HOOFDSTUK III

*

Toewijding

Carson: Downton is een groot huis, Mr. Bates, en de Crawleys zijn een grote familie. We leven volgens een zekere standaard en die kan op het eerste gezicht nogal intimiderend lijken.

Bates: Natuurlijk...

Carson: Mocht je verlegen zijn in de aanwezigheid van his lordship, dan kan ik je verzekeren dat zijn manieren en zijn vriendelijkheid je al snel zullen helpen je plichten naar beste kunnen uit te voeren.

-DOWNTON ABBEY, AFLEVERING I, SEIZOEN I


‘Zondagen en vakanties zijn slechts woorden voor een portier in het Witte Huis’, merkte Irwin ‘Ike’ Hoover op, die als portier werkte van 1913 tot zijn dood in 1933.

Personeel op de residentie is zo toegewijd dat ze soms weigeren om naar huis te gaan, zelfs als ze worden weggestuurd. Lady Bird Johnson ergerde zich zo aan de nachtelijke gewoonten van haar man dat ze op een ochtend hoofdportier J.B. West bij zich riep in haar garderobekamer nadat de butlers de avond ervoor om middernacht naar huis waren gestuurd.

‘Ik vind het zo erg dat het personeel zo lang moet blijven,’ zei ze. ‘Ik heb het allang opgegeven mijn man zover te krijgen dat hij zijn avondeten op een normaal tijdstip eet. Kunnen we Zephyr [de familiekok van de Johnsons] niet vragen om iets te maken wat kan worden warm gehouden? Ik kan ook naar de keuken gaan en het voor hem opwarmen en als ik al naar bed ben, kan hij het zelf doen. Dan sturen we de butlers gewoon om acht uur naar huis, zoals het hoort.’

Toen West haar vraag doorspeelde naar maître d’ Charles Ficklin was hij woedend. Het was hun genoegen om zo lang te blijven als de president wilde. ‘De president van de Verenigde Staten die zelf zijn eten opschept? Nooit!’ brieste Ficklin.

Charles’ broer John, zelf ook butler, was het met hem eens. ‘Wij hebben alle maaltijden van elke president en first lady opgediend, zolang ik me herinner. Ook al is het een boterham met kaas of een bord chili of een gekookt ei. Dat is traditie.’

Toen West Lady Bird vertelde dat er een regelrechte opstand zou uitbreken als de butlers vroeg naar huis zouden worden gestuurd, antwoordde ze: ‘Ik heb nog nooit zo’n huis meegemaakt. Eerst zijn er twee technici voor nodig om de haard aan te maken – ik mag het niet zelf doen. En nu willen de bedienden ’s avonds niet naar huis.’

Gary Walters, die hoofdportier was van Reagan tot George W. Bush, had tot taak personeel aan te nemen en te ontslaan. Hij waarschuwde ze altijd dat het geen negen-tot-vijfbaan was. Hij voelde zelf hoe zwaar het was; een van de redenen waarom hij met pensioen ging was dat hij zijn eigen tijd wilde indelen en eindelijk eens met zijn gezin op vakantie kon gaan.

‘Ik stelde tijden vast waarop mensen op hun werk aanwezig moesten zijn, maar ze wisten allemaal dat de toestand in de wereld elke dag bepaalt wat de president doet: ze kunnen op elk moment worden opgeroepen om te blijven of vroeg naar hun werk te komen, of op het laatste moment nog bij te springen of enkele dagen te blijven. Alles draaide om het schema van de president.’

Voor Walters hoorde het erbij dat zijn gezinsleven voortdurend werd verstoord. In 1991 reed hij net de oprit van het Witte Huis af, op weg naar een basketbalwedstrijd van de Universiteit van Maryland, toen hij bericht kreeg dat de Verenigde Staten, samen met een internationale coalitie, waren begonnen met het bombarderen van Iraakse strijdkrachten in Koeweit. ‘En dus reed ik het ene hek uit, en voor ik eenmaal goed en wel op Pennsylvania Avenue was, reed ik door het andere hek weer naar binnen.’

Schilder Cletus Clark, die van 1969 tot 2008 op het Witte Huis werkzaam was, zei dat hij in die jaren zijn leven opgaf voor zijn werk. Hij had zijn walkie-talkie altijd bij zich en werd regelmatig in de weekends thuis opgeroepen vanwege de grillen van de presidentiële familie. ‘Als de first lady een schilderij wilde verhangen en een gat in de muur maakte, dan zochten ze net zo lang tot ze me gevonden hadden en ik het kon opknappen.’

Clarks vriend, hoofd Operationele dienst Tony Savoy, werkte nauw met hem samen. Als de first lady besloot dat ze een ander kleurtje op de muren wilde, dan deden zij met zijn tweeën alsof dat helse karwei geen enkele moeite kostte. ‘We moesten alle kamers leegmaken, alle meubels verplaatsen. Zij schilderden de kamer op vrijdag en zaterdag, en wij kwamen dan weer op zondag en zetten alle meubels weer terug,’ zei Savoy. ‘Als ze [de presidentiële familie] dan op zondagavond of maandag thuiskwamen, dan was het alsof ze nooit waren weg geweest.’

Niemand wilde ooit nee verkopen aan de president of de first lady. En geen enkele first lady heeft geduld. ‘Iedereen is bang voor ze. Ze zeggen de first lady nooit de waarheid,’ zegt Clark. ‘Ze zei bijvoorbeeld: “Kun je het hele Witte Huis in één dag schilderen?” en dan zeiden ze: “Ja, mevrouw.” Ze zouden nooit nee zeggen. Niemand wil zijn baan op het spel zetten door de waarheid te vertellen.’

Clark zei dat hij nooit ergens tijd voor kon nemen, ook niet als het een moeilijk project betrof, zoals het uitzoeken van de juiste tint geel om de Yellow Oval Room op te frissen. De laatst gebruikte kleur waarmee de kamer was geschilderd, jaren daarvoor, stond nergens genoteerd. Omdat zijn kantoor in de kelder zat en er geen daglicht was, moest hij steeds weer naar buiten lopen met stalen om te zien hoe ze eruitzagen in de zon. Zijn toewijding bleef niet onopgemerkt. Laura Bush zei dat hij een geboren schilder was, herinnert hij zich met trots.

Vaak namen belangrijke gebeurtenissen in de wereld de president volledig in beslag en had het personeel alle hens aan dek nodig. Jimmy Carter leefde in een vrijwel voortdurende staat van opwinding, veroorzaakt door het feit dat de natie een enorme inflatie tegemoet ging, er eindeloze rijen bij de benzinepompen stonden en er een energiecrisis dreigde. (Rosalynn zei dat haar man de temperatuur in de residentie zo laag hield – hij wilde dat het in het Witte Huis niet warmer werd dan achttien graden Celsius – dat een van de dienstmeisjes medelijden met haar kreeg en lang ondergoed voor haar kocht!)

Maar het was vooral het Iraanse gijzelingsdrama dat Carter en de mensen die onder hem werkten uitputte. Maar liefst vierhonderdvierenveertig loodzware dagen lang moest het personeel zich aanpassen aan het nieuwe schema van de president, dat op zijn kop werd gezet vanwege het tijdsverschil van acht uur met Iran. Elke dag weer maakte het keukenpersoneel laat in de avond broodjes en koekjes voor de president en de doodvermoeide ambtenaren van Buitenlandse Zaken. ’s Ochtends kwam Carter om vijf uur het Oval Office binnen, dat uiterlijk om kwart voor vijf door het personeel moest zijn schoongemaakt en voorzien van verse bloemstukken.

Mrs. Carter herinnert zich dat het personeel tijdens de crisis bijzonder attent was: ‘Ze maakten zich zorgen over ons.’ Ze kregen ook de privétijd waar ze zo’n grote behoefte aan hadden. Op rustige momenten zat de president bij zijn vrouw en ontspande zich ’s middags op het Truman Balcony. ‘Dat was goed, even tijd voor onszelf.’

Vijfendertig jaar later doet Carters verlies van Ronald Reagan nog altijd pijn, zegt Mrs. Carter. Het was heel zwaar om nog twee maanden in het Witte Huis te moeten blijven, nadat ze waren weggestemd. ‘Je verliest de verkiezingen op 4 november en dan wil je gewoon naar huis.’ Bloemstylist Ronn Payne herinnert zich hoe zwaar het was voor de familie: ‘Ze huilden wekenlang. En dan bedoel ik echt brullen. Je kon niet naar de tweede verdieping gaan zonder het te horen.’

In de residentie werken wordt een manier van leven. Hoofd Voorraadkamer Bill Hamilton ging na vijfenvijftig jaar dienstverband op het Witte Huis met pensioen. Niet lang na zijn vertrek nam hij zijn vrouw Theresa eindelijk mee op een reis naar Londen en Parijs voor hun achtenvijftigjarige huwelijksjubileum. Ze hebben zeven kinderen, dertien kleinkinderen en vier achterkleinkinderen. Ze waren geen van beiden ooit in Europa geweest: ze hadden nooit tijd gehad om op reis te gaan.

‘Mijn vrouw is het enige meisje waar ik ooit mee uit ben gegaan. We kennen elkaar sinds onze schooltijd,’ zei hij, zo luid dat zijn vrouw hem in de kamer ernaast kon horen. ‘Toen ik tegen mijn moeder zei dat zij de vrouw was met wie ik zou trouwen, draaide ze zich om en gaf me een draai om mijn oren. Ze zei dat ik dat helemaal nog niet kon weten.’

Hamilton werd als huisknecht aangenomen toen hij twintig jaar oud was. Net als vrijwel iedereen van de staf kreeg hij de baan omdat hij iemand kende die er al werkte. Zijn goede vriend Wilson Jerman, die hij had ontmoet toen hij in het Wardman Park Hotel in Washington werkte, nam hem mee voor een gesprek. Tot op de dag van vandaag hangen beide mannen om de paar weken met elkaar aan de lijn om bij te praten en vriendschappelijk te kibbelen over wie van hen er nu het langst heeft gewerkt.

Een ander personeelslid van de residentie, die maar al te bekend was met de ongewone eisen die de baan stelde, is timmerman Milton Frame, nu tweeënzeventig jaar oud. Frame begon zijn carrière op het Witte Huis in 1961. Hij hielp Traphes Bryant met de verzorging van de honden van de familie Kennedy en pendelde vervolgens zesendertig jaar lang anderhalf uur heen en anderhalf uur terug tussen zijn huis in het landelijke Virginia en de afdeling Houtbewerking. Toen hij in 1997 met pensioen ging als voorman van de timmerlieden was hij blij dat hij niet meer om vier uur ’s ochtends hoefde op te staan om om halfzeven op zijn werk te zijn.

Miltons vader, Wilford Frame, was ook timmerman op het Witte Huis. Dat maakte het sollicitatiegesprek voor Milton een stuk gemakkelijker dan voor mensen zonder familieconnectie.

Op zondagochtend had Milton een afspraak met hoofdportier J.B. West.

‘Wil je op het Witte Huis werken?’ vroeg West hem.

‘Ja, sir, ik ben inderdaad op zoek naar een baan,’ antwoordde Frame, die tot dan toe alleen los-vastbaantjes had gehad.

‘Als ik je zou aannemen, wanneer zou je dan kunnen beginnen?’

‘Wanneer u wilt, sir.’

Frame begon de volgende dag en maakte meteen lange dagen. West wilde dat zijn personeel de voortdurende ontvangsten van de Kennedy’s kon bijbenen en onderwierp ze aan onaangekondigde trainingssessies. ‘Op een avond moesten we oefenen,’ zei Frame en hij lachte weer bij de herinnering. ‘We werkten de hele avond aan de opbouw van een podium in de East Room en toen het stond, zei Mr. West: “Breek het maar weer af.”’ West stond erbij en nam de tijd op. Hij hield bij hoelang het duurde om het podium op te bouwen. (Ongeveer vier uur om het te bouwen en anderhalf uur om het weer af te breken, zegt Frame.)

De dagen van veel personeelsleden werden nog langer door de tijd dat ze heen en weer moesten reizen vanuit het centrum. Meestal zat het hoofd Operationele dienst Tony Savoy lang voor zonsopgang in zijn auto op de parkeerplaats te wachten tot de Geheime Dienst hem binnenliet om vijf uur ’s ochtends. Zijn dienst begon pas om halfzeven, maar hij wilde de files voor zijn. Doorgaans maakte hij duizend uur overwerk in een jaar en hij werkte soms een maand lang zonder één vrije dag. Hij ging in 2013 met pensioen en zegt nu dat hij van plan is alles te doen waar hij zin in heeft, zoals ‘niets bijzonders’.

Als ze gevraagd werd om offers te noemen die ze voor hun werk hebben gebracht, noemen slechts weinigen het geld. Personeelsleden van de residentie zijn ambtenaren, van wie de beloning ‘administratief wordt vastgesteld’. Ze zitten niet vast aan schalen. Hun loon is gebaseerd op ervaring en de moeilijkheidsgraad van het werk. Sommigen verdienen dertigduizend dollar per jaar. Wie boven aan de loonschaal staat, zoals de hoofdportier, de kok, de patissier, het hoofd Huishouding en de maître d’ kan rekenen op meer dan honderdduizend dollar.

Patissier Ronald Mesnier weigerde banen met een salaris van enkele duizenden dollars bij restaurants in Las Vegas en bij de Ritz in Parijs, om in het Witte Huis te kunnen werken. ‘Ik had het drievoudige – het viervoudige – kunnen verdienen van wat ik op het Witte Huis verdiende!’

Mesnier is een legende onder het personeel. Hij begon op het Witte Huis in 1979 en vertrok in 2006. Hij nam zijn werk ongelooflijk serieus, vergeleek zijn desserts met kunstwerken en gaf ze hoogdravende namen. Wie zou de ‘Australische zwarte parel’ kunnen weerstaan, een schelp van witte chocolade, compleet met chocoladezeewier en kleine chocoladevisjes die hij maakte voor het Australische staatsbanket, of ‘Sweet Serenity-Bonsai Garden’, een sorbet van zure kersen en amandelmousse, kleine macarons en stukjes noga, geaccentueerd door verse perziken en kersen, gevuld met kumquatpuree, die hij maakte voor een staatsbanket voor Japan? Hij zat dagenlang in zijn kantoor op de derde verdieping en werkte nieuwe ideeën uit die hij vervolgens deelde met de kok en zijn assistent. Soms bleef hij zo lang dat hij gebruikmaakte van de kamer ernaast, waar een bed en een bank stonden en waar hij kon overnachten. Mesniers liefde voor zijn vak is aanstekelijk. Zeven jaar na zijn pensionering vertelde hij mij dat hij zich nog steeds druk maakt om de presidentiële familie. Zelfs nu nog, als hij hoort dat er een staatsbanket gepland staat, begint hij in zijn dromen te fantaseren over de desserts.

En toch geeft zelfs het meest enthousiaste personeelslid toe dat er een prijs moet worden betaald voor het leven in het Witte Huis. Mesnier erkent dat hij meer verjaardagen en familie-etentjes heeft gemist dan hij kan tellen. Hij maakte vaak plannen om in het weekend met zijn vrouw en zoon uit eten te gaan, maar moest dan vrijdagavond afzeggen omdat de presidentiële familie had besloten om op zondag een verjaardagsfeest of zwembadfeest te geven waar hij bij moest zijn. Zo behield hij zijn baan, zegt hij: door te weten dat het Witte Huis altijd op de eerste plaats komt. Personeelsleden op het Witte Huis die hun werk niet boven hun persoonlijk leven stelden, werden uiteindelijk ontslagen, zegt hij. De presidentiële familie kon altijd besluiten iemand te ontslaan, zonder nadere verklaring.

‘De familie weet wat er speelt,’ zegt hij. ‘Geloof me. Ze zitten niet met hun neus overal bovenop, maar er zijn mensen die ze op de hoogte houden.’ Vooral de social secretaries fungeren als tussenpersoon tussen de personeelsleden en de presidentiële familie.

Onder de Clintons had de perfectionistische chef-patissier het het zwaarst. Ze organiseerden negenentwintig staatsbanketten in hun periode in het Witte Huis, vergeleken bij zes tijdens het presidentschap van George W. Bush. Alleen al voor hun millennium-nieuwjaarsviering nodigden ze vijftienhonderd mensen uit. Mesnier ging pas om zeven uur de volgende ochtend naar huis.

‘De Clintons deden me bijna de das om. Mijn benen waren volledig óp. Ik zat niet – ik kon niet zitten. Je bent constant op de been. Op een werkdag van zestien uur zat ik misschien twintig minuten. Ik at zelfs staand.’

Mesnier en zijn vrouw prikten vier jaar voor het zover was al een dag voor zijn pensionering.

En zelfs toen hij uiteindelijk met pensioen ging, kon hij de banden met het Witte Huis nog niet echt doorsnijden. Hij kwam twee keer terug, toen Laura Bush hem dat persoonlijk vroeg. ‘Ik maakte de verjaardagstaart voor George W. Bush en daarna ging ik nogmaals met pensioen. Twee weken later belde ze me weer en ik kwam terug tot december 2006. Ik geloof niet dat dat ooit eerder met iemand van het personeel is gebeurd.’

De druk om het de presidentiële familie naar de zin te maken was misschien wel nooit zo groot als toen de Reagans het ambt bekleedden. Nancy Reagan ging zelfs zo ver dat ze de borden zelf opmaakte, omdat ze erop stond dat er geen ‘grijs eten’ op tafel kwam, alleen maaltijden met kleur. Voor elk staatsbanket plande de chef elke gang, in overleg met de first lady; enkele weken van tevoren serveerden de Reagans het diner dan aan een kleine vriendengroep en vroegen ze hun mening over elke gang. De first lady beoordeelde de schotels en instrueerde de chef: ‘Nee, ik vind dat de rosbief hier moet liggen,’ wees ze dan, ‘en volgens mij ziet het er beter uit als de erwten daar komen,’ herinnert portier Skip Allen zich. En als een diner er niet precies uitzag zoals zij het wilde, dan moest je oppassen, zei Allen. Hij vertelde dat ze soms de portiersloge belde en de chef naar boven riep, naar de tweede verdieping. ‘Als het heel erg was, als ze asperges had verwacht, maar doperwten had gekregen, dan moest je een goed excuus hebben.’ Mesnier herinnert zich dat hij het ene na het andere dessert bedacht voor een staatsbanket voor Nancy Reagan tevreden was.

Eén incident achtervolgt hem nog altijd. Enkele dagen voor een staatsbanket op een dinsdag, ter ere van koningin Beatrix en prins Claus, in april 1982, zat Nancy Reagan aan een lange tafel in haar geliefde Solarium aan de lunch met de president, die aan het andere eind van de tafel zat. Nadat Mrs. Reagan twee dessertkeuzes had afgewezen, kwam Roland terug en stelde haar een derde voor. Iedereen van het personeel wist wat ze deed als ze niet tevreden was: dan hield ze haar hoofd schuin en verscheen er een klein lachje op haar gezicht. Ze hield haar hoofd schuin.

‘Roland, het spijt me, maar dit kan weer niet.’

‘Goed, madam.’

President Reagan kwam ertussen, van de andere kant van de tafel: ‘Schat, laat de chef met rust. Dit is een prachtig dessert. Laten we dit doen, het is heel mooi.’

‘Ronnie, eet jij je soep nu maar, dit zijn jouw zaken niet,’ zei ze.

Hij keek neer op zijn bord en at zijn soep zonder nog een woord te zeggen.

Mesnier was buiten zinnen. ‘Ik ging terug naar de keuken – het was op een zondag, herinner ik me – en ik liep heen en weer in de keuken en ik overwoog mezelf van kant te maken,’ zei hij. ‘Wat moest ik doen? Hoeveel jaar moest ik dat nog volhouden? Acht jaar? Ik was echt wanhopig. Ik zei dat ik niet wist wat ik moest maken, ik wist niet wat ik moest doen. Toen ging de telefoon en vroeg ze me weer naar boven te komen.’

Ze vertelde Mesnier dat ze had besloten wat ze wilde dat hij maakte: mandjes van suikerwerk met drie suikerwerktulpen erin. Hij zou vijftien mandjes moeten maken voor het diner. Voor elk mandje had hij een paar uur nodig – en dan moest hij ook de tulpen nog maken, de vulling voor elk mandje, en koekjes bakken om erbij te serveren.

‘Ik wil dat je dit maakt,’ zei ze rustig. Ze was heel tevreden met haar geweldige idee.

‘Mrs. Reagan, dit is heel leuk en heel mooi en ik denk echt dat het prachtig zou zijn, maar ik heb nog maar twee dagen tot het diner.’

Ze glimlachte en hield haar hoofd schuin. ‘Roland, je hebt twee dagen en twee nachten tot het diner.’

Roland had geen keus. ‘Je zegt: “Dank u wel, madam, voor het geweldige idee.” Dan klik je je hielen tegen elkaar, draai je je om en ga je aan het werk.’

Hij stortte zich erop en werkte dag en nacht door. Na het staatsbanket, toen hij wist dat de first lady tevreden was met het resultaat, reed hij uitgelaten naar huis. Hij was de uitdaging aangegaan en had gewonnen.

Terugkijkend waardeert Mesnier de manier waarop Nancy Reagan hem onder druk zette, hoe zwaar het ook was. Tijdens de lange rit naar huis, dacht hij: ik kan het waarmaken. Zo beoordeel je iemand, als je in die situatie zit: kan iemand het waarmaken? Je doet er alles aan.

Op 8 december 1987 organiseerden de Reagans een staatsbanket voor Michail Gorbatsjov en zijn vrouw Raisa. Het was de eerste keer dat een Sovjetleider naar Washington kwam na het bezoek van Nikita Chroesjtsjov in 1959. De last van dit enorm belangrijke staatsbezoek werd voor een deel gedragen door het personeel van de residentie.

‘Nancy Reagan en haar social secretary kwamen Bloemstyling binnen en zeiden dat ze Raisa wilden imponeren,’ zei bloemstylist Ronn Payne. ‘En dat deden we. We zetten die dag drie keer verse bloemen neer in het huis: voor de aankomst ’s ochtends, voor de lunch ’s middags en voor het diner. Elke bloem, drie keer, een voor een.’

Sommige personeelsleden doen te veel hun best om de rol van toegewijd staflid te spelen. Zij blijven meestal niet lang. Worthington White, een reusachtige kerel van een meter negentig en honderdtachtig kilo, voormalig American-footballspeler van Virginia Tech, die van 1980 tot 2012 als portier op het Witte Huis werkte, zegt dat hij er zo lang werkte omdat hij wist wanneer hij zijn mond moest houden. Als personeelsleden lachten om grappen die niet leuk waren, of hun best deden om op te vallen – alles om gezien te worden door de president en de first lady, zegt hij, dan werkte dat nooit.

‘Dat vonden ze vreselijk,’ zei White. ‘Dat zei ik altijd tegen nieuwe mensen als ze voor het eerst kwamen: het ergste wat je kunt doen is onecht zijn. Je hebt te maken met de meest zelfverzekerde politici ter wereld. Je moet jezelf zijn. Ze vinden je aardig, of ze vinden je niet aardig, maar je kunt ze niet voor de gek houden.’

Hun baan als butler, dienstmeisje, bloemstylist of kok leek misschien heel gewoon, maar de personeelsleden van de residentie waren zich er heel goed van bewust dat ze de president en zijn familie ook moesten beschermen tegen een toenemend aantal bedreigingen in de wereld na 9/11. Volgens de verslagen in de Washington Post was het een dienstmeisje, en niet een lid van de Geheime Dienst, die ontdekte dat iemand had geschoten op de woonvertrekken van de presidentiële familie. Om tien voor negen, op een rustige vrijdagavond, 11 november 2011, parkeerde de eenentwintigjarige Oscar Ortega-Hernandez zijn zwarte Honda Accord uit 1998 op Constitution Avenue, draaide het raampje aan de passagierskant omlaag en vuurde met zijn semiautomatische geweer over een afstand van zeshonderdveertig meter over het South Lawn op het Witte Huis. Ten minste zeven kogels troffen de tweede en derde verdieping van het privégedeelte van de presidentiële familie. Er sneuvelde een raam van het Yellow Oval Office, de formele eetkamer van de familie. De president en de first lady waren de stad uit en hun dochter Malia was met vrienden op stap, maar hun jongste dochter Sasha en de moeder van de first lady, Marian Robertson, waren aanwezig ten tijde van de beschieting. Verschillende leden van de Geheime Dienst hoorden schoten, maar kregen de opdracht niet te reageren. Er werd ten onrechte geconcludeerd dat de schoten waren afgevuurd door rivaliserende bendes en dat ze niet op het Witte Huis waren gericht.

Vier dagen later, rond het middaguur op dinsdag 15 november, vroeg een dienstmeisje aan assistent-portier Reginald Dickson om naar het Truman Balcony te komen, waar ze een gebroken raam had gezien en een stuk wit beton dat op de grond lag. Toen Dickson erbij kwam, zag hij een kogelgat en een buts in de vensterbank en deed snel verslag van de ontdekking van het dienstmeisje aan de Geheime Dienst. De FBI begon onmiddellijk met een onderzoek. Ze vonden een kogel in een raamkozijn en metalen fragmenten van een vensterbank (de ramen waren voorzien van antiek glas aan de buitenkant en kogelvrij glas aan de binnenkant.) De president was nog steeds op reis, maar de first lady was eerder die ochtend thuisgekomen en deed een dutje. Dickson ging kijken of alles bij haar in orde was, ervan uitgaand dat zij al gehoord had van de schoten die op haar huis waren afgevuurd, maar dat was niet zo. Vooraanstaande assistenten van Obama hadden besloten dat ze het eerst aan de president zouden vertellen, zodat hij zijn vrouw over het angstaanjagende incident kon inlichten. Het bleek een slecht idee.

De first lady was begrijpelijkerwijs woedend toen ze het nieuws van Dickson hoorde. Toen voormalig hoofd van de Geheime Dienst Mark Sullivan naar het Witte Huis werd geroepen om de beschieting te bespreken, was Michelle Obama zo kwaad dat haar stem door de gesloten deur te horen was. Als dat oplettende dienstmeisje en die trouwe butler er niet geweest waren, zouden de kogels misschien veel later zijn ontdekt, of zelfs helemaal niet.

Hoofdportier Stephen Rochon, die enkele maanden voor de schietpartij met pensioen was gegaan, had Dickson aangenomen en zegt dat hij nauw bij de familie betrokken is. Het verbaast Rochon niet dat Dickson en het niet nader genoemde dienstmeisje zo’n belangrijke rol speelden bij het aan het licht brengen van de schietpartij. ‘De staf heeft geleerd om hun ogen open te houden en alles wat ongewoon is onder de aandacht van de portiers te brengen, of het nu een gebroken raam is of een pakket dat na een rondleiding achterblijft. De portiers gaan ermee naar de Geheime Dienst.’ Hij voegde eraan toe: ‘We zijn er niet alleen om het huis schoon te maken en het eten op te dienen.’

Bij een ander angstaanjagend incident, op 19 september 2014, sprong een met een mes bewapende man over het hek van het North Lawn, rende langs verschillende agenten van de Geheime Dienst en sprintte het Witte Huis binnen. Eenmaal binnen overmeesterde hij een bewaker en scheurde hij voorbij de trap die naar de tweede verdieping leidt, de East Room binnen. (Vanuit de portiersloge zou het verzoek zijn gekomen om een alarm bij de hoofdingang uit te zetten omdat het te luid was. Als dit normaal had gefunctioneerd, zou het de bewakers op de begane grond hebben gealarmeerd.) De indringer, Omar Gonzalez, werd uiteindelijk tegengehouden door een agent van de Geheime Dienst die geen dienst had, vlak bij de deur naar de Green Room.

Skip Allen, die acht jaar lid was van de geüniformeerde Geheime Dienst voor hij in 1979 portier werd, is geschokt als hij over zulke gaten in de beveiliging hoort. ‘Ik zag een keer iemand over het hek springen toen ik in de portiersloge was,’ herinnert hij zich. ‘Hij kwam tot het midden van de North Grounds, toen werd hij omringd door agenten van de Geheime Dienst. Ik begrijp gewoon niet hoe iemand van het hek in de East Room kan komen zonder dat iemand ingrijpt.’

Andere bedreigingen waren minder opvallend, maar niet minder gevaarlijk. Chef-kok Walter Scheib zegt dat het zijn doel niet alleen was om de presidentiële familie gezond te houden, maar ook in leven. ‘En dat is niet niets als je bedenkt hoeveel mensen de president haat toedragen, om welke reden dan ook, op internationaal of op nationaal niveau.’

Scheib, die voor de Clintons en voor de familie van George W. Bush werkte, zei dat er niemand belangrijker was voor de fysieke veiligheid van de president dan de patissier en de kok. Mesnier kan dat beamen. ‘Zelfs na 9/11,’ zegt hij, ‘waren er geen voorproevers in de keuken. Wij waren alleen. Er werd op ons vertrouwd dat er niets zou gebeuren.’

Lyndon Johnson had manieren om de regels rond de voedselleverantie aan het Witte Huis te omzeilen (ze waren in de jaren zestig van de twintigste eeuw nog minder streng). De president was dol op de blintzes die door de vrouw van de minister van Defensie Robert McNamara, Margaret, werden gemaakt en af en toe vroeg zij haar man om een stapeltje naar Johnson te brengen en ze af te geven bij iemand op het Witte Huis. Een keer gaf McNamara de blintzes aan een politieagent die ze op zijn beurt weer aan de Geheime Dienst gaf. De blintzes werden vernietigd. Toen McNamara Johnson vroeg of de laatste stapel blintzes van zijn vrouw hem hadden gesmaakt, begreep de president waarom hij deze nooit ontvangen had en werd woedend.

‘Bemoei je niet met mijn eten!’ schreeuwde de wispelturige Johnson tegen een agent van de Geheime Dienst die die dag toevallig zijn pad kruiste. ‘Gebruik die ruimte boven in je hoofd waar je hersens horen te zitten. Dacht je dat de minister van Defensie mij wil vermoorden?’

Chef-patissier Mesnier maakte slechts één keer misbruik van het systeem. Toen hij Reagans staatsbanket voor Michail Gorbatsjov bereidde, had hij frambozen in het dessert verwerkt – omdat in Rusland frambozen ‘zo duur zijn als goud, als kaviaar’. Een paar dagen nadat de Sovjetpresident naar huis was teruggekeerd, was Mesnier met een andere kok in de keuken toen daar een grote, bruine doos opdook, die afkomstig was van Gorbatsjov. Hij wist dat de doos onmiddellijk moest worden vernietigd, wat er ook in zat, maar hij besloot hem toch eerst open te maken.

Toen hij er een blik in wierp, ontdekte hij tot zijn opwinding twee grote blikken, elk gevuld met drie kilo van de beste Russische kaviaar. ‘Ik weet niet wat jij met de jouwe doet,’ zei hij tegen zijn collega, ‘maar ik neem die van mij mee naar huis. Hier wil ik mijn leven wel voor wagen!’

De lange werkuren en de betoonde trouw van het personeel op de residentie gaan niet onopgemerkt voorbij aan de presidentiële familie. President Ford wist dat portier Frederick ‘Freddie’ Mayfield van zwemmen hield, dus vroeg hij hem op een dag zijn zwembroek mee te nemen en gingen ze samen zwemmen. Ze kwamen samen binnen, lachend en in handdoeken gewikkeld.

First ladies hebben vaak een onuitgesproken verstandhouding met de favoriete leden van de huishoudelijke staf: ze helpen ze als het nodig is. In 1986 werd het dienstmeisje van Nancy Reagan, Anita Castelo, ervan beschuldigd dat ze twee mede-Paraguayanen had geholpen om munitie naar Paraguay te smokkelen. De first lady legde een verklaring af waarin ze instond voor Castelo’s integriteit. Castelo werd vrijgepleit, net toen de Iran-Contra-affaire, die over wapensmokkel op veel grotere schaal ging, de kranten haalde. De president werd ervan beschuldigd wapenleveranties aan Iran goed te keuren in ruil voor de vrijlating van gijzelaars en de financiële steun van de contrarebellen in Nicaragua; het Witte Huis hoopte ongetwijfeld de Castelo-zaak stil te houden toen het Iran-Contraverhaal dreigde uit te komen. Maar Nancy Reagan wilde zo graag dat Castelo bleef dat ze bereid was om zich daarvoor een publiek schandaal op de hals te halen.

De uitzonderlijke toewijding van het personeel van de residentie aan president George H.W. Bush en zijn familie lijkt voort te komen uit de toegankelijkheid van de familie. De Bushes stelden iedereen om hen heen op hun gemak. Barbara Bush herinnerde zich een scène gedurende de Golfoorlog, toen ze gespannen naar het nieuws zat te kijken. Ze wachtte tot haar man binnen zou komen en de maître d’ van het Witte Huis, George Hannie, vroeg haar: ‘Wat wilt u drinken? En wat denkt u dat Pops wil drinken?’ (In de media wordt hij soms ‘Poppy’ Bush genoemd sinds het presidentschap van zijn zoon, maar president Bush werd al sinds zijn jeugd ‘Pops’ genoemd; in het Witte Huis gebruikte alleen zijn familie die naam.)

Ze lachte bij de herinnering. ‘Ik zei tegen hem – en hij wist dat ik een grapje maakte, net zoals ik wist dat hij een grapje maakte, zo goed waren we met elkaar – “George, dat kun je niet zeggen over de president van de Verenigde Staten.”’

Hannie antwoordde direct: ‘Geloof me, Mrs. Bush, in het Witte Huis volgen de presidenten elkaar op. Maar George Hannie blijft.’

‘Zo’n verhouding hadden we nu eenmaal, waarin je kon plagen en lachen. En als iemand van ons iets verdrietigs meemaakte, dan steunden we elkaar,’ zegt Barbara Bush.

Huisknecht Linsey Little zei dat de eerste president Bush gemakkelijker te benaderen was dan alle andere presidenten (onder wie zijn eigen zoon). ‘De oude Bush, die was meer onder de mensen. Die andere praatte alleen maar tegen je en bleef ondertussen doorlopen. Geen gesprek, niets. Maar die oude Bush was heel aardig – hij en zijn vrouw.’

Little was geboren in Robbinsville, Noord-Carolina, een plaats met minder dan duizend inwoners, en werd al op zijn twaalfde van school gehaald om te helpen met de verzorging van zijn broertjes en zusjes. Zijn vader was een deelpachter, maar Little ontsnapte aan het loodzware werk op de pinda-, katoen-, en tabaksplantages en trok begin jaren vijftig naar het noorden, naar Washington.

Hij begon in 1979 op het Witte Huis en verliet zijn huis in de stad – zo dicht bij het Washington Redskins-stadion dat je het publiek kon horen juichen als er een wedstrijd aan de gang was – om vijf uur ’s ochtends om om zes uur te kunnen beginnen. Hij had het huis klaar voor de eerste rondleiding van halfacht. Dan had hij de touwen opgehangen, de vloeren gedweild en de tapijten uitgerold. Als de rondleidingen waren afgelopen, haalde hij alles weer weg. Na een snel ontbijt werd hij gebeld door hoofd Huishouding Christine Limerick, die hem en zijn collega’s vertelde of de familie al was opgestaan, en of ze op de tweede verdieping konden gaan stofzuigen, terwijl de dienstmeisjes afstoften en de bedden opmaakten.

De relatie van Little met de eerste president Bush ging veel verder dan het schoonmaken van het huis. Little was een van de personeelsleden die regelmatig horseshoes met de president speelden, soms twee of drie keer per week.

De president en zijn zoon Marvin gingen altijd vrolijk naar het veldje naast het zwembad om met Little en zijn chef te spelen als ze klaar waren met hun werk. Ze namen het spel zo serieus dat Little zelfs T-shirts liet maken waarop HOUSEMANS PRIDE stond.

‘We versloegen hem altijd, tot op het laatst,’ zei Little lachend. ‘Het laatste jaar wonnen hij en Marvin het kampioenschap.’ Barbara Bush zei dat zij en de president verdrietig waren toen ze vertrokken, omdat ze wisten dat de Clintons die traditie niet zouden voortzetten.

residentie.pdf

LINSEY LITTLE

Eén keer vroeg de president Little zelfs om bij hem te komen in de Family Dining Room op de tweede verdieping. ‘Hij vroeg me aan tafel te komen zitten en we zaten daar en praatten met elkaar,’ zei Little en hij schudde zijn hoofd. ‘Aan tafel zitten met de president en een gesprek voeren. Geen van de andere presidenten zou zoiets gedaan hebben.’

Fouten die andere presidenten woedend gemaakt zouden hebben, zag Bush snel door de vingers. Een keer in de zomer, toen hij buiten in de tuin een spelletje horseshoes speelde, had Bush een personeelslid om insectenspray gevraagd. De man had de president van top tot teen ingespoten toen hij besefte dat hij per ongeluk een veel te sterk verdelgingsmiddel voor industrieel gebruik had gepakt. Toen zijn fout een paar minuten later tot hem doordrong, rende hij letterlijk naar de dokter die altijd in de buurt was.

Tegen de tijd dat ze terugkwamen, was het gezicht van de president al helemaal rood, zei portier Worthington White. Bush moest onder de douche worden ontsmet.

‘President Bush was nu eenmaal president Bush en zei alleen: “Oké, oké, laten we verdergaan met ons toernooi!”’ Er werd niemand ontslagen.

De Bushes leken de opofferingen van het personeel echt te waarderen en als gevolg daarvan deed het personeel alles om het hen naar de zin te maken. Het keukenpersoneel wist dat Barbara Bush er een hekel aan had als mensen ‘Happy Birthday to You’ voor haar zongen. ‘Op campagne kreeg ik vier verjaardagstaarten op één dag van mensen die geen snars om mij gaven,’ vertelde ze mij met haar gebruikelijke openhartigheid.

‘Op een dag kwam ik thuis om te lunchen en ik kreeg een dessert – je eet toevallig heel goed op het Witte Huis. Het was een klein vierkant taartje met de muzieknoten van “Happy Birthday to You” erop. Ze zeiden het niet, ze zongen het niet, het waren alleen de noten.’ Mesnier had het taartje voor haar gemaakt, zodat ze er in alle rust van kon genieten terwijl ze in haar eentje een boek las bij de lunch.

Barbara Bush ging vrijwel iedere ochtend bij Bloemstyling langs om even dag te zeggen, soms in haar badjas, over haar badpak heen, voordat ze ging zwemmen. En ze maakte grapjes met Mesnier als ze hem tegenkwam op de gang. Ze sloeg hem speels met een opgerold tijdschrift en zei plagend: ‘Wat doe je hier? Moet je geen koekjes bakken of zo?’

Hoofd Operationele dienst Tony Savoy zei dat Barbara Bush alle personeelsleden behandelde alsof ze hun oma was. ‘Als je in de lift stond, stapte zij erbij en dan zei ze: “O nee, jongens, niet uitstappen, ik moet ook naar boven.”’

In 1992, toen orkaan Iniki Hawaii verwoestte, probeerde bloemstylist Wendy Elsasser wanhopig haar ouders te bereiken, die daar na hun pensioen waren gaan wonen. Het duurde dagen voor ze iets van hen hoorde, maar ze wilde de Bushes niet storen met haar persoonlijke sores. Uiteindelijk, op een zondag, terwijl ze met de bloemen bezig was in de woonvertrekken, vroeg Barbara Bush hoe het met haar ging.

‘Heel goed, Mrs. Bush, dank u,’ antwoordde ze en probeerde haar zorgen te verbergen. Een paar minuten later stond Barbara Bush weer naast haar. ‘Wat is er nou echt aan de hand?’ vroeg ze. ‘Dat klonk helemaal niet als de Wendy die ik ken.’

Haar ogen stonden vol tranen. ‘Mrs. Bush, mijn ouders zitten in die orkaan en ik heb al dagen niets van ze gehoord en ik ben zo van streek. Ik kan gewoon nergens anders aan denken.’

Zonder aarzelen zei Barbara Bush tegen haar: ‘Wendy, als er iets is waarmee ik je kan helpen, dan doe ik dat.’ Er was natuurlijk niets wat de first lady kon doen, maar Elsasser was getroffen door haar medeleven. (Een paar dagen later kreeg ze eindelijk bericht van haar ouders.)

Portier Chris Emery herinnert zich dat hij ‘stilviel’ toen hij onverwacht door de Bushes werd gebeld op de dag dat zijn vader overleed. Het was Thanksgiving en de Bushes waren in Camp David voor de vakantie. Minder dan een halfuur nadat hij had gebeld om zijn baas, Gary Walters, op de hoogte te stellen van de dood van zijn vader, ontving hij een telefoontje van de militaire telefonist in Camp David die tegen hem zei: ‘Stand by for the president.’

President Bush zei dat hij het heel erg vond van zijn vader, herinnert Emery zich, en vroeg of er iets was wat hij voor hem kon doen. Emery bedankte hem, maar er was niets wat er nog gedaan kon worden. De president wachtte even. ‘Wacht even, Chris. Bar [Barbara Bush] is hier en ze wil ook even met je praten.’

‘Kun je je dat voorstellen?’ zei Emery, nog altijd verbaasd.

De Bushes deden extra hun best om ervoor te zorgen dat personeelsleden tijd voor hun gezin hadden. Als Emery avonddienst had, moest hij wachten tot de president en de first lady tegen hem zeiden dat hij naar huis kon gaan. ‘De Reagans lieten om negen of tien uur ’s avonds tweemaal de zoemer gaan, wat betekende dat ik naar boven kon gaan en de lichten uitdoen en de dienstdoende telefonist kon zeggen dat ik wegging. Bij de Bushes ging het anders. Barbara Bush belde soms en zei dan: “Wat doe je hier nog? Ga naar huis, naar je gezin!” Het was dan acht uur.’

Barbara Bush en Emery sturen elkaar tot op de dag van vandaag nog regelmatig e-mails. De voormalige first lady eindigt altijd met: ‘Love, BPB’.