18

Toen ik bij de universiteit was, liep het tegen vijven. Het gebouw van de faculteit psychologie stroomde al aardig leeg en in het kantoor was nog slechts een secretaresse aanwezig. Ik begon het rooster door te bladeren, zonder dat zij daar commentaar op leverde. Misschien kwam het door het corduroy jack. Kruse stond al als faculteitshoofd vermeld; het nummer van zijn kantoor was 4302. Ik keek naar zijn huisadres – hetzelfde huis in Pacific Palisades.

Ik rende vier trappen op, was me er opeens van bewust dat ik mijn energie terug had; voor het eerst in lange tijd had ik weer een doel, kon ik me terecht kwaad maken over iets.

Niets beters dan een vijand om je ziel te reinigen.

Zijn kantoor bevond zich aan het einde van een lange, witte gang. De gebruikelijke goedkope deuren waren vervangen door fraai bewerkte exemplaren van mahoniehout. Voor die deuren lag een zeil vol zaagsel. Binnen hoorde ik gezaag en getimmer.

De deuren waren niet op slot. Ik liep het eerste kantoor in en zag dat mensen daar parket aan het leggen waren, terwijl anderen op ladders de muren in een dieprode kleur schilderden. Koperen wandlampen, in plaats van neonbuizen aan het plafond, een leren fauteuil, nog in plastic verpakt. Uit een transistorradio op de grond kwam luide country-muziek.

Een van de werklieden zag me, zette zijn zaag uit en kwam op me af. Hij was ergens achter in de twintig, normale lengte, maar gezet, met ontzettend brede schouders. Uit de achterzak van zijn vieze spijkerbroek stak een bandana. Op zijn zwarte, krullende haar prijkte een baseball-cap. Zijn zwarte baard was wit door het stof, net als zijn behaarde Popeye-armen. Aan zijn ceintuur hing allerlei gereedschap, dat rinkelde onder het lopen.

'Professor Kruse?' zei hij met een hoge, jongensachtige stem.

'Nee. Ik ben naar hem op zoek. '

'Verdomme, dat zijn we allemaal. Als u weet waar hij te bereiken is, wilt u hem dan zeggen dat hij meteen hierheen moet komen? Sommige dingen die hier zijn afgeleverd, staan niet of anders op de bestelbon. Ik weet niet of ze weer van gedachten zijn veranderd, maar we kunnen niet veel verder gaan voordat iemand dat heeft opgehelderd en de baas is er niet, in verband met een mogelijk andere klus. ' 'Wanneer heb je hem voor het laatst gezien?' vroeg ik.

Hij haalde de grote rode zakdoek te voorschijn en veegde zijn gezicht af.

'Vorige week, toen we nog met het ruwe werk en de badkamer bezig waren. Gisteren zijn we pas weer teruggekomen, omdat de materialen er niet eerder waren. Daar maakte iedereen zich nijdig over, omdat er was gezegd dit dit een haastklus was. Nu zijn er andere problemen. Ze blijven telkens maar weer van idee veranderen over wat ze nu echt willen. ' '

Wie zijn die zij?'

'Kruse en zijn vrouw. Zij had hier een uur geleden moeten zijn om alles te bespreken, maar ze heeft zich niet laten zien. Ze nemen de telefoon ook niet op. Als de baas uit Palm Springs terugkomt, zal hij woedend zijn, maar ik weet verdomme ook niet wat we moeten doen wanneer de klant zich niet aan gemaakte afspraken houdt. '

'Jullie zijn niet bij de universiteit in dienst?'

'O nee. We zijn van Chalmers Interiors, Pasadena. We moeten de badkamer opnieuw betegelen, het plafond in het grote kantoor verlagen, veel hout aanbrengen. Antieke meubels, Perzische tapijten, nep open haard met een marmeren schoorsteenmantel. ' Hij streek met een vinger langs zijn duim. 'Veel geld. '

'Wie betaalt?'

'De Kruses zelf. Per uur, met alle extra's. Dus zou je zo denken dat ze zich wel eens laten zien. '

'Dat zou je inderdaad denken. '

Hij stopte de zakdoek weer in zijn zak. 'Ik wist niet dat professoren zoveel verdienden. Bent u ook een psych?'

'Ja, maar niet hier. Ik heb een praktijk aan de andere kant van de stad. '

'Daar hebben ze een beter footballteam, ' zei hij. Hij zette zijn pet af

en krabde op zijn hoofd, glimlachte toen breeduit. 'Komt u hier spioneren?'

Ik glimlachte terug. 'Ik was alleen op zoek naar dr. Kruse. '

'Als u hem ziet, zegt u dan dat hij contact met ons moet opnemen, want anders gaan we morgen elders aan het werk. Ik heb hier twee mensen, en alles bij elkaar hebben we nu niet meer dan een halve dag werk. Daar zal de baas niet blij mee zijn. '

'Dat zal ik doen, meneer... '

'Rodriguez. Gil Rodriguez. ' Hij pakte een stukje hout van de grond en kraste daar zijn naam en telefoonnummer in. 'Ik werk ook freelance. Schilderen, pleisterwerk. Ik kan alles maken wat geen computer in zich heeft. En als u een keer kaartjes voor een wedstrijd over heeft, zal ik die graag van u kopen. '

Het was druk op Sunset. De oprit bij Stone Canyon naar Bel Air was afgesloten wegens werkzaamheden aan de weg, waardoor het allemaal nog beroerder werd, en toen ik Kruses huis had bereikt, ging de zon al onder. Dezelfde tijd als de eerste keer dat ik er was geweest, maar nu was de lucht blauw, met kleine wolkjes.

Na alles wat Rodriguez me had verteld, verwachtte ik een lege oprijlaan te zien. Maar voor het huis stonden twee wagens geparkeerd; de witte Mercedes met ppk phd op de nummerborden, die ik tijdens het feest had gezien, en een oude Toyota in de kleur van erwtensoep. Ik liep erlangs, klopte op de voordeur, wachtte, klopte nogmaals, luider, en maakte toen gebruik van de bel.

Ik kon die horen overgaan en als er iemand binnen was, moest die dat ook horen. Toen keek ik omlaag en zag de stapel post liggen, nat en wel. Ik keek naar de brievenbus en zag die uitpuilen.

Ik belde nogmaals, keek om me heen. Aan een zijkant van het huis zag ik een half ommuurd pleintje, met blijvende planten en bougainvillea. Daarachter een verweerd houten hek.

Ik ging erheen, duwde tegen het hek. Het ging open. Ik liep verder, naar de achterzijde van het huis. Zacht glooiend gazon, omzoomd door hoge bomen, bloembedden in allerlei vormen, een waterval, uitmondend in een vijvertje.

Ik hoorde een klik. De tuin werd door een zacht licht verlicht. Tijdklok.

In het huis was het donker, maar een roze lamp aan een berk verlichtte een patio met een zonnescherm, die was betegeld met Mexicaanse tegeltjes. Modieuze tuinmeubelen, in teakhout. Zonnebrandmelk op een tafel, gebruikte handdoeken op een aantal stoelen, die de indruk wekten dat ze daar al een tijdje lagen. Ik rook schimmel. Toen iets sterkers.

en krabde op zijn hoofd, glimlachte toen breeduit. 'Komt u hier spioneren?'

Ik glimlachte terug. 'Ik was alleen op zoek naar dr. Kruse. '

'Als u hem ziet, zegt u dan dat hij contact met ons moet opnemen, want anders gaan we morgen elders aan het werk. Ik heb hier twee mensen, en alles bij elkaar hebben we nu niet meer dan een halve dag werk. Daar zal de baas niet blij mee zijn. '

'Dat zal ik doen, meneer... '

'Rodriguez. Gil Rodriguez. ' Hij pakte een stukje hout van de grond en kraste daar zijn naam en telefoonnummer in. 'Ik werk ook freelance. Schilderen, pleisterwerk. Ik kan alles maken wat geen computer in zich heeft. En als u een keer kaartjes voor een wedstrijd over heeft, zal ik die graag van u kopen. '

Het was druk op Sunset. De oprit bij Stone Canyon naar Bel Air was afgesloten wegens werkzaamheden aan de weg, waardoor het allemaal nog beroerder werd, en toen ik Kruses huis had bereikt, ging de zon al onder. Dezelfde tijd als de eerste keer dat ik er was geweest, maar nu was de lucht blauw, met kleine wolkjes.

Na alles wat Rodriguez me had verteld, verwachtte ik een lege oprijlaan te zien. Maar voor het huis stonden twee wagens geparkeerd; de witte Mercedes met ppk phd op de nummerborden, die ik tijdens het feest had gezien, en een oude Toyota in de kleur van erwtensoep. Ik liep erlangs, klopte op de voordeur, wachtte, klopte nogmaals, luider, en maakte toen gebruik van de bel.

Ik kon die horen overgaan en als er iemand binnen was, moest die dat ook horen. Toen keek ik omlaag en zag de stapel post liggen, nat en wel. Ik keek naar de brievenbus en zag die uitpuilen.

Ik belde nogmaals, keek om me heen. Aan een zijkant van het huis zag ik een half ommuurd pleintje, met blijvende planten en bougainvillea. Daarachter een verweerd houten hek.

Ik ging erheen, duwde tegen het hek. Het ging open. Ik liep verder, naar de achterzijde van het huis. Zacht glooiend gazon, omzoomd door hoge bomen, bloembedden in allerlei vormen, een waterval, uitmondend in een vijvertje.

Ik hoorde een klik. De tuin werd door een zacht licht verlicht. Tijdklok.

In het huis was het donker, maar een roze lamp aan een berk verlichtte een patio met een zonnescherm, die was betegeld met Mexicaanse tegeltjes. Modieuze tuinmeubelen, in teakhout. Zonnebrandmelk op een tafel, gebruikte handdoeken op een aantal stoelen, die de indruk wekten dat ze daar al een tijdje lagen. Ik rook schimmel. Toen iets sterkers.

Een van de openslaande deuren stond open. Ver genoeg om de stank naar buiten te kunnen laten komen. Ver genoeg om naar binnen te kunnen gaan.

Ik duwde mijn zakdoek tegen mijn neus en mijn mond en stak mijn hoofd ver genoeg naar binnen om een roze gekleurde nachtmerrie te kunnen zien. Ik zocht een lichtschakelaar, vond er een, draaide hem om, met mijn zakdoek over mijn hand.

Twee lichamen, op een immens groot Berbertapijt, nauwelijks nog als mensen te herkennen als ze geen kleren aan hadden gehad. Ik kokhalsde, keek weg, zag een hoog balkenplafond, grote meubels. Smaakvol. Goede binnenhuisarchitect.

Toen keek ik weer naar dat afschuwelijke tafereel...

Ik staarde naar het tapijt. Probeerde mezelf in dat ellendige ding te verliezen. Goed geweven. Onberispelijk. Met uitzondering van de zwart wordende vlekken...

Een van de lijken droeg een bikini met roze bloemen. Het andere een Speedo-short, dat eens wit was geweest, en een pauwblauw hemd met roze orchideeën.

De felgekleurde stof stak af tegen het bruingele vlees. Gezichten die waren veranderd in olie-achtige vleeshompen vol putten. Haar, blond haar. Beiden. Het haar op het lijk in de bikini was lichter en veel langer. Met een bruine korst erop.

Ik kokhalsde opnieuw, drukte de zakdoek tegen mijn mond en neus, hield mijn adem in, liep achteruit weg, van de lijken vandaan.

Weer buiten, op de patio.

Maar zelfs toen werd mijn aandacht getrokken door een betegelde trap, achterin de kamer.

Draaiende, ijzeren leuning.

Bovenaan de trap een ander rottend lijk.

Roze huisjurk. Iets dat eruit zag als donker haar. Nog meer zwarte plekken, de trap af, als een boosaardig, slijmerig speelgoedje. Ik draaide me om en zette het op een rennen, langs het zwembad, over stekelig gras naar een bloembed. Ik boog me ver voorover en snoof de geur van de bloemen op.

Zoet. Te zoet. Mijn maag draaide zich bijna om. Ik probeerde over te geven, maar dat lukte niet.

Ik rende langs de zijkant van het huis, het pleintje over, verder over het gazon.

Lege weg, stille weg. Al dat afschuwelijks, maar niemand om het mee te delen.

Ik liep terug naar de Seville. Zat in de auto, de dood ruikend. Die proevend.

De stank verdween niet, maar uiteindelijk lukte het me toch in zuidelijke richting Mandeville af te rijden, toen naar het oosten, over Sunset. Ik wenste dat ik de klok kon terugdraaien.

Een heel eind kon terugdraaien...

Maar ik was bereid genoegen te nemen met een zware sigaar, een telefoon en een vriendelijke stem.