VIJFTIEN
Stukje bij beetje kwam ik weer bij bewustzijn. Allereerst realiseerde ik me dat mijn hart nog klopte. Oké, ik ben niet dood en ook niet in een vampier veranderd. Altijd een pluspunt. Toen ontdekte ik dat ik een kussen onder mijn hoofd had. Ik werd wat alerter en kwam erachter dat ik op mijn zij lag, onder een deken. De kamer was donker, de gordijnen waren dicht. Armen met bijna dezelfde kleur als die van mij hielden me van achteren vast.
En op dat moment werd ik klaarwakker.
‘Waar zijn we?’
Met wie ik was stond niet ter discussie, zelfs al had ik nog een kop vol watten.
‘In het huis dat ik huur, in Richmond.’
‘Hoe lang ben ik onder zeil geweest?’ Stomme details leken belangrijk. Waarom? Geen flauw idee.
‘Om en nabij vier uur. Lang genoeg om alle dekens te jatten. Ik heb naar je liggen luisteren terwijl je lag te snurken en gekeken hoe je je in de deken wikkelde, en ik realiseerde me dat ik dat het ergste heb gemist. Je vasthouden terwijl je slaapt.’
Ik ging rechtop zitten en meteen ging mijn hand naar mijn hals. Die was glad, zoals ik al had verwacht. Geen gaatjes of bultjes die me konden verraden. Bones had de gaatjes gesloten met een druppel van zijn bloed en daarmee had hij alle sporen van wat er was voorgevallen uitgewist.
‘Je hebt me gebeten,’ zei ik beschuldigend, maar het klonk een stuk minder boos dan de bedoeling was. Misschien kwam het door de combinatie van het sap in zijn hoektanden en het bloedverlies dat alles niet zo... stressvol leek. En ik zou wel gestrest moeten zijn. Zelfs al waren we allebei nog steeds aangekleed, ik lag met Bones in één bed en als ik emotioneel gezien afstand wilde houden was dat geen goed idee.
‘Ja,’ was het enige wat hij zei. Hij nam niet eens de moeite om rechtop te gaan zitten, maar bleef uitgestrekt op de kussens liggen.
‘Waarom?’
‘Meerdere redenen. Wil je dat ik ze allemaal opnoem?’
‘Ja.’ Er was een scherpe toon in mijn stem gekropen. Hij zag er verdomme veel te onbezorgd uit naar mijn zin.
‘Voornamelijk om je iets duidelijk te maken,’ zei hij en eindelijk ging hij rechtop zitten. ‘Je had me kunnen doden. En je had me ook móéten doden. Een vampier was je levensbloed uit je aan het zuigen en je had een zilveren mes in je hand. Alleen een dwaas had dat niet gebruikt... of iemand die veel meer om me geeft dan ze wil toegeven.’
‘Vuile klootzak, heb je me gebeten om me te testen?’ riep ik uit. Ik stapte uit bed en wankelde doordat ik me plotseling duizelig voelde. Kennelijk had Bones goed zijn bordje leeggegeten. ‘Ik wil verdomme wedden dat je behoorlijk spijt zou hebben gehad als ik je hart wél aan mootjes had gehakt. Hoe kon je zo stom zijn, je had dood kunnen zijn!’
‘En jij even goed,’ kaatste hij fel terug. ‘Eerlijk gezegd: na al die jaren dat ik me afvroeg wat je voor me voelde, was het me waard om er mijn leven voor te riskeren. Geef het maar toe, Kitten. Je bent evenmin over mij heen als ik over jou en al je ontkenningen, leugens, en die debiel met wie je date kunnen dat niet veranderen.’
Ik moest wel wegkijken. Hem horen zeggen dat hij niet over mij heen was voelde alsof er een met fluweel overtrokken hamer tegen mijn hart geslagen werd. Ik registreerde die beledigende opmerking over Noah maar nauwelijks.
‘Het doet er niet toe,’ zei ik uiteindelijk. ‘Het gaat niet werken tussen ons, Bones. Niets kan veranderen wat jij bent en ik ga ook niet veranderen wat ik ben.’
‘Antwoord deze vraag dan eens, Kitten. Als jij en ik samen zijn en er is niemand anders in de buurt, stoort het je dan dat ik geen mens ben? Ik weet wat de rest denkt – je moeder, je collega’s, je vrienden – maar kan het jóú schelen dat ik een vampier ben?’
Eerlijk gezegd had ik het zo nog niet bekeken. Er waren altijd andere dingen die meespeelden. Maar als dat wegviel, hoefde ik geen seconde na te denken over mijn antwoord.
‘Nee, het kan me niet schelen.’
Hij deed een tel zijn ogen dicht. Toen gingen ze open en ze schitterden fel. ‘Ik weet dat je me verlaten hebt omdat je dacht dat je me moest beschermen, dat ik de obstakels op onze weg niet aankon. Dus je probeerde verder te gaan met je leven omdat je geloofde dat het tussen ons nooit zou werken. Maar weet je, ik kon niet verdergaan met mijn leven omdat ik wist dat het wél zou werken. Sinds je me hebt verlaten heb ik elke dag naar je gezocht, Kitten, en ik ben het zat om zonder je te moeten leven. Jij hebt het op jouw manier geprobeerd, laat mij het nu op mijn manier proberen.’
‘Waar heb je het over?’
‘Ik heb het over mij vertrouwen, iets wat je meer dan vier jaar geleden al had moeten doen. Ik ben sterk genoeg om wat dan ook aan te kunnen wat je werk of je moeder op mijn pad werpt. Je geeft nog steeds om me en ik heb de hoop niet opgegeven. We kunnen het tegen alle verwachtingen in echt redden, als jij ons die kans zou gunnen.’
O, stel je eens voor. Jezus, wás het maar zo simpel!
‘Zelfs als je mijn werk en mijn moeder buiten beschouwing laat, zijn we nog gedoemd te mislukken, Bones. Je bent een vampier. Ik meende het toen ik zei dat het mij niet kon schelen, maar het zal jou wel kunnen schelen! Wat ga je doen als ik oud word, me gewoon wat pijnstillende gel aanreiken voor mijn artritis? Je gaat willen dat ik verander. Je gaat het me kwalijk nemen wanneer ik weiger en dat zal ons te gronde richten.’
Hij staarde me aan zonder met zijn ogen te knipperen.
‘Even voor de duidelijkheid: ik zal je nooit dwingen om een vampier te worden. Ik zal je niet onder druk zetten, je niet forceren, erin luizen, of je schuldig doen voelen. Is dat zo duidelijk?’
‘Dus jij vindt het prima als ik rimpels en grijze haren krijg, oud en lelijk word en uiteindelijk doodga?’ vroeg ik bot. ‘Is dat wat je wil zeggen?’
Iets wat door kon voor medelijden flitste over zijn gezicht.
‘Kitten, ga even zitten.’
‘Nee.’ Er trok een rilling over mijn ruggengraat. Wat hij ook ging zeggen, als hij plotseling zo meelevend keek, wat het vast ernstig. Ik bleef er liever bij staan. ‘Vertel het me maar. Wat weet ik niet? Ben ik stervende?’ Dat zou verklaren waarom de gedachte dat ik oud zou worden hem geen angst aanjoeg.
Bones stond op en ging voor me staan. ‘Heb je je nooit afgevraagd hoe lang je zou leven? Er ooit echt over nagedacht?’
‘Nee.’ Ik lachte verbitterd. ‘Ik dacht dat ik met mijn soort werk behoorlijk snel de pijp uit zou gaan.’
‘Denk even verder,’ ging hij door.
Mijn hart begon te bonken.
‘Je bent half-vampier. Je bent nog nooit ziek geweest, je lichaam geneest met een onmenselijke snelheid en je kunt geen enkele ziekte krijgen waar de menselijke bevolking onder gebukt gaat. Zelfs gif of drugs moeten in waanzinnig hoge doses toegediend worden voordat ze effect hebben bij jou, dus waarom denk je dan dat je maar een gemiddelde leeftijd zal bereiken?’
Mijn mond ging al open om hem tegen te spreken, maar bleef hangen. In zekere zin voelde het als de nacht waarin mijn moeder me vertelde wat ik was, want mijn eerste reactie was het te ontkennen.
‘Je probeert me erin te luizen. Ik heb een hartslag, ik haal adem, ik word ongesteld, ik scheer mijn benen... Ik lééf. Ik heb een jeugd gehad!’
‘Je vertelde me ooit dat tijdens je puberteit pas echt ging opvallen dat je anders was. Waarschijnlijk kwam het door de hormonen, die bij mensen aangeboren gebreken aan het licht laten komen, die je nosferatutrekken hebben versterkt. En sindsdien zijn ze alleen sterker geworden. Je hartslag en ademhaling maken alleen dat je makkelijker te doden bent, maar je bent geen mens. Dat ben je nooit geweest. Je doet ze alleen beter na dan vampiers dat kunnen.’
‘Leugenaar!’ schreeuwde ik.
Hij vertrok geen spier. ‘Je huid is geen dag ouder geworden sinds je me hebt verlaten. Geen lijntje, geen kraaienpootje. Toegegeven, je bent pas zevenentwintig en je zou pas later tekenen van veroudering vertonen, maar toch. Er zou wat verschil moeten zijn in de poriën, de textuur...’ Hij streek met zijn vinger langs mijn wang om zijn woorden te benadrukken. ‘Maar dat is er niet. En dan heb ik het nog niets eens over het bloed gehad.’
Het duizelde me. ‘Welk bloed?’
‘Het mijne. Ik kreeg eerder niet de kans om je dit te vertellen, omdat je twee dagen later al vertrokken was. Maakt voor het grote geheel waarschijnlijk weinig uit, maar goed, daar gaat-ie. De nacht dat we je moeder redden, heb je mijn bloed gedronken. Niet een paar druppeltjes om sneller te genezen, maar bijna een liter. Dat alleen al zou vijftig jaar aan de levensverwachting van een normaal mens toevoegen. Maar aan het jouwe, wie weet? Misschien wel twee keer zo veel.’
Ik wilde naar hem uithalen, maar hij greep mijn hand vast voor ik hem kon slaan. ‘Hufter! Dat heb je me niet verteld. Je had me moeten waarschuwen!’
‘Had dat invloed gehad op je besluitvorming? Je dacht dat we die avond allebei dood zouden gaan, zoals je je misschien nog wel herinnert – en dan hebben we het nog niet over het feit dat je alles zou hebben gedaan om je moeder te redden. En om heel eerlijk te zijn, je zou zo oud als ik kunnen worden zonder dat bloed te hebben gedronken. Je hoeft me niet op mijn woord te geloven. Vraag maar na bij je baas. Kijk hem in de ogen en vraag hem wat hij allemaal al weet. Met al die medische tests die ze de afgelopen jaren op jou hebben gedaan weet ik verdomd zeker dat hij het al weet. Daarom hoef ik je niet onder druk te zetten om een vampier te worden. Met jouw gemengde afkomst en zo nu en dan een slokje van mijn bloed leef je zo lang je wilt, precies zoals je nu bent.’
Dit kon niet waar zijn. Het voelde alsof de muren boven op me vielen. Het enige wat ik wilde was de waarheid ontvluchten en alleen zijn, zelfs zonder Bones. Vooral zonder Bones.
Ik liep verdoofd naar de deur, maar hij versperde die. ‘Waar denk jij dat je heen gaat?’
Ik gaf hem een duw. ‘Weg. Ik kan even niet naar je kijken.’
Hij verroerde zich niet. ‘Je bent niet in staat om te rijden.’
Ik liet een verbitterd lachje ontsnappen. ‘Waarom maak je dan niet even een ader voor me open? Ik bedoel, wat is nou nog eens vijftig jaar extra?’
Bones stak zijn arm naar me uit, maar ik deinsde achteruit.
‘Raak me niet aan.’
Ik wist dat ik het op hem afreageerde. Het spreekwoordelijke aanvallen van de boodschapper en dat soort dingen. Maar ik kon er niets aan doen.
Bones liet zijn hand vallen. ‘Prima. Waar wil je heen? Ik breng je wel.’
‘Breng me naar huis.’
Hij hield de deur voor me open. ‘Dames gaan voor.’
..
Bones zette me af bij mijn huis en als laatste zei hij dat hij de volgende avond bij me langs zou komen. Daar gaf ik geen antwoord op. Het veroorzaakte te veel gemengde gevoelens en ik had al genoeg om over na te denken.
Eenmaal binnen, belde ik Don om te vertellen dat ik ongedeerd was. Zoals verwacht stonden er meerdere boodschappen op mijn antwoordapparaat van zowel hem als Tate. Ik kon hun bezorgdheid begrijpen – uren geleden had ik voor het laatst gebeld om te vertellen dat ik een vampier achterna zat. Vervolgens was ik spoorloos verdwenen.
Ik verzon een verhaal over een urenlange achtervolging die geëindigd was op het bouwterrein, toevallig niet zo ver bij de GiGi Club vandaan. En nu maar hopen dat Bones het lichaam van de vamp daar had gelaten, want als hij dat niet had gedaan, zou ik weer een ander web van leugens moeten spinnen. Toen vertelde ik Don dat ik doodop was door de jacht op de vamp en dat ik morgen pas weer op mijn werk zou zijn. Hij zette geen vraagtekens bij mijn versie van de gebeurtenissen. Waarom zou hij? Ik had nooit eerder tegen hem gelogen.
Wat wel positief was: Don vertelde me dat de twee slachtoffers in het ziekenhuis lagen en de verwachting was dat ze volledig zouden herstellen. Hij moest eens weten dat tussenkomst van een vampier nodig was geweest om ze van een aanval door vampiers te redden. Het was verre van mij om die ironie aan mijn baas uit te leggen.
Ik nam een hete douche waarmee ik het resterende bloed van me af waste. Was het maar net zo makkelijk om de vergissingen in mijn leven van me af te wassen. Bones’ stem bleef maar door mijn hoofd galmen. Sinds je me hebt verlaten heb ik elke dag naar je gezocht… Je leeft zo lang je wilt, precies zoals je nu bent… Jij hebt het op jouw manier geprobeerd, laat mij het nu op mijn manier proberen…
Gisteren had alles nog logisch geleken. Ik wist wat me te doen stond, ik twijfelde niet over mijn beslissingen – hoewel sommige ervan me ondraaglijk veel pijn hadden gedaan – en ik wist welke richting ik op ging met mijn leven. Vandaag was alles anders. Ik had veel meer vragen dan overtuigingen, wist niet waar ik in hemelsnaam mee bezig was, en was erachter gekomen dat ik misschien veel meer tijd had om mijn leven te verneuken dan ik me daarvoor had voorgesteld.
Ik wilde dat ik met Denise kon praten. Zij had een manier om door al het gelul heen te prikken en wijsheid in de chaos te vinden. Maar gisteravond was haar bruiloft geweest. Ja, ze was op z’n zachtst gezegd niet beschikbaar.
Ik zou mijn moeder alleen bellen als ik op het laatste moment aanmoediging nodig had om van een brug te springen. Zij zat vol blinde vooroordelen in plaats van wijsheid en een telefoontje naar haar zou me serieus in de verleiding brengen om overal een eind aan te maken. Hoewel ik moest toegeven dat Dons eerste woorden aan de telefoon daarstraks niet waren: ‘Dus waar is die vampier van de bruiloft?’ Mijn moeder had niet geklikt over Bones… nog niet. Haar kennende had ze zich daarvoor extreem moeten beheersen.
Er was niemand van mijn team met wie ik mijn persoonlijke beroering kon bespreken. Zelfs de mannen die ik onder mijn vrienden telde, Tate, Juan en Cooper, kon ik dit niet toevertrouwen.
En wat Noah betreft, nou… Ja, ik moest absoluut met hem praten, maar dat zou niet zijn om mijn diepste zielenroerselen met hem te delen. Dat zou zijn om hem te vertellen dat het voorbij was tussen ons. Ik had het al te lang door laten sudderen en dat was niet juist. Ik was al zo’n waardeloze vriendin en meer tijd laten verstrijken maakte dat alleen erger.
Ik ijsbeerde nog een uur lang door het huis, want ik was wel moe, maar ik wist zeker dat ik niet zou kunnen slapen. Mijn kat werd het beu om op mijn enkels te jagen terwijl ik gaten in het tapijt probeerde te slijten en ging naar boven. En nog steeds liep ik rondjes, met Bones’ woorden in mijn hoofd. Sinds je me hebt verlaten heb ik elke dag naar je gezocht… Je leeft zo lang je wilt, precies zoals je nu bent… Jij hebt het op jouw manier geprobeerd, laat mij het nu op mijn manier proberen…
‘Wie hou ik nou eigenlijk voor de gek?’ vroeg ik me uiteindelijk vol frustratie hardop af. Ik maakte me minder zorgen over Ians voornemen om me op te sporen, de prijs die op mijn hoofd stond of alle andere dingen dan over het volgende: hadden Bones en ik daadwerkelijk een kans samen? Nu ik erachter was dat ik lang zou leven, was het grootste obstakel in onze relatie uit de weg geholpen. Tuurlijk, ik werkte voor de overheidsversie van Graveslayers Inc. En mijn moeder zou nog liever naalden in haar ogen steken dan dat ze machteloos zou toekijken terwijl ik iets met een vampier had… maar stel dat Bones gelijk had? Stel dat onze relatie niet hopeloos was? God, na al die jaren kon ik nauwelijks geloven dat ik de kans had om daar weer over na te denken.
En de grote vraag was nu: wat wilde ik riskeren om erachter te komen?