Hoofdstuk 36
DE ENIGE DIE HIJ OOIT VREESDE
‘Hij is niet weg!’ schreeuwde Harry. Hij kon het niet geloven; hij wilde het niet geloven. Hij bleef zich uit alle macht verzetten. Lupos begreep het niet; er hielden zich wel vaker mensen schuil achter dat gordijn; de eerste keer had Harry ze ook horen fluisteren. Zo was het ook met Sirius, hij verschool zich gewoon even -
‘SIRIUS!’ brulde hij. ‘SIRIUS!’
‘Hij komt niet meer, Harry,’ zei Lupos. Zijn stem stokte terwijl hij Harry in bedwang probeerde te houden. ‘Hij komt niet meer, want hij is d -’
‘HIJ - IS - NIET - DOOD!’ schreeuwde Harry. ‘SIRIUS!’
Overal om hem heen flitsten spreuken, werd er bewogen en gerend. Voor Harry was het allemaal zinloos lawaai. De afketsende vervloekingen die hem rakelings misten waren totaal onbelangrijk. Er was maar één ding belangrijk: Lupos moest gewoon zeggen dat Sirius - die een paar meter verderop achter het gordijn stond - elk moment te voorschijn kon komen, zijn donkere haar achterover zou strijken en weer klaar zou zijn om zich in de strijd te mengen.
Lupos sleurde Harry weg bij het podium. Harry staarde nog steeds naar de boog en begon boos te worden omdat Sirius hem zo lang liet wachten -
Maar terwijl hij probeerde Lupos van zich af te schudden, besefte een deel van zijn geest dat Sirius hem nog nooit had teleurgesteld... dat hij altijd alles geriskeerd had om bij Harry te kunnen zijn en hem te helpen... als Sirius niet achter die boog vandaan kwam terwijl Harry hem zo wanhopig riep, was de enige verklaring dat hij niet terug kón komen... dat hij werkelijk -
Perkamentus had de overgebleven Dooddoeners in het midden van de ruimte bijeengedreven en naar het leek vastgebonden met onzichtbare touwen; Dolleman was naar Tops gekropen en probeerde haar bij te brengen, en alleen achter het podium klonken nog kreten en flakkerden lichtstralen - Romeo had de plaats van Sirius ingenomen en het duel met Bellatrix voortgezet.
‘Harry?’
Marcel liet zich over de stenen banken omlaagglijden. Harry verzette zich niet meer, maar desondanks bleef Lupos zijn arm vasthouden.
‘Harry... hed spijd me...’ zei Marcel. Zijn benen dansten nog steeds.
‘Was die man - was Sirius Zwards - een vriend van je?’
Harry knikte.
‘Alsjeblieft,’ zei Lupos zacht. Hij richtte zijn toverstok op Marcels benen en zei: ‘Finite.’ De betovering werd verbroken en Marcels benen stonden stil. Lupos was doodsbleek. ‘Laten we - laten we de anderen zoeken. Waar zijn ze, Marcel?’
Lupos wendde zich af van de stenen boog. Het was alsof ieder woord hem pijn deed.
‘Hiernaasd,’ zei Marcel. ‘Ron werd aangevallen door een brein, maar ik geloof dad hed wel meevald - en Hermelien is bewusdeloos, maar ik voelde haar hardslag -’
Achter het podium klonk een knal, gevolgd door een kreet, en Harry zag Romeo schreeuwend van pijn op de grond vallen. Bellatrix van Detta zette het op een lopen toen Perkamentus zich vliegensvlug omdraaide. Hij vuurde een spreuk af, maar die pareerde ze; ze was al halverwege de stenen treden -
‘Harry - nee!’ riep Lupos, maar hij had Harry niet meer zo stevig vast en hij rukte zijn arm los.
‘ZE HEEFT SIRIUS VERMOORD!’ schreeuwde Harry. ‘ZE HEEFT HEM VERMOORD EN NU GAAT ZIJ ERAAN!’
Hij klauterde zo snel mogelijk tegen de stenen banken op. Achter zich hoorde hij mensen roepen, maar daar trok hij zich niets van aan. De zoom van Bellatrix’ gewaad verdween wapperend door een deuropening en ze waren weer in de kamer met de zwemmende hersens...
Ze vuurde een vloek af over haar schouder. De glazen bak kwam van de grond en viel om. Harry werd haast weggespoeld door de stinkende vloeistof; de hersens glibberden en gleden over hem heen en begonnen hun lange, gekleurde tentakels te ontrollen, maar hij schreeuwde: ‘Wingardium Leviosa‘ en ze werden de lucht in geworpen. Slippend en struikelend holde hij naar de deur; hij sprong over Loena, die kreunend op de grond lag, rende langs Ginny, die ‘Harry - wat -?’ zei, langs Ron die zwakjes giechelde en langs Hermelien, die nog steeds bewusteloos was. Hij rukte de deur naar de zwarte hal open; Bellatrix verdween net door een deur aan de overkant en hij ving een glimp op van de gang die naar de liften leidde.
Hij sprintte achter haar aan, maar ze had de deur al dichtgeslagen en de muren begonnen te draaien. Opnieuw flitsten de blauwe lichtstrepen van de rondtollende kaarsen langs.
‘Waar is de uitgang?’ riep hij vertwijfeld toen de muur tot stilstand kwam. ‘Hoe kom ik hier uit?’
Het was alsof de hal gewacht had tot hij dat zou vragen. De deur achter hem vloog open en hij zag de gang naar de liften, leeg en verlaten in het licht van de fakkels. Hij begon te hollen...
Verderop hoorde hij een lift rammelen; hij sprintte door de gang, vloog de hoek om en ramde met zijn vuist op een knop voor een tweede lift. Die kwam kletterend en ratelend naar beneden, de hekken gleden open, Harry sprong erin en beukte op de knop met het opschrift ‘Atrium’. De hekken sloegen dicht en de lift begon te stijgen...
Hij wrong zich naar buiten voordat de hekken helemaal open waren en keek om zich heen. Bellatrix was bijna bij de telefoonlift aan de andere kant van het Atrium, maar toen Harry aan kwam hollen, keek ze om en vuurde ze opnieuw een spreuk af. Harry dook achter de Fontein van de Magische Broederschap: de spreuk zoefde langs en raakte de gesmede gouden poort aan het eind van het Atrium, die galmde als een klok. Harry hoorde geen voetstappen meer. Bellatrix was blijven staan. Hij hurkte achter de gouden beelden en luisterde.
‘Wie niet weg is, is gezien, kleine Harry!’ riep ze met haar kinderstemmetje, dat weerkaatste tegen de gepolijste houten vloer. ‘Waarom verstop je je? Ik dacht dat je mijn lieve neef wilde wreken?’
‘Dat is ook zo!’ schreeuwde Harry en het was alsof een spookachtig koor van Harry’s overal in de hal Is ook zo! Is ook zo! Is ook zo! riep.
‘Aaaaaah... hield je soms van hem, m’n kleine Pottertje?’
Er welde een ongekende haat in Harry op; hij sprong achter de fontein vandaan en schreeuwde: ‘Crucio.’
Bellatrix gilde en werd tegen de grond geslagen door de spreuk, maar ze kronkelde en krijste niet van de pijn zoals Marcel - ze was alweer overeind gesprongen, ook al hijgde ze nu en was het lachen haar vergaan. Harry dook weer achter de gouden fontein. Haar spreuk raakte het hoofd van de knappe tovenaar, dat weggeslagen werd, zes meter verderop neerkwam en lange krassen in de vloer maakte.
‘Je hebt zeker nog nooit een Onvergeeflijke Vloek gebruikt?’ schreeuwde ze. Ze praatte nu niet meer met een kinderstemmetje. ‘Je moet het echt menen, Potter! Je moet iemand pijn willen doen-ervan willen genieten - rechtschapen woede werkt niet - zal ik je laten zien hoe het moet? Zal ik je eens een lesje leren?’
Harry schuifelde net heel behoedzaam om de fontein heen toen ze ‘Crucio‘ schreeuwde. Hij dook opnieuw snel weg; de arm waarmee de centaur zijn boog vasthield brak af, tolde door de lucht en kwam met een klap op de grond, niet ver van het gouden hoofd van de tovenaar.
‘Je kunt niet van me winnen, Potter!’ riep ze.
Hij hoorde haar naar rechts bewegen, in de hoop dat hij aan die kant ongedekt zou zijn. Hij schuifelde om de beeldengroep heen en hurkte achter de benen van de centaur, zijn hoofd op gelijke hoogte met dat van de huis-elf.
‘Ik was en ben nog steeds de trouwste dienaar van de Heer van het Duister. Ik heb de Zwarte Kunsten van hem geleerd en ik ken zulke krachtige spreuken dat een zielig ventje als jij geen schijn van kans maakt tegen -’
‘Paralitis‘ brulde Harry. Hij was naar de plaats geslopen waar de kobold kruiperig glimlachend naar de onthoofde tovenaar staarde, en had op haar rug gericht terwijl ze om de fontein heen gluurde. Ze reageerde zo snel dat hij nauwelijks tijd had om weg te duiken.
‘Protego!’
De rode lichtstraal van zijn eigen Verlamspreuk werd naar hem teruggekaatst. Harry trok zich vliegensvlug terug achter de fontein en deze keer zeilde er een oor van de kobold door de hal.
‘Ik geef je nog één kans, Potter!’ riep Bellatrix. ‘Geef me de profetie rol hem naar me toe - en misschien spaar ik dan je leven!’
‘Nou, dan zul je me moeten doden, want de profetie bestaat niet meer!’ brulde Harry. Terwijl hij dat riep, sneed er een vreselijke pijn door zijn voorhoofd; zijn litteken stond in brand en hij voelde een razernij die niets te maken had met zijn eigen woede. ‘En dat weet hij!’ zei Harry, die net zo krankzinnig lachte als Bellatrix. ‘Je goeie ouwe vriend Voldemort weet dat hij er niet meer is! Ik denk niet dat hij daar erg blij mee zal zijn!’
‘Wat? Hoe bedoel je?’ riep ze en voor het eerst hoorde hij angst in haar stem.
‘De profetie is kapotgevallen toen ik Marcel de trap op probeerde te hijsen. Wat zal Voldemort daarvan zeggen?’
Zijn litteken schrijnde en brandde... zijn ogen traanden van pijn...
‘LEUGENAAR!’ krijste ze, maar hij hoorde de doodsangst achter de woede. ‘JIJ HEBT HEM, POTTER, EN NU GEEF JE HEM AAN MIJ! Accio profetie. ACCIO PROFETIE!’
Harry lachte weer, omdat hij wist dat dat haar woedend zou maken. De pijn in zijn hoofd was zo erg dat hij bang was dat zijn schedel zou opensplijten. Hij stak zijn lege hand achter de eenorige kobold vandaan, maar trok hem meteen weer terug toen ze opnieuw een groene lichtstraal afvuurde.
‘Helemaal niks!’ riep hij. ‘Niks om te sommeren! De profetie ligt aan scherven en niemand heeft hem gehoord! Zeg dat maar tegen je baas!’
‘Nee!’ gilde ze. ‘Het is niet waar, je liegt! IK HEB MIJN BEST GEDAAN, MEESTER, IK HEB MIJN BEST GEDAAN - STRAF ME NIET -’
‘Doe geen moeite!’ schreeuwde Harry. Hij kneep zijn ogen dicht, want de pijn in zijn litteken werd bijna ondraaglijk. ‘Hij kan je toch niet horen!’
‘O nee, Potter?’ zei een hoge, kille stem.
Harry deed zijn ogen open.
Lang en mager, wit en uitgemergeld, een afgrijselijk, slangachtig gezicht onder een zwarte kap, wijd opengesperde, bloedrode ogen met spleetvormige pupillen... Voldemort stond in het midden van het Atrium en richtte zijn toverstok op Harry, die volkomen verstijfd was en geen vin kon verroeren.
‘Dus je hebt mijn profetie stukgegooid?’ zei Voldemort zacht. Hij staarde Harry aan met zijn meedogenloze rode ogen. ‘Nee, Bella, hij liegt niet... ik lees het in zijn waardeloze geest... maanden van voorbereiding, maanden van inspanning... en mijn Dooddoeners hebben zich weer de voet laten dwarszetten door Harry Potter...’
‘Meester, het spijt me, ik wist het niet, ik vocht met de Faunaat Zwarts!’ snikte Bellatrix, die zich aan Voldemorts voeten wierp. ‘Meester, u moet weten -’
‘Stil, Bella,’ zei Voldemort dreigend. ‘Met jou reken ik straks wel af. Denk je soms dat ik me in het Ministerie van Toverkunst heb gewaagd om jouw snotterende excuses aan te horen?’
‘Maar Meester - hij is er - hij is beneden -’
Voldemort besteedde geen aandacht aan haar.
‘Ik heb je niets te zeggen, Potter!’ fluisterde hij. ‘Je hebt me te vaak en te lang gedwarsboomd. AVADA KEDAVRA!’
Harry deed niet eens een poging om zich te verzetten; zijn hoofd was leeg en zijn toverstok wees nutteloos omlaag.
Maar plotseling kwam het onthoofde gouden beeld van de tovenaar in de fontein tot leven, sprong van zijn sokkel en landde met een klap tussen Harry en Voldemort. De spreuk ketste van de borst van het beeld, dat zijn armen uitstak om Harry te beschermen.
‘Wat -?’ riep Voldemort. Hij keek om zich heen en fluisterde: ‘Perkamentus.’
Harry keek met bonzend hart achterom. Perkamentus stond voor de gouden poort.
Voldemort hief zijn toverstok op en er flitste een groene lichtstraal naar Perkamentus, die zich omdraaide en met rondwervelende mantel verdween. Het volgende moment stond hij achter Voldemort en zwaaide hij met zijn toverstok naar de resten van de fontein. Ook de andere beelden kwamen tot leven. Het beeld van de heks rende naar Bellatrix, die gillend spreuken afvuurde, maar die ketsten van de borst van het beeld zonder schade aan te richten. Het beeld dook op Bellatrix en drukte haar tegen de grond. Ondertussen holden de kobold en de huiself naar de haarden in de muur en galoppeerde de eenarmige centaur naar Voldemort, die verdween en naast het bassin weer opdook. Het onthoofde beeld duwde Harry achteruit, bij het gevecht vandaan, terwijl Perkamentus op Voldemort toe liep en de gouden centaur om hen heen draafde.
‘Het was dom van je om hier te komen, Marten,’ zei Perkamentus kalm. ‘De Schouwers zijn onderweg -’
‘Tegen die tijd ben ik allang verdwenen en ben jij dood!’ snauwde Voldemort. Hij schoot opnieuw een dodelijke vloek naar Perkamentus, maar miste; de vloek raakte de balie van de bewakingstovenaar, die in vlammen opging.
Perkamentus gaf een zwiepje met zijn eigen toverstok: de kracht van zijn spreuk was zo enorm dat Harry’s haar overeind ging staan, ook al werd hij beschermd door het gouden beeld. Voldemort was gedwongen een glanzend zilveren schild op te roepen om zich te beschermen. Harry wist niet wat voor spreuk het was en hij veroorzaakte geen zichtbare schade, maar het schild bracht wel een diepe, galmende klank voort een merkwaardig angstaanjagend geluid.
‘Wil je me niet doden, Perkamentus?’ riep Voldemort. Zijn vuurrode, half toegeknepen ogen staarden Perkamentus aan over de rand van het schild, is zulk bruut geweld te min voor je?’
‘We weten allebei dat er ook andere manieren zijn om een mens te vernietigen, Marten,’ zei Perkamentus kalm. Hij bleef op Voldemort af lopen, alsof hij helemaal niet bang was en gewoon een rustig wandelingetje door de hal maakte. ‘Bovendien moet ik toegeven dat het onbevredigend zou zijn om je alleen maar te doden -’
‘Niets is erger dan de dood!’ snauwde Voldemort.
‘Je vergist je,’ zei Perkamentus, alsof ze een luchtig gesprek voerden onder het genot van een drankje. Hij bleef doorlopen. Harry wilde een waarschuwing roepen toen hij hem zo weerloos en onbeschermd op Voldemort af zag stappen, maar zijn hoofdloze bewaker drong hem steeds verder achteruit naar de muur en verhinderde Harry’s pogingen om te ontsnappen. ‘Het feit dat je nooit hebt begrepen dat er veel ergere dingen zijn dan de dood, was altijd al een van je grootste zwaktes -’
Opnieuw schoot er een groene lichtstraal om het zilveren schild heen. Deze keer ving de eenarmige centaur de klap op; hij sprong voor Perkamentus en vloog aan honderd stukken, maar nog voor de brokken de grond raakten, hief Perkamentus zijn toverstok op en zwaaide ermee alsof hij een zweep hanteerde. Een lange, dunne vlam spoot uit de punt van zijn stok en wikkelde zich om Voldemort en zijn schild. Even leek het dat Perkamentus gewonnen had, maar toen veranderde het vurige koord in een slang, die Voldemort losliet en zich sissend tegen Perkamentus keerde.
Voldemort verdween; de slang richtte zich op en wilde toeslaan -
Een vurige flits laaide op boven het hoofd van Perkamentus en op hetzelfde moment verscheen Voldemort op de sokkel in het bassin waar de beeldengroep had gestaan.
‘Kijk uit!’ schreeuwde Harry.
Maar terwijl hij dat riep, vuurde Voldemort opnieuw een groene lichtflits af en sloeg de slang toe -
Felix de feniks dook naar Perkamentus, sperde zijn snavel open en slikte de groene lichtstraal in zijn geheel in: hij verdween in een baaierd van vuur en viel als een klein, gerimpeld kuiken zonder veren op de grond. Op hetzelfde moment maakte Perkamentus één vloeiende beweging met zijn toverstok - de slang, die op het punt stond om zijn lange tanden in zijn vlees te boren, vloog door de lucht en verdween in een donkere rookpluim, en het water in het bassin rees omhoog en bedekte Voldemort als een cocon van gesmolten glas.
Even was Voldemort een donkere, golvende, gezichtloze gedaante, die vaag door het water schemerde en de verstikkende massa van zich af probeerde te gooien -
Toen was hij verdwenen; het water plonsde weer in het bassin, klotste over de rand en spatte op de glanzende vloer.
‘MEESTER!’ gilde Bellatrix.
Harry was er van overtuigd dat het voorbij was, dat Voldemort was gevlucht; hij wilde achter het beschermende beeld vandaan komen, maar Perkamentus schreeuwde: ‘Blijf waar je bent, Harry!’
Voor het eerst klonk er angst door in zijn stem. Harry snapte niet waarom: de hal was leeg, afgezien van hen tweeën, Bellatrix die snikte onder het beeld van de heks en Felix het fenikskuiken dat zachtjes krassend op de grond zat -
Toen barstte Harry’s litteken open en wist hij dat hij dood was: de pijn was onvoorstelbaar, ondraaglijk -
Hij zag de hal niet meer, hij zat gevangen in de windingen van een wezen met rode ogen dat zich zo strak om hem heen wikkelde dat Harry niet wist waar zijn eigen lichaam ophield en dat van het wezen begon: ze waren met elkaar versmolten, met elkaar verweven door draden van pijn en er was geen ontsnapping mogelijk -
Het wezen sprak door de mond van Harry, die in zijn folterende pijn zijn kaken voelde bewegen...
‘Dood me, Perkamentus...’
Terwijl ieder vezeltje van zijn lichaam schreeuwde om verlossing voelde Harry, stervend en verblind, hoe het wezen hem gebruikte...
‘Als de dood niet belangrijk is, Perkamentus, dood de jongen dan...’
Laat de pijn ophouden, dacht Harry... laat Perkamentus ons doden... hier een eind aan maken... de dood is niets vergeleken met dit...
Dan zie ik Sirius weer...
En toen Harry’s hart overliep van emotie, verslapte de wurggreep van het wezen. De pijn verdween en Harry lag voorover op de grond. Hij was zijn bril kwijt en hij rilde alsof hij op ijs lag in plaats van hout...
Er galmden stemmen door de hal, meer stemmen dan er hadden moeten zijn... Harry deed zijn ogen open en zag zijn bril. Hij lag bij de voet van het hoofdloze beeld dat hem bewaakt had, maar dat nu plat op zijn rug lag, gebarsten en roerloos. Hij zette zijn bril op, hief zijn hoofd een beetje op en zag de kromme neus van Perkamentus op een paar centimeter afstand van zijn eigen neus.
‘Is alles goed met je, Harry?’
‘Ja,’ zei Harry, al trilde hij zo heftig dat hij zijn hoofd nauwelijks omhoog kon houden. ‘Ja, ik - waar is Voldemort, waar - wie zijn al die - wat -’
Het wemelde van de mensen in het Atrium; de smaragdgroene vlammen die plotseling brandden in alle haarden aan één kant van de hal werden weerspiegeld door de glanzende vloer en uit de haarden stroomden heksen en tovenaars. Terwijl Perkamentus hem overeind hees, zag Harry dat de gouden beelden van de huis-elfen de kobold gevolgd werden door een verbouwereerde Cornelis Droebel.
‘Hij was hier!’ riep een man met een paardenstaart en een vuurrood gewaad. Hij wees op een berg gouden scherven, op de plaats waar Bellatrix net nog gevangen was gehouden door het beeld. ‘Ik heb hem zelf gezien, meneer Droebel! Het was Jeweetwel, ik zweer het! Hij greep een vrouw en Verdwijnselde toen!’
‘Weet ik, Willemse, weet ik. Ik zag hem ook!’ brabbelde Droebel. Hij droeg onder zijn gestreepte mantel een pyjama en hijgde alsof hij kilometers gerend had. ‘Merlijns baard - hier - hier! - in het Ministerie van Toverkunst - mijn hemel - het lijkt onmogelijk - ik bedoel - hoe is het mogelijk -?’
‘Als je naar het Departement van Mystificatie gaat, Cornelis,’ zei Perkamentus - hij was er blijkbaar van overtuigd dat Harry in orde was en liep nu naar de anderen, zodat de nieuwkomers voor het eerst beseften dat hij er was (een paar hieven hun toverstok op, maar de meesten keken alleen maar verbaasd; de beelden van de huis-elf en de kobold klapten, en Droebel maakte van schrik zo’n sprong dat zijn in pantoffels gestoken voeten van de grond kwamen) - ‘zul je verscheidene ontsnapte gevangenen aantreffen in de Kamer des Doods. Ze worden in bedwang gehouden door een Anti-Verdwijnselspreuk en jij zult moeten beslissen wat er met hen gebeuren moet.’
‘Perkamentus!’ zei Droebel schor; hij leek volkomen verbijsterd. ‘Jij hier- ik- ik-’
Hij keek verwilderd naar de Schouwers die hij had meegebracht en het was duidelijk dat hij er veel voorvoelde om ‘Grijp hem!’ te roepen.
‘Cornelis, ik ben bereid het opnieuw tegen je mensen op te nemen en opnieuw te winnen!’ donderde Perkamentus. ‘Maar een paar minuten geleden zag je met eigen ogen dat ik al een jaar de waarheid spreek. Voldemort is teruggekeerd! Je hebt het al twaalf maanden op de verkeerde gemunt, en het wordt hoog tijd dat je bij zinnen komt!’
‘Ik? Ik wil niet - ik bedoel -’ probeerde Droebel zich grootte houden; hij keek vertwijfeld om zich heen, alsof hij hoopte dat iemand zou zeggen wat hij moest doen. Toen dat niet gebeurde zei hij: ‘Nou, goed dan - Donders! Willemse! Ga naar het Departement van Mystificatie en kijk of... Perkamentus, je zult me moeten zeggen wat - de Fontein van de Magische Broederschap - wat is er gebeurd?’ jammerde hij en hij staarde naar de gouden brokstukken die overal verspreid lagen.
‘Daar hebben we het wel over als ik Harry heb teruggestuurd naar Zweinstein,’ zei Perkamentus.
‘Harry - Harry Potter?’
Droebel draaide zich om en staarde naar Harry, die nog steeds bij de muur stond, naast het gevallen beeld dat hem had bewaakt tijdens het duel tussen Perkamentus en Voldemort.
‘Hij - hier?’ zei Droebel. ‘Waarom - wat heeft dit te betekenen?’
‘Dat leg ik uit als Harry weer op school is,’ zei Perkamentus.
Hij liep van het bassin naar het gouden hoofd van de tovenaar, wees ernaar met zijn toverstok en mompelde: ‘Portus‘ Het hoofd straalde een blauw licht uit, rammelde even op de houten vloer en lag toen weer stil.
‘Hoor eens, Perkamentus,’ zei Droebel toen Perkamentus het hoofd pakte en terugliep, ‘je hebt geen vergunning voor die Viavia! Dit kun je niet maken waar de Minister van Toverkunst bij is! Je - je -’
Zijn stem stierf hakkelend weg toen Perkamentus hem indringend aankeek over zijn halfronde brilletje.
‘Je geeft Dorothea Omber opdracht om Zweinstein te verlaten,’ zei Perkamentus. ‘Je zegt tegen je Schouwers dat ze niet langer moeten zoeken naar mijn leraar Verzorging van Fabeldieren, zodat hij weer aan de slag kan gaan. Ik heb vanavond...’ Perkamentus haalde een horloge met twaalf wijzers uit zijn zak, ‘een halfuurtje tijd voor je. Ik denk dat we de belangrijkste punten van wat er hier gebeurd is dan wel kunnen bespreken. Daarna moet ik terug naar school. Als je mijn hulp nodig hebt, kun je natuurlijk contact met me opnemen op Zweinstein. Een brief die aan het schoolhoofd is geadresseerd, komt altijd terecht.’
Droebels ogen werden nog groter; zijn mond hing open en zijn ronde gezicht liep rood aan onderzijn warrige grijze haar.
‘Ik - maar-’
Perkamentus keerde hem zijn rug toe.
‘Neem deze Viavia, Harry.’
Hij gaf hem het gouden hoofd. Harry legde zijn hand erop; het kon hem niet meer schelen wat er gebeurde of waar hij heen ging.
‘Ik zie je over een halfuur,’ zei Perkamentus. ‘Een... twee... drie...’
Harry had het vertrouwde gevoel dat eraan een haak achter zijn navel werd getrokken. De glanzende houten vloer zonk weg onder zijn voeten; het Atrium, Droebel en Perkamentus verdwenen en hij suisde in een warreling van kleuren en geluiden weg...