1

Twee jaar later

Fentway Universiteitsziekenhuis

Baltimore, Maryland

 

'Wat is er aan de hand? Jij hoort hier helemaal niet te zijn.'

Sophie Dunston keek op van de status en zag Kathy VanBoskirk, de hoofdzuster, in de deuropening staan. 'Een nachtelijkapneu-onderzoek.'

'Je hebt de hele dag gewerkt en nu ga je nog een nachtelijkapneu-onderzoek doen?' Kathy kwam de kamer binnen en wierp een blik op het bed aan de andere kant van de glazen wand. 'Ah, een baby. Ik begin het te begrijpen.'

'Niet echt een baby meer. Elspeth is veertien maanden,' zei Sophie. 'Drie maanden geleden was ze van haar nachtelijke problemen af, maar nu zijn ze toch weer terug. Ze houdt midden in de nacht gewoon op met ademen en haar arts kan er geen enkele verklaring voor vinden. Haar moeder is gewoon ziek van bezorgdheid.'

'En waar is die moeder dan?'

'Ze werkt 's nachts.'

'Jij ook. Overdag én 's nachts.' Kathy staarde naar de slapende baby. 'Mijn god, wat een schatje. Ik hóór mijn biologische klok gewoon tikken. Mijn zoon is nu vijftien en er is niets liefs meer aan hem te ontdekken. Ik hoop dat hij over een jaar of zes weer terugverandert in een menselijk wezen. Denk je dat daar kans op is?'

'Don is gewoon een typische puber. Hij wordt echt wel weer normaal.' Sophie wreef in haar ogen. Het leek wel of er zand in zat. Maar het liep tegen vijf uur en het slaaponderzoek was bijna ten einde. Dan zou ze gauw die boodschap doen die boven aan haar lijstje stond en in bed kruipen om een paar uurtjes te slapen, voor ze hier weer terug moest zijn vanwege haar afspraak van één uur: de eerste sessie met het Cartwright-kind.

'En vorige week, toen hij met je mee was gekomen naar kantoor, bood hij zelfs aan om mijn auto te wassen.'

'Ach, hij zag misschien een kans om hem te jatten.' Kathy vertrok haar gezicht in een grimas. 'Of misschien wilde hij scoren bij een oudere vrouw. Hij vindt dat je er cool uitziet.'

'Ja, vast.' Op dit ogenblik voelde Sophie zich oud, uitgewrongen en hartstikke lelijk. Ze concentreerde zich weer op de status en bestudeerde het verloop van Elspeths nacht. Ze had rond een uur of één een apneu-aanval gehad, en sinds die tijd was er niets meer gebeurd. Misschien was er iets wat haar kon helpen om...

'Er ligt een boodschap voor je op het verpleegsterskantoortje.'

Sophie verstijfde. 'Van thuis?'

Haastig schudde Kathy haar hoofd. 'Nee. Jezus, sorry, ik wou je niet ongerust maken. Ik dacht er niet bij na. Die boodschap kwam om zeven uur binnen, precies op het moment dat de dagdienst door de nachtdienst wordt afgelost, en daarom zijn ze vergeten om hem aan je door te geven.' Even was het stil.

'Hoe gaat het met Michael?'

'Soms heel slecht. Soms oké.' Ze glimlachte een beetje verdrietig. 'Maar hij is altijd fantastisch.'

Kathy knikte. 'Ja, dat is-ie.'

'Maar over vijf jaar trek ik misschien de haren uit mijn hoofd, net als jij nu.' Ze veranderde van onderwerp. 'Van wie was die boodschap?'

'Weer van Gerald Kennett. Ga je hem niet terugbellen?'

'Nee.' Ze liep Elspeths medicatie na. Allergie?

'Sophie, het kan geen kwaad om met hem te praten. Hij heeft je een baan aangeboden waarmee je in één maand meer verdient dan hier in een jaar. En misschien verhoogt hij je salaris nog wel, omdat hij maar achter je aan blijft zitten. Ik zou een gat in de lucht springen bij zo'n kans.'

'Nou, dan bel jij hem terug. Ik hou van mijn werk hier en van de mensen met wie ik werk. Ik heb geen zin om verantwoording af te moeten leggen aan een farmaceutisch bedrijf.'

'Je hebt toch al eerder voor zo'n bedrijf gewerkt.'

'Ja, toen ik net mijn studie had afgerond. En dat was een grote vergissing. Ik had gedacht dat ze me de tijd zouden gunnen om fulltime onderzoek te verrichten. Maar dat was helemaal niet het geval. Ik ben veel beter af als ik in mijn vrije tijd onderzoek doe.' Ze omcirkelde een van de medicijnen die op Elspeths status vermeld stonden. 'En ik heb hier meer geleerd door met mensen te werken, dan ik ooit zou kunnen op een lab.'

'Zoals Elspeth.' Kathy's blik was op de baby gericht. 'Ze wordt wakker.'

'Ja, de laatste vijf minuten is ze in nrem-slaap. Ze is bijna wakker.' Sophie legde de status neer en liep naar de deur van de onderzoekkamer. 'Ik moet nu naar binnen en die draden losmaken, voordat ze echt wakker is. Anders wordt ze bang, als ze haar ogen opendoet en dan in haar eentje is.'

'Wanneer zou haar moeder hier weer zijn?'

'Om zes uur.'

'Dat is tegen de regels. Ouders horen hun kinderen meteen als de sessie is beëindigd op te halen en deze sessie eindigt om halfzes.'

'Ach, hou op met die regels. Ze geeft tenminste genoeg om dat kind om het te laten onderzoeken. En ik vind het niet erg om wat langer te blijven.'

'Dat weet ik,' zei Kathy. 'Maar jij bent degene die last gaat krijgen van nachtmerries, als je niet ophoudt om jezelf zo uit te putten.'

Sophie maakte het gebaar dat boze geesten afweert. 'Niet over praten. Stuur Elspeths moeder maar hiernaartoe zodra ze binnen is, oké?'

Kathy grijnsde. 'Daar schrok je even van, hè?'

'Ja. Er is niets ergers dan nachtmerries. En ik kan het weten, geloof me.' Ze ging Elspeths kamer in en liep naar het wiegje. Na een paar minuten had ze alle draden verwijderd. Wat een schatje was het toch: net zulk donker haar als haar moeder en met een blosje van het slapen op haar olijfkleurige, zijdeachtige wangetjes. Sophie vond haar heel vertederend. 'Elspeth,' riep ze zachtjes. 'Wakker worden, liefje. Je zult er geen spijt van krijgen. We gaan lekker kletsen en ik lees je een verhaaltje voor, terwijl we wachten op je mama...'

Ik moet weer aan het werk, dacht Kathy, terwijl ze door het raam naar Elspeth en Sophie stond te kijken. Sophie had de baby opgepakt, haar in een deken gewikkeld en zat nu met het kind op schoot in een schommelstoel. De uitdrukking op haar gezicht was teder, stralend en vol liefde terwijl ze tegen het baby'tje praatte en haar zachtjes wiegde. Kathy had Sophie door andere artsen horen beschrijven als briljant en begiftigd met een fantastische intuïtie. Met haar studies medicijnen en scheikunde was ze een van de beste slaaptherapeuten in het land. Maar Kathy voelde zich het meest aangesproken door déze Sophie. De Sophie die in staat was om zonder enige moeite een hand naar de patiënten uit te steken en ze warmte te geven. Zelfs Kathy's eigen zoon, Don, had die keer dat hij haar had ontmoet, gereageerd op die warmte. En Don was niet iemand die zich makkelijk liet charmeren. Natuurlijk droeg het feit dat Sophie blond, lang en slank was en óók nog een klein beetje op Kate Hudson leek, een behoorlijk stuk bij aan zijn bewondering. Don had niets met madonnatypes. Tenzij het natuurlijk om de Madonna ging die cd-covers sierde. Sophie leek echter niet in het minst op Madonna, net zomin als ze iets weg had van de Heilige Maagd. Op dit ogenblik was ze heel menselijk en vol liefde.

En kracht. Dat kon ook niet anders, gezien de hel waar ze de afgelopen jaren doorheen had gemoeten. Ze verdiende het om eens echt te kunnen ontspannen. Nam ze nou die Kennett-baan maar aan, dan kon ze het grote geld binnenhalen en al die zware verantwoordelijkheden achter zich laten. Maar toen ze de uitdrukking op Sophies gezicht zag, schudde ze haar hoofd. Sophie kon die verantwoordelijkheden niet zomaar achter zich laten, niet wat betreft dit baby'tje en niet wat betreft Michael. Zo zat ze nu eenmaal in elkaar. En verdomd, misschien had ze ook gewoon gelijk. Misschien was dat geld wel niet zo belangrijk als de dankbaarheid die ze nu van dat kindje kreeg.

'Dag, Kathy.' Sophie, op weg naar de lift, zwaaide naar haar.

'Tot gauw.'

'Niet als je verstandig bent. Ik heb de hele maand nachtdienst. Heb je nog iets gevonden wat betreft die apneu?'

'Ik vervang een van haar medicijnen. Op Elspeths leeftijd is het meestal gewoon een kwestie van uitproberen.' Toen de liftdeur openging, stapte ze naar binnen. 'We moeten haar gewoon goed in de gaten houden tot ze eroverheen groeit.'

Toen de deur eenmaal gesloten was, leunde ze tegen de wand van de lift en sloot haar ogen. Ze was echt té moe. Eigenlijk kon ze beter gewoon naar huis gaan en Sanborne vergeten voor dit moment.

Doe niet zo laf. Niet naar huis. Gewoon doorgaan. Een paar minuten later opende ze de deur van het busje. Met opzet vermeed ze het om een blik te werpen op de koffer, met daarin het Springfield-geweer, die in de achterbak van de Toyota lag. Voordat ze die erin had gelegd, had ze al gecheckt of alles in orde was. Niet dat dat nou echt nodig was. Jock liet haar echt niet op pad gaan met een wapen dat niet goed functioneerde. Daar was hij veel te professioneel voor. Kon ze datzelfde maar over zichzelf zeggen. De hele nacht had ze de gedachte aan Sanborne uit haar hoofd weten te bannen, maar nu trilde ze als een riet. Even legde ze haar hoofd op het stuur. Kom op. Het is normaal dat je zenuwachtig bent. Iemand doden was natuurlijk een afschuwelijke daad. En dat gold zelfs in het geval van slechteriken zoals Sanborne. Sophie ging weer rechtop zitten, haalde diep adem en startte het busje.

Sanborne zou om zeven uur aankomen.

En zij moest er dan zijn om hem op te wachten. Rennen.

Achter haar hoorde ze geschreeuw.

Met grote sprongen en half glijdend haastte ze zich de heuvel af, viel, stond snel weer op en holde verder naar beneden in de richting van het water.

Boven haar hoofd hoorde ze het gefluit van een kogel.

'Stop!'

Rennen. Blijven rennen.

Er klonk een hevig gekraak uit de struiken boven aan de heuvel. Met hoeveel waren ze?

Duik weg in de bosjes. Ongeveer vijfhonderd meter verderop stond het busje. Vóór ze daar was, moest ze ze kwijt zien te raken. De takken sloegen in haar gezicht terwijl ze door de struiken racete. Nu hoorde ze niets meer.

Ja, toch. Maar verder weg. Misschien waren ze wel een andere kant op gegaan. Het busje. Ze was er.

Snel sprong ze erin, gooide het geweer op de achterbank en scheurde weg.

Haar voet stampte op het gaspedaal.

Weg hier. Misschien had ze het nog niet verpest. Misschien hadden ze haar niet goed kunnen zien.

En waren ze niet dichtbij genoeg om een kogel door haar kop te jagen.

Toen Sophie een uur later haar huis binnenging, hoorde ze meteen het gegil van Michael. Shit. Shit. Shit.

Snel gooide ze haar tas op de grond en rende naar hem toe.

'Het is goed.' Jock Gavin keek op toen ze de kamer in kwam rennen. 'Ik heb hem meteen toen de sensor afging wakker gemaakt. Het heeft maar kort geduurd.'

'Lang genoeg.'

Michael zat rechtop en hijgde, zijn magere borstkas ging snel op en neer. Ze vloog naar het bed en nam hem in haar armen.

'Rustig maar, lieverd, het is voorbij,' fluisterde ze. Troostend wiegde ze hem heen en weer. 'Het is allemaal voorbij.'

Even knelden Michaels armen zich wanhopig om haar heen, voordat hij haar van zich af duwde. 'Ik weet wel dat het oké is,'

zei hij een beetje narrig. Hij haalde diep adem. 'Ik wou dat je me niet als een klein kind behandelde, mam. Dat is stom.'

'Sorry.' Ze had zichzelf ingeprent niet te emotioneel te reageren, maar dit keer had ze er niet bij stilgestaan. Ze kuchte.

'Ik zal erop letten.' Ze glimlachte een beetje bibberig. 'En er zijn mensen die je nog een kind zouden vinden. Ongelofelijk, toch?'

'Ik zal een ontbijt voor je maken, Michael,' zei Jock en liep naar de deur. 'Maak maar een beetje haast, het is al halfacht.'

'Ja.' Michael kwam zijn bed uit. 'Ik moet opschieten, anders mis ik de bus.'

'Doe maar rustig aan. Als je de bus mist, breng ik je wel naar school.'

'Nee, jij bent moe. Ik haal het wel.' Hij keek over zijn schouder. 'Hoe gaat het met dat baby'tje?'

'Eén aanval. Ik denk dat het te maken heeft met een van de medicijnen die ze krijgt. Ik ga iets anders proberen.'

'Mooi.' Hij verdween in de badkamer.

Zodra de deur dicht was, zou hij waarschijnlijk even tegen de wasbak aanleunen om over de misselijkheid heen te komen die de angst had veroorzaakt. Dat had hij van haar geleerd. Maar de laatste tijd wilde hij dan alleen zijn. Een normale reactie voor een jongen van tien en ze hoefde zich daar dus niet gekrenkt door te voelen. Nee, ze mocht van geluk spreken dat ze nog zo close met elkaar waren.

'Mam.' Michael stak zijn hoofd om de deur; er lag een grijns op zijn magere gezicht. 'Ik heb gelogen. Ik vind het eigenlijk niet echt stom. Ik dacht meer dat ik het eigenlijk stom hóór te vinden.'

En weg was hij alweer.

Op weg naar de keuken stroomde er plotseling een overweldigend gevoel van warmte en liefde door haar heen. Jock stond tegen het aanrecht geleund. 'Het is een leuk jong én hij heeft lef,' merkte hij op toen ze binnenkwam. Ze knikte. 'Dat heeft ie zeker. Is er vannacht nog vaker iets gebeurd?"

'Volgens jouw meetapparatuur niet. Tot een paar minuten geleden was er geen significante verhoging van het hartritme te zien.' Jock draaide zich om. 'Zeg even tegen Michael dat ik toast en jus d'orange voor hem heb gemaakt. Ik moet een telefoontje plegen. Het is tijd om me te melden bij MacDuff.'

Er verscheen een glimlach op haar lippen. 'De eerste keer dat je die naam noemde dacht ik dat het over je reclasseringsambtenaar ging, in plaats van over een Schotse landheer, een laird.'

'Dat is hij ook op een bepaalde manier,' zei hij met twinkelende ogen. 'Als ik me niet regelmatig bij hem meldde, zou hij me op mijn huid zitten om na te gaan of ik wel deed wat ik moet doen. We hebben een afspraak.'

'Maar het feit dat je bent opgegroeid in een dorpje op zijn landgoed, betekent nog niet dat hij het recht heeft om je te vertellen wat je moet doen.'

'Maar hij vindt van wél. Hij is opgevoed met veel verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van iedereen uit ons dorp. Hij beschouwt ons allemaal als familie.' Hij lachte. 'En soms denk ik er precies hetzelfde over. En dan is hij ook nog een vriend van me en vrienden vertel je nou eenmaal niet dat ze op kunnen hoepelen.' Toen hij haar aankeek, verdween zijn glimlach. 'Je hebt een kras op je wang.'

Haar hand vloog niet meteen naar haar wang; ze kon zich nog net inhouden. Onderweg had ze zich wel proberen op te frissen bij een benzinestation, maar een schram kreeg je natuurlijk niet weg. En natuurlijk had ze kunnen weten dat Jock dat zou zien. Die zag altijd alles. 'O, het is niets.'

Met een doordringende blik keek hij haar aan. 'Ik had je een uur geleden al verwacht. Waar zat je?'

'Als er een probleem met Michael was geweest, had je me kunnen bereiken,' ontweek ze zijn vraag.

'Waar zat je?' vroeg hij opnieuw. 'Op het terrein?'

Ze wilde niet tegen hem liegen en knikte haperend. 'Maar hij was er niet. De laatste drie weken kwam hij er iedere dinsdag om een uur of zeven. Maar vandaag niet. Ik snap niet waarom.'

Haar handen balden zich tot vuisten. 'Verdomme, ik was er klaar voor, Jock. Ik ging het echt doen.'

'Voor zoiets zul je nooit klaar zijn.'

'Jij hebt het me geleerd. Ik ben er klaar voor.'

'Je kunt hem dan misschien vermoorden, maar het zal je altijd blijven verscheuren.'

'Moorden heeft jou niet verscheurd.'

Hij vertrok zijn gezicht in een grimas. 'Had je me een paar jaar geleden moeten zien. Toen kon je me opvegen.'

'Des te meer reden om Sanborne te vermoorden,' antwoordde Sophie. 'Hij verdient het niet om te leven.'

'Daar ben ik het mee eens, maar dan hoef jij nog niet degene te zijn die hem doodt.' Het was even stil. 'Jij hebt Michael, die heeft je nodig.'

'Dat weet ik wel. En ik heb met Michaels vader geregeld dat hij voor hem zal zorgen, mocht dat nodig zijn. Dave houdt van hem, maar dat eerste jaar trok hij gewoon niet. Maar ondertussen gaat het al veel beter met Michael.'

'Maar hij heeft jóu nodig.'

'Hou op, Jock. Hoe kan ik...' Ze wreef over haar pijnlijke slapen en fluisterde: 'Het is mijn schuld. En het gaat maar door. Het moet ophouden.'

'MacDuff kent heel veel invloedrijke personen. Ik kan hem vragen iemand van de Amerikaanse regering te bellen.'

'Je weet dat ik het al via die weg heb geprobeerd. Ik heb werkelijk iedereen gebeld die ik ken. Het enige wat ze deden was me een aai over m'n bol geven en zeggen dat ik, heel begrijpelijk natuurlijk, over mijn toeren was. Sanborne is een gerespecteerd zakenman en er bestaat geen enkel bewijs dat hij inderdaad zo'n monster is als ik beweer.' Ze vertrok haar mond. 'En tegen de tijd dat ik bij bureaucratische senator nummer vijf was aangeland, was ik dan ook écht hysterisch. Ik kon gewoon niet geloven dat ze me niet geloofden. Maar uiteindelijk moest ik wel. Omkoperij. Langs de hele linie.' Mistroostig schudde ze haar hoofd. 'Jouw MacDuff zou tegen dezelfde muur oplopen. Nee, dit is de enige manier.' Haar lippen werden een streep. 'En je hebt het fout; het zou me echt niet verscheuren. Ik laat me door Sanborne niet méér pijn doen dan hij me al heeft berokkend.'

'Laat mij hem dan voor je vermoorden. Dat is een veel betere oplossing.'

Jock klonk nonchalant en zijn gezicht was bijna zonder uitdrukking. 'Omdat het jou niets uit zou maken? Dat is niet waar. Het zou je wél iets doen. Zo harteloos ben je niet.'

'O, nee? Weet je hoeveel mensen ik heb gedood?'

'Nee, en dat weet je zelf ook niet. Dat is de reden dat je hier bent.' Ze zette het koffieapparaat aan en bleef tegen het aanrecht leunen. 'Een van die bewakers heeft me gezien, denk ik, misschien zelfs wel meer dan een. Ik weet het niet.'

Hij verstijfde. 'Dat is slecht nieuws. Ben je te zien op de beveiligingsvideo?'

Ze schudde haar hoofd. 'Bovendien had ik een lange jas aan en zat mijn haar weggestopt onder een muts. Ik weet zeker dat niemand me heeft gezien totdat ik wegging. En dat was ook nog maar heel kort. Misschien is er wel niets aan de hand.'

Hij schudde zijn hoofd.

'Jawel, er mag niets aan de hand zijn. Het móét gewoon lukken. En er zal heus niemand de politie bellen. Sanborne wil de aandacht niet vestigen op alles wat er daar gebeurt.'

'Maar de bewaking zal nu wel extra oplettend zijn.'

Dat kon ze niet ontkennen. 'Dan zal ik extra voorzichtig zijn.'

Jock schudde zijn hoofd. 'Dat kan ik echt niet goedvinden,'

zei hij vriendelijk. 'Misschien is dat verantwoordelijkheidsgevoel van MacDuff wel besmettelijk. Mijn eigen demonen heb ik al jaren geleden gedood, maar ik heb je wel op het spoor gezet om de jouwe te vinden, zodat jij met ze af kunt rekenen. In je eentje zou je Sanborne nooit hebben gevonden.'

'Ik zou hem wél gevonden hebben. Het had me alleen meer tijd gekost. Sanborne Pharmaceutical heeft vestigingen over de hele wereld. Ik zou iedere fabriek zijn afgegaan.'

'En alleen om zover te komen, heb je al anderhalf jaar nodig gehad.'

'Ik kón het gewoon niet geloven. Of misschien kon ik het gewoon niet accepteren. Het is zo afschuwelijk.'

'Ja, het leven kan afschuwelijk zijn. Mensen kunnen afschuwelijk zijn.'

Maar Jock was niet afschuwelijk, dacht ze, terwijl ze naar hem keek. Hij was zelfs misschien wel het mooiste menselijke wezen dat ze ooit had ontmoet. Slank, begin twintig, blond, en uitzonderlijk knap. Hij had niets verwijfds, integendeel, hij was juist uitermate mannelijk en toch was zijn gezicht echt... mooi. Er was gewoon geen andere manier om het te beschrijven.

'Waarom sta je me zo aan te staren?' vroeg Jock.

'Dat wil je niet weten. Je zou je aangetast voelen in die Schotse mannelijke trots van je.' Ze schonk een kop koffie in. 'Ik had gisteravond een patiëntje dat Elspeth heet. Dat is toch een Schotse naam?'

Hij knikte. 'En ging het goed met haar?'

'Ik denk het wel. Ik hoop het. Het is een lief klein meisje.'

'En jij bent een lieve vrouw.' Even was het stil. 'Die een woordenwisseling probeert te voorkomen door op een ander onderwerp over te gaan.'

'Ik wil er geen ruzie over maken. Dit is mijn strijd. Ik heb je erbij betrokken om me te helpen, maar ik wil niet dat je ook maar enig risico loopt of je ergens schuldig over gaat voelen.'

'Schuldig? Jezus, als je daar beter over had nagedacht, zou je weten hoe belachelijk dat is. Mijn ziel moet zo onderhand pikzwart zijn.'

'Nee, Jock.' Ze schudde haar hoofd en beet op haar onderlip. Verdomme, ze wilde dit eigenlijk helemaal niet zeggen. 'Ik waardeer heel erg wat je voor me hebt gedaan, Jock, maar misschien is het nu tijd om hier weg te gaan.'

'Absoluut niet. We praten er later nog wel over. Dag, Sophie.' Hij liep naar de deur. 'Ik heb Michael beloofd hem op te halen van zijn voetbalwedstrijd vanmiddag, dus als jij het druk hebt hoef jij er niet te zijn. Duik je bed in en probeer wat slaap in te halen. Je hebt toch om één uur weer een afspraak?'

'Jock.'

Glimlachend keek over zijn schouder. 'Het is te laat om nog te proberen je van mij te ontdoen. Ik kan het me niet veroorloven dat jij gedood wordt. En dat heeft een zelfzuchtige reden. Ik heb maar weinig vrienden in deze wereld. Daar heb ik blijkbaar de flair voor verloren. Het zou me veel verdriet doen als ik jou kwijtraak.'

De deur sloeg achter hem dicht.

Verdomme, deze reactie kon ze helemaal niet gebruiken. Had ze haar mond nou maar gehouden over die bewaker die haar had gezien. Ze wist toch hoe beschermend hij kon zijn. En hij bleef maar zeuren dat zij hém die moord moest laten plegen. Toen hij eenmaal doorhad dat ze dat pertinent zou blijven weigeren, had hij het op zich genomen om haar de veiligste en beste manier te leren om te doen wat ze moest doen. De afgelopen maanden was hij bij haar gebleven om haar te beschermen en in haar buurt te zijn, voor het geval ze van gedachten veranderde. Maar ze had hem, zodra hij haar alles had geleerd wat nodig was, weg moeten sturen. Misschien vond hij zichzelf zelfzuchtig, maar in wezen was zij degene die zich egoïstisch gedroeg. Alleen al het feit dat hij een oogje op Michael kon houden op de avonden dat zij laat moest werken was een zegen geweest. En daarbij had ze zich zo vreselijk alleen gevoeld en Jock was daarin een troost voor haar geweest. Maar nu moest ze hem echt dwingen om te gaan.

Michael kwam de keuken binnenstormen. 'Ik heb nog maar vijf minuten, geen tijd voor ontbijt.' Hij klokte een glas sinaasappelsap naar binnen, greep zijn boekentas en haastte zich naar de deur. In het voorbijgaan gaf hij haar een snelle kus op haar wang. 'Ik ben pas om zes uur thuis. Voetbal.'

'Ja, dat weet ik. Jock zei het.' Ze gaf hem een knuffel. 'Ik zie je wel bij de wedstrijd.'

Zijn gezicht lichtte op. 'Kun je komen dan?'

'Een beetje te laat, maar ik kom zeker.'

Hij lachte. 'Super.' Bij het weggaan draaide hij zich nog even om. 'Maak je geen zorgen, mam. Het gaat goed met me. We krijgen het beter onder controle. Het is deze week maar drie keer gebeurd.'

Drie keer dat zijn hartslag verdriedubbelde en dat hij gillend wakker werd. Drie keer dat hij dood had kunnen zijn, ware het niet dat zij hem aan de monitor had gelegd. Maar hij probeerde haar zich geen zorgen te laten maken. Met moeite toverde ze een glimlach tevoorschijn. 'Dat weet ik. Je gaat vooruit. Ik ben gewoon een overbezorgde moeder. Dat hebben moeders nou eenmaal.' Ze gaf hem een duwtje in de richting van de deur.

'Neem maar een reep als je geen tijd hebt om te ontbijten.'

Hij pakte de reep van haar aan en was verdwenen. En nu maar hopen dat hij eraan zou denken om hem ook op te eten. Dat joch was veel te mager. Na zo'n aanval had hij altijd moeite om voedsel binnen te houden, maar ondanks dat stond hij erop om te hardlopen en voetballen. Het mocht dan wel goed voor hem zijn om bezig te zijn en ze wilde ongelofelijk graag dat hij zo'n normaal mogelijk leven leidde, maar het was duidelijk dat de kilo's eraf vlogen door dat vele sporten. Haar mobiele telefoon ging.

Toen ze de naam op het schermpje las, verstrakte ze even. Dave Edmunds. Jezus, ze had helemaal geen zin om nu haar exechtgenoot te spreken. 'Hallo, Dave.'

'Ik hoopte al dat ik je zou kunnen bereiken, voordat je naar je werk ging.' Hij wachtte even. 'Jean en ik nemen zaterdagavond het vliegtuig naar Detroit, dus moet ik Michael vroeg terugbrengen. Is dat goed?'

'Nee. Maar het zal wel moeten, denk ik.' Ze greep de hoorn steviger vast. 'Verdomme, het is de eerste keer in zes maanden dat je Michael een weekendje hebt. Denk je dat hij niet doorheeft waarom je hem geen nacht bij je laat slapen? Hij is niet dom.'

'Natuurlijk niet.' Even was het stil. 'Het zijn al die verdomde draden, Sophie. Ik ben bang om iets verkeerd te doen. Hij kan beter bij jou zijn.'

'Dat is ook zo, maar ik heb je toch laten zien hoe je die monitor aan moet sluiten. Alleen die draad om zijn wijsvinger en de band om zijn borstkas als back-up. Michael kan het al zélf tegenwoordig. Jij hoeft alleen maar te controleren of de monitor goed werkt. Jij bent zijn vader en ik laat hem niet voor de gek houden. Mijn god, hij heeft de pest niet. Hij is beschadigd.'

'Ja, dat weet ik,' zei Dave. 'Ik doe mijn best, maar het jaagt me angst aan, Sophie.'

'Zet jezelf daar maar overheen. Hij heeft je nodig.' Ze hing op, knipperend met haar ogen om de tranen tegen te houden. Ze had gehoopt dat Dave op het laatste moment nog bij zou draaien, maar het leek er niet op. De veilige haven die ze voor Michael bij zijn vader dacht te hebben gecreëerd, was onder haar ogen aan het instorten. Ze moest iets anders verzinnen, iets anders regelen. Vóór die afschuwelijke dag waren er al problemen geweest in hun huwelijk, maar toen had ze nog gehoopt dat ze het samen zouden redden. Maar zo was het niet gelopen. Na haar ontslag uit het ziekenhuis hadden ze samen nog maar nauwelijks zes maanden gehaald.

Maar, godverdomme, hij móést er zijn wanneer Michael hem nodig had. Dat móést gewoon.

Kalm blijven. Nu kon ze in ieder geval niets doen. Ze zou wel een manier vinden om Michael te beschermen. Ga naar bed en pak wat slaap. En dan terug naar het ziekenhuis om datgene te doen waarvoor ze was opgeleid: mensen helpen, in plaats van plannen te maken om ze te vermoorden.

'Ik moet je vragen om mijn belofte te mogen verbreken,' zei Jock Gavin, toen MacDuff de telefoon oppakte. 'Het kan zijn dat ik iemand moet doden.' Hij bleef geduldig wachten tot de laird uitgevloekt was aan de andere kant van de lijn. Toen zei hij: 'Het is een heel slecht mens, die het verdient om te sterven.'

'Maar niet door jouw hand, verdomme, dat is allemaal voorbij.'

Maar écht voorbij kon het nooit zijn, dacht Jock. Dat wist hij, al wist de laird dat blijkbaar niet. MacDuff wilde gewoon zó graag dat alles voorbij was, dat de wens de vader van de gedachte was. 'Als ik het niet doe, gaat Sophie Sanborne vermoorden. En dat kan ik niet laten gebeuren. Ze is al veel te veel gekwetst. En zelfs als ze er niet voor wordt gepakt, zal het toch zijn sporen nalaten.'

'Waarschijnlijk zal ze wel terugkrabbelen. Jij zei zelf dat ze niet de juiste mentaliteit heeft om iemand te doden.'

'Maar ze heeft nu wel de kennis en de kunde. Dat heb ik haar geleerd. En daarbij zit ze vol haat en is ze ervan overtuigd dat ze iets slechts moet doen om het goede te bereiken. En dat trekt haar over de streep.'

'Laat het haar dan doen en maak dat je wegkomt daar.'

'Dat kan ik niet. Ik moet haar helpen.'

MacDuff was even stil. 'Hoezo? Hoe zit het met je gevoelens voor haar, Jock?'

Jock grinnikte. 'Maak je geen zorgen, geen seks en ook geen liefde. Nou, misschien eigenlijk toch wel. Vriendschap is ook een vorm van liefde. Ik vind haar en dat manneke aardig. En ik voel een verbondenheid door de dingen die ze heeft meegemaakt. Die ze nog steeds meemaakt.'

'Dat is genoeg voor mij om me zorgen te maken dat je weer in je oude gewoonten gaat vervallen. Ik wil dat je nu terugkomt naar MacDuffs Run.'

'Nee. Ontsla me van mijn belofte.'

'Voor geen goud. Ik heb je een hele tijd met rust gelaten, zodat je je eigen weg kon vinden. Dat heeft me enorm veel moeite gekost. Het enige wat ik je heb gevraagd is om contact te houden én dat er geen doden zouden vallen.'

'En dat is ook niet gebeurd.'

'Tot nu toe, ja.'

'Er is niets gebeurd... nog niet.'

'Jock, waag het niet...' MacDuff brak zijn zin af en haalde diep adem. 'Laat me even nadenken.' Een paar minuten bleef het stil en Jock kon de radertjes in de hersenen van de laird bijna horen, terwijl de ene mogelijkheid na de andere werd overwogen.

'Wat zou ervoor zorgen dat je terugkomt naar de Run?'

'Ik wil niet dat zij Sanborne moet vermoorden.'

'Kunnen we de fbi of onze eigen geheime dienst er niet op zetten?'

'Ze zegt dat ze dat allemaal al heeft geprobeerd. Volgens haar is er omkoperij in het spel.'

'Dat is best mogelijk. Sanborne heeft zowat evenveel geld als Bill Gates en die potentie kon voor een aantal politici wel eens té verleidelijk blijken. Hoe zit het met de media?'

'Sophie heeft na de moorden drie maanden in een psychiatrische inrichting gezeten, omdat ze geestelijk was ingestort. Dat is een van de redenen waarom ze het niet voor elkaar krijgt dat er iemand naar haar luistert.'

'Shit.'

'Ontsla me van mijn belofte,' bleef Jock geduldig herhalen.

'Geen sprake van,' antwoordde MacDuff kortaf. 'Jij wilt niet dat zij degene is die Sanborne vermoordt? Dan zorgen we toch voor iemand anders die dat doet.'

'Als ze mij niet toestaat om dat te doen, dan heeft iemand anders helemaal geen kans. Ze zegt dat ze zich verantwoordelijk voelt.'

'En door wie zou ze dat te weten komen? We zorgen er gewoon voor dat die lui van het toneel verdwijnt.'

Jock grinnikte. 'Daar ga je met die uitspraken van je dat er geen doden meer mogen vallen. Het is haast of ik mezelf hoor praten, MacDuff.'

'Ik heb er geen bezwaar tegen om een kakkerlak te vermorzelen. Ik wil alleen niet dat jij het doet. Wat vind je ervan om Royd erbij te halen?'

Jock was even stil. 'Royd?'

'Je hebt me zelf verteld dat hij op jacht is. Twijfel je eraan of hij, als hij de kans krijgt, de leiding zal nemen en het tot een goed einde zal brengen?'

'Nee, absoluut niet. Hij is een kanjer. Ik zou me er alleen zorgen over moeten maken of hij Sophie niet op de vlucht jaagt.'

'Dat zou alleen maar goed zijn als ze daardoor in veiligheid is.'

'Ja, maar Sophie zou daar heel anders over denken,' zei Jock droog. 'Ze zou hem gewoon opsporen, net zoals ze dat bij mij heeft gedaan.'

'Bel Royd en kom dan naar huis.'

'Nee.'

Stilte. 'Alsjeblieft.'

'Maar ik wil niet...' Hij zuchtte. Beloofd was beloofd en hij was MacDuff meer schuldig dan hij in zijn hele leven terug zou kunnen betalen. 'Ik zal erover nadenken. Het kan wel even duren voordat ik weet waar hij zit. Hij kan wel dood zijn. Het laatste wat ik over hem heb gehoord is dat hij ergens in Colombia zat. Ik zal proberen hem te pakken te krijgen.'

'Als je hulp nodig hebt, laat maar weten. Zorg dat hij daarheen komt en stap dan meteen op het vliegtuig. Ik kom je ophalen in Aberdeen.' Hij hing op. Jock drukte langzaam het knopje in dat de verbinding verbrak. MacDuffs antwoord kwam niet onverwacht, maar hij was toch teleurgesteld. Hij wilde zo snel en efficiënt mogelijk een einde maken aan Sophies kwelling en er was niemand beter in het uitvoeren van de taak die ze zichzelf had gesteld dan hijzelf. Behalve Royd misschien.

Zoals hij net al tegen MacDuff had gezegd: Royd was een kanjer. Hij had destijds, toen Royd een jaar geleden contact met hem opnam, zijn achtergrond door MacDuff laten natrekken. De man leek te zijn vervuld van passie en verbittering, maar Jock had te vaak leugens en bedrog meegemaakt om het risico te lopen opnieuw belazerd te worden. Royd was slim en meedogenloos en bracht uiterst ingewikkelde en zelfs onmogelijk lijkende opdrachten tot een goed einde. En hij had een goede reden voor alle passie en verbittering die hij Jock had laten zien. Het leed geen twijfel dat hij zich zou focussen op Sanborne en REM-4, zodra hij wist waar het terrein lag.

Maar verdomme, Jock vond het vervelend dat hij niet in de buurt zou zijn om Royds acties te sturen. Hij mócht Sophie Dunston en Michael, en een gevoelvolle emotie was iets wat maar zelden voorkwam in zijn leven en dus uiterst kostbaar was. Hij had opnieuw moeten leren hoe hij op sympathie moest reageren en dat was iets om te koesteren en te beschermen. Hij lachte vreugdeloos bij die laatste gedachte. Het was bizar om over sympathie te zitten peinzen, terwijl hij er tegelijkertijd voor pleitte om de vreselijkste van alle zonden te mogen begaan, uit naam van die sympathie. En die mogelijkheid bestond nog steeds. Stel dat Royd zijn interesse in de jacht was verloren.

Maar dat zat er verdomme niet in.