Drie

Gwen Thomas had sinds de doop van Vanessa's zoon William geen kerk meer van binnen gezien, maar ze vond niettemin dat ze een prima 'werkrelatie' had met God. In haar gedachten was het een nette man (hoe kon het ook anders), lang en slank, die de pensioengerechtigde leeftijd zeer dicht genaderd was. Hij stond iets gebogen en ging letterlijk gebukt onder de druk van zijn vele verantwoordelijkheden. Haar God droeg een net pak met een gesteven, wit overhemd, net als de manager van de Barclays Bank waar ze vroeger met Vanessa en Melanie in de dubbele kinderwagen vaak heen ging. In die tijd was er nog geen kogelvrij glas tussen de klanten en het bankpersoneel aangebracht en je had ook nog geen plastic bankpassen met een pincode. God hield de gebeurtenissen op aarde toen nog bij in reusachtige cahiers, die hij volschreef met een zwarte Parker-pen met de allerzwartste inkt. Hij schreef langzaam en zijn handschrift was goed leesbaar - hij dacht altijd goed na voor hij iets opschreef, want als het ging om leven en dood kon je geen overhaaste beslissingen nemen.

Gwen voelde zich altijd al een beetje schuldig als ze haar drukbezette huisarts om advies moest vragen, laat staan dat ze de Almachtige lastigviel met alledaagse verzoekjes. Ze vond het maar niets dat zoveel mensen maar bleven zeuren om een draaglijker lot, of om meer geld - iedereen krijgt tenslotte in het leven wat hij verdient. Ze had zich altijd voor de volle honderd procent ingezet voor haar gezin, had op materieel gebied niets te wensen, vond ze, ze had twee gezonde dochters, drie (al bijna vier!) kleinkinderen en de hypotheek van haar huis was afbetaald. Howard was enige tijd geleden met pensioen gegaan. Ze was er altijd van uitgegaan dat ze na zijn pensionering zouden toetreden tot het leger van gelukkige ouderen. Met een lach op haar gezicht zou ze aan Howards zijde de herfst van haar leven doorbrengen. Ze wilde net zo zijn als die oudere stellen met keurig gekamd zilvergrijs haar die je altijd zag in reclames voor levensverzekeringen. Als ze terugblikte op haar leven wilde ze kunnen concluderen dat ze haar best gedaan had. En ze wilde genieten van een gelukkige oude dag, waarin ze met Howard allerlei leuke dingen ondernam; ze zouden samen rondneuzen in het tuincentrum en zouden regelmatig op bezoek gaan bij hun kinderen, die het allemaal prima voor elkaar hadden. Ze stelde hierover aan God natuurlijk geen al te concrete vragen, want vergeleken met de schuldenlast van de derdewereldlanden, aardbevingen, hongersnoden of vloedgolven waren haar twijfels en onzekerheden maar kleinigheden. Toch vroeg ze zich, luisterend naar een radioprogramma over veelvoorkomende vrouwenkwaaltjes, af wat er mis was gegaan.

Gwen vertrouwde erop dat God alles op aarde in goede banen zou leiden (hoewel Zijn wegen soms zeer ondoorgrondelijk konden zijn). Ze was er in haar leven steeds van uitgegaan dat zij zelf altijd invulling had mogen geven aan haar leven met Howard, maar dat God uiteindelijk zou besluiten wie van hen tweeën als eerste weggeroepen zou worden. Zij beheerde de agenda, die altijd op de keukentafel lag, en niet Howard. Zij vertelde hem wanneer ze bij Vanessa werden verwacht voor de lunch, op welk moment de geraniums uit hun kasje mochten worden gehaald en in nieuwe potten moesten worden gezet, wanneer er reisfolders gehaald moesten worden om te bepalen of het een vakantie naar Cornwall of Schotland zou worden. Howard was na meer dan vijfenveertig jaar trouwe dienst bij het ministerie van Volksgezondheid wel toe aan een periode zonder Zware Beslissingen, vond ze. Als hij naar het winkeltje op de hoek ging om de ochtendkrant te halen, hoefde hij alleen maar te beslissen of hij de Daily Mail of de Telegraph wilde hebben. Als hij de hond meenam, hoefde hij er alleen maar op te letten dat hij zijn behoefte deed vóór ze weer in hun tuin terug waren. Veel meer werd er niet van hem verlangd. Het was in ieder geval niet de bedoeling dat hij thuiskwam met Maxim of Mayfair of, erger nog, met een kegel.

Als er iemand steken had laten vallen, dan was het Melanie wel. Als zij iets meer haar best had gedaan om te voorkomen dat Roger achter van die jonge dingen aan zou rennen, was haar gezin nog compleet geweest. Dan had Rosa zich tussen de tentamenperiodes op de universiteit kunnen koesteren in de veiligheid van haar ouderlijk huis, waar Roger en Mel in harmonie samenleefden. De scheiding had nogal wat onrust veroorzaakt in de familie, maar vooral Howard leek erdoor aangedaan. En ook Mel had iets sombers over zich sinds Roger de Steinway van zijn oma door een gespecialiseerd verhuisbedrijf had laten weghalen.

'O wat een ruimte! Wat een zee van ruimte!' had Melanie gejubeld, een rondedansje makend op de plek waar de vleugel had gestaan. Gwen en Howard waren erbij geweest toen het ding werd opgehaald. Mel had ze die dag voor de lunch uitgenodigd, zonder erbij stil te staan dat het eigenlijk niet zo'n geschikte dag was. 'Ik had hem er al jaren geleden uit moeten gooien!' Het was overduidelijk dat ze het niet alleen over de vleugel had. Gwen sprak hierover met Howard in de auto op weg naar huis, ervan uitgaande dat hij net zo geschokt zou zijn als zij.

"t Is voor haar toch beter zo,' had hij tot haar verbazing geantwoord, 'en voor hem trouwens ook.'

'Maar... wat vind je dan van...'

'Van wat? Wat vind ik dan van wat? Rosa is het huis uit, die gaat haar eigen weg. Die heeft heus geen behoefte aan ouders die over haar schouder meekijken. Mel en Roger hebben elkaar jarenlang in de weg gezeten en nu hebben ze de kans om nog iets van hun leven te maken. Ik wens ze allebei veel geluk.'

Hij had gegrinnikt, herinnerde Gwen zich, alsof zijn levensgeluk afhing van dat van hen. Vanaf die dag ging hij, zodra de pub open was, even de deur uit om een paar biertjes te drinken. Hij nam de sportpagina's in de Telegraph door en had daarbij precies genoeg tijd voor twee pints. 'Maar op zaterdag,' had hij botweg gezegd, toen ze eindelijk de moed had opgevat om hem te vragen wat dat drinken te betekenen had, 'neem ik er ook een glas whisky bij - het sportkatern is dan extra dik.' Ze vroeg maar niet wat hij allemaal nuttigde tijdens het doorbladeren van de vieze blaadjes, want hij wist niet dat ze die had gevonden. Hij had het natuurlijk kunnen weten, want ze maakte nog altijd zelf het huis schoon en had zelfs nog kracht genoeg om eens in de twee weken hun matras om te draaien. Gwen durfde er niet aan te denken wat haar God, de schepper van orde en netheid, wel zou vinden van het gedrag van haar man.



Het was bijna halftien en Melanies tuinman was er nog steeds niet. Een aantal weken eerder had ze met Max, een hovenier van Green Piece, en zijn collega rondgekeken in haar tuin en zij hadden aantekeningen gemaakt. Max zou die dag langskomen om de definitieve tekening te laten zien. Max' collega had tijdens de eerste bijeenkomst vrijwel niets gezegd en hij was degene geweest die had beloofd er 'op zijn laatst' om halfnegen te zijn. Mel wenste dat ze die toevoeging had veranderd in 'op zijn vroegst', want nu durfde ze niet onder de douche te stappen omdat ze zeker wist dat precies op dat moment de bel zou gaan. Ze wilde niet druipend en in een handdoekje gewikkeld aan de deur verschijnen, want dat strookte totaal niet met het beeld van de koele zakenvrouw dat ze wilde neerzetten. Bovendien wilde ze geen hitsige tuinlieden achter zich aan, maar was ze van plan met strakke hand leiding te geven aan de renovatie van haar tuin.

Green Piece was het vierde bedrijf dat ze benaderd had voor het opknappen van haar verwaarloosde achtertuin. De andere drie waren eenmansbedrijven geweest. Stuk voor stuk hadden de hoveniers op haar tuinpaadje gestampt, met de neus van hun schoen in haar gazonnetje geprikt, diep gezucht en mismoedig hun schouders opgehaald.

'Het is wel veel gedoe, hoor, palmen. Rododendrons en hortensia's hebben veel minder verzorging nodig,' had de eerste gezegd, alvorens een heleboel Latijnse namen rond te strooien, 'maar als je dan toch per se een exotisch sfeertje wilt, neem dan Fatsia japonica.' De tweede had haar tuin nauwelijks een blik waardig gekeurd en gemompeld dat hij zijn busje nooit bij haar achtertuin in de buurt zou krijgen, en de derde zei dat hij over een maand of achttien wel een paar dagen voor haar vrij zou kunnen maken. Er zou zelfs een vijfde offerte zijn geweest als de eigenaar van dat bedrijf niet botweg geweigerd had bij haar langs te komen. 'Wij werken niet op Southernbrook Road,' had de eigenaar van Gone to Earth haar op hooghartige toon medegedeeld. 'Wij zijn landschapsarchitecten. De postzegeltjes op Southernbrook Road zijn ons een ietsiepietsie te klein.'

Krijg dan maar de klere, had Mel gedacht. Ze smeet de hoorn op de haak en sloeg het telefoonboek nog maar eens open. Haar tuin was niet groot, daar had hij gelijk in. Maar van een stadstuintje kon je toch ook een chique geheel maken? Roy Strong vond dat ook - Mel had zich heus wel ingelezen in het onderwerp. Wacht maar tot Een moord te veel op prime time wordt uitgezonden en hogere kijkcijfers haalt dan Eastenders, en tot mijn columns te lezen zijn in alle grote bladen, dacht ze briesend. Die eikel van Gone to Earth zou dan maar wat graag haar heg komen snoeien, zodat hij daarover in de lunchroom bij zijn broodje mozzarella met tomaat en een dubbele espresso zou kunnen opscheppen tegen zijn collega's. Ze zou hem in de scherpste bewoordingen uit het vocabulaire van Tina Keen wel eens vertellen wat hij wat haar betrof met die grondboor van hem mocht doen.

Melanie zocht in een la naar een panty toen de bel ging. Na een onvoorstelbaar snelle douche was ze, op die panty na, helemaal aangekleed. Haar lijf voelde nog een beetje klam aan onder haar kleren, zo vlug had ze zich afgedroogd.

Ze deed de deur open en zei: 'Hallo! Wat fijn dat jullie er zijn!' gevolgd door een verbaasd 'O, ben jij het...' toen ze Cherry zag staan. Net als Sarah beweerde Cherry haar 'beste' vriendin te zijn (vroeger zeiden ze altijd 'oudste', herinnerde Mel zich, maar daar waren ze mee gestopt toen het ook iets meer kon betekenen dan 'sinds jaar en dag').

'Ja, ik ben het! Ik weet zeker dat het net zo leuk is om mij te zien als diegene die je verwachtte! Mag ik binnenkomen?' Cherry had een klein wit doosje van patisserie Madame Blanc bij zich. Mel schatte dat de inhoud op zijn minst goed moest zijn voor 1000 calorieën, en zuchtte. Cherry stormde de verbouwereerde Mel voorbij en drukte haar daarbij zowat tegen de muur. Ze liep de keuken in. 'Ik dacht dat je misschien een beetje eenzaam zou zijn vandaag, omdat Rosa nu het huis uit is. Het leek me leuk om iets gezelligs met je te gaan doen, gewoon wij met zijn tweetjes. Maar laten we hier maar eens mee beginnen.' Ze pakte bordjes van de plank boven het aanrecht en haalde twee overheerlijke abrikozengebakjes uit het doosje.

'Hoe komt het toch dat iedereen me probeert vet te mesten?' vroeg Melanie, die de waterkoker vulde en mokken uit de kast pakte. 'Op Rogers trouwdag kwam Sarah met Chinees eten aanzetten en nu kom jij me troosten met gebak omdat Rosa het huis uit is.'

Cherry nam een flinke hap van haar gebakje en zei met volle mond: 'Nou ja, ik dacht dat je vandaag misschien wel behoefte had aan gezelschap. Ik ben eraan gewend om alleen te zijn, maar jij nog niet. Of zit ik er helemaal naast? Ja, hè. Nou sorry hoor.' Ze keek even rond in de keuken, als een kat die zeker wist dat er zich ergens een muis verstopte.

Tsjongejonge, dacht Mel, wat zijn sommige mensen toch snel op hun tenen getrapt. Ze reikte Cherry een kop koffie aan en ging naast haar aan de gehavende houten keukentafel zitten. Aan het korte eind bij het raam had Rosa ooit haar naam in het hout gekrast. Het was altijd haar vaste plekje geweest. Eerst had ze er gezeten in haar hoge kinderstoel en later op de rieten stoel, waarvan de leuningen in de loop der jaren helemaal rafelig geworden waren. Melanie zag voor zich hoe de kleine Rosa speelde met de losse sprieten. Het zou zonder haar dochter inderdaad een beetje stil in huis zijn, maar ze verheugde zich ook wel op een beetje rust na al die jaren vol vragen: 'Waar is mijn huiswerk? Is er geen melk meer? Heb je misschien wat geld voor me?'

'Ik dacht dat het de tuinarchitect zou zijn. Hij is meer dan een uur te laat en dat vind ik geen goed voorteken.'

'De tuinarchitect? Dat meen je niet. Voor dat postzegeltje van jou? Wat ga je laten doen? Je tuin ziet er toch prima uit?' Cherry liep naar het raam en voegde daar na een blik op het miezerige groen aan toe: 'Nou ja, hij zou er prima uit kunnen zien als je af en toe de moeite zou nemen er iets aan te doen.' Cherry keek Melanie aan. 'Je kunt er goed gezelschap aan hebben, nu je weer alleen bent.'

Mel schoot in de lach. 'Wat, aan de tuin? Je gaat me toch niet vertellen dat jij met planten praat? Dat doen toch alleen gekken?'

'Helemaal niet. Het is fascinerend en heel interessant om alles te zien groeien, vooral de planten die je hoogstpersoonlijk als zaadje in de grond hebt gestoken. In het voorjaar ren ik iedere ochtend de tuin in om te zien of er weer iets is opgekomen. Reuze spannend hoor. En in de winter zet je de teerste exemplaren gewoon in de bijkeuken en heb je er verder geen omkijken naar. Dat kun je van mannen niet zeggen!'

'Aha, mannen. Ik ben niet op zoek hoor, en al helemaal niet naar een nieuwe huwelijkskandidaat! Sarah vindt dat ik meteen weer aan de man moet. Ik hoop dat jij daar anders over denkt.'

'Ik? Wees maar gerust, je kent me toch?'

Mel glimlachte. 'Ik dacht dat ik een leuke kerel had gezien in Plymouth. En het was heel gek, maar ik dacht even dat we in hetzelfde hotel zouden overnachten. Mijn fantasie sloeg op hol, toen... nou ja, laat maar. Het zat er niet in. Jammer, want ik zou best eens willen weten of mannen me nog interessant vinden.'

Cherry zette haar bordje op tafel neer. 'Maar stel nou dat hij inderdaad in hetzelfde hotel had overnacht. Stel dat je hem die avond was tegengekomen in de bar. Misschien waren jullie dan wel samen ergens gaan eten...' Melanie keek geamuseerd naar Cherry, die met samengeknepen ogen haar fantasie een door haar als verderfelijk beschouwde erotische wending probeerde te geven.

'Nou Cherry, ga door! Ik ben benieuwd hoe het afloopt. We hebben gedineerd, en dan?' drong Mel aan. 'Biedt hij me nog een drankje aan? Een bodempje whisky? Nog wat champagne? Gaan we nog even naar de bar, of nemen we het mee naar boven? En gaan we naar zijn kamer of de mijne?'

'Ho even, maar je zou toch niet op zijn avances zijn ingegaan?' zei Cherry, die snel een slok van haar lauw geworden koffie nam. 'Of wel soms?'

'Wie weet. Het leuke aan dit verhaal is juist dat het zomaar had kunnen gebeuren. Er is niets dat me tegenhoudt.'

'Nou ja, behalve nare geslachtsziekten, een slecht geweten en een vies gevoel de volgende ochtend.'

Melanie lachte. 'Dat valt allemaal wel mee, hoor. Ten eerste bestaat er zoiets als condooms.' Ze aarzelde even, want het was nou niet bepaald zo dat ze er daarvan een paar in haar tas bewaarde voor je-weet-maar-nooit. Tot nu toe was daar nooit enige aanleiding toe geweest, maar misschien was het wel een goed idee om eens een paar pakjes te kopen en de condooms over haar handtassen te verdelen. 'En wat je andere opmerkingen betreft: ik ben zo vrij als een vogeltje. Het staat me vrij om wat dan ook met wie dan ook te doen. Ik pas ervoor om mijn leven te slijten als een dure auto die door zijn eigenaar uit angst voor krassen en deuken in de garage wordt gehouden. Het lijkt me een veel beter idee om binnenkort eens een ritje te maken, om te zien of de motor nog goed loopt.'

'Zonder stil te staan bij de gevolgen van je daden.'

'Mijn daden zouden geen gevolgen hebben.'

'Dit soort daden hebben altijd gevolgen, dat weet je net zo goed als ik.'

Cherry was al veel te lang alleen, ze begon verbitterd te raken, dacht Mel, terwijl ze hun koffiekoppen nog eens volschonk. Nathan, de man met wie ze vijftien jaar getrouwd was geweest, was naar Australië gegaan om zijn broer op te zoeken en nooit meer teruggekeerd. Hoe lang zou dat al wel niet geleden zijn? Een jaar of zes? 'Het is maar voor een paar weken, Cherry, voor je het weet ben ik al weer terug,' had hij gezegd. Maar hij was verliefd geworden op een stewardess en was een maand later in Hongkong met haar getrouwd. Cherry had meer dan een jaar lang gesnotterd en gejammerd. Ze had gezwolgen in haar verdriet, ze voelde zich zo verraden. Melanie en Sarah en al haar andere vriendinnen hadden zich veel zorgen om haar gemaakt. Als Nathan was gestorven was ze minstens zo verdrietig geweest. Op een dag had ze Mel in een dronken bui toevertrouwd dat ze dat misschien wel liever had gehad: 'Dan had ik me in ieder geval niet zo afgewezen hoeven voelen.' Toen haar oma haar een vette erfenis had nagelaten, had ze meteen haar baan als juridisch adviseur opgezegd, zodat ze zich volledig kon wijden aan haar leven als treurende weduwe. Ze hield niet van half werk: ze nam twee Siamese katten, werd lid van de National Trust en zette zich in voor tal van culturele en maatschappelijke instellingen. Haar eenzaamste uren bracht ze door met het vervaardigen van zeer gedetailleerde tekeningen van klein wild. Ieder pootje en ieder snorhaartje werd met de grootste zorg weergegeven. Haar tekeningen verkochten goed als ansichtkaarten en ook als illustraties brachten ze aardig wat geld op. Cherry was er kennelijk van overtuigd dat Mel zich na haar scheiding net zo alleen voelde als zij. Maar ze zat er helemaal naast. Mel vond het juist heerlijk om weer single te zijn; ze had ervoor gekozen. Ze was opgelucht dat Roger en zij de strakke rolverdeling waarin ze sinds hun trouwdag hadden voortgeploeterd hadden losgelaten. Nu was het Leonora's beurt. Mel was benieuwd hoe het haar zou bevallen Rogers wandelende agenda te zijn.

Er werd aangebeld. Het snerpende geluid verbrak een koele stilte. 'Ah, daar zul je mijn trouwe landman met de groene vingers eindelijk hebben!' Mel sprong op en snelde naar de deur. Ze keek expres niet achterom. Ze wist ook zo wel hoe Cherry zat te kijken. Terwijl ze door de gang naar de deur liep zag ze het vertrokken gezicht met die norse, afkeurende blik haarscherp voor zich. Deze vrouw was vastbesloten om nooit meer een seconde te denken aan seks, liefde of omgang met een man. Niet dat Mel daar nu wél speciaal op uit was, maar ze was evenmin van plan om zich terug te trekken in een vesting waarin zelfs de gedachte aan flirten taboe was. Het is toch treurig, dacht ze, als je voorgoed een punt zet achter je seksleven, om nooit meer een ander mens in je nabijheid toe te laten, alleen omdat je bang bent dat het verkeerd afloopt.



Roger kon niet goed tegen de hitte. Toen hij de deur van zijn koele hotelkamer achter zich sloot en de brandende zon in stapte, was hij meteen doodmoe. Onder het lopen hield hij zijn pols nauwlettend in de gaten. Zijn hartslag leek bij iedere stap meer in de gevarenzone te komen. Het was zo broeierig dat hij de lucht bijna vast kon pakken en hij voelde het zweet tussen zijn schouderbladen door naar beneden rollen, zodat de band van zijn korte broek vochtig werd. Terwijl hij naar het ontbijtterras sjokte vroeg hij zich af hoe het toch kon dat alle andere hotelgasten wél goed leken te functioneren. Het hotel stond bekend om zijn luxueuze kuurprogramma en uitstekende fitnessfaciliteiten en sommige fanatiekelingen stonden zichzelf bij het krieken van de dag al af te beulen in de sportzalen. Het was hem een compleet raadsel hoe het mogelijk was dat mensen voor het ontbijt al pushups en aerobics konden doen en tot besluit nog even een paar kilometer langs het strand konden rennen.

Leonora daarentegen was helemaal in haar element. Ze was niet misselijk meer en ze was ook nog niet in dat stadium van de zwangerschap aanbeland waarin vrouwen steeds langer in hun klerenkast moeten zoeken tot ze iets gevonden hebben dat ze nog past. In zijn vocabulaire was dat de Dure Tijd. Toen Melanie in verwachting was van Rosa had ze de winkels letterlijk geplunderd. Het ergste was nog dat ze die kleren na de bevalling nooit meer wilde zien. En toen ze opnieuw in verwachting raakte, begon het hele verhaal weer van voren af aan. Gezien de tragische afloop van die tweede zwangerschap snapte hij best dat ze die kleren nooit meer aan wilde. Hij had alles in vuilniszakken gestopt en deze bij de dichtstbijzijnde Oxfamwinkel overhandigd aan een dankbare vrijwilliger. Mel was in tranen toen hij haar vertelde wat hij had gedaan. Ze vond dat hij ze verder weg had moeten brengen. Stel je voor dat ze haar afdankertjes daar ooit in de etalage zag hangen of dat de vrijwilligers de lelijke, oude paspop met die stijve handen ermee zouden aankleden. Het zou geen gezicht zijn en ze zou alleen maar meer het idee krijgen dat het allemaal voor niets was geweest. Leonora en hij hadden het nooit gehad over het schrikbeeld van een overleden baby. Zij was er niet zo mee bezig en had het onderwerp nooit ter sprake gebracht. Ze was nog te jong om over dat soort dingen na te denken, dacht Roger. En het leven lachte jonge mensen toch toe? Die dachten niet aan al die afgrijselijke dingen die het leven voor je in petto kon hebben, tenminste: niet als ze ook maar een beetje levenslust en ambitie hadden.

Op het ontbijtterras was het relatief koel. Bij het buffet schepte Roger zich een portie verse ananas, mango en appel op. Hij had honger. Hij snoof de heerlijke geur van gebakken spek en geroosterd brood op en had eigenlijk veel meer zin in een echt ontbijt. Tegen de tijd dat zijn jongste kind vijftien was, zou hij vijfenzestig zijn. Leonora plaagde hem daarmee als hij dingen at die slecht waren voor zijn lijn. 'Tegen die tijd ben jij al met pensioen, als je dat tenminste haalt!' Ze vond het een reuze goeie grap. Maar het was helemaal niet leuk, niet als je echt heel, heel veel zin had in een gebakken ei met worstjes, tomaten en een flinke schep aardappels met uiensaus.



'Joehoe! Ben je daar? Ik ben al eenentachtig!'

'Jezus, wie is dat?' Max keek geschrokken achterom toen Mrs. Jenkins zich meldde aan haar kant van de schutting. De apricot poedel kefte venijnig. Melanie hoopte dat hij zich niet onder de schutting door zou wurmen om zich aan Max' been te vergrijpen. Ze bleef zich maar verbazen over het feit dat deze lange, tanige man met zijn woeste haardos (hoeveel mannen van boven de veertig hadden er eigenlijk geblondeerde dreadlocks?) zo hard werkte in haar tuin. Een man met zo'n rustige, intellectuele uitstraling zou je eerder verwachten in een gespecialiseerde boekhandel. Het was zwaar werk: hij had de oude begroeiing verwijderd, de grond geëgaliseerd en enkele betonnen paaltjes geplaatst. Onder die gestopte (wie stopte er nog sokken of truien? Zou hij soms nog bij zijn moeder wonen?) wollen trui vol moddervlekken moest een prachtig gespierd lijf schuilgaan.

'Dat is mijn buurvrouw, Mrs. Jenkins,' legde Melanie uit. Ze liep naar de schutting om te horen wat de lila krullenbol van haar wilde. 'Hoe gaat het met u?' riep ze.

'Er staat een man in je tuin.' Mrs. Jenkins tuurde door de rozenstruik naar Max.

'Ja, dat weet ik. Hij komt even naar mijn tuin kijken. Even zien wat er allemaal moet gebeuren.'

'Laat mij maar met hem praten, dan. Jij hebt daar geen gevoel voor. Neem vooral veel ridderspoor, dat staat altijd goed.'

Melanie voelde daar helemaal niets voor. Ze had de afgelopen jaren een paar keer ridderspoor geplant, maar de slakken uit alle tuinen uit de wijde omtrek deden zich eraan te goed. Ze was ervan overtuigd dat ze geheime informatie kregen van spionerende slakken bij het tuincentrum. Zodra zij weer voor zestig pond verse waar voor ze had ingeslagen, trokken ze in colonne naar haar tuin om alles op te smikkelen. Perfecte Patty, die vier huizen verderop woonde, had een heel bloemperk vol ridderspoor. Het was een treurig geheel vol afgekloven steeltjes.

'Weet u wat, ik kom straks wel even bij u langs,' zei Mel tegen Mrs. Jenkins. 'Dan vertel ik u wat Max en ik allemaal besproken hebben,' zei ze. Ze had totaal geen zin in een zinloze welles-nietesconversatie met haar bejaarde buurvrouw.

Max bekeek het tuinontwerp nog eens. 'Als we daar nu eens een stel grote Washingtonia's planten,' zei hij, wijzend op de hoek van de tuin bij het hekje, 'en een stuk of wat palmen, bijvoorbeeld Cordyline australis, die groeien snel en zijn niet zo duur, en een paar van de grootste Phormiums, dan ben je binnen de kortste keren verlost van het uitzicht op het steegje en de achterkant van die garages aan de overkant van de straat.'

'En wat doen we met dat kromme kersenboompje bij het tuinhek? Hij doet het niet zo goed, maar moet je geen vergunning hebben om zoiets om te zagen?'

Het is een fruitboom, dus die mogen we gewoon verwijderen. En die jonge esdoorns gaan er ook uit.'

'Oké. Wat houden we dan over?'

Max keek haar over zijn leesbril aan. Er verscheen een geamuseerde twinkeling in zijn ogen, alsof ze het al de hele tijd niet goed begrepen had.

'Nou, niets.'

'Niets? De rozen niet, de clematis niet en ook de hortensia niet?' Dit was even slikken. Haar vader zou een zenuwinzinking krijgen.

'Geen sprietje,' zei Max beslist. 'Je zult je tuin niet meer herkennen.'



Melanie stuurde Tina Keen naar boven. Ze liet haar op haar gemak rondkijken op een stoffig zoldertje boven een café en door de luxaflex naar de straat turen. Melanie haalde haar vingers van het toetsenbord en vroeg zich af of haar politievrouw zich zou laten afleiden door de geur van cappuccino. Ze kon natuurlijk een kop koffie en een broodje boven laten brengen, maar dan zou iemand van het personeel erachter komen dat ze daar was, en dat zou bij toeval ook de moordenaar kunnen zijn. Misschien kon ze haar beter een thermosfles meegeven, die haar door het lange wachten boven het café heen zou slepen. Maar Tina was niet bepaald het type vrouw dat een thermosfles meesjouwt, hoewel je haar tijdens een lange surveillance in de kou natuurlijk wel blij kon maken met een klein heupflaconnetje dure whisky.

Melanie leunde achterover en keek uit het raam. Het begon al donker te worden, maar heel in de verte, tussen de huizen achter haar tuin kon ze nog net de Thames ontwaren. Het was hoogwater en over niet al te lang zou de rivier zo hoog staan dat de kades onderliepen en de auto's als blikken eilandjes op de ondergelopen parkeerplaats zouden staan. Het water zou steeds verder stijgen, totdat het door de portieren naar binnen zou sijpelen. Na verloop van tijd zakte het waterpeil altijd weer. De weg en de banden van de auto's glommen dan van het vocht. De mensen die hun auto weer kwamen halen reden nietsvermoedend weg, zich afvragend waarom de uitlaat zo'n vreemd geluid maakte. Na een tijdje merkten ze dan dat de vloer van hun auto vochtig was en dat er een vreemd geurtje hing. Dat wassende water moest ze op de een of andere manier in haar boek verwerken, dacht Melanie, en ze begon meteen weer te typen. Wanneer Tina en haar collega na een lange, ongezellige en vruchteloze surveillance via de achterdeur het café verlieten, zou het besef dat het volgende slachtoffer al dood en verminkt in de bezemkast onder de trap lag langzaam maar zeker tot hun bewustzijn doordringen als het stinkende, wassende water van de brede rivier.

Toen Melanie haar computer uitzette, was het bijna middernacht. De verwarming was al uren geleden afgeslagen en haar vingers waren een beetje verkleumd. Ze had sinds de lunch niets meer gegeten en ze had een onaangenaam gevoel in haar buik van de honger. Ze liep de keuken in, opende de ijskast en pakte een groot stuk cheddar. Ze strooide wat geraspte kaas over twee boterhammen, deed ze onder de grill en schonk zichzelf een welverdiend glas rode wijn in. In de tuin was geritsel van dieren te horen en een kat krijste een indringer een felle waarschuwing toe. Mel zat uitgeblust aan de keukentafel en wierp even een blik op het donkere raam. Ieder moment kon ze haar laatste adem uitblazen. Dat was het probleem met haar vak: in haar gedachten voltrok zich de ene afgrijselijke moord na de andere. Ze zette de grill uit, schonk haar glas nog eens vol en hield zich voor dat ze nu ze de computer had uitgezet, niet meer aan haar werk moest denken. Tina Keen en haar duistere wereld vol geweld bestonden niet echt. Heus niet.