Hoofdstuk 24

OCCLUMENTIE

Knijster bleek zich te hebben schuilgehouden op zolder. Daar trof Sirius hem tenminste aan, onder het stof, en ongetwijfeld op zoek naar nog meer relikwieën van het geslacht Zwarts die hij kon verstoppen onder de boiler. Sirius nam blijkbaar genoegen met die verklaring, maar Harry zat het niet echt lekker. Knijster leek in een beter humeur na zijn terugkeer; ze hoorden hem minder vaak verbitterd mompelen en hij volgde bevelen gehoorzamer op dan gewoonlijk. Harry zag de huis-elf verscheidene keren gretig naar hem staren, maar als hij merkte dat Harry keek, wendde hij vlug zijn blik af.

Harry vertelde Sirius niet over zijn vage verdenkingen. De opgewekte stemming van zijn peetvader verdween snel toen Kerstmis voorbij was. Naarmate het moment om terug te keren naar Zweinstein naderde, kreeg hij steeds vaker last van wat mevrouw Wemel ‘knorrige buien’ noemde. Dan was hij nors en zwijgzaam en trok hij zich urenlang terug op de kamer van Scheurbek. Het hele huis raakte doortrokken van zijn somberheid, die onder de deuren doorkroop als een giftig gas dat iedereen beïnvloedde.

Harry wilde Sirius niet opnieuw aan het Grimboudplein achterlaten, met alleen Knijster als gezelschap; voor het eerst van zijn leven verheugde hij zich niet op de terugkeer naar Zweinstein. Daar zou hij opnieuw te maken krijgen met de tirannie van Omber, die er in hun afwezigheid ongetwijfeld nog eens een stuk of tien decreten doorheen had gejaagd. Nu hij een speelverbod had, vormde Zwerkbal ook geen afleiding meer; je had grote kans dat ze met nog meer huiswerk zouden worden opgezadeld nu de examens naderden, en Perkamentus was nog even afstandelijk als altijd. Als de SVP er niet was geweest, zou Harry misschien zelfs aan Sirius hebben gevraagd of hij van school mocht, en of hij aan het Grimboudplein kon blijven wonen.

Op de allerlaatste vakantiedag gebeurde er iets waardoor Harry helemaal als een berg ging opzien tegen zijn terugkeer naar Zweinstein.

‘Harry,’ zei mevrouw Wemel, die haar hoofd om de deur van zijn slaapkamer stak, waar Harry en Ron toverschaak speelden onder het toeziend oog van Hermelien, Ginny en Knikkebeen. ‘Zou je naar de keuken willen komen? Professor Sneep wil je spreken.’

Haar woorden drongen niet meteen tot Harry door; een van zijn torens was in een heftige strijd verwikkeld met een pion van Ron en hij moedigde zijn schaakstuk enthousiast aan.

‘Plet hem - plet hem, idioot, het is maar een pion! Sorry, mevrouw Wemel, wat zei u?’

‘Professor Sneep, schat. In de keuken. Hij wil je even spreken.’

Harry’s mond viel open. Hij keek naar Ron, Hermelien en Ginny, die hem ook aangaapten. Hermelien had Knikkebeen een kwartier lang met moeite in bedwang kunnen houden, maar nu sprong hij op het bord. De schaakstukken zochten gillend en krijsend dekking.

‘Sneep?’ zei Harry verbluft.

Professor Sneep, schat,’ wees mevrouw Wemel hem terecht. ‘Vooruit, hij zegt dat hij niet lang kan blijven.’

‘Wat wil hij?’ zei Ron nerveus toen zijn moeder weer naar beneden ging. ‘Je hebt toch niks uitgevreten?’

‘Nee!’ zei Harry verontwaardigd. Hij pijnigde zijn hersens, maar kon niet bedenken waarom Sneep hem achtervolgde. Of had hij voor zijn laatste werkstuk misschien een ‘Z’ gehaald?

Een paar minuten later deed hij de keukendeur open en zag hij Sirius en Sneep tegenover elkaar aan de lange tafel zitten. Ze keken elkaar opzettelijk niet aan en de stilte was vol van wederzijdse afkeer. Sirius had een opengevouwen brief voor zich.

‘Eh...’ zei Harry, om te laten merken dat hij er was.

Sneep keek hem aan, tussen twee gordijnen van vettig zwart haar door.

‘Ga zitten, Potter.’

‘Weet je,’ zei Sirius tegen het plafond, terwijl hij op de achterpoten van zijn stoel leunde, ‘ik zou het prettig vinden als je hier geen bevelen gaf, Sneep. Het is namelijk mijn huis.’

Er verscheen een nijdige rode blos op Sneeps bleke wangen. Harry ging naast Sirius zitten.

‘Ik wilde je eigenlijk onder vier ogen spreken, Potter,’ zei Sneep. Zijn lippen krulden om in zijn vertrouwde, schampere glimlach. ‘Maar Zwarts -’

‘Ik ben zijn peetvader,’ zei Sirius luid.

‘Ik ben hier in opdracht van Perkamentus,’ zei Sneep, wiens stem juist zacht en stekelig werd, ‘maar blijf gerust als je dat per se wilt, Zwarts. Ik weet dat je jezelf graag wijsmaakt dat je... ook iets bijdraagt.’

Sirius liet zijn stoel met een klap op zijn vier poten neerkomen. ‘Wat bedoel je daarmee?’ zei hij.

‘Dat je je waarschijnlijk nogal... overbodig voelt omdat je niets nuttigs kunt doen voor de Orde,’ zei Sneep met een lichte nadruk op het woord nuttigs.

Nu werd Sirius rood. Sneep keek hem triomfantelijk grijnzend aan en wendde zich toen tot Harry.

‘Professor Perkamentus wil dat je dit semester Occlumentie leert, Potter.’

‘Dat ik wat leer?’ vroeg Harry verbluft.

Sneeps grijns werd nog schamperder. ‘Occlumentie, Potter. De magische verdediging van de geest tegen binnendringing van buitenaf. Een obscure tak van toverkunst, die desondanks bijzonder nuttig kan zijn.’

Harry’s hart begon sneller te slaan. Verdediging tegen binnendringing van buitenaf? Maar hij werd niet bezeten, daar waren ze het over eens...

‘Waarom moet ik Occludinges leren?’ flapte hij eruit.

‘Omdat professor Perkamentus dat een goed idee vindt,’ zei Sneep.

‘Je krijgt één keer per week privé-les, maar dat vertel je aan niemand, en zeker niet aan Dorothea Omber. Begrepen?’

‘Ja,’ zei Harry. ‘Van wie krijg ik les?’

Sneep trok één wenkbrauw op.

‘Van mij,’ zei hij.

Harry had het afschuwelijke gevoel dat zijn binnenste kromp. Extra lessen van Sneep - waar had hij dat aan verdiend? Hij keek vlug naar Sirius, hopend op steun.

‘Waarom geeft Perkamentus hem zelf geen les?’ vroeg Sirius agressief. ‘Waarom moet jij dat doen?’

‘Waarschijnlijk omdat het hoofd van een school nu eenmaal het voorrecht heeft om minder aangename taken te delegeren,’ zei Sneep gladjes. ‘Ik kan je verzekeren dat ik er niet om gevraagd heb.’ Hij stond op.

‘Ik verwacht je maandagavond om zes uur op mijn kamer, Potter. Als iemand vragen stelt, zeg je dat je bijles krijgt in Toverdranken. Iedereen die je ooit bezig heeft gezien in mijn klas, zal direct toegeven dat je die dringend nodig hebt.’

Hij draaide zich om zodat zijn zwarte reismantel wapperde, en wilde weggaan.

‘Wacht eens even,’ zei Sirius, die rechtovereind ging zitten. Sneep keek hem met een hatelijke grijns aan.

‘Ik heb haast, Zwarts. In tegenstelling tot jou beschik ik niet over ongelimiteerde vrije tijd.’

‘Nou, dan zal ik met de deur in huis vallen!’ Sirius stond op. Hij was een stuk groter dan Sneep. Harry zag dat Sneep zijn hand in de zak van zijn mantel stak, en was ervan overtuigd dat hij zijn toverstok vastgreep.

‘Als ik hoor dat je die lessen in Occlumentie gebruikt om Harry te pesten, krijg je met mij te maken.’

‘Heel aandoenlijk,’ sneerde Sneep. ‘Maar je hebt toch zeker wel gemerkt dat Potter sprekend op zijn vader lijkt?’

‘Ja, inderdaad,’ zei Sirius trots.

‘Nou, dan zou je moeten weten dat hij zo arrogant is dat kritiek geen enkele indruk op hem maakt,’ zei Sneep.

Sirius duwde woedend zijn stoel opzij, liep om de tafel heen en trok zijn toverstok. Sneep pakte vlug zijn eigen stok. Ze stonden nu tegenover elkaar: Sirius was furieus, maar Sneep keek heel berekenend. Zijn ogen flitsten van de punt van Sirius’ toverstok naar zijn gezicht.

‘Sirius!’ riep Harry, maar hij scheen hem niet te horen.

‘Ik heb je al eerder gewaarschuwd, Secretus,’ zei Sirius, met zijn gezicht vlak bij dat van Sneep. ‘Perkamentus denkt dan misschien dat je tegenwoordig op het rechte pad bent, maar ik weet wel beter -’

‘O, waarom zeg je dat dan niet tegen hem?’ fluisterde Sneep. ‘Of ben je bang dat hij het advies van een man die zich al een halfjaar schuilhoudt in het huis van zijn moeder niet erg serieus neemt?’

‘Hoe gaat het tegenwoordig met Lucius Malfidus? Hij vindt het zeker wel prachtig dat zijn schoothondje op Zweinstein werkt, hé?’

‘Nu we het toch over honden hebben,’ zei Sneep zacht, ‘wist je dat Lucius Malfidus je herkend heeft, de laatste keer dat je zo nodig buiten moest spelen? Echt heel slim om je te laten zien in een veilig station... had je meteen een goed excuus om je schuilplaats niet meer te hoeven verlaten, hé Zwarts?’

Sirius hief zijn toverstok op.

‘NEE!’ schreeuwde Harry. Hij sprong naar hen toe en probeerde hen uit elkaar te houden. ‘Niet doen, Sirius!’

‘Noem je me een lafaard?’ brulde Sirius. Hij probeerde Harry opzij te duwen, maar die zette zich schrap.

‘Ja, eerlijk gezegd wel,’ zei Sneep.

‘Harry - ga - weg!’ snauwde Sirius. Hij duwde Harry met zijn vrije hand opzij. De keukendeur ging open en het hele gezin Wemel en Hermelien kwamen binnen. Ze waren allemaal opgetogen en in hun midden liep een trotse meneer Wemel, met een gestreepte pyjama en een regenjas aan.

‘Genezen!’ zei hij vrolijk tegen de keuken in het algemeen. ‘Helemaal genezen!’

Hij en de andere Wemels bleven stokstijf in de deuropening staan en staarden naar het tafereel in de keuken. Ook Sirius en Sneep verstijfden en keken naar de deur, met hun toverstokken onder elkaars neus, terwijl Harry zijn handen tegen hun borst drukte en hen uit elkaar probeerde te houden.

‘Merlijns baard!’ zei meneer Wemel. Zijn glimlach verdween abrupt. ‘Wat is hier aan de hand?’

Sirius en Sneep lieten hun toverstokken zakken. Ze keken elkaar met de grootst mogelijke minachting aan, maar schenen door de onverwachte binnenkomst van zo veel getuigen weer bij zinnen te komen. Sneep stak zijn toverstok in zijn zak, draaide zich om en liep met grote passen naar de deur zonder iets tegen de Wemels te zeggen. In de deuropening keek hij even om.

‘Maandagavond zes uur, Potter.’

Hij was verdwenen. Sirius staarde woedend naar de deur met zijn toverstok nog in zijn hand.

‘Wat is hier aan de hand?’ herhaalde meneer Wemel.

‘Niets, Arthur,’ zei Sirius. Hij ademde zwaar, alsof hij een heel stuk gerend had. ‘Een vriendelijk gesprekje tussen twee oude schoolkameraden.’ Met grote moeite wist hij een glimlach te voorschijn te toveren.

‘Zo... dus je bent genezen? Dat is geweldig nieuws, echt geweldig.’

‘Ja, hé?’ zei mevrouw Wemel. Ze loodste haar man naar een stoel. ‘De magie van Heler Smergelhout heeft uiteindelijk toch gewerkt. Hij heeft een tegengif gevonden voor het gif van die slang, en Arthur weet nu dat hij voortaan niet meer met Dreuzelmedicijnen moet rotzooien. Ja toch, schat?’ voegde ze er dreigend aan toe.

‘Ja, Molly,’ zei meneer Wemel gedwee.

Het avondeten had eigenlijk een vrolijke aangelegenheid moeten worden nu meneer Wemel weer thuis was. Harry merkte dat Sirius zijn best deed om daarvoor te zorgen, maar als zijn peetvader niet geforceerd lachte om de grappen van Fred en George of iedereen meer eten opdrong, stond zijn gezicht tobberig en somber. Harry werd van Sirius gescheiden door Levenius en Dwaaloog, die waren langsgekomen om meneer Wemel te feliciteren. Hij wilde eigenlijk met Sirius praten en zeggen dat hij zich niets van Sneep moest aantrekken, dat die hem alleen maar probeerde te treiteren en dat de anderen het absoluut niet laf vonden dat Sirius de instructies van Perkamentus opvolgde en niet buiten kwam, maar daar kreeg hij de kans niet voor. Af en toe, als hij het norse gezicht van Sirius zag, vroeg Harry zich zelfs af of hij erover had durven beginnen als hij die kans wel had gehad. In plaats daarvan vertelde hij Ron en Hermelien over de lessen Occlumentie die hij zou moeten volgen bij Sneep.

‘Perkamentus wil voorkomen dat je nog meer dromen over Voldemort hebt,’ zei Hermelien. ‘Je vindt het toch niet erg als daar een einde aan komt?’

‘Extra lessen van Sneep?’ zei Ron ontsteld. ‘Dan nog liever de nachtmerries!’

Ze zouden de volgende dag met de Collectebus terugkeren naar Zweinstein, onder begeleiding van Tops en Lupos, die ’s ochtends in de keuken zaten te ontbijten toen Harry, Ron en Hermelien naar beneden kwamen. De volwassenen voerden fluisterend een gesprek, maar zodra Harry de deur opendeed keken ze haastig om en deden ze er het zwijgen toe. Na een vlug ontbijt hulden ze zich in jassen en sjaals, want het was een koude, grijze januariochtend. Harry had een onaangename, strakke knoop in zijn borst; hij wilde geen afscheid nemen van Sirius. Hij had een slecht voorgevoel; hij wist niet wanneer ze elkaar terug zouden zien en hij vond het zijn plicht om iets tegen Sirius te zeggen, zodat die geen domme dingen zou doen. Harry was bang dat Sirius uit woede om Sneeps beschuldiging van lafheid misschien al bezig was een roekeloos uitstapje buiten het Grimboudplein te plannen. Voor hij kon bedenken wat hij zou zeggen, wenkte Sirius hem opeens.

‘Hier, voor jou,’ zei hij zacht. Hij stopte Harry een slordig pakje ter grootte van een boek in zijn handen.

‘Wat is het?’ vroeg Harry.

‘Een manier om me te laten weten of Sneep je treitert. Nee, niet openmaken!’ zei Sirius met een behoedzame blik op mevrouw Wemel, die de tweeling probeerde over te halen zelfgebreide wanten aan te trekken. ‘Ik denk niet dat Molly het goed zou vinden - maar gebruik het als je me nodig hebt, oké?’

‘Oké,’ zei Harry. Hij stopte het pakje in de binnenzak van zijn jas, maar wist dat hij het nooit zou gebruiken. Hoe rot Sneep hem ook zou behandelen tijdens Occlumentie, hij zou Sirius niet weglokken uit zijn veilige schuilplaats.

‘Dan is het tijd om te gaan,’ zei Sirius. Hij glimlachte somber en gaf Harry een klap op zijn schouder. Voor Harry nog iets kon zeggen liepen ze al naar de hal en stonden ze bij de van vele kettingen en grendels voorziene voordeur, omringd door de Wemels.

‘Dag, Harry. Wees voorzichtig!’ zei mevrouw Wemel, die hem omhelsde. ‘Tot ziens, Harry. Waarschuw me als je weer een slang ziet!’ zei meneer Wemel opgewekt en hij gaf Harry een hand.

‘Ja - oké,’ zei Harry afwezig. Dit was zijn laatste kans om tegen Sirius te zeggen dat hij voorzichtig moest zijn; hij draaide zich om, keek zijn peetvader aan en deed zijn mond open, maar voor hij iets kon zeggen, omhelsde Sirius hem even met één arm en zei bruusk: ‘Pas goed op jezelf, Harry.’ Het volgende moment werd Harry naar buiten geduwd door Tops (die vandaag vermomd was als een lange, in het tweed geklede vrouw met ijzergrauw haar), de ijzige winterlucht in.

De deur van nummer 12 sloeg achter hen dicht. Ze liepen achter Lupos aan het trapje af. Toen ze op het trottoir stapten, keek Harry om. Nummer 12 kromp en de huizen aan weerszijden vulden de ruimte op. Een fractie van een seconde later was het huis van Sirius verdwenen.

‘Kom. Hoe eerder we in de bus zitten, hoe beter,’ zei Tops. Harry vond dat ze nogal nerveus naar het plein keek. Lupos stak zijn arm op.

BANG.

Een knalpaarse driedubbeldeksbus verscheen uit het niets en raakte bijna een lantaarnpaal, die nog net opzij wist te springen.

Een magere jongen in een paars uniform, met flaporen en een heleboel puistjes, sprong uit de bus en zei: ‘Welkom in -’

‘Ja, ja, al goed. Bedankt,’ zei Tops vlug. ‘Vooruit, instappen, instappen -’ Ze duwde Harry langs de conducteur.

‘Hierzo - daar hebben we Harry -!’

‘Als je zijn naam roept, vervloek ik je tot een vetvlek!’ mompelde Tops dreigend, terwijl ze Ginny en Hermelien de bus in duwde.

‘Ik heb altijd al met de Collectebus willen reizen,’ zei Ron blij. Hij stapte in en keek om zich heen.

De laatste keer dat Harry met de Collectebus had gereisd, was het avond geweest en hadden de drie verdiepingen vol gestaan met koperen ledikanten, maar nu, ’s ochtends vroeg, was de bus volgestouwd met niet bij elkaar passende stoelen, die in slordige groepjes voor de ramen stonden. Blijkbaar was een aantal stoelen omgevallen toen de bus gestopt was aan het Grimboudplein; een paar heksen en tovenaars krabbelden mopperend overeind en een boodschappentas was voor in de bus beland; de hele vloer was bezaaid met een onaangenaam mengsel van kikkerdril, kakkerlakken en krentenkoekjes.

‘We kunnen niet allemaal bij elkaar zitten,’ zei Tops, die lege plaatsen zocht. ‘Fred, George en Ginny, als jullie achterin gaan zitten... Remus blijft wel bij jullie.’

Tops, Harry, Ron en Hermelien gingen naar de bovenste verdieping, waar helemaal voorin nog twee stoelen vrij waren en helemaal achterin ook. Sjaak Stuurman, de conducteur, volgde Harry en Ron gretig naar de plaatsen achterin, ledereen keek om toen Harry passeerde en nadat hij was gaan zitten, keek iedereen weer voor zich.

Terwijl Harry en Ron allebei elf Sikkels aan Sjaak betaalden, begon de bus weer te rijden, vervaarlijk heen en weer schommelend. Hij reed om het Grimboudplein heen, soms over de stoep en soms over de straat: toen klonk opnieuw een keiharde BANG en vloog iedereen achteruit; Rons stoel viel om en Koekeroekus, die hij op zijn schoot had gehad, ontsnapte uit zijn kooi, vloog wild kwetterend naar de voorkant van de bus en streek op Hermeliens schouder neer. Harry had zich ternauwernood overeind weten te houden door een wandkandelaar te grijpen. Hij keek uit het raampje en zag dat ze over een snelweg raasden.

‘Vlak bij Birmingham,’ zei Sjaak, die de onuitgesproken vraag van Harry beantwoordde. Ondertussen krabbelde Ron overeind. ‘Alles kits, Harry? Ik heb je naam van de zomer zo vaak in de krant zien staan, maar ze schreven nou nooit niks aardigs over je. Ik zei nog tegen Goof, ik zei, toen wij hem zagen, leek ie helemaal niet zo gestoord. Daar zie je maar weer an, hé?’

Hij gaf ze hun kaartjes en bleef gefascineerd naar Harry kijken. Blijkbaar kon het Sjaak niet schelen hoe gestoord iemand was, als hij maar beroemd genoeg was om in de krant te komen. De Collectebus schommelde wild toen ze over de vluchtstrook een file inhaalden. Harry zag dat Hermelien haar handen voor haar ogen hield, terwijl Koekeroekus blij heen en weer wiegde op haar schouder.

BANG.

Er gleden weer stoelen achteruit toen de Collectebus van de snelweg oversprong naar een stil landweggetje vol scherpe bochten. De heggen aan weerszijden van de weg deinsden vlug achteruit als ze door de berm ploegden. Van het weggetje sprongen ze over naar de hoofdstraat van een drukke stad, toen naar een viaduct te midden van hoge heuvels en vervolgens naar een winderige weg tussen hoge flatgebouwen, iedere sprong ging gepaard met een oorverdovende BANG.

‘Ik heb me bedacht,’ zei Ron, toen hij voor de zesde keer overeind krabbelde, ik wil nóóit meer met de Collectebus!’

Sjaak kwam schommelend aanlopen door het middenpad. ‘Hoor ’ns, de volgende halte is Zweinstein,’ zei hij vrolijk. ‘Dat bazige mens voorin, dat samen met jullie is ingestapt, heb ons een kleine fooi gegeven om jullie voor te laten piepen. Eerst laten we madame Teutel effe uitstappen -’ beneden klonk gekokhals, gevolgd door een afschuwelijk spetterend geluid ‘- want die voelt d’r eigen niet zo best.’

Een paar minuten later kwam de Collectebus knarsend en piepend tot stilstand bij een klein cafeetje, dat gauw achteruit deinsde om een botsing te voorkomen. Ze hoorden hoe Sjaak de onfortuinlijke madame Teutel naar buiten loodste en het opgeluchte gemompel van haar medepassagiers op de tweede verdieping. De bus begon weer te rijden, sneller en sneller, tot BANG.

Ze rolden door een besneeuwd Zweinsveld. In een zijstraat ving Harry een glimp op van de Zwijnskop; het uithangbord met de afgehakte kop van een everzwijn knarste in de ijzige wind. Sneeuwvlokken spatten tegen de grote voorruit van de bus. Ten slotte stopten ze bij de hekken van Zweinstein. Lupos en Tops stapten ook uit, om te helpen met het uitladen van de bagage en om afscheid te nemen. Harry keek naar de bus: alle passagiers staarden hen aan met hun neus tegen de raampjes gedrukt.

‘Op het schoolterrein zijn jullie veilig,’ zei Tops, die behoedzaam naar de verlaten weg keek. ‘Een goed schooljaar, allemaal.’

‘Wees voorzichtig,’ zei Lupos, die iedereen een hand gaf. Als laatste kwam hij bij Harry. ‘Luister...’ fluisterde hij terwijl de anderen haastig afscheid namen van Tops, ‘ik weet dat je een hekel hebt aan Sneep, Harry, maar hij is een bijzonder goede Occlumens en iedereen - inclusief Sirius - wil dat je leert hoe je jezelf moet beschermen, dus doe je best. Goed?’

‘Ja, goed,’ zei Harry bedrukt. Hij keek naar het vroegoude gezicht van Lupos. ‘Nou, tot ziens dan maar.’

Het zestal sjokte over de spekgladde oprijlaan naar het kasteel en sleepte de hutkoffers achter zich aan. Hermelien zei dat ze misschien nog gauw een paar elfenmutsen zou breien voor ze naar bed ging. Harry keek achterom toen ze bij de eiken voordeuren waren; de Collectebus was al vertrokken en toen hij eraan dacht wat hem de volgende avond te wachten stond, wenste hij half en half dat hij nog aan boord was.

Het grootste deel van de volgende dag kon Harry alleen maar aan de avond denken, waar hij als een berg tegen opzag. Het blokuur Toverdranken dat ze ’s ochtends hadden, maakte zijn bange voorgevoelens er niet minder op, want Sneep was even onaangenaam als altijd. Zijn stemming werd er ook niet beter op doordat leden van de SVP hem om de haverklap aanklampten op de gang en hoopvol vroegen of er ’s avonds een bijeenkomst was.

‘Dat laat ik jullie op de gebruikelijke manier weten,’ zei Harry iedere keer. ‘Vanavond kan het in elk geval niet, want ik heb - eh - bijles in Toverdranken.’

Bijles in Toverdranken?’ zei Zacharias Smid uit de hoogte, toen hij Harry na het middageten in de hal in de hoek wist te drijven. ‘Allemachtig, dan moet je écht vreselijk slecht zijn. Sneep geeft vrijwel nooit bijles, voorzover ik weet.’

Smid liep op een irritant opgewekte manier verder en Ron keek hem woedend na.

‘Zal ik hem vervloeken? Hij is nog binnen bereik,’ zei hij, terwijl hij zijn toverstok ophief en tussen de schouderbladen van Smid richtte. ‘Nee, laat maar,’ zei Harry neerslachtig. ‘Dat is toch wat iedereen denkt? Dat ik zo stom ben als -’

‘Hoi, Harry,’ zei iemand achter hem. Hij draaide zich om en zag Cho.

‘O,’ zei Harry. Zijn maag maakte een kleine salto. ‘Hoi.’

‘Nou, wij zijn in de bieb,’ zei Hermelien resoluut. Ze pakte Ron bij zijn arm en sleepte hem mee naar de marmeren trap.

‘Leuke kerstvakantie gehad?’ vroeg Cho.

‘Ja, best wel,’ zei Harry.

‘Ik heb eigenlijk niet veel bijzonders gedaan,’ zei Cho. Om de een of andere reden leek ze nogal opgelaten. ‘Eh... volgende maand mogen we weer naar Zweinsveld. Heb je het gezien?’

‘Wat? O, nee, ik heb nog niet op het prikbord gekeken.’

‘Ja, op Valentijnsdag...’

‘O ja?’ zei Harry, die zich afvroeg waarom ze hem dat speciaal kwam vertellen. ‘Nou, je wilt zeker graag -?’

‘Alleen als jij ook wilt,’ zei ze gretig.

Harry staarde haar aan. Hij had willen zeggen: ‘Je wilt zeker graag weten wanneer de volgende bijeenkomst van de SVP is?’, maar haar antwoord leek daar niet op aan te sluiten. ‘Ik - eh -’ zei hij.

‘O, het geeft niks als je geen zin hebt,’ zei ze, maar ze leek behoorlijk van slag. ‘Maak je geen zorgen. Ik - ik zie je nog wel.’

Ze liep weg. Harry keek haar verbluft na, terwijl zijn gedachten op topsnelheid werkten. Plotseling viel er iets op zijn plaats.

‘Cho! Hé - CHO!’

Hij rende achter haar aan en haalde haar halverwege de marmeren trap in.

‘Eh - heb je zin om op Valentijnsdag met mij naar Zweinsveld te gaan?’

‘Ooo, ja!’ zei ze. Ze werd vuurrood, maar glimlachte stralend.

‘Nou... prima... dat is dan afgesproken,’ zei Harry, en met het gevoel dat de dag toch nog iets goeds had opgeleverd, liep hij bijna huppelend naar de bibliotheek om Ron en Hermelien op te halen voor hun middaglessen.

Toch kon ’s avonds tegen zessen zelfs de euforie omdat hij Cho Chang mee uit had gevraagd niet meer op tegen het onheilspellende voorgevoel dat met iedere stap in de richting van Sneeps kantoortje sterker werd. Toen Harry bij de deur was, bleef hij staan. Hij zou overal liever zijn geweest dan daar. Hij haalde diep adem, klopte en ging naar binnen. Op de lange planken in de schemerige kamer stonden honderden glazen potten, waarin gekleurde oplossingen slijmerige delen van planten en dieren dreven, en in een hoek bevond zich een kast vol ingrediënten. Sneep had Harry er ooit - en niet ten onrechte - van beschuldigd dat hij spullen uit die kast had gestolen, maar nu werd Harry’s aandacht vooral getrokken door Sneeps bureau, waarop in een kring van kaarslicht een ondiepe stenen kom vol ingegrifte runen en symbolen stond. Harry herkende de kom meteen - de Hersenpan van Perkamentus. Net toen hij zich afvroeg wat die daar deed, klonk Sneeps kille stem op uit het schemerduister en schrok Harry zich een ongeluk.

‘Doe de deur dicht, Potter.’

Dat deed Harry, met het gruwelijke gevoel dat hij zichzelf opsloot in een gevangenis. Toen hij zich weer omdraaide, stond Sneep ook in de lichtkring en wees zwijgend naar de stoel bij zijn bureau. Harry ging zitten, net als Sneep. Zijn kille zwarte ogen staarden strak naar Harry en ieder lijntje van zijn gezicht straalde afkeer uit.

‘Nou, Potter, je weet waarom je hier bent,’ zei hij. ‘Professor Perkamentus heeft me gevraagd om je Occlumentie te leren. Ik hoop dat je daar meer aanleg voor hebt dan voor Toverdranken.’

‘Hoop ik ook,’ zei Harry kortaf.

‘Dit is dan misschien geen gewone les, Potter,’ zei Sneep, en zijn ogen versmalden zich boosaardig, ‘maar ik ben nog steeds je leraar en ik wens te worden aangesproken met “meneer” of “professor”.’

‘Goed... meneer,’ zei Harry.

Sneep keek hem nog even met half dichtgeknepen ogen aan en zei toen: ‘Goed, wat Occlumentie betreft. Zoals ik je al vertelde in de keuken van je geliefde peetvader, is dit een tak van de toverkunst die de geest beschermt tegen magische inbreuk en beïnvloeding.’

‘En waarom denkt professor Perkamentus dat ik dat nodig heb, meneer?’ zei Harry. Hij keek Sneep recht aan en vroeg zich af of hij antwoord zou geven.

Sneep zweeg even en zei toen vol verachting: ‘Ik had verwacht dat zelfs jij dat inmiddels wel zou snappen, Potter. De Heer van het Duister is uiterst bedreven in Legilimentie -’

‘Wat is dat? Meneer?’

‘Het vermogen om gevoelens en herinneringen te onttrekken aan de geest van een ander-’

‘Kan hij gedachtelezen?’ zei Harry vlug. Zijn ergste angsten leken bewaarheid te worden.

‘Je bezit geen greintje subtiliteit, Potter,’ zei Sneep. Zijn donkere ogen glinsterden. ‘Fijne nuances zijn aan jou niet besteed. Dat is een van de redenen waarom je zo bedroevend slecht bent in het brouwen van toverdranken.’

Sneep zweeg even, blijkbaar om te genieten van zijn belediging, en vervolgde toen: ‘Alleen Dreuzels hebben het over “gedachtelezen”. De geest is geen boek dat naar believen geopend en bestudeerd kan worden. Gedachten staan niet op de binnenkant van je schedel gegrift, waar iedere willekeurige indringer ze kan bestuderen. De menselijke geest is complex en bestaat uit vele lagen, Potter - of dat geldt in elk geval voor de meesten van ons.’ Hij grijnsde. ‘Het is echter wel zo dat wie Legilimentie beheerst, onder bepaalde omstandigheden in de geest van zijn slachtoffer kan doordringen en zijn bevindingen correct kan interpreteren. De Heer van het Duister weet bijvoorbeeld vrijwel altijd wanneer iemand tegen hem liegt. Alleen zij die bedreven zijn in Occlumentie, kunnen de gevoelens en gedachten waaraan men leugens herkent uitschakelen, en in zijn aanwezigheid onwaarheden vertellen zonder betrapt te worden.’

Sneep was het dan misschien niet met hem eens, maar Harry vond Legilimentie heel veel op gedachtelezen lijken en dat was geen aangenaam idee.

‘Dus misschien weet hij wat we op dit moment denken? Meneer?’

‘De Heer van het Duister bevindt zich op geruime afstand en de muren en het terrein van Zweinstein worden bewaakt door oeroude spreuken en bezweringen, die het lichamelijk en geestelijk welzijn van de bewoners garanderen,’ zei Sneep. ‘Tijd en ruimte spelen een belangrijke rol in de toverkunst, Potter. Oogcontact is vaak cruciaal bij Legilimentie.’

‘Nou, waarom moet ik dan Occlumentie leren?’

Sneep keek Harry aan en streek met een lange, dunne vinger langs zijn mond.

‘De gewone regels zijn blijkbaar niet op jou van toepassing, Potter. Door de vloek die je niet gedood heeft, is er een soort band ontstaan tussen jou en de Heer van het Duister. Uit onze gegevens blijkt dat je op bepaalde momenten, als je geest ontspannen en kwetsbaar is - wanneer je slaapt bijvoorbeeld -, de gedachten en emoties van de Heer van het Duister deelt. Het lijkt professor Perkamentus verstandig om daar een einde aan te maken en daarom heeft hij mij gevraagd om je te leren hoe je je gedachten kunt afsluiten voor de Heer van het Duister.’

Harry’s hart sloeg snel en jachtig. Het klonk allemaal erg onlogisch.

‘Waarom wil professor Perkamentus dat daar een eind aan komt?’ vroeg hij abrupt. ‘Het is niet bepaald leuk, maar wel nuttig. Ik bedoel... ik zag hoe die slang meneer Wemel aanviel. Als dat niet was gebeurd, had professor Perkamentus hem niet kunnen redden, of wel? Meneer?’

Sneep keek Harry even aan en bleef met zijn vinger langs zijn mond strijken. Toen hij weer sprak, was dat langzaam en welbewust, alsof hij ieder woord afwoog.

‘Het schijnt dat de Heer van het Duister zich tot voor kort niet bewust was van de band tussen jullie beiden. Blijkbaar heb je tot nu toe zijn emoties meebeleefd en zijn gedachten gedeeld zonder dat hij het merkte. Het visioen dat je met kerst had was echter -’

‘Van de slang en meneer Wemel?’

‘Val me niet in de rede, Potter,’ zei Sneep dreigend. ‘Zoals ik al zei, was het visioen dat je kort voor kerst had zo’n krachtige inbreuk op de gedachten van de Heer van het Duister-’

‘Ik zat in het hoofd van de slang, niet in zijn hoofd!’

‘Zei ik niet dat je me niet in de rede moest vallen, Potter?’

Maar het kon Harry niet schelen of Sneep boos werd of niet; eindelijk zou hij misschien te horen krijgen hoe de vork in de steel zat. Onbewust was hij op het puntje van zijn stoel gaan zitten, nerveus en gespannen, alsof hij klaar zat om de benen te nemen.

‘Waarom zag ik het door de ogen van de slang als ik de gedachten van Voldemort deel?’

Spreek de naam van de Heer van het Duister niet uit‘ snauwde Sneep.

Er viel een onaangename stilte. Ze keken elkaar over de Hersenpan woedend aan.

‘Professor Perkamentus spreekt zijn naam wel uit,’ zei Harry zacht.

‘Perkamentus is een uitzonderlijk machtige tovenaar,’ mompelde Sneep. ‘Misschien voelt hij zich veilig genoeg om die naam te gebruiken... maar de rest van ons...’ Hij wreef onbewust over zijn linkerarm. Harry wist dat het Duistere Teken daar in zijn huid gebrand was.

‘Ik wilde alleen graag weten,’ zei Harry, die zich dwong om weer beleefd te zijn, ‘hoe het komt dat -’

‘Blijkbaar verplaatste je je in de gedachten van de slang omdat de Heer van het Duister dat ook deed,’ zei Sneep bruusk. ‘De slang werd op dat moment door hem bezeten, en daarom droomde je dat jij je in de slang bevond.’

‘En Vol - hij - besefte hij dat ik er was?’

‘Daar ziet het naar uit,’ zei Sneep koel.

‘Hoe weten jullie dat?’ vroeg Harry geagiteerd. ‘Denkt professor Perkamentus dat alleen maar of-’

‘Zei ik niet dat je me moet aanspreken met “meneer”?’ zei Sneep. Hij zat stokstijf in zijn stoel en zijn ogen waren spleetjes.

‘Ja, meneer,’ zei Harry ongeduldig, ‘maar hoe weten -’

‘Het is voldoende dát we het weten,’ zei Sneep streng. ‘Het belangrijkste is dat de Heer van het Duister zich er nu van bewust is dat jij toegang hebt tot zijn gedachten en gevoelens. Daaruit heeft hij afgeleid dat het proces waarschijnlijk ook andersom werkt; met andere woorden, dat hij mogelijk toegang kan krijgen tot jouw gedachten en gevoelens -’

‘En dan zou hij me kunnen dwingen om dingen te doen?’ vroeg Harry.

‘Meneer?’ voegde hij er haastig aan toe.

‘Dat zou kunnen,’ zei Sneep kil en onverschillig. ‘En daarmee zijn we weer bij de Occlumentie aangeland.’

Sneep haalde zijn toverstok uit een binnenzak van zijn gewaad en Harry zette zich schrap, maar Sneep hief de stok alleen maar op en plaatste de punt tussen de vettige wortels van zijn haar. Toen hij hem weer terugtrok, kleefde er een zilverachtige substantie aan, die zich als een dikke herfstdraad uitstrekte van zijn slaap tot aan zijn toverstok. Toen hij zijn stok wegtrok, brak de draad. Hij dwarrelde gracieus in de Hersenpan, waar hij zilverachtig wit rondkolkte: geen gas en ook geen vloeistof.

Sneep bracht zijn toverstok nog twee keer naar zijn slaap en deponeerde de zilverachtige substantie in de stenen kom; zonder enige verklaring voor zijn gedrag pakte hij de Hersenpan voorzichtig op, zette hem op een plank en met zijn toverstok in de aanslag keerde hij zich weer naar Harry.

‘Sta op en pak je toverstok, Potter.’

Harry stond zenuwachtig op. Ze keken elkaar aan met alleen het bureau tussen hen in.

‘Je mag je toverstok gebruiken om me te ontwapenen, of jezelf te verdedigen op iedere manier die je maar bedenken kunt,’ zei Sneep.

‘En wat gaat u doen?’ vroeg Harry, die angstig naar Sneeps toverstaf keek.

‘Ik ga proberen je geest binnen te dringen,’ zei Sneep zacht. ‘We zullen zien hoe je het ervan afbrengt. Ik heb gehoord dat je het goed deed toen je je moest verzetten tegen de Imperiusvloek. Je zult merken dat dit om een soortgelijke oplossing vraagt... ben je zover? Legilimens!’

Sneep sloeg toe voor Harry klaar was, voor hij ook maar enige vorm van verzet kon plegen. De kamer danste voor zijn ogen en verdween; het ene beeld na het andere flitste door zijn hoofd, als een flikkerende film die zo levensecht was dat hij verder nergens oog voor had.

Hij was vijf jaar en keek brandend van afgunst toe hoe Dirk op een splinternieuw rood fietsje reed... hij was negen en de buldog van tante Margot joeg hem een boom in, terwijl de Duffelingen op het grasveld schuddebuikten van het lachen... hij had de Sorteerhoed op, die zei dat hij het goed zou doen bij Zwadderich... Hermelien lag in de ziekenzaal en haar gezicht was begroeid met een dikke zwarte vacht... honderd Dementors naderden overeen donker meer... Cho liep langzaam op hem af onder de maretak...

Nee, zei een stem in Harry’s hoofd toen de herinnering aan Cho naar boven kwam, dat mag je niet zien, dat mag je niet zien, dat is privé -

Hij voelde een scherpe pijn in zijn knie. Hij was weer in Sneeps kamer en besefte dat hij op de grond was gevallen en keihard zijn knie tegen de poot van Sneeps bureau had gestoten. Hij keek naar Sneep, die zijn toverstok had laten zakken en over zijn pols wreef. Harry zag een rode plek, alsof Sneep zijn pols gebrand had.

‘Was het je bedoeling om een Striemvloek uit te spreken?’ vroeg Sneep koel.

‘Nee,’ zei Harry bitter. Hij krabbelde overeind.

‘Dat dacht ik al,’ zei Sneep minachtend. ‘Je liet me te ver doordringen. Je raakte de controle kwijt.’

‘Zag u ook alles wat ik zag?’ vroeg Harry, al wist hij niet zeker of hij het antwoord wilde weten.

‘Gedeeltelijk,’ zei Sneep schamper. ‘Van wie was die hond?’

‘M’n tante,’ mompelde Harry. Hij haatte Sneep.

‘Nou, voor een eerste poging was het niet eens zo slecht,’ zei Sneep, die zijn toverstok weer ophief. ‘Je wist me uiteindelijk tegen te houden, maar eerst verspilde je tijd en energie aan schreeuwen. Je moet geconcentreerd blijven. Pareer mijn aanval met je geest, dan heb je je toverstok helemaal niet nodig.’

‘Ik probeer het,’ zei Harry boos, ‘maar u zegt niet wat ik moet doen!’

‘Manieren, Potter,’ zei Sneep dreigend, ‘ik wil dat je je ogen sluit.’

Harry keek hem vuil aan, maar deed wat hij zei. Het was heel vervelend om daar te staan met zijn ogen dicht, terwijl Sneep zijn toverstok in de aanslag had.

‘Maak je hoofd leeg, Potter,’ zei de kille stem van Sneep. ‘Schakel je emoties uit...’

Maar Harry’s woede bleef als gif door zijn aderen stromen. Zijn boosheid uitschakelen? Hij kon nog makkelijker zijn benen afhakken... ‘Je probeert het niet eens, Potter... je hebt meer discipline nodig... vooruit, concentreer je...’

Harry probeerde zijn hoofd leeg te maken, probeerde niet te denken of te voelen of zich iets te herinneren...

‘Goed, we proberen het opnieuw... ik tel tot drie... een - twee - drie - Legilimens!’

Vlak voor hem richtte een reusachtige zwarte draak zich op... zijn ouders zwaaiden naar hem vanuit een betoverde spiegel... Carlo Kannewasser lag op de grond en staarde hem aan met nietsziende ogen...

‘NEEEEEEE!’

Harry zat weer op zijn knieën met zijn gezicht in zijn handen. Zijn hoofd deed vreselijk pijn, alsof iemand had geprobeerd zijn hersens door zijn schedel naar buiten te trekken.

‘Sta op!’ zei Sneep scherp. ‘Sta op! Je probeert het niet eens, je doet geen enkele moeite! Ik kan doordringen tot herinneringen die je angst aanjagen en daardoor geef je me wapens!’

Harry stond weer op. Zijn hart bonkte wild, alsof hij Carlo zojuist werkelijk dood op het kerkhof had zien liggen. Sneep was bleker dan gewoonlijk, en ook bozer, maar lang niet zo boos als Harry.

‘Ik - doe - m’n - best,’ zei Harry met opeengeklemde kaken.

‘Ik zei toch dat je je emoties moest uitschakelen?’

‘Ja? Nou, dat kost me op dit moment nogal veel moeite!’ snauwde Harry.

‘Dan zul je merken dat je een gemakkelijke prooi bent voor de Heer van het Duister!’ zei Sneep bijtend. ‘Dwazen die hun hart trots op hun tong dragen, die hun emoties niet in bedwang hebben, die zwelgen in trieste herinneringen en zich eenvoudig uit hun tent laten lokken - zwakke mensen, met andere woorden - maken geen schijn van kans tegen hem! Hij zal met het grootste gemak in je geest binnendringen, Potter!’

‘Ik ben niet zwak!’ zei Harry zacht. Hij was nu zo woedend dat hij bang was dat hij Sneep zou aanvliegen.

‘Bewijs het dan! Beheers je!’ beet Sneep hem toe. ‘Bedwing je woede, orden je geest! We proberen het nog een keer! Bereid je voor! Legilimens!’

Hij keek hoe oom Herman de brievenbus dichtspijkerde... honderd Dementors zweefden naar hem toe over het meer op het schoolterrein... hij rende samen met meneer Wemel door een gang zonder ramen... ze waren vlak bij de egaal zwarte deur aan het einde van de gang... Harry dacht dat ze die moesten hebben... maar meneer Wemel ging hem voor naar een opening links, waar een stenen trap naar beneden leidde...

‘IK WEET HET! IK WEET HET!’

Hij zat weer op handen en knieën op de grond in Sneeps kamer en zijn litteken prikte en schrijnde, maar zijn toon was triomfantelijk geweest. Hij hees zich overeind en zag dat Sneep aandachtig naar hem keek, met opgeheven toverstok. Zo te zien had Sneep deze keer de spreuk afgebroken voor Harry zelfs maar een poging had gedaan om zich te verzetten.

‘Wat gebeurde er, Potter?’ vroeg Sneep, Harry doordringend aankijkend.

‘Ik zag - ik herinnerde het me,’ hijgde Harry. ik besefte net...’

‘Wat besefte je?’ vroeg Sneep scherp.

Harry gaf niet meteen antwoord; hij wreef over zijn voorhoofd en genoot nog van dat oogverblindende moment van inzicht...

Hij droomde al maanden over een gang zonder ramen die eindigde in een dichte deur, zonder zich ook maar één keer te realiseren dat het wel eens een bestaande gang zou kunnen zijn. Nu die herinnering weer bij hem was opgewekt, besefte hij dat hij de hele tijd had gedroomd over de gang die meneer Wemel en hij waren uitgerend op 12 augustus, op weg naar de Wikenweegschaar; de gang die naar het Departement van Mystificatie leidde en waar meneer Wemel was aangevallen door de slang van Voldemort.

Hij keek naar Sneep.

‘Wat bevindt zich in het Departement van Mystificatie?’

‘Wat zei je?’ vroeg Sneep ijzig en Harry zag tot zijn intense voldoening dat hij van zijn stuk was gebracht.

‘Ik zei, wat bevindt zich in het Departement van Mystificatie, meneer?’ zei Harry.

‘En waarom vraag je dat?’ zei Sneep langzaam.

‘Omdat,’ zei Harry, die keek hoe Sneep zou reageren, ‘ik maandenlang gedroomd heb over de gang die ik net zag- ik herkende hem nu pas - hij leidt naar het Departement van Mystificatie... en ik denk dat Voldemort daar iets -’

‘Ik zei toch: spreek de naam van de Heer van het Duister niet uit!’

Ze keken elkaar woedend aan. Harry’s litteken brandde weer, maar dat kon hem niet schelen. Sneep maakte een geagiteerde indruk, maar probeerde koel en onbezorgd te klinken.

‘In het Departement van Mystificatie bevinden zich vele zaken, Potter. De meeste ervan gaan je begrip te boven, en niet eentje gaat je ook maar iets aan. Ben ik duidelijk?’

‘Ja,’ zei Harry. Hij wreef over zijn litteken, dat steeds meer pijn ging doen.

‘Woensdag op dezelfde tijd zie ik je hier weer. Dan zetten we onze les voort.’

‘Goed,’ zei Harry. Hij wilde zo snel mogelijk weg, zodat hij met Ron en Hermelien kon praten.

‘En ik wil dat je iedere avond, voor je gaat slapen, al je emoties uitschakelt. Je geest moet kalm en leeg zijn. Begrijp je?’

‘Ja,’ zei Harry, die nauwelijks luisterde.

‘Wees gewaarschuwd, Potter... als je niet geoefend hebt, merk ik dat meteen...’

‘Oké,’ mompelde Harry. Hij hees zijn schooltas over zijn schouder en liep vlug naar de deur. Toen hij die opendeed, keek hij even achterom. Sneep stond met zijn rug naar Harry, schepte met de punt van zijn toverstok zijn eigen gedachten uit de Hersenpan en deed ze zorgvuldig in zijn hoofd terug. Zwijgend trok Harry de deur achter zich dicht. Zijn litteken klopte nog steeds pijnlijk.

Ron en Hermelien waren in de bibliotheek bezig aan Ombers nieuwste lading huiswerk. Aan andere tafeltjes zaten nog meer leerlingen met hun neus in de boeken, bijna allemaal vijfdejaars. Hun veren krasten koortsachtig in het licht van de lampen terwijl buiten, achter de kleine ruitjes van de ramen, de schemering inviel. Het enige andere geluid was het gepiep van de schoenen van mevrouw Rommella, de bibliothecaresse, die dreigend door de gangpaden patrouilleerde en iedereen die haar geliefde boeken aanraakte scherp in de gaten hield.

Harry voelde zich rillerig; zijn litteken deed nog steeds pijn en het was alsof hij koorts had.

Toen hij tegenover Ron en Hermelien ging zitten, zag hij zijn spiegelbeeld in het raam; hij was doodsbleek en het was alsof zijn litteken duidelijker zichtbaar was dan normaal.

‘Hoe ging het?’ fluisterde Hermelien. ‘Voel je je wel goed, Harry?’ voegde ze er bezorgd aan toe.

‘Ja... prima... ik weet niet,’ zei Harry ongeduldig. Hij trok een gezicht toen er opnieuw een pijnscheut door zijn litteken sneed. ‘Luister... ik heb me net iets herinnerd...’

Hij vertelde wat hij had gezien en wat hij daaruit had afgeleid.

‘Dus... dus je wilt zeggen...’ fluisterde Ron toen madame Rommella zachtjes piepend passeerde, ‘dat het wapen - het ding waar Jeweetwel op uit is - zich in het Ministerie van Toverkunst bevindt?’

‘In het Departement van Mystificatie. Dat kan niet anders,’ fluisterde Harry. ‘Ik zag die deur toen je vader me naar de rechtszaal bracht voor m’n hoorzitting, en ik weet zeker dat hij diezelfde deur bewaakte toen hij gebeten werd.’

Hermelien slaakte een diepe zucht.

‘Natuurlijk,’ fluisterde ze.

‘Natuurlijk wat?’ zei Ron ongeduldig.

‘Ron, denk eens na... Severijn Zonderland probeerde een deur te forceren op het Ministerie... dat moet die deur geweest zijn! Het kan geen toeval zijn!’

‘Maar waarom probeerde Severijn in te breken als hij aan onze kant stond?’ vroeg Ron.

‘Tja, dat weet ik niet,’ gaf Hermelien toe. ‘Dat is inderdaad vreemd...’

‘Wat gebeurt er precies op het Departement van Mystificatie?’ vroeg Harry aan Ron. ‘Heeft je vader daar ooit iets over gezegd?’

‘Ik weet alleen dat ze de mensen die daar werken “Verbloemisten” noemen,’ zei Ron fronsend. ‘Omdat eigenlijk niemand weet wat ze uitvoeren - rare plaats om een wapen te bewaren.’

‘Helemaal niet. Het is juist heel logisch,’ zei Hermelien. ‘Het is natuurlijk iets ontzettend geheims, iets wat het Ministerie stiekem heeft ontwikkeld... Harry, voel je je echt wel goed?’

Harry wreef met beide handen over zijn voorhoofd, alsof hij probeerde het glad te strijken.

‘Ja... gaat...’ zei hij. Hij liet zijn bevende handen zakken. ‘Ik voel me alleen een beetje... Occlumentie is niet echt leuk.’

‘Ik denk dat de meeste mensen zich trillerig zouden voelen als hun geest de hele tijd aangevallen werd,’ zei Hermelien vol medeleven.

‘Vooruit, laten we naar de leerlingenkamer gaan. Daar is het een stuk comfortabeler.’

Maar de leerlingenkamer zat stampvol en was een en al opwinding en gelach; Fred en George demonstreerden de nieuwste aanwinst voor hun fopshop.

‘Hoofdloze Hoeden!’ riep George, en Fred zwaaide met een punthoed met een pluizige roze veer erop naar de toeschouwers. ‘Twee Galjoenen per stuk. Kijk naar Fred!’

Meteen brede grijns zette Fred de hoed op. Even zag hij er nogal potsierlijk uit; toen verdween niet alleen de hoed, maar ook zijn hoofd.

Een paar meisjes gilden, maar verder bulderde iedereen van het lachen.

‘En daar is hij weer!’ riep George. Freds hand tastte even in het niets; hij nam de hoed met de roze veer zwierig af en zijn hoofd werd weer zichtbaar.

‘Hoe werken die hoeden?’ zei Hermelien. Ze had even geen oog voor haar huiswerk en keek aandachtig naar Fred en George. ‘Ik bedoel, het is duidelijk een soort Onzichtbaarheidsspreuk, maar het is slim van ze dat ze het onzichtbaarheidsveld tot voorbij het betoverde object hebben uitbreid... ik denk alleen niet dat de bezwering erg lang zal werken.’

Harry gaf geen antwoord; hij voelde zich ziek. ‘Ik doe dit morgen wel,’ mompelde hij en hij stopte de boeken die hij net uit zijn tas had gehaald weer terug.

‘Schrijf het in je huiswerkplanner!’ zei Hermelien. ‘Dan vergeet je het niet!’

Harry en Ron keken elkaar even aan toen hij de planner uit zijn tas haalde en hem aarzelend opensloeg.

Stel niet alles uit tot morgen; zo vergroot je slechts je zorgen.’ zei het boekje berispend toen Harry het huiswerk van Omber noteerde. Hermelien keek hem glunderend aan.

‘Ik denk dat ik naar bed ga,’ zei Harry. Hij stopte de huiswerkplanner weer in zijn tas en nam zich voor hem bij de eerste de beste gelegenheid in het haardvuur te gooien. Hij stond op, ontweek George die probeerde hem een Hoofdloze Hoed op te zetten en bereikte de rust en koelte van de stenen trap naar de jongensslaapzalen. Hij voelde zich weer misselijk, net als toen hij het visioen van de slang had gehad, maar hij hoopte dat dat zou verdwijnen als hij even ging liggen.

Hij deed de deur van zijn slaapzaal open, zette zijn voet over de drempel en voelde toen zo’n vreselijke pijn dat het leek alsof iemand zijn hoofd had opengesneden. Hij wist niet meer waar hij was, of hij stond of lag, en zelfs niet meer hoe hij heette.

Maniakaal gelach galmde in zijn oren... hij was gelukkiger dan hij in lange tijd geweest was... opgetogen, uitgelaten, triomfantelijk... er was iets geweldigs gebeurd, iets fantastisch...

‘Harry? HARRY?’

Iemand gaf hem een klap in zijn gezicht. Het krankzinnige gelach werd onderbroken door een kreet van pijn. Het gevoel van intens geluk ebde weg, maar het gelach hield aan... Hij deed zijn ogen open en besefte dat het gelach uit zijn eigen mond kwam. Zodra hij zich dat realiseerde, hield het lachen op; Harry lag hijgend op de grond en staarde naar het plafond. Zijn litteken klopte vreselijk. Ron boog zich bezorgd over hem heen.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij.

‘Ik... ik weet niet,’ zei Harry moeizaam. Hij ging overeind zitten. ‘Hij is blij... heel blij...’

‘Jeweetwel?’

‘Er is iets goeds gebeurd,’ mompelde Harry. Hij trilde net zo erg als na zijn visioen van de slang die meneer Wemel had aangevallen en hij voelde zich vreselijk misselijk. ‘Iets waar hij op gehoopt had.’

Het was alsof er een vreemde sprak door Harry’s mond, net als in de kleedkamer van Griffoendor, maar hij wist dat het waar was. Hij haalde diep adem en probeerde uit alle macht te voorkomen dat hij Ron zou onderkotsen. Hij was blij dat Daan en Simon er deze keer niet bij waren.

‘Hermelien zei dat ik even moest kijken hoe het met je was,’ zei Ron zacht. Hij hees Harry overeind. ‘Ze zei dat je afweer waarschijnlijk op een laag pitje staat nu Sneep met je gedachten heeft gerommeld... maar op de lange termijn helpt het. ja toch?’

Hij keek onzeker naar Harry terwijl hij hem naar bed hielp. Harry knikte zonder overtuiging en viel op bed neer. Zijn hele lichaam deed zeer omdat hij zo vaak op de grond was gesmakt en zijn litteken prikte nog steeds. Hij had onwillekeurig het gevoel dat zijn eerste kennismaking met Occlumentie zijn geest had verzwakt in plaats van versterkt, en hij vroeg zich angstig af waarom Voldemort nu opeens gelukkiger was dan in de veertien jaar daarvoor.