het Witte Huis.’
Het was zijn taak om het huis koste wat het kost draaiende te houden, ook al voelde het op dat moment alsof hij werkte in het oog van een reusachtige schietschijf. Hij kon het niet alleen. Hij vroeg de geüniformeerde afdeling van de Geheime Dienst om toe te staan dat kok Walter Scheib, die al geëvacueerd was, terugkwam. Hij sprak nog een paar mensen aan, onder wie hoofdelektricien Bill Cliber, en zei dat ze moesten blijven en helpen met het opruimen van de picknicktafels, ook al riep de Geheime Dienst dat iedereen alles uit zijn handen moest laten vallen en voor zijn leven moest rennen. ‘Ik kreeg bericht dat iedereen geëvacueerd werd, maar er was iets wat we moesten doen,’ zei Walters.
Ondertussen keek Walters’ dochter, die studeerde aan Boston College, angstig naar het nieuws. Ze vreesde voor haar vader nadat iemand haar ten onrechte verteld had dat een vliegtuig op het Witte Huis terecht was gekomen, in plaats van het Pentagon. Walters en zijn kleine team hadden het te druk met het vrijmaken van het terrein voor de helikopter van de president om hun familie te bellen.
Clibers vrouw, Bea, zat thuis met familie tv te kijken. Ze wist niet of haar man in orde was. ‘Het was een en al paniek,’ herinnerde ze zich. ‘We zaten daar maar te wachten.’ Ze hoorde pas om acht uur ’s avonds iets van hem.
Toen hij terugliep de oprit op – mogelijk het gevaar tegemoet – schreeuwde Scheib tegen zijn collega’s die hem tegemoet kwamen dat ze zo snel mogelijk het terrein moesten verlaten. Hij schreeuwde tegen de staf van de president en de first lady, die al uit de West en East Wing kwamen rennen en waarschuwde ze dat er volgens de politie een ander vliegtuig op weg was naar het Witte Huis.
‘Iedereen die voor mij werkte in de East Wing – voor het grootste deel jonge vrouwen die hoopten op een flitsende baan in het Witte Huis – kreeg te horen dat ze haar hakken moest uitschoppen en rennen,’ herinnert Laura Bush zich. ‘Kun je je voorstellen hoe het is om opeens een baan te hebben waar je wordt gezegd dat je moet vluchten?’
Walters en de anderen droegen honderdnegentig picknicktafels, die elk zo’n vijftig kilo wogen, weg van het South Lawn. ‘Mijn knieën sloegen tegen elkaar,’ zei Walters. ‘Het klonk als een basdrum.’ De geruchten over volgende aanslagen bleven maar komen, maar zij sloten zich ervoor af. ‘We hebben werk te doen,’ zei Cliber.
Ook toen het was of de wereld op zijn kop stond, concentreerde het personeel van de residentie zich op het draaiende houden van hun geliefde huis en het niet prijsgeven van geheimen. Toen journalisten ze bezig zagen met het koortsachtig vrijmaken van het terrein, vroegen ze of de president rechtstreeks naar Washington zou terugkeren. ‘Daar heb ik niets over gehoord,’ zei Cliber, ook al wist hij dat ze zo hard werkten om de snelle terugkeer van de president mogelijk te maken.
De auto van de first lady reed over Pennsylvania Avenue naar het Capitool toen ze hoorde dat een tweede vliegtuig de andere toren van het World Trade Center had geraakt. ‘Het werd stil in de auto; we zaten zwijgend bijeen en geloofden het gewoon niet,’ schreef ze in haar memoires. ‘Eén vliegtuig kan nog een vreemd ongeluk zijn, twee betekende dat er sprake was van een aanslag.’
BETTY FINNEY
Toen dienstmeisje Betty Finney in 1993 in het Witte Huis begon, had ze geen ervaring met huishoudelijk werk, afgezien van het verzorgen van het huis waar ze met haar man en twee dochters woonde. Ze werkte in een steakhouse in Myrtle Beach, South Carolina, toen haar man plotseling overleed. Ze had werk nodig – en snel. Zoals het met de meeste betrekkingen op het Witte Huis ging, kreeg zij de hare ook via een connectie: haar dochter kende hoofd Huishouding Christine Limerick, die haar de baan bezorgde.
Acht jaar nadat ze was aangenomen, moest ze voor haar leven vrezen.
Finney was bezig met het schoonmaken van de Queens’ Bedroom op de tweede verdieping, waar de ouders van de president hadden geslapen. Toen ze naar het vliegveld waren vertrokken, hadden de Bushes vergeten de televisie uit te zetten. Finney en een paar andere doodsbange dienstmeisjes verzamelden zich eromheen en zagen hoe de tweede toren werd geraakt. Net als bij veel andere tragedies rond het presidentschap hoorden de mensen die op het Witte Huis werkten, terwijl ze zich midden in het verhaal bevonden, het nieuws van de televisie.
‘Ik rende over de gang naar de Yellow Oval Room en keek uit het raam. Je kunt het Pentagon vandaar niet zien, maar ik zag wel rook,’ zegt ze. ‘Ik ging terug naar de Queens’ Bedroom en toen moest ik naar boven om iets te halen.’
Voor ze de derde verdieping had bereikt, hoorde ze een van de beveiligingsagenten roepen: ‘Naar buiten! Iedereen naar buiten!’ Dus in plaats van naar boven, rende ze naar beneden. ‘Ik wist niet wat er aan de hand was. Ik wist niet dat ze met de evacuatie waren begonnen. We kwamen buiten en iedereen liep op straat. Het was echt beangstigend. Iedereen liep een andere kant uit, waar ze er maar uit konden komen.’
Bij het Capitool stapte Laura Bush uit de auto. Ze werd ontvangen door senator Edward Kennedy, voorzitter van het Education Comité. Ze wisten allebei dat de vergadering vandaag niet zou doorgaan. Hij begeleidde haar naar zijn kantoor.
Er stond een oude tv in de hoek van de kamer waarop de afschuwelijke gebeurtenissen in New York duidelijk te zien waren, maar vreemd genoeg keek Kennedy niet naar het scherm. In plaats daarvan liet hij de first lady de familieherinneringen in zijn kantoor zien, waaronder een ingelijst briefje dat zijn broer Jack als kind aan hun moeder had geschreven. Er stond: ‘Teddy wordt dik.’
‘Ondertussen,’ zei de first lady, ‘bleef ik maar naar die televisie kijken. Ik kreeg kippenvel, ik wilde weg, ik wilde erachter komen wat er aan de hand was, verwerken wat ik zag, maar ik voelde me gevangen in een eindeloze cyclus van beleefdheden.’ Later vroeg ze zich af of Kennedy gewoon te veel dood had gezien in zijn leven en niet nog een tragedie aankon, zeker niet een van een dergelijke omvang.
Nadat ze een verklaring aan de pers hadden afgelegd dat er geen vergadering zou zijn en waarin ze hun zorgen hadden uitgesproken over de aanvallen, liep Bush naar de trap om terug te gaan naar haar auto en het Witte Huis. De leidinggevende beveiliger hield haar en haar staf echter plotseling tegen en zei dat ze naar de kelder moesten rennen. Vol zorgen over de veiligheid van haar man wachtte ze met haar vriend, senator Judd Gregg, republikeins lid van het Education Comité, in zijn kantoor op de benedenverdieping van het Capitool. Ze zaten dicht bij elkaar en belden hun kinderen om er zeker van te zijn dat zij veilig waren. Er kwamen rapporten binnen, het ene betrouwbaarder dan het andere, waaronder een met het gerucht dat Camp David getroffen was en een ander dat een vliegtuig in de ranch van de Bushes in Texas was gevlogen.
Direct nadat het tweede vliegtuig de South Tower had geraakt, rende Christine Limerick naar de linnenkamer op de derde verdieping en gaf haar staf opdracht om onmiddellijk te vertrekken.
Ze hoorde vlucht 77 van American Airlines op het Pentagon neerkomen. ‘Het klonk als een explosie,’ vertelde ze.
Toen ze terugkwam in het kantoor, bedacht ze dat ze niet wist waar dienstmeisje Mary Arnold was. Ze probeerde weer naar boven te gaan naar de residentie om haar te zoeken, maar de Geheime Dienst hield haar tegen. Ze kreeg te horen dat ze twee minuten had om het Witte Huis te verlaten en dat er een vliegtuig aan kwam.
‘Niemand stelt vragen als er een evacuatie aan de gang is,’ zei ze. Ook Arnold wist op de een of andere manier uit het Witte Huis te komen en had genoeg geld bij zich om thuis te komen.
Limerick herinnert zich hoe vreselijk ze het vond toen ze besefte dat niet iedereen het potentiële doelwit mocht verlaten. ‘De blik in de ogen van de beveiligingsagenten die te horen kregen dat ze moesten blijven,’ zei ze. ‘Die zal ik nooit vergeten.’
De personeelsleden vertelden dat de Geheime Dienst zei dat iedereen naar het noorden moest vluchten, omdat het vliegtuig uit het zuiden zou komen – een vliegroute naar het Witte Huis die de minste obstructies kende. Koks, butlers, timmerlieden en dienstmeisjes zwermden naar buiten en renden voor hun leven. Sommige medewerkers van de Patisserie liepen samen over de Arlington Memorial Bridge en verzamelden zich in het dichtstbijzijnde huis van een van hen.
Finney en een stuk of zes van haar collega’s gingen naar het huis van een van de bloemstylisten op Capitol Hill waar ze vol ongeloof rond de televisie bij elkaar zaten. Ze waren allemaal zo snel weggerend dat vrijwel niemand tijd had gehad om zijn tas te pakken, waardoor geen van allen geld bij zich had. Die avond liepen ze kilometers terug naar het Witte Huis om hun auto op te halen en reden naar huis, velen nog in shocktoestand.
Sommige medewerkers kwamen niet eens op tijd weg om te worden geëvacueerd. Er waren butlers aan het werk op de tweede en derde verdieping die de bars klaarmaakten voor de picknick – ze schilden citroenen en sneden er partjes van – en pas een uur nadat het huis was ontruimd in de gaten hadden dat er iets aan de hand was. Een paar technici zaten uren in kelder, zonder iets mee te krijgen van de paniek boven en het gevaar waarin ze verkeerden.
In de chaos liep een butler naar zijn kastje in de kelder om zich te verkleden voor hij op zijn motorfiets naar huis zou rijden. Het hek sloeg achter hem dicht en hij zat opgesloten. Hij kon er pas uit toen een beveiliger hem herkende en het hek weer opende.
Iets na tienen die ochtend, een paar minuten nadat de South Tower van het World Trade Center instortte en ongeveer twintig minuten voor de North Tower zou volgen, werd de first lady door beveiligingsagenten en een in het zwart gehuld, gewapend beveiligingsteam opgehaald uit het kantoor van senator Gregg. ‘ACHTERUIT!’ schreeuwden ze tegen medewerkers van het Capitool toen ze de geschrokken first lady in grote haast naar een wachtende auto escorteerden. Op ongeveer hetzelfde moment stortte vlucht 93 van United Airlines neer in een veld bij Shanksville, Pennsylvania, terwijl een groep moedige passagiers hun best deed om de controle over het vliegtuig van de terroristen over te nemen. Als zij niets hadden gedaan, zou dat vliegtuig waarschijnlijk recht op het Capitool of het Witte Huis zijn afgevlogen. Veel medewerkers van het Witte Huis hebben hun leven te danken aan die passagiers.
Er was in deze verwarrende uren veel discussie over waar de first lady heen moest worden gebracht. De Geheime Dienst besloot uiteindelijk om haar naar hun eigen hoofdkwartier te brengen, een paar blokken van het Witte Huis vandaan. Ze zat daar urenlang in een vergaderruimte zonder ramen in de kelder en keek er eindeloos naar de video van de instortende Twin Towers.
De telefoonlijnen lagen die dag allemaal plat, omdat doodsbange familieleden wilden weten of hun geliefden wel veilig waren. Zelfs de president had moeite om zijn vrouw te bereiken vanuit Air Force One, nadat hij in Florida was opgestegen. Iets voor twaalven, na drie mislukte pogingen, kregen de Bushes elkaar eindelijk te pakken. Zij vertelde hem dat ze hun dochters had gesproken en dat ze veilig waren.
Ondertussen verzamelden zich tientallen personeelsleden van het Witte Huis in hun uniform op Lafayette Square, tegenover het Witte Huis. Kok John Moeller beschrijft de uren na de aanval op het Pentagon: ‘Ik zag enorme rookpluimen in de lucht – het was een mooie dag – die zo zwart waren als zwart maar kan zijn. Ze bleven maar opstijgen. Ik heb nog nooit van mijn leven zo’n grote explosie gezien.’ Uiteindelijk besloot een groepje van hen naar het nabijgelegen Capitool te lopen, op zoek naar wc’s, een vaste telefoonverbinding en een televisie.
De nabijgelegen zakenwijk aan Connecticut Avenue verkeerde in chaos. Automobilisten waren uit hun auto’s gesprongen en weggerend, bang dat ze in een aanslag verzeild zouden raken. ‘Massahysterie bepaalde nu wat de mensen deden,’ herinnert Walter Scheib zich. ‘Ik herinner me dat ik langs een BMW 700 liep die midden op straat stond. De deuren stonden open en de motor draaide en er zat niemand in.’
Laura Bush zag dat allemaal niet. Na uren in het vergaderzaaltje zonder ramen te hebben gezeten, werd ze eindelijk naar het President’s Emergency Operations Center onder in het Witte Huis gebracht. Vicepresident Dick Cheney zat daar al sinds die ochtend met andere topambtenaren. Het commandocentrum was in de Tweede Wereldoorlog gebouwd voor president Franklin Roosevelt en is alleen toegankelijk via een reeks ondergrondse gangen, met buizen aan het plafond. Daar zou ze op haar man wachten.
Op de kleine afdeling Bloemstyling onder het North Portico legde bloemstylist Bob Scanlan net de laatste hand aan de arrangementen voor de picknicktafels toen hij werd gebeld door een vriend die hem het nieuws vertelde. Verbijsterd kwam hij uiteindelijk terecht op het Freedom Plaza, een paar blokken van het Witte Huis vandaan.
Toen hij daarheen liep met enkele collega’s, hoorde hij het snijdende geluid van vlucht 77 van American Airlines die op het Pentagon stortte. ‘We besloten dat we daar niet konden blijven,’ zei hij. ‘We liepen als kippen zonder kop rond.’ Hij en een collega liepen samen meer dan vijf kilometer naar hun huis op Capitol Hill.
Nadat hij had geholpen met het wegdragen van de picknicktafels, werkten Scheib en een groep stafleden van de residentie van twee uur ’s middags tot negen uur ’s avonds in de keuken, waar ze eten klaarmaakten (het meeste stond al klaar voor de barbecue) voor de Geheime Dienst, de National Guard, de politie en het personeel dat was achtergebleven. Wat er overbleef ging naar de reddingswerkers bij het Pentagon. ‘Met zijn vieren serveerden ze meer dan vijfhonderd maaltijden aan het personeel in en rond het Witte Huis,’ zei Walters.
Als mensen hem bedankten voor het eten, antwoordde Scheib: ‘Als je wat buiten is in godsnaam maar buiten houdt.’
Toen het gazon eindelijk was vrijgemaakt, probeerden Cliber en een paar anderen het Witte Huis te verlaten, maar ze zaten opgesloten achter veiligheidshekken. Er was een vliegtuig gezien en de Geheime Dienst stuurde ze naar de schuilkelder, een gang die van west naar oost loopt onder het Witte Huis. Ze bleven tot ongeveer acht uur ’s avonds in die oude kelder. (Achteraf bleek het een vliegtuig van het Amerikaanse leger te zijn geweest.)
Toen ze hoorden hoeveel doden er waren gevallen – die dag bijna drieduizend mensen – konden de medewerkers van het beroemdste huis van Amerika alleen maar denken: dat hadden wij kunnen zijn.
Diezelfde avond, in het commandocentrum, werd de first lady eindelijk met de president herenigd.
De Geheime Dienst raadde de Bushes aan om die nacht op een oud bed in de kelder te slapen, maar ze weigerden. ‘Ik heb slaap nodig, in mijn eigen bed,’ zei de president. Voor de Bushes was het Witte Huis hun thuis. Ze waren er nog sterker aan gehecht geraakt, nu het op een haar na was ontsnapt aan de totale vernietiging.
Na de aanvallen wilde de Geheime Dienst het Witte Huis sluiten voor rondleidingen. In de vroege ochtend van 12 september sprak hoofdportier Gary Walters de president aan toen hij naar het Oval Office ging en pleitte ervoor dat de rondleidingen zouden blijven doorgaan. ‘Mr. President, gisteravond zei u dat iedereen moest doorgaan met zijn normale bezigheden. Een daarvan is dat het Witte Huis openblijft voor rondleidingen. Daar zal scherp op worden toegezien.’
De president bleef even stil en zei toen: ‘Je hebt gelijk.’
In de periode na de aanvallen werd echter toch het besluit genomen om met de rondleidingen te stoppen. De aanvallen van 11 september waren niet de enige reden voor bezorgdheid. Slechts enkele weken later werden brieven met miltvuursporen (antrax) bezorgd bij verschillende kranten en bij twee democratische senatoren. Walters vertelt dat sommige leden van de residentiestaf preventieve medicijnen kregen voor het geval ze in aanraking zouden komen met miltvuur.
Bill Cliber zou na 9/11 nooit meer dezelfde zijn. Hij wist hoe het voelde om bang te zijn als hij naar zijn werk liep; zijn loopbaan op het Witte Huis was tenslotte begonnen kort voor de moord op Kennedy. Maar dit was anders.
‘Het schokte me. Ik had mijn tijd volgemaakt,’ zei hij. Hij doelde daarmee op de dienstjaren die ambtenaren moeten hebben vervuld om in aanmerking te komen voor een redelijk pensioen. Toch stapte hij nog niet op, want hij had zichzelf beloofd dat hij veertig jaar op het Witte Huis zou werken.
Na 11 september veranderde de sfeer op het Witte Huis voor iedereen. Het curatorenkantoor ondervroeg leden van de staf om voor het nageslacht vast te leggen wat ze die dag hadden doorgemaakt. De glamour van het werken op het Witte Huis had plaatsgemaakt voor angst. Omdat er geen tv in de keuken stond, hadden patissier Roland Mesnier en zijn medewerkers geen idee gehad waarom ze zo haastig het gebouw moesten verlaten. Later vroeg hij of er alsnog een tv kon worden geplaatst. Na 9/11 besloten de meeste personeelsleden om altijd wat geld en hun Witte Huis-pasje bij zich te dragen, voor het geval ze weer snel moesten vertrekken.
Betty Monkman, wier taak het was om de belangrijke kunstwerken en meubelstukken in het Witte Huis te conserveren en te catalogiseren, moest niet alleen haar leven redden, maar ook besluiten welke historische stukken gered moesten worden bij een noodgeval. Het Lansdowne-portret van George Washington in de East Room en de Gettysburg Address in de Lincoln Bedroom behoren tot de stukken die het eerst in veiligheid worden gebracht.
Terugkijkend op die verschrikkelijke dag zegt ze dat ze nog steeds woedend is over het feit dat er geen duidelijk evacuatieplan was voor het gebouw. ‘Een jonge vrouw die in de portiersloge werkte kwam ons kantoor binnenrennen en riep: “Naar buiten, naar buiten, naar buiten!” en toen zei de politie: “Naar het zuiden!” en toen riepen weer andere mensen: “Naar het noorden!” Het was één grote chaos.’
Monkman had besloten om die ochtend naar de schuilkelder te gaan, maar toen ze halverwege was, dacht ze: o mijn god, als ze ons bombarderen, dan liggen we begraven onder het puin. Dus ging ze weer naar boven en liep naar Lafayette Square, waar ambulances en brandweerauto’s voorbijscheurden, onderweg naar het Pentagon.
Scheib zei dat het huishoudelijk personeel geen prioriteit is in crisissituaties en dat ze niet moeten verwachten dat de Geheime Dienst over ze waakt. ‘Wij zijn dienaren, het gaat niet om ons,’ zei hij. ‘Als je daar wilt werken, moet je begrijpen dat op de rug van alle mensen in het Witte Huis een schietschijf staat.’
Scheib vond het moeilijk om te zien hoe de aanvallen hun tol eisten van de president. Bush leek letterlijk het gewicht van de wereld op zijn schouders te dragen, zei hij. Scheib weet hoe eten je stemming kan beïnvloeden en begon, in plaats van meer moderne gerechten te creëren, puur troosteten te bereiden voor de president en de vele wereldleiders die hun steun kwamen betuigen in de weken na de aanslagen. ‘Ik ging terug naar de keuken van mijn moeder,’ zei Scheib.
Therapeuten van het Bethesda Naval Hospital kwamen met het personeel praten over het trauma dat ze hadden ervaren. Cliber sprak met een van hen, maar niemand kon ze een op ervaring gebaseerd advies geven. ‘Niemand had zoiets meegemaakt.’
Bloemstyliste Wendy Elsasser zegt dat ze nog altijd niet over die dag kan praten zonder te huilen. Mesnier had maandenlang last van paniekaanvallen als hij ’s ochtends onder de douche ging. Zijn vrouw en zoon smeekten hem om niet terug te gaan naar zijn werk en hij hoorde Gary Walters een week na 9/11 tegen het personeel zeggen dat ze beter konden vertrekken als ze de druk niet aankonden.
Maar net als Cliber kon Mesnier zichzelf er niet toe brengen om op te stappen. ‘Begrijp me goed, ik geloof dat deze baan mij op het lijf geschreven is,’ zei hij. ‘Ik hoor hier thuis.’
First lady Laura Bush putte er troost uit dat niemand uit angst ontslag nam. Ze vertelde me dat ze zich beter voelde nadat ze had gezien hoe het personeel na de aanslagen weer aan het werk ging. ‘We wisten dat we er zouden blijven wonen en we hadden er vertrouwen in dat we veilig waren, maar ze hadden net zo goed kunnen kiezen voor een andere baan en kunnen zeggen: “Dit is te veel stress, ik ga liever weg,”’ zei ze. ‘Dat deden ze niet. Niemand van hen.’