8

Tijdens het ontbijt herinnerde Enrique zich weer hoe Carlos vrijdagavond aan de telefoon tegen hem tekeer was gegaan. Hij had hem gebeld om te vertellen dat de valstrik naar zijn idee succesvol was geweest; het enige antwoord was een reeks grofheden waarvan de meest doorgewinterde zeeman onder de indruk zou zijn geraakt. Aanleiding voor Carlos’ oprechte woede was zowel de ongelooflijke onvoorzichtigheid waarmee hij zich aan een totaal onvoorspelbare reactie van de vermoedelijke – en onbekende – moordenaar had blootgesteld, als het feit dat hij dat allemaal zonder zijn medeweten had gedaan. Bety, die via de andere telefoon aandachtig meeluisterde, kon een klinkende schaterlach niet inhouden, wat Carlos gelukkig niet kon horen.

Nadat hij zijn woede had geuit, gaf Carlos hem opdracht deuren en ramen te sluiten totdat hij een telefoontje kreeg, op zijn mobiele nummer, waarin alleen ‘rustig’ werd gezegd. Dat zou betekenen dat de bewaking geregeld was, en dat hij rustig kon gaan slapen. Vanaf dat moment zou hij vierentwintig uur per dag worden bewaakt door detectives van zijn kantoor, die zeer bedreven waren in het discreet volgen van personen. Ook adviseerde hij hem om de volgende keer dat hij iets ondernam, wat het ook was, zonder hem van tevoren te raadplegen, meteen een andere detective te zoeken.

‘De zaak is te ernstig om een amateur te laten denken dat hij op eigen houtje te werk kan gaan en er dan ook nog goed vanaf komt. Bedenk dat onwetendheid gevaarlijk is, en dat je een fout misschien met je leven moet betalen.’

‘En wat moet ik nu doen?’

‘Zo gewoon mogelijk. Niet thuis blijven zitten maar gewoon doen wat je altijd doet, om de moordenaar de kans te geven in actie te komen. Je moet echter geen rare dingen doen die je beschermengel in de war brengen. Als je een goede raad wilt, ga weer aan het werk, in de bibliotheek, thuis, wat je wilt. Afleiding is het beste.’

‘Moet ik het manuscript bij me houden?’

‘Dat maakt niet uit. Wat hem interesseert, is niet zozeer het manuscript zelf als wel dat jij de geheimen ervan kent, maar als je doet alsof je het bij je hebt, zal hij waarschijnlijk eerder toeslaan. Hij zal denken dat hij door jou aan te vallen, twee vliegen in één klap kan slaan. Als je besluit het niet bij je te houden, zorg dan dat je het ergens verstopt waar hij het niet kan vinden.’

‘Oké.’

‘Schrijf op.’ Hij dicteerde een telefoonnummer. ‘Het is het nummer van mijn mobiele telefoon; daarop kun je me op elk moment en overal bereiken. Als er iets vreemds gebeurt wat je achterdocht wekt, bel me dan, ook al is het iets stompzinnigs, iets onbeduidends; liever voor iets idioots wakker te worden gemaakt dan achteraf iets te moeten betreuren. Begrepen?’

‘Begrepen.’

‘Sterkte en tot gauw.’

‘Bedankt voor alles.’

Bety kwam haar slaapkamer uit en liep naar hem toe.

‘Stel je voor: ik ben niet de enige die kwaad wordt omdat jij niemand over je plannen vertelt. Maar Carlos heeft gelijk met zijn verwijt dat je gisteravond een buitensporig risico hebt gelopen. Dat we daar niet aan gedacht hebben.’

‘We gingen ervan uit dat de moordenaar niet zo snel zou toeslaan.’

‘We hebben er gewoon te weinig over nagedacht, of we hebben verkeerd gedacht. Je kunt nooit weten hoe het hoofd van een moordenaar werkt, hoe zo iemand denkt. Het lag niet voor de hand dat hij je meteen, zonder een van tevoren bedacht plan, zou aanvallen; je was immers op het toneel van de vorige misdaad, en zelfs de meest incompetente politieagent zou argwaan krijgen wanneer jouw lijk daar na een bijeenkomst met hen werd gevonden. Maar als we proberen te bedenken wat hij zou kunnen doen, moeten we een kiertje openlaten voor het onvoorziene. Hij kan onder druk staan, zich opgejaagd voelen, en onverwachts toeslaan.’

‘En als dat gebeurd was, zou ik nu dood zijn.’

‘En ik misschien ook,’ voegde Bety eraan toe. ‘Het is niet zo vreemd dat jij er niet aan hebt gedacht, maar dat ik het over het hoofd heb gezien…’

Ze moesten allebei lachen.

 

Later, na het eten, was de oude magie tussen hen bijna weer terug. Bety stond erop hem een massage te geven en Enrique sloeg dat niet af. Op zijn rug op de bank liggend, voelde hij haar handen over zijn spieren glijden, totdat deze in een gelatineachtige massa leken te veranderen, pure oerklei. Op dat moment moesten ze beiden hetzelfde hebben gevoeld: de herinnering aan hun verleden was moeilijk te verdringen. Ze keken elkaar aan, plotseling overvallen door een onbestemd gevoel; Enrique herinnerde zich niet dat zijn lippen die van Bety waren genaderd, maar dat moest wel gebeurd zijn, aangezien ze opstond en naar haar kamer rende toen het gerinkel van de telefoon door de kamer klonk. Zijn beschermengel kwam tussenbeide om hen uit elkaar te houden. Alleen op de bank achtergebleven, sloeg hij met de palm van zijn hand tegen zijn voorhoofd en vervloekte zijn pech.

 

De volgende ochtend werd hij euforisch wakker. Hij kleedde zich aan, in gedachten verzonken, en ging naar de keuken om te ontbijten. Bety, die anders altijd zo vroeg opstond, was nog in haar kamer; het was duidelijk dat ze hem niet wilde zien. Hij liet een briefje voor haar achter:

 

Lieve Bety,

Ik moet naar de winkel in verband met de taxatie. Ik heb het manuscript niet nodig; je kunt eraan werken. Als je iets nodig hebt, bel me dan daar. Ik heb met Carlos gesproken en we worden allebei bewaakt.

Denk eraan dat je, als je even naar buiten gaat, het manuscript niet in het zicht laat liggen, of liever, dat je het meeneemt.

Wees voorzichtig.

Een kus,

Enrique

 

Hij stopte het zo tussen de bladzijden van het manuscript dat het eruit stak, en legde het manuscript vervolgens voor de deur van haar kamer op de grond. Eenmaal in de auto probeerde hij tevergeefs te ontdekken in welke auto zijn ijverige bewaker zat. Hoe hij ook zijn best deed, hij zag hem niet. Even kwam hij in de verleiding een plotselinge, vreemde beweging te maken, onverwachts af te slaan bijvoorbeeld, om zijn bewaker te dwingen zijn positie te verraden. In zijn verbeelding zag hij zich vaak dergelijke acties uitvoeren, al durfde hij het, dat sprak voor zich, nooit echt te doen. Inmiddels was hij opgegaan in de maalstroom van het Barcelonese verkeer, iets minder dicht dan gewoonlijk omdat het zaterdagochtend was, en zag hij er maar van af. Hij parkeerde de auto in de parkeergarage, stopte bij een kiosk om de krant te kopen en liep de plaça Sant Josep Oriol op, waar het zoals elke zaterdagochtend wemelde van de jonge en minder jonge schilders, veroordeeld – of afhankelijk van hoe je het bekijkt, bevoorrecht – om hun werk in een zo schitterende omgeving tentoon te stellen, ver weg van de privileges en verplichtingen van de galeries.

Vandaar naar de winkel van Artur was het maar een paar meter. Bij de deur stond Mariola al te wachten: anders en tegelijk identiek aan de vrouw die hij twee dagen daarvoor had teruggezien. Haar kleding was minder elegant, jeugdiger, maar kon haar klasse, haar goede smaak niet verhullen. Ze behoorde tot die kleine groep mensen die wat de mode ook was en wat ze ook droegen, met hun verschijning iedereen om hen heen betoverden. Ze groetten elkaar; Enrique aarzelde een ogenblik en Mariola stak haar hand uit. Hij schudde die lichtjes; daarna deed hij het rolluik omhoog en nodigde haar binnen. Om die tijd baadde een groot deel van de straat in de zon, die schuin de winkel binnendrong. Tussen de zonnestralen dwarrelde een opgewaaide stofwolk.

‘Sinds het gebeurd is, komt er niemand meer schoonmaken,’ verklaarde Enrique. ‘Vroeger kwam er een werkster, maar nu…’

Mariola, die helemaal opging in de meubels en andere voorwerpen om haar heen, schonk geen aandacht aan wat hij zei.

‘Artur was een man met een exquise smaak en een enorme ervaring. De meubels staan zo slim opgesteld… je blik wordt erdoor gevangen of je het nu wilt of niet.’ Ze keek naar Enrique. ‘Je vader wist hoe hij de aandacht van de voorbijgangers moest trekken: Veronees groen en ultramarijnblauw zijn op zich schreeuwerige kleuren, maar ze verhogen het effect van het edele hout als weinig andere.’

‘Ik heb weinig verstand van jullie vak, maar zijn vrienden waren altijd vol lof over zijn combinaties, over zijn stijl.’

‘En terecht,’ antwoordde Mariola vol overtuiging. ‘Hij had er een speciaal gevoel voor. Nou, klaar om aan de slag te gaan?’

‘Geheel tot je beschikking.’

‘Pak iets om mee te schrijven en kom mee. We beginnen met de winkel en daarna gaan we verder met de opslagruimte, maar eerst wil ik daar even rondkijken.’

Enrique deed het licht aan. De kille tl-buizen verspreidden een bleek licht, dat nauwelijks doordrong tot de talrijke verborgen hoekjes van de grote ruimte. Elegant liep Mariola tussen de vele meubels door. Sommige waren bedekt met grote witte lakens; over andere lag een dikke laag stof, een duidelijk teken van de vergetelheid. Met een energie die haar ogenschijnlijke tengerheid logenstrafte, trok Mariola plotseling een van de hoezen weg. De stof gleed van het meubel: een schitterend teakhouten dressoir, ingelegd met verguld metaal. Ze keek naar Enrique, bijna alsof ze al bij voorbaat vergiffenis vroeg voor haar volgende handelingen. Het aan het licht teruggeven van een meubel van een dergelijke schoonheid had haar geïnspireerd en ze wandelde tussen de spoken door, die ze van hun verborgen mysteries ontdeed, als een toverfee die er met haar toverstokje op tikte en ze vanuit het niets naar de realiteit haalde. Bureaus, servieskasten, een grote bamboekooi, vitrines, een sokkel met een klassiek beeld erop… Enrique, die sprakeloos was door deze onverwachte wending van de gebeurtenissen, was verrast toen hij voor het eerst de zilveren lach van Mariola hoorde. Ja, ze lachte; zich verliezend in een ritmische orgie van ontdekkingen, de een nog verrassender dan de ander, moest ze nog iets anders voelen, iets bijzonders.

Toen het laatste laken op de grond lag, kwam Mariola naar hem toe, licht hijgend, een betoverende glimlach op haar gezicht.

‘Het is fantastisch!’ riep ze uit. ‘Artur had hierbinnen een van de mooiste collecties meubels die ik ooit heb gezien!’

‘Je hebt gelijk; het is fantastisch,’ gaf Enrique toe, hoewel hij het over iets anders had.

‘Ik begrijp niet waarom hij ze niet in de winkel tentoonstelde. Wist jij hier iets van?’ Ze gebaarde met beide handen om zich heen.

‘Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik weet natuurlijk wel iets van antiquiteiten, maar ik zou niet kunnen zeggen wat de exacte waarde van het ene of het andere meubel is.’

‘Luister.’ Ze nam de samenzweerderige houding aan van een volwassene die zijn favoriete kind een schitterend sprookje vertelt. ‘Artur had in zijn opslagruimte twee soorten meubels. Een deel was bestemd voor de markt; dat zijn de meubels die niet door lakens waren bedekt. Binnen die groep kunnen we nog een tweede onderscheid maken: de meubels die gerestaureerd moeten worden, dat zijn de meubels die het dichtst bij de deur van de opslagruimte staan, en de meubels die al gerestaureerd zijn, die staan dichter bij de winkelruimte.’ Ze stopte even om op adem te komen. ‘Maar daartussen staat een verzameling meubels uit verschillende periodes en van verschillende materialen, die absoluut anders zijn. Het zijn meubels die opvallen door de combinatie van eersteklas materiaal met een zeer geraffineerde afwerking.’

‘Ik begrijp niet wat je bedoelt.’

‘Pardon, ik praat tegen je alsof je een lid van ons gilde bent,’ zei Mariola lachend. ‘Enrique, je vader had hier een museum, een waar museum.’

Van zijn gezicht moest af te lezen zijn dat hij werkelijk met stomheid geslagen was, want Mariola lachte opnieuw, en harder dan de eerste keer.

‘Hij had de schaarse bijzondere stukken die een deskundige antiquair in de loop van zijn leven in zijn handen krijgt, zelf gehouden. En daarvoor heb ik maar één verklaring: hij had een klein museum voor zijn eigen persoonlijke gebruik en genoegen.’

‘Daarom waren ze met lakens bedekt.’

‘Inderdaad. Ze zijn zeer kundig gerestaureerd, een knap staaltje vakmanschap, en met alle zorg en aandacht omringd. Maar ze pasten niet in de winkel, en door hun omvang en specifieke stijl, is het bijna onmogelijk ze in een gewoon huis neer te zetten.’

Aangestoken door de spontane vrolijkheid van Mariola, liep Enrique door de smalle gangetjes tussen de meubels die Artur zo dierbaar waren geweest.

‘Zie je hem voor je, terwijl hij een voor een de lakens van deze meubels haalt…’

‘…bewust langzaam,’ onderbrak Enrique haar, ‘genietend van de handeling waarmee hij ze aan het licht teruggeeft. Met een gebaar dat net als zijn leven rustig was maar tegelijkertijd intens, want hij hield van wat hij deed, en dit moet een heimelijk privégenoegen zijn geweest. Ik zie hem voor me terwijl hij de hand legt op weer een juweeltje voor zijn verzameling. Het eerste meubel dat voorwerp van zijn verering werd, moet hier lang hebben gestaan, terwijl hij twijfelde of hij er afstand van zou doen en het op de markt zou brengen. Kort daarna, toen hij een tweede meubel bij het andere zette, werd de beslissing nog moeilijker, twee juwelen te midden van een massa middelmatige stukken. Zo moet hij zijn verzameling hebben opgebouwd, meer met zijn hart dan met zijn hoofd, impulsief en niet systematisch.’

Mariola zei niets. Ze beperkte zich ertoe hem met een glimlach aan te kijken; zelfs degenen die haar het beste kenden, zouden niet hebben kunnen zeggen wat er achter die raadselachtige blik schuilging. Enrique lette niet op Mariola; hij was nog steeds beduusd door de ontdekking van dit onbekende facet van zijn vaders leven, dat deze al die jaren verborgen had gehouden als een persoonlijke verslaving, bestemd om verborgen te blijven en met niets of niemand te worden gedeeld. Hij was geëmotioneerd en zijn ogen werden vochtig, hoewel hij moeite deed zijn tranen te bedwingen. Hij hield er niet van zijn gevoelens te tonen, en vreemd genoeg maakte de gedachte dat Mariola hem kon zien dat hij zijn verdriet diep in zijn binnenste verborg. Onmiddellijk besefte hij waarom: vrouwen vallen op machtige macho’s, die door niets worden geraakt. Hij moest er onwillekeurig om lachen toen hij zich realiseerde dat hij Mariola zo leuk vond dat zijn onderbewustzijn in werking trad.

Een paar seconden leken ze alle twee een adempauze te houden. Ze zwegen, zij het om verschillende redenen. Mariola was de eerste die de serene betovering verbrak die hen tot zwijgen leek te hebben gebracht.

‘Klaar om aan het werk te gaan?’ vroeg ze tactvol.

‘Wanneer je wilt.’

‘We beginnen hier. We doen het als volgt: nummer de voorwerpen vanaf één; ik zal je zeggen wat voor soort meubel het is, wat voor hout, de staat ervan, de periode, en je een indicatie geven van de waarde. Ik zal van elk stuk een digitale foto maken, dan hoeven we de grote meubels niet te verplaatsen.’

Zo gingen de uren voorbij, voortkabbelend als een rivier waarin het water af en toe stilhoudt om uit te rusten van zijn vermoeiende, oneindige reis. Mariola, die gelukkig was tussen al deze voorwerpen uit de haar vertrouwde wereld, dicteerde de oneindige lijst van voorwerpen in alle soorten en maten, van reusachtige bureaus in régencestijl tot een verzameling kleine aanstekers uit het begin van de twintigste eeuw, die in een kleine tafelvitrine lagen uitgestald. Enrique, die aandachtig naar de precieze uitleg van Mariola luisterde, genoot van haar nabijheid, van de discrete parfumgeur die om haar heen hing, van de lijnen van haar mooie, dunne lippen. De lucht was vervuld van het stralende geluk dat Mariola in haar hart voelde en dat ze, niet in staat het voor zichzelf te houden, overdroeg op haar beduusde ad-hocsecretaris.

Ze pauzeerden amper een halfuur om een broodje te eten en nieuwe krachten op te doen, waarna ze meteen weer verder gingen. Enrique voelde zich meegevoerd naar een wereld van geluk die hij sinds jaren als verloren beschouwde. Het terugvinden van de magie uit zijn jeugd, toen Artur hem prachtige, ter plekke bedachte verhalen vertelde over het verleden van de antiquiteiten in zijn winkel, samen met de warme gevoelens die volwassenen hebben wanneer ze bepaalde ervaringen delen met personen van de andere sekse, deden hem zelfs vergeten dat een paar dagen daarvoor op diezelfde plek zijn adoptievader was vermoord. ’s Avonds, toen een groot deel van de inventaris in kaart was gebracht, besloot Mariola dat het tijd was om te stoppen.

‘Het is genoeg geweest voor vandaag. We hebben hard gewerkt en morgenochtend kunnen we het afmaken. Hoe laat is het?’

‘De klokken van de kathedraal sloegen een paar minuten geleden negen uur.’

‘Nou, ik denk dat ik wel een beloning heb verdiend. Trakteer je me op een etentje?’ zei ze, en ze wierp hem met haar blauwe ogen een lange blik toe.

‘Dat zou een armzalige betaling zijn voor alles wat ik je schuldig ben.’

Mariola wilde per se op de plaça Sant Josep Oriol zelf eten.

‘Het is zo lang geleden dat ik hier heb gegeten,’ legde ze uit.

Alle tafels waren bezet door groepen studenten, goed geïnformeerde toeristen en de bonte fauna van de buurt: schilders, dichters, musici, intellectuelen… Doordat zijn vader een vriend was geweest van de eigenaar van café Del Pi, hoefde Enrique niet te wachten en kreeg hij meteen een tafeltje. Dat werd aan het eind van het terras gezet, naar het midden van het plein toe, ver van de lawaaierige gesprekken die elkaar, met het typisch Spaanse gebrek aan discretie, overstemden in een soort georkestreerd feest van verwarring. De ober nam hun bestelling meteen op en al snel stonden er een grote salade en een paar gevulde tortilla’s op tafel.

‘Dit plein heeft een bepaalde charme die ik nergens anders in Barcelona heb gevonden,’ verklaarde Mariola. Het is een stukje Parijs in Barcelona, dat zich op wonderbaarlijke wijze aan de omgeving en de mensen heeft weten aan te passen.’

‘Ken je Parijs?’

Très bien.’ Haar uitspraak was heel zuiver. ‘Ik heb daar kunst gestudeerd. Mijn vader is een zeer conservatief man, van het soort dat alleen in een religieuze opvoeding gelooft; en omdat de pastoors in die tijd zeer verfranst waren en de Parijse kunstacademie in de hele wereld beroemd is, heb ik omdat ik op dat moment niets anders wist te verzinnen, vijf jaar van mijn leven samen met twee vriendinnen in een appartement in Montmartre gewoond. Papa had nooit kunnen denken dat ik er veel meer zou leren dan wat mijn leraren me onderwezen!’ Ze lachte en genoot van de opgeroepen herinneringen, omringd door de nostalgische tonen die de pianist van het café speciaal voor haar leek te spelen. ‘Zijn onschuldige meisje hield al in het eerste jaar op te bestaan en maakte plaats voor de vrouw die hij nooit in mij had verwacht.’

‘Er zijn maar weinig ouders die hun kinderen kunnen zien opgroeien zonder op een bepaald moment van het proces te blijven stilstaan.’

‘Was dat bij jou ook zo?’ vroeg Mariola nieuwsgierig.

‘Nee, ik geloof het niet. Misschien bewaarde Artur, omdat ik geadopteerd was, toch een zekere afstand tussen ons twee. Begrijp me goed, ik bedoel niet dat hij niet van me hield, maar dat hij met het oog op de verantwoordelijkheid die hij op zich had genomen en op grond van de herinnering aan mijn ouders, probeerde mij zo professioneel mogelijk op te voeden. Nu ik ouder ben, besef ik dat hij zich gedroeg als een onbuigzame mentor die tegelijk mijn vader was, maar dat de vriendelijke mens die achter dat masker van onbuigzaamheid schuilging altijd zijn uiterste best deed om zich te laten zien. Hij was een grote persoonlijkheid.’

‘Dat ben ik met je eens. Te groot zelfs.’

‘Waarom zeg je dat?’

‘Toen ik Samuel voorstelde partners te worden, was hij daar vierkant tegen. Samuels zaak liep niet zo goed, dat zul je wel weten; religieuze kunst is een complexe markt, en hij maakte een moeilijke periode door. Artur beschouwde het als een voorbijgaande gril van een verwend meisje dat net gescheiden was en zich verveelde, een manier om de eenzaamheid te verdrijven. Hij dacht niet dat ik de zaak zo toegewijd zou zijn als ik ben, en dat heeft hij me heel direct, persoonlijk meegedeeld. Hij bleef natuurlijk beleefd, maar was niet erg vriendelijk. Het heeft me een paar jaar gekost om zijn respect te winnen. En in een zo bemoeizuchtig collectief als het onze kon het respect voor Artur zelfs de invloed van mijn vader tenietdoen, die geen gebruik wilde maken van zijn positie om te voorkomen dat hij ervan werd beschuldigd zijn dochter voor te trekken.’

‘Daar wist ik niets van.’ Enrique keek bedrukt. Artur had hem daar nooit iets over verteld; hij had het gevoel, hoewel misschien zonder enige reden, dat het een barrière tussen Mariola en hem zou kunnen opwerpen.

‘Het is niet belangrijk; toen wel, maar uiteindelijk is het allemaal goed gekomen en onderhielden we een hartelijke relatie. We werden geen vrienden omdat hij dacht dat ik beledigd was door zijn oorspronkelijke reactie; dat was niet zo, maar hij bewaarde altijd een zekere afstand. Een paar jaar kwam hij niet naar de feesten die mijn vader organiseerde; maar gelukkig was de situatie de laatste tijd weer enigszins genormaliseerd en vereerde hij onze etentjes meestal met zijn aanwezigheid. Maar we hadden het over jouw familie. Had je geen familie van je moeders- of vaderskant?’

‘Ja, die had ik wel, maar het was alsof ze niet bestonden. Behalve Lluís ging de hele familie van mijn vaderskant na de Burgeroorlog in ballingschap naar Rusland, en mijn moeder was enig kind, de laatste van haar geslacht. Er waren nog wat neven en nichten, en een paar ooms en tantes, maar na de dood van mijn ouders verdwenen die uit het zicht. Ze konden niet goed met Artur opschieten.’

‘Je moet het heel zwaar hebben gehad.’ Ze pakte zijn hand.

‘Dat klopt,’ beaamde Enrique, die zijn hand niet terugtrok bij dat eerste contact. ‘Een jongen van elf, plotseling zonder ouders… dat kun je je niet voorstellen. Niemand kan zich dat voorstellen.’

Als enige antwoord drukte Mariola zijn hand nog steviger.

‘Gelukkig heeft Artur me met alle zorg omringd en opgevoed, als de zoon die hij had besloten niet te krijgen.’

‘Hoezo?’

‘Het is heel eenvoudig,’ zei hij lachend. ‘Je kunt niet zeggen dat Artur een vrouwenhater was, maar hij zei wel altijd dat vrouwen alleen goed zijn om mannen te amuseren. Ik weet,’ zei hij op samenzweerderige toon, ‘dat hij verschillende avontuurtjes heeft gehad toen ik klein was; hij moet gedacht hebben dat ik niets in de gaten had, maar ik was erg bijdehand voor mijn leeftijd.’

‘En jij, vind jij dat ook?’ Mariola, met haar linkerelleboog op de stoelleuning en haar kin in haar hand, keek hem strak aan, met een in Enriques ogen ondeugende glimlach.

‘Nee.’

‘Fijn dat te weten,’ antwoordde ze ernstig.

Het eten was zo aangenaam dat de minuten uren werden zonder dat ze het in de gaten hadden. Toen Enrique de klokken elf uur hoorde slaan, was hij verbaasd; hij was helemaal vergeten dat Bety op hem zou zitten wachten.

‘Het is al laat. Ik moet naar huis,’ merkte hij plotseling op.

‘Ik begrijp het,’ antwoordde Mariola, die zich de vrouwenstem herinnerde die de telefoon had opgenomen. ‘Er wacht iemand op je.’

‘Niet zoals jij denkt. Het is mijn ex-vrouw, Bety. Ze had een goede band met Artur en kon niet bij de begrafenis zijn. Ze is een paar dagen later gekomen, voor het geval ze me ergens bij kon helpen.’

‘Juist.’

‘Wil je dat ik je naar huis breng?’ bood Enrique aan.

‘Nee, maak je geen zorgen. Ik blijf liever hier en maak nog een wandelingetje. Later neem ik dan een taxi.’

‘Dat is goed. Morgen…’

‘Om tien uur, net als vandaag. Tegen de middag zijn we klaar.’

Enrique boog zich naar haar toe en ze kusten elkaar op de wang, een gebaar zonder het geringste spoortje van saamhorigheid. Hij liep weg, en vanuit de kleine steeg tussen de beide pleintjes keek hij om. Mariola was al verdwenen.

Bety zat op het terras op hem te wachten, in het donker, omringd door de duisternis. Het gloeiende puntje van een brandende sigaret was het enige dat hem naar haar toe leidde, want ze gaf geen antwoord op zijn geroep en ook zag hij haar niet binnen in een van de kamers. Hij ging naast haar zitten. Aan hun voeten vormde Barcelona een magisch schouwspel; de stad werd verlicht door het schijnsel van miljoenen gloeilampen en leek gevangen in de knipogen van de in de verte dansende schitteringen.

‘Hoe is het met het manuscript gegaan?’ vroeg Enrique, wetend dat dat het enige onderwerp zou zijn waarover zij zou willen praten.

‘Goed.’

‘Ben je goed opgeschoten?’

‘Gaat wel. Maar om te kunnen werken, moet ik me prettig voelen, en dat doe ik niet.

‘Hoever ben je?’

‘Ik sta op het punt aan de lijst te beginnen.’

‘Dat deel is fascinerend, vind je niet?’

‘Ja.’

Enrique, die wanhopig werd van Bety’s minimale antwoorden, wist niet wat hij verder kon zeggen, totdat hij een plotselinge, gelukkige ingeving kreeg.

‘Heb je nog meer fouten in mijn vertaling gevonden?’

‘Genoeg om er een lesboek voor eerstejaarsstudenten Klassieke Talen mee te kunnen vullen. Ik ben verbaasd hoeveel het er zijn en hoe uiteenlopend, en meermalen heb ik me afgevraagd hoe het mogelijk is. Zoals ik je laatst al heb gezegd, het is de vertaling van een amateur… dat is wat je bent, en dat moet ik niet vergeten.’

Toen hij haar tirade hoorde, meende Enrique dat hij Bety’s eerdere onwil om te praten had doorbroken, en hij deed zijn best om die lijn voort te zetten. Hij zag haar liever zo, kwaad, dan zwijgend.

‘Nu je de fouten in het belangrijkste deel van de tekst hebt ontdekt, interpreteer je dat misschien anders en heb je misschien iets gezien wat ons dichter bij de oplossing kan brengen.’

‘Helaas niet,’ zei ze en nam een diepe haal aan haar sigaret. ‘Aanvankelijk dacht ik dat we, als we jouw grammaticale fouten eruit zeefden, misschien de oplossing zouden vinden, of in ieder geval de tekst zouden begrijpen, maar behalve dat ik de inhoud ervan verbazingwekkend vind, is het manuscript nog steeds een mysterie voor me. Ik heb geen enkele nieuwe aanwijzing. Het manuscript is op zichzelf interessant, want het geeft inzicht in Casadevalls gedachten, angsten en problemen, maar voorlopig is dat helaas alles.

‘Nog even mysterieus dus.’

‘Inderdaad. Maar om op een ander onderwerp over te gaan: hoe ging de taxatie? Ik vermoed dat jullie hard gewerkt hebben, want je bent behoorlijk laat teruggekomen.’ Ze deed geen moeite haar enigszins verwijtende toon in te houden.

Enrique beet op zijn onderlip terwijl hij nadacht over een voorzichtig antwoord. ‘Ja, dat klopt. We zijn alleen vanmiddag en vanavond even gestopt om iets te eten.’ Door Bety’s zwijgen zag hij zich gedwongen verder te gaan. ‘We hebben de opslagruimte getaxeerd en een groot deel van de winkel; Mariola denkt dat we morgen tegen de middag klaar zijn.’

‘Wat is ze voor iemand?’ vroeg Bety plotseling.

Hoewel Enrique door de vraag werd overvallen, had hij de betekenis ervan meteen door. Haar toonloze stem, opzettelijk onbewogen, noopte hem eerlijk te antwoorden.

‘Ze is geweldig,’ verzekerde hij.

‘Dat dacht ik al.’ Ze drukte haar sigaret uit in de asbak, ging achter hem staan en legde haar handen op zijn schouders. ‘Ik wens je alle geluk.’

Bety ging naar binnen; Enrique stond op om met haar te praten, maar intuïtief bleef hij staan bij de drempel van het terras. Hij vroeg zich niet af wat de betekenis van hun gesprek was. Dat zou een innerlijk conflict bij hem oproepen dat hij liever uit de weg ging.

De volgende dag was Bety’s humeur radicaal veranderd. Terwijl ze zaterdag in zo’n slecht humeur was geweest dat ze Enrique totaal had genegeerd, gedroeg ze zich zondag, hoogstwaarschijnlijk als gevolg van het gesprek van de vorige avond, weer volkomen natuurlijk, alsof ze zich van haar twijfels en onrust had bevrijd. Enrique hoorde haar opstaan om te gaan rennen, en daarna ontbeten ze samen. Ze spraken over het merkwaardige gedrag van Casadevall en de bizarre geheimen waarover hij het in zijn manuscript had. Volgens Bety was er sprake van een ongebreidelde expressie, een buitensporige fantasie; Enrique was echter van mening, misschien door beroepsdeformatie, dat alles wat hij vertelde waar gebeurd kon zijn en dat waarschijnlijk ook was. Ze spraken niet meer over de taxatie. Toen ze klaar waren met ontbijten, deelde Bety hem mee dat ze naar San Sebastián terug zou gaan zodra ze de vertaling helemaal af had, waarschijnlijk dinsdag of woensdag. Enrique knikte somber; haar aanwezigheid was een ware steun voor hem geweest, zowel bij het onderzoek als op het persoonlijke vlak. Haar warmte en opgewektheid waren een soort balsem geweest op de wond die Arturs dood had veroorzaakt, en hadden zijn pijn verzacht.

Onderweg naar Barcelona kon hij zich niet aan de indruk onttrekken dat Bety had besloten zich terug te trekken om de relatie die tussen hem en Mariola leek te ontstaan, een kans te geven. Hij had diep respect voor haar: ze was in staat met de minimale details waarover ze beschikte, de meest sluitende gedragsanalyses te maken. Eerder dan hijzelf had zij ingezien dat haar aanwezigheid in de huidige omstandigheden niet langer wenselijk was; en dus had ze besloten weg te gaan, ze wilde hen niet tot last zijn. Of misschien deed ze het omdat ze geen getuige van hun liefde wilde zijn. Of misschien om beide redenen. Enrique vocht tegen zijn mannelijke ijdelheid, die gestreeld werd door het gevoel dat hij door de andere sekse werd gewaardeerd, en hoewel het hem grote moeite kostte, onderdrukte hij bepaalde gevoelens die hij eigenlijk verachtelijk vond, maar die mannen moeilijk kunnen tegenhouden.

De rest van de taxatie werd een dialectisch spel tussen Mariola en Enrique. Er was niet veel werk meer en dat gaf hun de mogelijkheid hun aandacht meer op hun persoonlijke leven te richten dan op de lijst die ze moesten opstellen. Kort na enen verklaarde Mariola dat ze klaar waren. Alles was opgeschreven en in een map gestopt.

‘De secretaresse van het gilde zal ervoor zorgen dat iedereen die in de veiling geïnteresseerd is bericht krijgt. Geef mij de lijst maar, dan voegen we hem bij de oproep zodat ze allemaal weten waar het om gaat.’ Enrique overhandigde haar de aantekeningen. ‘Enrique, zijn er geen voorwerpen die je zelf wilt houden?’

‘Jawel, die zijn er wel. Het probleem is dat het er te veel zijn om mee naar huis te nemen.’

‘Het is een excuus zo goed als elk ander om je huis opnieuw in te richten.’

‘Ik heb de flat nog geen jaar en ben tevreden over de inrichting; die is praktisch en modern. Ik vind veel van deze meubels prachtig, maar ik zou ze nergens neer kunnen zetten zonder de sfeer te verstoren. Bovendien wil ik juist breken met het verleden.’ Hij zweeg even. ‘Ze zouden me te veel herinneren aan gebeurtenissen die ik liever vergeet.’

‘Nog iets heel anders: we moeten alles zo snel mogelijk naar de veilingzaal van het gilde over laten brengen, liefst morgen al, vroeg in de ochtend. Het leeghalen van de opslagruimte – ze keek om zich heen om uit te rekenen hoeveel tijd er nodig zou zijn – moet rustig gebeuren om de meubels niet te beschadigen, en zal heel wat uren kosten, misschien zelfs een paar dagen.’

‘Morgen is voor mij onmogelijk. Ik moet een aantal dingen afhandelen met Bety. Hoe doen we dat?’

‘Vertrouw je mij?’

Enrique verdronk in het blauw van haar ogen en raakte helemaal in vervoering. Die ogen hadden de kleur van de jeugd, de smaak van de onschuld, de geur van een eerste keer, en daarnaast en bovenal, de belofte van een kans.

‘Ja,’ antwoordde hij zonder enige reserve.

‘Geef me dan de sleutels. Ik heb het volste vertrouwen in het verhuisbedrijf dat ik hiervoor zal inschakelen, maar evengoed zal ik persoonlijk toezicht houden.’

Zonder een woord te zeggen gaf Enrique haar de sleutels. Daarna deden ze de lichten uit en maakten zich op om de winkel af te sluiten. Op de drempel pakte Enrique Mariola bij haar arm en hield haar tegen.

‘Wacht, ik wilde je nog iets zeggen,’ zei hij, plotseling geïnspireerd.

‘Ik luister.’ Opnieuw voelde hij hoe haar blik hem doorboorde.

‘Ik wil je iets geven. Ik wil dat je een herinnering hebt aan Artur en ook aan mij, als dank voor je hulp. Daarbinnen is vast een meubel of iets anders dat je mooi vindt, dat weet ik zeker. Als dat zo is, wil ik dat het van jou is.’

Het herhalen van het aanbod dat hij twee dagen eerder aan anderen had gedaan, gaf hem een goed gevoel. Dat eerste aanbod was voor hem bezoedeld door de gedachte erachter en vanwege degenen – Samuel uitgesloten – tot wie het was gericht. De omstandigheden hadden hem ertoe genoodzaakt. Daarom betekende het herhalen van eenzelfde aanbod, maar nu aan Mariola, in zekere zin dat de oprechtheid ervan hersteld werd. Mariola glimlachte, verrukt van het idee.

‘Er is veel om uit te kiezen, maar er is een voorwerp dat alle andere overtreft.’

‘Neem je het aan?’

‘Ja,’ lachte ze tevreden, maar ik zeg niet wat het is. Je moet het raden… als je dat kunt tenminste.’

Enrique deed het rolluik omlaag.

‘En nu?’ vroeg Mariola, terwijl ze de sleutels in haar tas deed.

‘Nu wat?’ vroeg Enrique op zijn beurt.

‘Ik vroeg me af of je misschien zin had bij mij thuis te komen eten.’

Enrique verdrong het beeld van Bety naar de achtergrond voordat hij antwoord gaf.

‘Heel graag.’

Hij wist niet waar Mariola woonde. Ze legde hem uit dat hij richting de Putxet moest rijden, een heuvel vlak bij de avinguda Doctor Andreu, beter bekend als de avinguda Tibidabo. De Putxet verhief zich als een plotselinge wereld van groen en stilte in de stedelijke monotonie van het grijs en het voortdurende lawaai. Daar, in het noordelijke deel van Barcelona, op een heuvel die aan het begin van de eeuw door de bourgeoisie als vakantieoord werd gebruikt maar die uiteindelijk door de duizelingwekkende groei van de stad was opgeslokt, daar had Mariola haar toevluchtsoord.

‘Het huidige huis is gebouwd op de funderingen van een oud herenhuis dat toebehoorde aan de familie Bisbal, aan lagerwal geraakte industriëlen uit het begin van de eeuw,’ legde ze uit. ‘Mijn vader kocht het terrein vijftien jaar geleden om er zijn nieuwe huis te bouwen, maar veranderde uiteindelijk van gedachten; toen ik uit Amerika terugkwam, gaf hij het aan mij. Ik wilde liever in een appartement in het centrum wonen en verzette me tegen zijn plannen. Nu ben ik er echter zo blij mee, dat kun je je niet voorstellen. Daar wonen is een groot voorrecht.’

Enrique reed via de carrer Balmes het centrum uit, en nadat hij de eerste rondweg had gekruist, sloeg hij rechtsaf volgens de aanwijzingen van Mariola.

‘De toegang tot de Putxet is zo moeilijk te vinden dat die bijna ontoegankelijk is voor wie er niet bekend is. Bovendien komen er in de smalle, kronkelige straatjes geen bussen, die kunnen daar niet manoeuvreren. Het enige openbare vervoer is die halte daar rechts,’ wees ze, ‘een metro die nog net door het lager gelegen deel van de wijk rijdt. Dat was waarom mijn vader ervan af zag hier te gaan wonen: hij rijdt niet, en zonder auto ben je gedwongen een flink stuk te lopen. Bij dat kruispunt naar links. En zoals je ziet, loopt hier alles omhoog.’

Naarmate ze verder landinwaarts reden, de heuvel op, maakten de kleine appartementenblokken van hooguit drie of vier verdiepingen plaats voor vrijstaande gebouwen met een tuin, de laatste resten van de voorbije glorie van de bourgeoisie. Mariola wees op een weg die nog verder omhoog ging; ze reden langs een bekende privékliniek, waarna de weg zich in tweeën splitste. Ze namen de linkerweg; na een bocht wees Mariola de plek aan.

‘Daar is het. Stop maar bij het hek, dan zal ik het openmaken.’

Enrique stopte naast de hoge muur, die bedekt was met een bladerrijke klimop die bijna tot op de grond hing. Mariola deed het hek open en wees waar hij kon parkeren. Toen hij naar binnen reed, had Enrique het gevoel dat hij in een fantasiewereld terechtkwam. Bij de bouw van het huis was gebruik gemaakt van de sterke hoogteverschillen in het terrein, bijvoorbeeld door de aanleg van drie treden. Maar het meest indrukwekkende was niet het gebouw zelf, maar de geraffineerde toegang en de tuin die het hele huis omringde en doorliep tot boven op de heuvel. Naast het huis lag, beschermd tegen nieuwsgierige blikken door een doordachte plaatsing van bomen van verschillende hoogtes en talrijke borders, een zwembad in klassieke stijl met een betegelde bodem en zuilen langs de kanten.

‘Aardig plekje,’ riep Enrique uit.

‘Het is een van de originele elementen die ik heb besloten te houden. De Bisbals hielden van luxe, en hoewel het wat mij betreft een beetje overdadig is, vind ik het toch prachtig. Maar als je dit al luxe vindt, vraag ik me af wat je van het oorspronkelijke complex zou hebben gevonden.’

‘Bedoel je dat het zwembad daarmee vergeleken niet luxueus was?’

‘Jazeker, meneer, dat bedoel ik. De oprijlaan voor de koetsen liep rechts langs het zwembad en kwam uit bij een paar overdekte stallingen daarachter. Naast die stallingen was de dienstingang en de privélift die naar het huis zelf leidde, een enorme oude toren met meer dan vijftig kamers, een in de rots uitgehouwen wijnkelder, twee tennisbanen en een verlichte tuin die door verschillende watervallen werd besproeid en die doorliep tot boven op de heuvel, vanwaar ze zittend in een prieel in de verte de stad konden zien liggen. Een stuk van de tuin is het tweede element dat ik heb kunnen behouden.’

‘Ze moeten steenrijk zijn geweest,’ luidde het bewonderende commentaar van Enrique.

‘En dat geldt volgens jou ook voor mij.’

‘Nee.’ Maar hij verbeterde zichzelf meteen: ‘Nou, eigenlijk wel, alleen al het onderhoud van een dergelijke plek moet gigantisch veel kosten.’

‘We hebben een deel van het terrein aan de gemeente verkocht voor de uitbreiding van het aangrenzende openbare park. Dat was een belangrijke financiële injectie, die het ons, samen met bijna het hele kapitaal van mijn vader, mogelijk maakte dit huis te bouwen. Wat het onderhoud van de tuin betreft, in diezelfde overeenkomst waarin ik afstand van de grond doe, is vastgelegd dat de gemeente dat voor haar rekening neemt, in ruil voor een toekomstige koopoptie op het huis. Kom, laten we naar boven gaan.’

Ze leidde Enrique via een marmeren trap naar de eerste verdieping.

‘Hier is de zitkamer, ruim, zoals ik dat graag heb. Op de tweede verdieping zijn twee badkamers en de slaapkamers, en op de derde mijn werkkamer. Alle kamers kijken uit op de tuin en hebben dankzij hun ligging op het zuiden de hele dag natuurlijk licht,’ zei ze terwijl ze het grote raam openschoof dat de zitkamer van een klein terras scheidde.

Enrique was verrast door een dergelijk vertoon van luxe. Hij dacht dat hij bevoorrecht was omdat hij eerst in Vallvidrera en nu op de helling van de Igueldo woonde, maar deze plek leek wel uit een sprookje. Het uitzicht was bijna hetzelfde als dat vanuit Arturs huis, en het comfort paste een keizer. Hij bleef het echter enigszins overdadig vinden.

‘Is het niet te groot, te veel grond voor een persoon alleen?’

‘Het is mijn privéwereld,’ antwoordde Mariola. ‘Als je hier woont, heb je niets van de buitenwereld nodig. Je zit in de buurt voor het weinige goede dat daar te vinden is, terwijl deze stevige oude muren je tegen al het kwaad beschermen.’

‘Ben je niet bang? Ik bedoel, je bent hier alleen, en er lopen vandaag de dag zoveel gekken rond…’

‘Nee,’ ontkende ze. ‘Nadat ik vier jaar in New York heb gewoond, lijkt Barcelona een provinciestadje. Zo kwam het op me over toen ik uit Amerika terugkwam. Daar is alles, zonder uitzondering, zo enorm, zo buitenproportioneel dat Barcelona daarbij vergeleken een speelgoedstad lijkt. Bovendien heeft het huis een alarmsysteem, en op mijn nachtkastje ligt een pistool. Ik denk dat als een dief zou proberen binnen te komen, het alarm voldoende zou zijn om hem af te schrikken, maar ik verzeker je dat ik er niet voor zou terugschrikken om het pistool te gebruiken en mezelf te verdedigen.’

‘Ik sta versteld van je,’ bekende Enrique. ‘Ik kan me jou niet met een wapen in je hand oog in oog met een dief voorstellen.’

Mariola lachte.

‘Als jij een tijd in New York had gewoond, zou je verbaasd zijn te zien waar je aan gewend raakt. Je kunt je niet voorstellen hoeveel mensen daar gewapend rondlopen.’

‘Hoe dan ook, ik denk dat ik het niet zou kunnen,’ wierp Enrique tegen. ‘Ik verzeker je dat ik echt een bloedhekel aan wapens heb.’

‘Pff! Als je in een situatie verkeerde waarin je gedwongen werd, zou je niet aarzelen ze te gebruiken, dat verzeker ik je. We hebben allemaal zo onze ideeën, maar de situatie bepaalt wat we doen.’

Enrique schudde zijn hoofd. Misschien had ze gelijk.

‘Wil je iets drinken?’ veranderde ze van onderwerp.

‘Lekker, een bitter alsjeblieft.’

‘Met of zonder alcohol?’

‘Zonder. Ik drink bijna geen alcohol.’

‘Nou ja, je moest toch één gebrek hebben.’

‘Eén maar?’

‘Voor zover ik weet wel.’ Ze glimlachte lieflijk.

‘Jij hebt er helemaal geen.’

Mariola reikte hem het glas aan en toen Enrique het aanpakte, raakten hun vingers elkaar. Beiden voelden een rilling over hun rug gaan. Daarna gingen ze naar buiten, het terras op.

‘Het is een schitterende plek, absoluut sprookjesachtig,’ zei hij. ‘Als het niet zo eenzaam lag, zou het perfect zijn.’

‘Ik ben hier niet altijd alleen, hoor: papa organiseert hier de feesten van het gilde, en je hebt geen idee hoeveel werk dat is, en vaak komen Amerikaanse vrienden me opzoeken, en…’

‘En soms vraag je iemand te eten,’ maakte Enrique de zin af.

‘Ja,’ bevestigde zij. ‘Soms kom ik iemand tegen die dingen begrijpt die anderen niet in staat zijn te begrijpen.’

‘Als die iemand die dingen begrijpt, waarom is hij dan niet hier, bij jou?’

‘Het feit dat iemand een deel begrijpt, betekent nog niet dat hij alles begrijpt. Dat is ingewikkelder dan je denkt.’

‘Ik denk liever helemaal niets en neem de dingen zoals ze komen.’

Mariola stond tegen de balustrade geleund en keek de tuin in; Enrique liep naar haar toe en ging naast haar staan, zijn gezicht naar de zitkamer gericht. Zijn hand gleed over haar nek, naar haar opgestoken haar. Hij vond de haarspeld die haar knot bijeenhield en maakte die los: het zwarte haar vleide zich over haar schouders.

‘Die speld was niet makkelijk te vinden. Je moet ervaring hebben.’

‘Een beetje,’ gaf Enrique toe voordat hij haar kuste.

Laat op de avond nam Enrique afscheid van Mariola.

‘Ik moet terug naar huis. Bety is daar en ik wil haar niet alleen laten.’

‘Het bevalt me helemaal niet dat je nu weggaat,’ protesteerde Mariola zwakjes, ‘maar ik begrijp dat je het gevoel hebt dat je bij haar in het krijt staat omdat ze je gezelschap is komen houden. Want dat is toch alles, hè?’

Enrique knikte. ‘Ja, dat is alles.’

Mariola deed een badjas aan en liep met hem mee naar de auto. Toen hij al in de auto zat, pakte ze met eenzelfde energie als ze die middag had laten zien, Enriques arm vast door het omlaag gedraaide raam. Ze zei niets; ze keek hem alleen strak aan met een geheimzinnige blik die hij niet kon duiden. Daarna deed ze het hek voor hem open. Enrique zwaaide ten afscheid toen hij wegreed, maar ze beantwoordde zijn groet niet.