DERTIEN

Ik was zo van het padje dat ik álles aangreep om iets om handen te hebben. Morgenavond zouden we op onderzoek uit gaan bij de GiGi Club, een tent waar twee meisjes waren verdwenen. Hun lichamen waren niet gevonden, maar iets aan de manier waarop de politie elke link naar de club van de hand wees, wekte het vermoeden dat hun gedachten door vampiers waren beïnvloed. Gelukkig was het dichtbij. Een uurtje rijden. Ik had mijn bruidsmeisjesjurk nog aan, maar ik bond messen tegen mijn benen en reed er meteen naartoe. Geen versterking nodig. Tate en de mannen konden morgen gewoon thuisblijven. Ik ging nú op vampierjacht… alleen.

Vijftig minuten later stapte ik uit de auto, nog steeds waanzinnig pissig. Ik was al halverwege de parkeerplaats toen een gil maakte dat ik met een ruk mijn hoofd omdraaide. Daar bij de ingang van de club stond een jonge man met bloed op zijn nek met zijn armen te zwaaien en om hulp te schreeuwen. Niemand keek op of om. Iedereen liep straal langs hem heen. Pas toen er iemand dwars door hem heen liep begreep ik wat er aan de hand was.

‘Hé vriend!’ riep ik en ik stapte naar voren. ‘Hier moet je wezen!’

Verschillende mensen draaiden hun hoofd om. De uitsmijter wierp me een heel vreemde blik toe – hij vroeg zich ongetwijfeld af hoeveel drank ik al achter mijn kiezen had. De bloederige vent kreeg een uitdrukking van intense opluchting op zijn gezicht en schoot in een wazige streep op me af.

‘Gelukkig! Niemand luistert en mijn vriendin gaat dóód! Ik begrijp niet waarom iedereen me negeert...’

Shit. De enige andere bewuste geest die ik had ontmoet, was zich er terdege bewust van geweest dat hij dood was. De meeste geesten waren alleen delen van een beeld, een eindeloze, gedachteloze herhaling van iets wat lang geleden was gebeurd. Die waren niet bang en verward, zonder enig idee waarom niemand plotseling aandacht aan ze besteedde.

‘Waar is ze?’

Misschien was dit zinloos. Zijn vriendin kon al jaren dood zijn. Maar hij was gekleed volgens de laatste mode met een ring door zijn wenkbrauw en een tongpiercing. Stel je eens voor dat je dát met je meedraagt de eeuwigheid in.

‘Hierbinnen!’ Hij snelde de deur door en ik moest me een weg naar binnen banen, langs de mensen die in de rij stonden.

‘Ben op zoek naar mijn vriend,’ zei ik bij wijze van verklaring toen verschillende mensen vijandig mijn kant op keken. ‘Ik weet dat hij hierbinnen is, met die snol van een collega van me.’

Ik had de vrouwen al aan mijn kant. Ze duwden me vooruit terwijl ze riepen: ‘Neem hem te grazen, wijffie!’ De uitsmijter wilde niet eens mijn id zien toen ik de deur door stapte. Kennelijk zag ik eruit alsof ik minimaal eenentwintig was.

De dode vent leidde me naar een deur aan de andere kant van de club, bij de toiletten. Die was op slot, maar ik gaf er een ferme ruk aan en hij brak open. Daarachter werd een nauwe, onverlichte hal onthuld die ik volgde tot ik bij een andere afgesloten deur kwam. Ah, een privéruimte compleet met geluidsisolatie. De stampende herrie van de muziek was hier bijna niet te horen.

Ik zag de geest niet meer. Het enige wat ik zag was een meisje in een leren stoel die naar de ingang was gericht en zij was duidelijk niet in levensgevaar. Tenzij je teennagels lakken daaronder valt, natuurlijk. Haar ogen werden groot toen ze mij zag.

‘Hoe ben jij hier binnengekomen? Dit is alleen voor leden!’

Ik glimlachte en liet haar mijn penning zien, een van de vele die ik bij me droeg. ‘Politie, schattebout. Dat maakt me overal lid,’ antwoordde ik en ik liep naar de enige andere deur, die achter haar lag.

‘Daar wil je echt niet naar binnen, hoor. Maar goed, als je levensmoe bent...’

Met die twijfelachtige blijk van bezorgdheid lakte ze nog een roze laagje op een teen. Ik deed de deur open.

De geest van de jonge man was daarbinnen en hij gebaarde naar een bewusteloos meisje in de armen van een vampier. ‘Help haar alsjeblieft!’

Er was een zestal vampiers. Geen van hen voelde in ondode jaren ouder dan ik was. Op de vloer lagen twee lichamen. Een ervan was die van mijn geest, die koortsachtig bij het al even jonge meisje rondhing. Zij was de snack van de dag. Ze leefde nog, maar naar haar hartslag te oordelen niet lang meer. De vampier besteedde totaal geen aandacht aan de geest, zelfs al wist ik dat die ondode oetlul hem prima kon zien. Persoonlijk had ik het apart gevonden als de geest van iemand die ik net had vermoord om me heen zoemde terwijl ik aan het eten was, maar deze engerd was daar kennelijk te blasé voor. Het andere lichaam was ook van een jonge vrouw en er lag nog een derde meisje op de schoot van een vampier, wier leven ook aan een zijden draadje hing. Haar ogen fladderden open en weer dicht toen ik mijn blik op haar richtte.

‘Je had naar Brandy moeten luisteren,’ spon een van de vampiers naar me met een slechte imitatie van een enge stem.

‘Juf Roze Teennagels?’ vroeg ik terwijl ik mijn jurk omhoog schoof.

Ze keken aandachtig toe terwijl mijn zoom steeds hoger op mijn been kwam te liggen. Dat ophijsen was niet om ze af te leiden, hoewel dat wel een bijkomend voordeel was. Dat deed ik om bij de messen te kunnen die ik aan mijn benen had vastgegespt. Toen ik die had onthuld, veranderde de stemming in de kamer van hongerig en wellustig naar behoedzaam.

‘Welnu, stelletje klootviolen,’ zei ik terwijl ik mijn hoofd over mijn schouders liet rollen en een stel messen vastpakte. ‘Laat ik me eerst even voorstellen.’

..

‘Je bent er een vergeten.’

Ik stond net op het punt om nog wat messen te werpen, maar toen ik zijn stem hoorde wachtte ik. Bones kwam binnen en nam het slachtfestijn in zich op. De meeste vampiers had ik met mijn messen uitgeschakeld, maar degenen die de jongeren hadden vermoord, had ik met mijn blote handen aan stukken gereten. Dat was wel het minste wat ik kon doen.

‘Wie?’

Zijn glimlach was vriendelijk. ‘Dat kleine kreng dat rondkroop op zoek naar een pistool, maar dat doet ze nu niet meer.’

Brandy met de roze teennagels. Zijn welwillende uitdrukking hield me niet voor de gek. Hem kennende droeg ze die kleur nu in de hel.

‘Twee van die meisjes leven nog. Geef ze bloed. Dat van jou werkt sneller dan wat ik te bieden heb.’

Bones nam het mes aan dat ik hem gaf en maakte een snee in zijn handpalm. Hij liep op de meisjes af en liet hij ze een voor een zijn bloed drinken.

‘Komt het goed met haar?’ vroeg de geest die boven zijn vriendin hing.

Langzaam maar zeker hoorde ik haar hartslag terugkeren naar een langzaam maar regelmatig ritme. Bones’ bloed deed zijn werk en heelde haar verwondingen. Even later glimlachte ik. ‘Ja, nu wel.’

Hij glimlachte terug, waarmee hij liet zien dat hij bij leven kuiltjes in zijn wangen had gehad. God, wat was hij jong! Hij fronste zijn wenkbrauwen.

‘Ze zijn er niet allemaal. Er waren nog drie van die wezens. Ze zeiden dat ze terug zouden komen.’

Waarschijnlijk waren die erop uitgegaan om meer eten bij elkaar te scharrelen. Eikels. ‘Ik neem ze wel te grazen,’ beloofde ik hem. ‘Maak je geen zorgen. Ik ben hier erg bedreven in.’

Hij glimlachte weer... en toen begon hij aan de randen te vervagen en werd hij steeds lichter tot er niets meer van hem over was.

Ik keek in stilte toe. Toen vroeg ik: ‘Is hij er niet meer?’

Bones begreep wat ik bedoelde. ‘Dat verwacht ik niet. Hij heeft bereikt wat hij wilde, dus hij is verdergegaan. Soms blijven koppige mensen net lang genoeg hangen om een laatste ding te doen.’

En hij had het mij toevertrouwd om dat laatste ding voor hem te doen. Ik was bijna nergens goed voor, maar mensen wreken die het leven was ontnomen, was absoluut mijn specialiteit.

Ik liep naar de deur.

‘Wat denk jij dat je aan het doen bent?’ vroeg Bones.

‘Juf Roze Teennagels te grazen nemen en haar op de grote hoop gooien,’ wierp ik hem over mijn schouder toe. ‘En dan wacht ik tot hun vriendjes terugkomen en leef ik me uit op hen.’

Bones kwam achter me aan. ‘Klinkt leuk.’

..

We stonden op de dansvloer vlak bij de toiletten. Iedereen die zich toegang tot die weerzinwekkende privéruimte wilde verschaffen, moest eerst langs ons zien te komen. Ik maakte er bezwaar tegen om met hem te dansen, zelfs al was het onze beste dekmantel. Bones sleurde me de dansvloer op, bijna net zoals hij dat op ons eerste afspraakje had gedaan.

‘Ben je nou een professionele moordenaar of niet?’ vroeg hij. ‘Je kunt niet onder de bloedspetters in die ruimte rondhangen en verwachten dat je niet verdacht overkomt.’

Op mijn lavendelblauwe jurk zaten inderdaad rode strepen. Ik had bij de toiletten het bloed van mijn handen gewassen, maar hier kon ik niet veel aan doen. Bones had gelijk – ik zou ontzettend opvallen als ik me in die ruimte zou ophouden en ook aan de bar. Maar als ik op de dansvloer tegen hem aan gedrukt zou staan, zou niemand er iets van zien.

Tegen Bones aan gedrukt dansen liet alleen geen spaantje heel van mijn zelfbeheersing. De laatste keer dat ik hem zo had vastgehouden was de ochtend dat ik hem had verlaten. Ik wist nog als de dag van gisteren dat ik mijn tranen terugdrong en mezelf eraan herinnerde dat hem verlaten de enige optie was.

Ja, sommige dingen waren niet veranderd.

Ik keek om me heen, op zoek naar afleiding. Als ik er maar niet aan hoefde te denken hoe erg ik het had gemist om zijn armen om me heen te voelen.

‘Waarom ben je hier trouwens? Ik dacht dat jij het wel druk zou hebben met Felicity, zoals jullie bezig waren.’

Zijn wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Vond je het vervelend toen je zag dat ik haar kuste? Ik kan me niet voorstellen waarom. Stond er niet in je briefje dat ik verder moest gaan met mijn leven?’

Dat was onder de gordel. Ik begon me terug te trekken, maar hij versterkte zijn greep gewoon. Ik kon of blijven staan, of een scène schoppen en misschien de moordenaars niet te pakken krijgen.

Nukkig begon ik weer te dansen. Ik haatte het dat ik nog zo veel om hem gaf, terwijl Bones kennelijk alleen nog maar kwaad was.

‘Ze wisten wat ik was, Bones. De mannen die die dag naar het ziekenhuis kwamen, haalden alles uit mijn medische rapporten. En ze wisten ook alles over vampiers. Degene die de leiding had...’

‘Don?’ vulde hij aan.

O, dus hij had zijn huiswerk gedaan. ‘Precies, Don. Hij vertelde dat hij al zijn hele leven op zoek was naar iemand die sterk genoeg was om tegen vampiers te vechten maar er zelf geen was. Hij bood me een deal. Hij zou ons helpen ons ergens anders te vestigen en ik zou zijn team aanvoeren. In ruil daarvoor beloofde hij jou met rust te laten. We zouden het anders niet allemaal hebben overleefd. We zouden als beesten opgejaagd zijn en je weet dat mijn moeder liever dood zou gaan dan dat ze met jou meeging. Ze zou mij ook liever dood zien dan dat ik in een vampier zou veranderen. En laten we eerlijk zijn, dat is wat je uiteindelijk zou willen!’

Bones liet een verbitterd gesnuif ontsnappen en hij draaide me net iets te hard rond.

‘Is dat waar het goddomme om draaide? Dat je geloofde dat ik je in een vampier zou veranderen? Allemachtig, Kitten, is het ooit in je opgekomen om met me te praten in plaats van er gewoon vandoor te gaan?’

‘Dat had niet uitgemaakt. Je zou er uiteindelijk toch op hebben gestaan,’ antwoordde ik koppig.

‘Je had me moeten vertrouwen,’ mompelde hij. ‘Heb ik ooit tegen je gelogen?’

‘Inderdaad, wanneer heb je tegen me gelogen?’ viel ik hem aan. ‘Die keer dat je Danny Milton ontvoerde en vermoordde? Je hebt me gezworen dat je Danny nooit met een vinger zou aanraken, maar ik denk niet dat hij nu lekker in Mexico cocktails zit te drinken, of wel?’

‘Je liet me zweren dat ik hem niet zou doden, kreupel maken, verminken, verscheuren, de ogen uitsteken, martelen, laten bloeden, of Danny Milton op enige andere manier letsel toe zou brengen. Of erbij staan terwijl iemand anders dat deed. Je kunt je zorgen beter bewaren voor iemand die het waard is – Danny liet je onmiddellijk vallen als een baksteen. Je weet dat die hersenspoelonzin geen stand houdt onder de ogen van een Meestervampier. Die klojo was in elk geval eindelijk eens ergens goed voor. Hij vertelde me waar je woonde. Virginia. Ik had het teruggebracht tot drie staten en Danny bespaarde me wat tijd. Daarom heb ik Rodney gezegd dat hij hem snel en pijnloos moest doden – en ik ben niet blijven kijken.’

‘Hoerenjong,’ wist ik uit te brengen.

Bones haalde zijn schouders op. ‘Al sinds de dag dat ik geboren ben.’

We dansten een paar minuten in stilte verder. Ik bleef om me heen kijken op zoek naar die veelbetekenende kristalachtige glans op de huid van de bezoekers, maar tot nu toe waren Bones en ik de enige niet-menselijken. Waar zijn jullie, bloedzuigers? Kom maar hier met je puntige hoektandjes...

‘Dus, hoe lang ga je al met de dierenarts?’ vroeg Bones.

Zijn spottende toon deed me verstijven. ‘Gaat je geen zak aan.’

Hij lachte kort. ‘Meen je dat nou? Eerder vanavond zag je eruit alsof je op het punt stond om een staak door Felicity’s hart te rammen, maar ik mag je niet eens een eenvoudige vraag stellen?’

De muziek ging over op een langzaam nummer. Ik vervloekte de muziek, Bones en de moordenaars die me in deze situatie hadden gebracht.

‘Ik wilde een staak door haar hart rammen omdat ze een oppervlakkig kreng is waar ik de pest aan heb. Dat had niets met jou te maken.’

Bones lachte nog eens, zachter deze keer. ‘Jokkebrok.’

Hij bewoog dichter naar me toe en zijn lichaam helde over naar het mijne op het ritme van de muziek. Het gevoel van de golvende spieren onder zijn kleding maakte dat ik mijn handen tot vuisten balde. Nu verzette ik me tegen nog iets anders dan tegen de tranen en ik moest mezelf eraan herinneren dat het nooit zou werken tussen ons.

Zijn neusvleugels verwijdden zich. Inwendig vloekte ik. Ik kon net zo hard doen alsof het me allemaal koud liet, maar Bones was een vampier. Hij zou in één adem kunnen ruiken welk effect hij op me had.

‘Misschien heb je me toch gemist,’ zei hij zacht en er verschenen groene vlekjes in zijn ogen.

Ik probeerde onaangedaan te doen. ‘Voel je maar niet gevleid, je kunt gewoon goed dansen. Dat kan Felicity vast beamen.’

‘Dat je mij met Felicity zag was je verdiende loon nadat ik die menselijke teddybeer voor je zag kruipen,’ zei Bones kortaf. ‘Echt hoor, Kitten, wat dacht je nou? Je moeder heeft nog grotere ballen dan Noah.’

‘Er is niks mis met zijn ballen!’ snauwde ik en toen kleurde ik rood. Want wat wist ik daar in godsnaam van en god, zei ik dat nou echt?

Bones snoof weer en draaide me in het rond voordat hij me weer met een ruk tegen zich aan trok. ‘Tuurlijk. Geen wonder dat je het zo heet krijgt van mij. Ik wil wedden dat het leuker was om het met jezelf te doen dan met hem. Vast erg frustrerend.’

Zijn heupen streken langs de mijne terwijl hij me tergde. Er barstte woedde in me los en die nam het over van mijn lustgevoelens. Hij kon echt vergeten dat ik ging toegeven dat ik niet met Noah naar bed was geweest of wie dan ook verdomme sinds Bones. Frustrerend? Dat kwam niet eens in de buurt van wat ik echt voelde.

Maar tergen kon ik ook als de beste. Ik trok een been op, sloeg het rond Bones’ heup en reed zo krachtig tegen zijn kruis dat zijn ogen in één keer groen werden.

‘Kijk eens aan, kennelijk ben ik niet de enige die gefrustreerd is, meneertje Geile Blik. Misschien moet je dat groen effe dimmen. Dat valt op hoor, die ogen.’

Bones deed zijn ogen dicht. Toen sloeg hij zijn handen rond mijn middel en boog voorover tot zijn mond mijn oor raakte.

‘Voorzichtig, snoes. Ik ben dan misschien wel boos op je, maar dat betekent niet dat ik niet nog steeds naar je verlang. Dus als je dat nog een keer doet, neuk ik je ter plekke te pletter. En als iemand ernaar wil kijken, gaat-ie z’n gang maar.’

Zijn plotselinge hardheid van onderen benadrukte dat het geen loos dreigement was. Dat joeg me angst aan – en het was op zo veel manieren opwindend dat ik het niet eens kon bevatten.

Bones haalde lang en diep adem. Ik huiverde, want ik wist dat vampiers niet hoeven ademen en dat hij dus de verraderlijke geur van mijn verlangen opsnoof.

‘O, Kitten...’ Zijn stem werd hees. ‘Ben je me nu gewoon aan het uitdagen?’

Ik hoefde geen antwoord – of erger – te geven, want de energie in de ruimte veranderde. Bones voelde het ook, veel duidelijker nog dan ik. Hij verstijfde en zijn ogen schoten open. Ze waren niet langer groen, het waren nu harde, bruine bollen.

‘Ze zijn er.’