4

‘Kun je even hierheen komen, Hannah?’ Conner kroop achter een bedieningspaneel uit dat hij van zijn plaats had gehaald. ‘Ik heb iets… vreemds gevonden.’

‘Momentje.’ Ze stelde haar camera scherp en maakte nog een foto van de holte achter de navigatieconsole voordat ze zich omdraaide en naar hem toe liep. ‘Wat is er?’

‘Er is een andere metalen plaat bevestigd aan deze schotplaat.’

‘Waar is die voor? Staat die plaat op het diagram van de marine?’

‘God, nee.’ Hij fronste zijn voorhoofd. ‘En ik heb geen idee waar dat ding voor is. Ik probeer erachter te komen. Ik dacht dat jij het misschien wist. Ik heb de eerste drie schroeven eruit gedraaid. Ik moet er nog twee.’ Hij ging weer aan het werk. ‘Ik doe deze. Doe jij die andere?’

‘Het is misschien niets.’ Ze knielde naast hem neer en begon de bout los te schroeven. ‘Je weet dat niet alle Oscar II’s helemaal hetzelfde zijn.’

‘Maar gewoonlijk hebben de Russen overal een logische reden voor. Een extra plaat lijkt niet logisch.’

‘Je bedoelt drie extra platen.’

‘Wat bedoel je?’

Ze richtte haar zaklamp lager. Onder de plaat waren nog twee andere, allemaal op dezelfde manier aan de achterkant van het schot bevestigd. Elke plaat had een doffe geelkoperen kleur en was ongeveer zestig bij negentig centimeter. Ze grijnsde naar hem. ‘Nou, laten we ze maar loshalen en kijken of ze gaten afdekken om de onderzeeër drijvend te houden.’

‘Heel grappig.’ Hij verwijderde voorzichtig de bovenste plaat. ‘Ik zou een wat serieuzere overweging wel waarderen. Dit is het eerste wat we in de afgelopen drie dagen van onderzoek gevonden hebben dat niet logisch en volgens het boekje is. Dat is toch waar we wat het museum betreft naar moeten zoeken?’

‘Ja. Sorry, ik kon het niet laten om je even te plagen. Je keek alsof je een waterstofbom had gevonden die die kapitein Samuel van Cox had achtergelaten.’ Ze richtte de lichtstraal op de verwijderde metalen plaat. ‘En ik denk niet dat de Russen zo onfeilbaar zijn als jij…’ Ze floot zachtjes. ‘Wat is dat?’

De achterkant van de plaat zag eruit alsof hij ooit onderdeel was geweest van een grote industriële levensmiddelencontainer en gesneden en geplet was om precies op het schot te passen. Conner draaide de plaat weer om. Op het doffe oppervlak waren vage markeringen te zien. ‘Het ziet eruit als gekras van kippenpoten. Moet het een grap voorstellen?’

‘Het is geen kippengekras.’ Ze pakte de dunne plaat en legde de hem op de vloer. ‘En ik denk niet dat het een grap was.’

Bij het licht van de werklampen zag Hannah dat de plaat bedekt was met een ingewikkeld patroon van symbolen en geometrische vormen.

‘Lieve hemel, driehoeken, cirkels en vierkanten,’ mompelde Conner.

‘En ik maar denken dat we deze klus konden klaren zonder een verwijzing van jou naar de Wizard of Oz,’ zei Hannah. Ze volgde de markeringen met haar hand. De driehoeken leken te domineren en werden door dunne, rechte lijnen met de andere vormen verbonden. Er waren acht verticale kolommen van figuren en elke ervan eindigde met een enkelvoudig getal.

‘Conner…’

Zoals vaak gebeurde als ze samen aan het werk waren, leek hij haar gedachten gelezen te hebben. Hij was al bezig de andere twee platen los te schroeven. ‘Heb jij dit soort dingen eerder gezien? Wat is het?’

‘Ik heb zoiets in een van de boeken van de kapitein gezien. Ik weet niet zeker of het hetzelfde is.’

‘Wat doen we ermee? Aan het museum geven?’

Ze knikte. ‘Het is bijna middernacht, anders zou ik ze nu bellen. Ik neem morgen contact met ze op en zal vragen of we ze naar het lab moeten sturen of dat ze liever hebben dat we ze gewoon terugplaatsen. Tot ze een beslissing hebben genomen, documenteren we de ontdekking, fotograferen de platen en voegen ze toe aan het schematisch diagram.’

‘Hebbes.’ Hij had de twee andere platen losgemaakt en legde ze naast de eerste op de vloer. Ze lieten dezelfde opvallende getallen en symbolen zien.

Hannah wees naar de laatste twee platen. ‘Kijk, het handschrift wordt steeds onregelmatiger. Als we bij de onderkant van de derde plaat komen, zijn de symbolen heel moeilijk te lezen.’

‘Bij dit licht zijn de meeste van die kippenpoten bijna onleesbaar. De markeringen zijn te oppervlakkig.’ Hij pakte zijn camera, maakte een paar foto’s en schudde toen zijn hoofd. ‘Nee, ik heb beter licht nodig. Als ik wat fosforpoeder over het oppervlak wrijf en dan bij ultraviolet licht fotografeer, krijg ik misschien…’

‘Doe dat.’ Hannah liep naar de tafel waarop ze haar laptop had neergezet. ‘Ik zal er een aantekening van maken. Jij kunt later het uitgebreide rapport schrijven.’

‘Ik wist dat ik er niet met een paar foto’s vanaf zou zijn,’ zuchtte Conner. ‘Ik vind eigenlijk dat jij het papierwerk moet doen, want ik heb deze historische ontdekking gedaan.’

‘Jij noemde het kippenpoten. Nu is het historisch?’

‘Historische kippenpoten,’ zei hij resoluut. ‘En jij hoort al het papierwerk te doen.’

‘We hebben het er wel over nadat ik het museum op de hoogte heb gebracht.’ Haar blik ging terug naar het computerscherm. ‘En nadat jij wat fatsoenlijke foto’s hebt gemaakt om aan het rapport toe te voegen.’

‘Ik ben ermee bezig.’ Hij zette een van de panelen rechtop tegen de stoel en bestudeerde het door de lens. ‘Niet duidelijk genoeg. Ik zal terug moeten gaan naar het busje om de lampen te halen.’

‘Dat doe ik wel.’ Ze drukte op save en stond op. ‘Ik moet ook Bradworth bellen en hem over de vondst vertellen. Ik heb hier geen goed bereik met mijn telefoon.’

‘Ja, ik weet het. Ik moet altijd naar de pier gaan om met Cathy te praten. Waarom wacht je niet tot morgen en bel je Bradworth als je het museum belt?’

‘Hij zei dat hij altijd ter beschikking was, dag en nacht, en we kunnen hem net zo goed aan zijn woord houden. Jouw kippenpoten zouden weliswaar niet historisch maar wel belangrijk kunnen zijn en ik leg de verantwoordelijkheid liever op zijn schouders.’

‘Goed idee.’ Hij nam nog een foto, veranderde toen de positie van de plaat en liep achteruit. ‘Breng mijn andere camera ook mee.’

‘Ja, ja, gebruik me maar als pakezel.’ Ze liep naar de ladder. ‘Je probeert me alleen maar terug te pakken omdat jij het rapport moet schrijven.’

Hij grijnsde naar haar over zijn schouder. ‘Hoe kon je het raden. Misschien kun je ook het statief meenemen, dat zware, en de videocamera en een…’

‘Mooi niet. Als je iets meer wilt dan die lampen, ga je het zelf maar halen,’ zei ze terwijl ze het luik opende. ‘En als het je lukt om voor ik terug ben die foto’s te maken zonder die monsterlampen, breek ik je nek.’

‘Bedreiging en mishandeling. Het is een wonder dat ik het met je uithoud.’

‘Insgelijks.’

Haar glimlach verdween toen ze op de pier sprong. Het telefoontje met Bradworth was misschien volkomen overbodig, maar ze voelde zich ongemakkelijk en was nieuwsgierig. Die platen waren duidelijk verborgen en de markeringen op het oppervlak waren haastig en met de hand aangebracht. Waarom?

Nou, het was haar probleem niet. Het was een interessante vondst die ze moest negeren, zodat ze door kon gaan met haar werk. Als ze de panelen had overgedragen aan Bradworth of het museum, konden zij ermee doen wat ze wilden.

Terwijl ze de pier afliep, tikte ze Bradworths nummer in. Ze bracht hem snel op de hoogte, terwijl ze de achterdeur van het busje opende en de flitslamp eruit begon te trekken. ‘Dat is het verhaal. Ik laat het aan jou over of je het museum vanavond nog wilt inlichten. Ik ga terug naar de onderzeeër om nog wat foto’s te nemen en het rapport te schrijven en morgen kun je me laten weten wat ik moet doen met…’

‘Markeringen? Wat voor markeringen?’

‘Conner noemt het kippenpoten, maar alleen omdat ze nogal grof zijn. Ze zouden een soort formule kunnen zijn of misschien een navigatiecode. Ik heb iets wat erop leek in een van kapitein Vladzars boeken gezien.’

Stilte. ‘Echt waar? Weet je het zeker?’

‘Ik zei niet dat ik het zeker weet. Ik zei dat het erop leek. Ik kan er niet zeker van zijn voordat ik duidelijke foto’s heb en kan vergelijken. En het boek was in het Russisch, dus daar kon ik geen touw aan vastknopen. Ben je van plan het museum vanavond nog te bellen?’ Bradworth antwoordde niet en ze zei ongeduldig: ‘Luister, ik moet die lampen naar de onderzeeër brengen. Conner wacht erop. Doe maar wat je wilt met…’

‘Nee,’ zei Bradworth scherp. ‘Ga niet terug naar de onderzeeër. Maak dat je daar wegkomt.’

Ze verstijfde. ‘Wat zeg je?’

‘Ik zeg dat je die verdomde platen moet vergeten en als de… Wacht, mijn andere telefoon gaat. Niet ophangen. Ik moet dat telefoontje aannemen.’ Ze hoorde zijn gedempte stem aan de andere telefoon. ‘Ja, ik heb haar nu aan de telefoon. Ik regel het. Krijg de klere. Ik doe wat ik kan.’ Hij kwam weer aan de lijn. ‘Hannah, ik bel nu mijn agent die op de kade is gestationeerd en stuur hem onmiddellijk naar de onderzeeër.’

‘Waarom? Wat is er aan de hand?’

Maar hij gaf geen antwoord meer en vloekte toen hij weer aan de lijn kwam. ‘Ik krijg geen contact. Geen reactie.’ Hij sprak snel en dringend. ‘Luister naar me. Stel geen vragen. Ik kan geen tijd meer verspillen. Ik moet iemand anders bellen. Zorg dat je daar wegkomt. Nu!’

‘Natuurlijk heb ik vragen!’ Haar hand klemde zich om de telefoon. ‘Vertel me waarom ik zou doen wat…’

‘Als je het niet doet, ga je dood. Daarom!’ Hij hing op.

Dood?

Dit is krankzinnig, dacht ze verdoofd. Bradworth was gek, en dat gold ook voor de paniek die bij haar begon op te komen. Maar Bradworth had haar bang gemaakt doordat hij zelf bang was. Zijn toon was bloedserieus geweest.

Dood. Weer dat woord.

Stel dat hij niet krankzinnig was. Stel dat er een reden was om…

Ga niet terug naar de onderzeeër.

Maar Conner was nog in de onderzeeër.

Conner!

Kirov nam niet op toen Bradworth hem terugbelde. Was de rotzak in actie gekomen?

Bradworth hing op en kwam snel overeind.

Hij moest erheen. Geen tijd. Hij zou de rest van zijn team moeten bellen terwijl hij onderweg was.

Verdomme, hij wou dat Kirov had opgenomen.

Hannah draaide zich om en begon de kade af te rennen naar de pier. Jezus, haar hart klopte zo hard dat het pijn deed. Belachelijk om zo bang te zijn. Het moest vals alarm zijn. Het was niet logisch. Er was geen enkele reden geweest om…

Ze was bij de pier.

Het luik van de onderzeeër ging dicht.

Nee!

Ze stormde de pier af. Conner!

Waarom gilde ze? Hij kon haar niet horen.

Ga de onderzeeër in. Bel de politie. Bel het alarmnummer. Doe iets!

Haar hand trilde toen ze het alarmnummer belde. Ze kreeg contact toen ze de onderzeeër bereikte. ‘Er is hier iets aan de hand. Stuur iemand. conner…’

Plotseling had ze het gevoel dat haar hoofd uit elkaar spatte.

Haar knieën knikten en de wereld draaide om haar heen.

‘Nee…’ Ze mocht niet vallen. Vecht tegen de duizeligheid. Ze moest naar Conn…

Niets.

Water.

In haar mond, in haar longen.

Ze kon niet ademen.

Ze had lucht nodig.

Geen lucht.

Alleen water. Verstikkend.

‘Rustig, verdomme.’ De stem van een man. De arm van een man, die haar hoofd boven het wateroppervlak tilde. ‘Laat mij het doen.’

Doen? Wat?

Water. Longen vol. Ik verdrink.

Conner.

‘Hou je rustig.’

Ze kon zich niet rustig houden. Ze moest naar Conner.

‘Goed dan, jij je zin.’

Haar hoofd sloeg achterover toen zijn vuist op haar kin landde.

Duisternis.

‘Zorg dat die brancard hier wegkomt, verdomme. We hebben al genoeg rotzooi te verbergen zonder dat zij doodgaat.’

Bradworths boze stem drong vaag tot haar door. Dichtbij. Boven haar. Maar ze had hem net nog aan de telefoon gehad…

Maak dat je daar wegkomt. Ga niet terug naar de onderzeeër.

Maar ze had wel terug moeten gaan.

Conner was daar en ze moest…

Conner!

Haar oogleden vlogen open. ‘Conner.’ Ze ging rechtop zitten. Duizelig. Volhouden. Vecht ertegen. ‘Er was iemand… Het luik ging dicht.’

Bradworths handen grepen haar schouders. ‘Ga liggen. Je hebt een lelijke wond aan je hoofd. Je bent drijfnat en onderkoeld en god mag weten wat nog meer. Er komt een ambulance aan om je naar het ziekenhuis te brengen.’

‘Ik ga niet naar een ziekenhuis. Conner…’ Ze wist moeizaam op haar knieën te komen. ‘Ik moet naar mijn broer.’

‘Nee, dat moet je niet.’ Hij wendde zijn blik van haar af. ‘Later misschien.’

Er was iets mis. Er was iets…

‘Loop naar de hel.’ Ze stond overeind. Niet vallen. Zorg dat je bij het luik komt. Zorg dat je bij Conner komt.

‘Je gaat die onderzeeër niet in.’ Bradworth stond naast haar, zijn hand op haar arm. ‘Je wilt daar echt niet naar binnen.’

Paniek golfde door haar heen. ‘Laat me gaan.’

Zijn hand verstevigde zich. ‘Doe wat ik zeg. Dit is geen…’

‘Laat me los.’ Met al haar kracht haalde ze met haar vuist uit naar zijn maag.

Hij wankelde achteruit en zijn greep werd losser. ‘Oké, ga dan. Wat kan het mij verdomme schelen.’

Ze liep struikelend naar de onderzeeër. Het luik was open. Zorg dat je die ladder afkomt.

Eén stap.

Nog een.

‘Conner?’

Er stond een man bij het bedieningspaneel, zijn rug naar haar toe. Donkerblond stekeltjeshaar, een grote man.

Niet Conner.

‘U hoort hier niet te zijn, mevrouw,’ zei hij over zijn schouder.

‘Mijn broer…’

‘U bent mevrouw Bryson? Ik ben agent Ted Freiland.’ Hij herhaalde: ‘U hoort hier niet te zijn. U kunt zich beter omdraaien en teruggaan naar de pier.’ Hij draaide zich naar haar toe, en toen hij zich bewoog, zag ze waar hij naar gekeken had.

Bloed. Overal bloed.

En het stroomde nog steeds uit de ingeslagen schedel van de kleine, pezige man die verwrongen op de vloer lag.

Geen gezicht.

Het kon Conner niet zijn.

Geen gezicht. Zijn hoofd bijna van zijn schouders geblazen.

Het kon Conner niet…

‘O god. O, god. Alsjeblieft…’

‘Ik breng u naar boven.’ Freiland liep op haar af. ‘Dit is niet iets wat u moet zien. God, niemand zou dit moeten zien. Wij zorgen voor uw broer.’

Niet haar broer. Niet dat verminkte… Niet Conner. De digitale camera lag kapotgeslagen bij zijn rechterhand.

Ik heb beter licht nodig.

De grijze wollen trui die Cathy had willen weggooien, was nu bevlekt met bloed en stukjes weefsel.

Conner…

God nog aan toe.

Een kreet van pijn scheurde zich los uit haar keel.

‘Ik heb gezegd dat je er niet heen moest gaan.’ Bradworth kwam haar tegemoet toen agent Freiland haar uit het luik hielp. ‘Ik heb geprobeerd je tegen te houden.’

Niet erg hard, dacht ze verdoofd. ‘Wat is er met hem gebeurd? Zijn hoofd…’

‘We denken dat het een zware magnum is geweest. Van dichtbij.’

Ze huiverde. ‘Waarom?’

‘Dat weten we nog niet. Het wordt onderzocht.’

‘Hij is dood.’ Haar stem beefde. ‘Mijn broer is dood en er is geen reden voor. Geen enkele reden. Hij was aardig en vriendelijk en hij…’ Ze kon even niets meer zeggen. ‘Niemand zou Conner willen vermoorden.’

‘Ik ben ervan overtuigd dat je gelijk hebt.’ Bradworths blik ging naar agent Freiland. ‘Breng haar naar het ziekenhuis en laat haar onderzoeken. Blijf bij haar.’

‘Ik ga niet naar het ziekenhuis.’

‘Je denkt misschien dat er niets met je aan de hand is, maar je hebt een wond aan je hoofd en misschien een hersenschudding. Je bent doornat, koud en je verkeert in shock.’

‘En een broer van wie ik hield is vermoord. Ik moet zijn vrouw vertellen dat hij niet meer thuiskomt.’

‘Wij kunnen haar bellen,’ zei Bradworth.

‘Nee.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Dat is mijn taak.’ Ze begon de pier af te lopen. Afschuwelijke taak. Afschuwelijke avond. ‘Ik ga terug naar het hotel.’

‘Je kunt amper lopen,’ zei Bradworth ongeduldig. ‘Je hebt geluk als je het haalt en niet voor die tijd in elkaar zakt. Ga met haar mee, Freiland. Blijf bij haar. Vanaf nu is ze jouw verantwoordelijkheid.’

‘Goed.’ Ted Freiland haalde haar in en legde zijn hand onder haar elleboog. ‘We zullen voor u zorgen, mevrouw Bryson. Het komt allemaal goed.’

Ze staarde hem ongelovig aan. Hoe kon het goed komen? Hoe kon ook maar iets weer goed en normaal worden? Conner was dood.

‘Mevrouw Bryson?’

Ze keek over haar schouder naar Bradworth.

‘Als we de man willen vinden die je broer heeft vermoord, moeten we dit onderzoek vertrouwelijk houden. Geen verklaringen aan de pers.’

‘Er is iets mis. Het had niet mogen gebeuren.’ Niet huilen. Niet instorten. Wacht tot je je plicht hebt vervuld en met Cathy hebt gesproken. Dan mag je je laten gaan. Ze slikte de brok in haar keel weg. ‘Ik beloof helemaal niets. Er is iets mis en je weet meer dan je mij vertelt.’

‘We hebben het er nog over,’ zei Bradworth. ‘Ga je schoonzuster bellen.’

‘Reken maar dat we het er nog over hebben. Wat moet ik tegen haar zeggen? Het is niet genoeg. Bijlange na niet. Ik moet weten waarom mijn broer is vermoord en door wie, Bradworth.’

‘Dat willen we allemaal weten.’

We hebben al genoeg rotzooi te verbergen zonder dat zij doodgaat.

Ze herinnerde zich de eerste woorden die ze van hem had gehoord toen ze weer bij bewustzijn kwam.

Een dekmantel.

‘Is dat zo?’ Ze liep van hem weg en wachtte niet op antwoord. Ze wist niet wat er gaande was, maar ze kon de dingen nu niet op een rijtje zetten. Ze had te veel pijn.

‘Hier.’ Freiland legde zijn jack om haar schouders. ‘U rilt van de kou door die duik in de oceaan. We moeten zorgen dat u warm en droog wordt.’

Ze had het niet koud doordat ze in het water had gelegen, wilde ze tegen hem zeggen. De kou zat in haar botten, in haar ziel, en ze had het gevoel dat ze nooit meer warm zou worden. Maar Freiland leek zijn best te doen om vriendelijk te zijn. ‘Bedankt.’ Ze trok het jack dichter om zich heen. ‘Wie heeft me uit het water gehaald?’

‘Ik weet het niet. Tegen de tijd dat ik er arriveerde van mijn post bij de vuurtoren, wemelde de pier van de agenten. Waarschijnlijk is het een van hen geweest. Toen ik kwam, lag u op de pier en stond Bradworth over u heen gebogen. Misschien heeft hij het gedaan.’

‘Nee.’ Niets had erop gewezen dat Bradworth in het water had gelegen en ze herinnerde zich vaag dat iemand bij haar in zee was geweest.

‘Dan zult u het aan Bradworth moeten vragen.’

‘Dat zal ik doen.’ Maar niet nu. Niet voordat ze door dat waas van pijn was gekomen en weer helder kon denken. ‘U zegt dat er andere agenten op de pier waren? Ik heb alleen Bradworth en één andere man gezien. En op de onderzeeër heb ik alleen u gezien.’

‘Jenkins en Bobeck waren beneden in de officiersverblijven. Ik had opdracht bij het lichaam te blijven.’ Hij zag haar gezicht vertrekken en zei snel: ‘Ik bedoel, uw broer. Ik bedoelde het niet ongevoelig.’

‘Dat weet ik.’ Maar hij had gelijk. Dat was haar broer niet die in de controlekamer lag. Wat daar lag was een bloederig, kapot lichaam waaruit alle geestkracht, heerlijke humor en karakter, die Conner hadden gemaakt tot wie hij was, verdwenen waren.

Verdomme. Houd vol. Ze hield het niet meer, stortte in, en dat kon nog niet.

Freiland gaf haar een zakdoek. ‘Haalt u het?’

Pas toen drong het tot haar door dat de tranen over haar wangen biggelden. Ze knikte schokkerig terwijl ze haar ogen droogde. ‘Ik haal het.’ Maar de herinnering aan Conner had het beetje zelfbeheersing dat ze nog had versplinterd en ze voelde zich alsof ze vanbinnen bloedde. Ze wist niet hoeveel tijd ze nog had voordat ze zou instorten. Ze versnelde haar pas. ‘Kom, ik moet onmiddellijk naar het hotel en Cathy bellen.’

Zeven uur later kwam Cathy bij het hotel aan.

Ze ging Hannahs kamer binnen zonder te kloppen. Ze was klein en mager, maar door haar grenzeloze vitaliteit merkte gewoonlijk niemand haar gebrek aan statuur op. Vandaag zag ze er erg breekbaar en onverzorgd uit. Haar korte bruine haar hing slap rond haar bleke gezicht en haar donkere ogen waren rood van het huilen. ‘Hij is dood. Ik geloofde je niet. Maar hij is echt dood.’

Hannah stond op uit haar stoel en liep naar haar toe. ‘Cathy…’

Cathy schudde haar hoofd en deed een stap naar achteren voordat Hannah haar armen om haar heen kon slaan. ‘Nee, raak me nog niet aan. Ik mag niet weer instorten. Ik moet je eerst een paar vragen stellen.’

‘Dat heeft geen zin. Ik heb nog geen antwoorden.’

‘Zeg dat niet. Ik heb net de resten van mijn echtgenoot in het lijkenhuis in de stad gezien. Ik heb antwoorden nodig.’

‘O, god, ik heb gezegd dat je niet naar hem toe moest gaan.’

‘En ik heb gezegd dat ik je niet geloofde. Ik heb Bradworth gebeld en met hem afgesproken in het lijkenhuis. Ik moest Conner zelf zien.’ Ze haalde diep en beverig adem. ‘Ik begrijp er helemaal niets van.’

‘Ik ook niet.’

‘Maar je moet iets weten. Dit kan toch niet zomaar opeens gebeurd zijn?’ Cathy’s stem was zo intens dat hij trilde. ‘Waarom?’

‘Ik zal erachter komen. Ik beloof het.’ Hannahs stem begaf het. ‘Denk je niet dat ik mezelf dezelfde vragen stel? Cathy, ik zou Conner nooit bij een opdracht hebben betrokken die hem in gevaar zou hebben gebracht. Ik hield van hem.’

Ineens stroomden de tranen over Cathy’s wangen. ‘O, verdomme. Dat weet ik.’ Ze liet zich door Hannah omarmen en fluisterde: ‘Ik kon het de kinderen niet vertellen. Hoe had ik dat kunnen doen? Terwijl ik het zelf niet kon geloven. Wat had ik moeten zeggen? Jullie papa is door zijn hoofd geschoten en komt niet meer thuis? Hij zal er niet zijn voor je volgende wedstrijd of voor je eerste schoolbal of om jullie te zien opgroeien of…’ Ze zweeg, snikkend. ‘Ik weet niet hóé ik het ze moet vertellen. Ik weet niet hoe ik iets moet begrijpen van…’

‘We vinden wel een oplossing.’ Hannahs armen verstevigden zich om haar heen. ‘Zijn ze bij je moeder?’

‘Ja, maar ik zal terug moeten gaan om de uitvaart te regelen. Conner wilde gecremeerd worden, weet je.’

‘Ja.’ Ze aarzelde. ‘Maar als er een onderzoek komt, wordt het lichaam misschien nog niet vrijgegeven.’

‘Bradworth zei dat er geen probleem zou zijn,’ zei Cathy dof. ‘Volgens hem hadden ze alle bewijs dat ze nodig hadden. Ze zullen een lijkschouwing houden en op DNA onderzoeken. Ze hoeven tenslotte geen doodsoorzaak vast te stellen.’ Ze huiverde. ‘Als wij geen verklaringen aan de media geven, zal hij dit voorlopig ook geheim houden. Hij bood zelfs aan de crematie te regelen.’

Ze verstijfde. ‘Ben je daarmee akkoord gegaan?’

‘Waarom niet? Ik wil het zo snel mogelijk achter de rug hebben.’ Ze bracht haar hand omhoog en veegde haar tranen weg. ‘Ik wil niet dat mijn kinderen worden lastiggevallen door verslaggevers en ik wilde niet dat Conner… daar zou blijven. Hij haatte uitvaartcentra. Hij wilde dat zijn as uitgestrooid zou worden over zee.’

‘Ik ben gewoon verbaasd dat Bradworth op zo’n moment met je over de afwikkeling begint.’

‘Hij vroeg alleen wat ik van plan was te… O, ik weet het niet. Misschien was het wel vreemd. Maar hij geeft me wat ik wil en dat is het enige wat… Ik kan er niet meer over praten, Hannah. Niet nu.’

Hannah wilde er ook niet meer bij stilstaan. Ze dacht dat ze gedurende die zeven uur van tranen en pijn terwijl ze op Cathy wachtte haar emoties onder controle had gekregen. Maar de praktische kanten waren te hard en reten de wonden opnieuw open. ‘Goed, dan praten we niet meer. Wil je even slapen? Ik zal je moeder bellen.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Ik kan niet…’ Ze bevochtigde haar lippen. ‘De vragen zullen beantwoord moeten worden, maar ik kan er nu niet meer over nadenken. Ik moet dat beeld van Conner op die snijtafel uit mijn hoofd zien te krijgen. Ik wil hem me zo niet herinneren. Ik… wil over hém praten. Niet over zijn dood. Niet over wat ze met hem gedaan hebben. Kunnen we dat doen, Hannah?’

Hannah knikte en veegde haar eigen tranen weg. ‘Dat wil ik ook graag.’ Ze duwde Cathy op het bed en trok een deken over haar heen. Toen nestelde ze zich in de stoel naast het bed. ‘Je hebt gelijk. We moeten hem ons herinneren zoals hij was, wat hij voor ons heeft betekend.’

‘Begin jij maar. Ik lijk maar niet te kunnen ophouden met huilen.’

Ook Hannah kon dat niet. ‘Wat wil je? Zal ik je vertellen over Conner in onze kindertijd?’

‘Wat je maar wilt.’

Nee, die mooie herinneringen uit hun kindertijd zouden te moeilijk zijn voor Hannah, en Cathy had daar geen deel van uitgemaakt. Begin met iets uit deze tijd.

‘Weet je wat hij zei toen ik die grijze trui van hem wilde afpakken? Geen sprake van, zei hij. Hij zei dat die trui herinneringen terugbracht en zijn hart verwarmde. En toen glimlachte hij, en die glimlach verwarmde mijn hart…’