***
De rector herhaalde:
'In wie ik een vriend dacht te hebben. Aan wie ik wezenlijke zaken toevertrouwde. Ik heb op het punt gestaan een brief te sturen met slechts drie woorden: non te tolero. Maar ik heb het niet gedaan.'
Marc wenste dat hij hete tranen van schaamte uit zijn ogen moest wegvegen. Hij schaamde zich voor de school. Ze wist geen raad met hem. Zou hij een beweging maken naar zijn ogen toe, spelen dat hij tranen uit zijn ogen wreef?
'...die mij in aanraking bracht met schrijvers van wie ik nooit gehoord had en die, zo bleek mij bij lezing, behoren tot het allerbeste wat aan literatuur bestaat. Jean de Tinan, Maritain, Huysmans... We spraken over hun boeken...' Wat deed Rafaël het goed. Homo politicus. Hoe vond hij de juiste woorden? Homo eligens. Nooit had Marc hem zo in vorm gezien. Hij ging zo beheerst tekeer in deze bloedhitte. Want van airconditioning had men op het Descartes nog nooit gehoord, de verwarming stond hoog en ramen en deuren bleven gesloten. Een broeikas. Hen 'serre chaude' zou Stef zeggen, wiens vingers naar een stofje in een lichtstraal graaiden. Nee, geen raam stond open en niemand klaagde. Niets van wat hier gebeurde mocht tot de buitenwereld doordringen.
Rafaël had zijn handen over elkaar gelegd op de lessenaar. Hij was rustiger geworden, hij ging winnen. Marc zag het langgerekte silhouet tegen de achterwand, zijn verbeten gezicht. Een meester in het gokken. Hij zou winnen. Rafaël was bezig er een mooi nummer van te maken, maar hij speelde geen eerlijk spel. De jaren overziend op het Descartes had hij hem nooit op pure zuiverheid kunnen betrappen. Deze aanval vond plaats onder een vals voorwendsel, maar hij gaf hem geen ongelijk. Marc s dagen op school waren geteld, Rafaël had nog vele jaren voor zich.
Voor de zaal was het duidelijk. Hun rector, hun leider, had het gelijk aan zijn kant, was door het slijk gehaald.
Vlak voor kerst had Marc in de pre-eindexamenklas de komedie in de zeventiende eeuw behandeld. Het was toevallig, dit bijna samenvallen met deze 'smerige' komedie, 'si ignoble' zou De Labadie zeggen, als hij het woord 'ignoble' tenminste kende. Zo vuil. Een parodie op een komedie, een rechtszittingen kruisiging tegelijk.
Esthers blik was bij voortduring op Rafaël gericht. De hele kerstvakantie was naar deze middag, naar dit hoogtepunt toegewerkt. Hij zag de koortsigheid, de blosjes op haar wangen, in haar hals. Zij zou aan het seksuele genot denken dat haar in de komende tijd wachtte. De seksuele opwinding was er al. Hij wendde zich van die vrouw af om andere details waar te nemen.
Hij hoorde Rafaël zeggen:
'Dat moet je toch een groot plezier doen, dat je het evenwicht hier zo verstoord hebt, de balans naar de verkeerde kant hebt doen doorslaan, naar die van de roddel en achterklap.'
Een glimlach trok over Marcs gezicht omdat hij zijn oude vriend voor zich zag. Wim Egbers zou met stelligheid beweren dat Marc deze vernedering gezocht had. 'Jij wist in zekere zin wat je zou overkomen. Je wilt dat het je overkomt. Je werd naar die nieuwjaarsreceptie toe gezogen, je "wist" dat je er terechtgesteld zou worden.' Had Wim gelijk? Het was waar dat hij de vernedering ten volle wilde ondergaan, niets van het schouwspel wilde missen. Hij volgde de beweging van Rafaëls lange, onbehaarde hand.
'Dit heimelijke gedoe...'
De rector maakte met zijn ene hand kleine, opwaartse bewegingen om zijn diepe afschuw kracht bij te zetten.
'Jazeker, ik vertrouwde hem. Ik had hem hoog. Maar hij bleek in staat leugens rond te strooien, mij in een verkeerd daglicht te plaatsen.'
Marc zag Wim Egbers in het café. Wim hief zijn bijna lege glas om een laatste slok te nemen. Daarna was hij abrupt vertrokken. Hij was bruusk in alles.
'Het laffe verraad van deze vriend... Minder dan een jaar geleden hebben we over de ziel gesproken, heel vertrouwelijk.' Rafaël tikte met zijn vinger tegen de lucht om de woorden kracht bij te zetten...
Marc probeerde alle woorden vast te houden. Straks ging hij naar zijn lokaal om die alle op te schrijven.