***

In de middagpauze kwam Najoua zijn lokaal binnen, bleef bij zijn tafel staan, half met de rug naar hem toe, keek het lege lokaal in.

Marc  dacht: ze gaat bekennen. Elke week verdween collectegeld, de bedragen varieerden, waren soms heel gering, soms exorbitant hoog. In de prullenmanden op de etages vond hij de briefjes met de originele bedragen. Deze drie- gymklas kreeg al de naam dat zij slecht scoorde. Marc  had de conciërge al enige keren een extra bedrag ter hand gesteld met het excuus van nagekomen gelden.

Najoua begon onrustig door de klas te lopen, haar tengere lichaam in te strakke kleren geperst. Ze vermeed zijn blik. Hij wachtte geduldig. Ze zou eens met haar bekentenis voor de dag moeten komen. Het moest van haar uitgaan, vond hij. Hij dacht aan de schoolarts die hem onlangs in de gang had aangesproken. Hij droeg onder gewone kleren witte tennisschoenen met rode vlekken van de gravel, had zojuist een gesprek met Najoua gehad. Marc  vond het ongepast dat een arts in die uitdossing met leerlingen sprak. Hij moest onder zijn werk wel heel sterk verlangen naar de tennisbaan. Nog ongepaster waren de bewoordingen waarin hij over haar stoornis sprak: 'Het meisje heeft een dijk van een anorexia.' Hoe bestond het dat een arts zich zo plat over de ernst van een aandoening kon uitdrukken? Marc  had hem minachtend aangekeken en hem gevraagd zich niet meer met haar te bemoeien. Ze was in goede handen bij haar huisarts.

Najoua leunde nogal onverschillig tegen de achterwand. Hij zat aan zijn tafel. Ze waren vele meters van elkaar verwijderd. Ze zei:

ik ben bij natuurkunde het lokaal uit gelopen. Mor deed vervelend tegen mij.'

'Kom wat dichter hiernaartoe.' Hijzelf stond op en liep de klas in. Zij zette ook een paar stappen in zijn richting. Op afstand bleef ze stilstaan en vertelde dat ze niet wist wat ze verkeerd had gedaan. Ze had zich gebukt om iets uit haar tas te halen, ze had echt niets tegen haar buurvrouw gezegd.

'Misschien dacht hij dat ik iets zei. Ik zei niets. Hij viel tegen mij uit. Ik diende mij als ieder ander te gedragen, ik moest niet denken dat ik meer rechten had. Morrenhof is eigenlijk nooit boos. We vinden het allemaal wel een aardige leraar. Ik haal hoge cijfers bij natuurkunde. Hij bleef tegen mij tekeergaan, leek buiten zichzelf te geraken. Ik ben rustig de klas uit gelopen. Hij riep me na dat ik nooit meer terug hoefde te komen.'

Marc  staarde naar de kleine, vermagerde hand, de duidelijk zichtbare aderen. Waar kwam Morrenhofs plotse, diepe afkeer vandaan? Voor Marc  was het slechts een collega die hij, als het niet anders kon, met een vaag handopsteken groette. Het was ook de man die hem al diverse malen de roddels van een verjaarspartijtje had overgebracht. En één keer had hij Marc , in gezelschap van andere collega's, opgezocht in zijn nieuwe lokaal en bij die gelegenheid gezegd: 'Jij hebt je hier mooi teruggetrokken.'

'Marc , het gebeurde tegen het einde van de les en daarna had ik een vrij uur. Ik ben op de gang blijven staan in de buurt van zijn lokaal. Ik hoopte dat hij me aan zou spreken, iets zou zeggen om het weer goed te maken. Hij kwam naar buiten, negeerde mij met een hooghartig gezicht.'Marc  kwam bij haar staan, deed voor zijn doen iets ongehoords, streelde met zijn vingertoppen haar gezicht, de vooruitstekende jukbeenderen, de wenkbrauwbogen, de oogleden, de huid rond de lippen. Het was een haast afstandelijk, kuis strelen alsof het niet om het lichaam ging, alsof hij slechts probeerde haar ziel te beroeren. Zij sloot haar ogen. Hij, bijna onhoorbaar: 'Wat doe je met het geld?' Hij wist wat ze ermee deed, maar wilde het uit haar mond horen.

Het leek of zij die woorden niet zo snel kon bevatten. Zij concentreerde zich volledig op de fysieke sensatie die zij onderging en waarvan zij geen nuance wilde missen. Hij zei, zo mogelijk nog zachter: 'Ik vond zonet je pakje boterhammen, niet opengemaakt.' ik had geen honger.' 'Het is niet de eerste keer.' ik heb gewoon geen honger.' ik hoorde je overgeven.' 'Ja, ik was misselijk.'