* * *
De deur naar het terras was van glas. Onbreekbaar,
kogelvrij glas, zo hard als staal. Maar de deur kon alleen van
buiten geopend worden.
'Hij werkt heel eenvoudig, hartje. Een druk op de knop is genoeg.
Ik kan hem elektronisch afsluiten. Soms zijn zulke
voorzorgsmaatregelen nu eenmaal noodzakelijk omdat er situaties
kunnen ontstaan waarin men mensen tegen zichzelf beschermen moet.
Natuurlijk heb ik het niet over jou. Ik zei je al dat ik hier vorig
jaar patiënten had. Toen werd er van die voorziening gebruik
gemaakt. Maar lieve help, jij moetje bij mij geen gevangene, maar
een prinses of een koningin voelen.' Koningin? Nou ja, bij hem
moest ze zelfs op zulke uitdrukkingen bedacht zijn. Er was vrij
veel tijd verstreken, althans genoeg om te vergeten hoe gezwollen
en hoogdravend zijn taalgebruik was. Maar nu had Fred Fischer de
tijd tegengehouden, of erger nog - hij probeerde de klok terug te
zetten en daartoe was zelfs een krankzinnige als hij niet in
staat... Want krankzinnig was hij ongetwijfeld. Hij had haar
opgesloten in het labyrint van een nachtmerrie die alleen een ziek
brein bedenken kon.
Melissa's blik dwaalde weer omhoog langs de rechter stijl van de
gesloten deur naar het glazen cyclopen oog van de televisiecamera.
Het ding staarde haar aan. Ze deed een paar stappen opzij. Het oog
bewoog zich niet.
Was het uitgeschakeld.?
Boven een fraai gemodelleerde commode hing tegen de andere muur een
spiegel. Er zijn spiegels waar men aan de achterkant doorheen kan
kijken als door een ruit... Laatje niet van de wijs brengen. Denk
normaal. Ze keek op haar horloge: tien voor half drie. De
airconditioning in de kamer woei koele lucht over haar gezicht. En
gisteren, toen ze naar het paviljoen wilde gaan, was het even over
zeven. Bijna negentien uur geleden dus. En daarvan was ze er
zestien diep in slaap geweest. En Tim? Ze kende hem en daarom zat
ze over hem in angst. Tim zou overstuur raken, dat kon niet anders.
Mijn God, hoe zal het hem te moede zijn? Wat zal hij wel denken?
Wat zal hij doen? Maar de zorg om Tim bracht haar niets verder. Er
was ook niet de geringste mogelijkheid om hem een berichtje te
sturen. Er zat voor haar maar één ding op: haar zenuwen te
beheersen, zo rustig mogelijk na te denken en op ieder detail te
letten dat haar een kans bood. Fischer zou haar niet opsluiten,
natuurlijk niet. Maar hij zou haar in de gaten houden, dat bewees
die camera van dat gesloten televisiecircuit al. Het landgoed dat
hij hier op de helling bewoonde, was enorm groot, maar hij had zijn
personeel. Magdalena bijvoorbeeld die een poosje tevoren met een
enorm dienblad was komen aandragen. 'Het ontbijt is een beetje
verlaat, hartje,' had het uit de luidspreker geklonken, 'maar laat
het je goed smaken. De eieren zijn kakelvers, we hebben op Son Vent
zelfs kippen.' De dikke, zwijgzame Spaanse, of Mallorcaanse, had
haar echter niet eens aangekeken. Dan was er Magdalena's man. Door
het raam had Melissa hem gezien: groot, breedgeschouderd en een
jaar of veertig oud. Magdalena en haar man moesten zoiets als
huisbewaarders zijn. En verder? Er waren nog meer mannen op het
landgoed, arbeiders of tuinlieden, wist zij veel? Een ervan was
haar van het begin af opgevallen: 'Dat is Ulf, hartje, Ulf
Mattusch.'
Een Duitser? Mogelijk, maar niet van het slag dat je meteen
aanklampt om hulp. Een vent met sluik blond haar op zijn brede
schedel. Groot en onberispelijk gekleed, met blauwe bootschoenen,
flauwtjes glimlachend was hij het terras op gekomen om Fischer een
paar brieven te brengen. De blik uit zijn grijze ogen, die even
naar haar gekeken hadden, was zo leeg gebleven als een open
doek.
'Een soort factotum, hartje. Bijzonder bekwaam. En hier heb je
mensen nodig op wie je je verlaten kunt.' Die had hij
waarschijnlijk altijd nodig. Mensen die zwijgend en zonder iets te
vragen een wildvreemde vrouw in een park opwachtten en met een
spuitje verdoofden om haar bij hem te brengen. 'Zoals de zaken
ervoor stonden ging het niet anders. Maar ik heb het preparaat zo
gedoseerd datje geen last hebt van bijwerkingen. Of merk je er toch
iets van, hartje?'
Ze was naar het kleine bijzettafeltje gegaan waarop Magdalena het
dienblad had neergezet. Ze had zich gedwongen om te eten, hoewel
haar maag aanvankelijk zo protesteerde dat ze bang was te zullen
overgeven. Ze had er niet aan toegegeven. Ze zou en moest iets
eten. Ze had kracht nodig, kracht om na te denken en om te
handelen.
Ze nam de koffiepot en schonk een half kopje vol. Niet te veel,
denk aan je spijsvertering! En bij ieder slokje en ieder hapje kun
je je afvragen of deze geniale chemicus er iets doorheen heeft
laten mengen. 'Wat is een mens eigenlijk, hartje? Een systeem dat
reageert op schakelingen, op het samenspel van een paar klieren en
een beetje elektriciteit. Dat heeft ons werk ons geleerd.'
En wat is hij? Dacht ze. Een opgeblazen, arrogant, gewetenloos
zwijn!
Maar haar hulpeloze woede zakte in elkaar als een hoop verwelkte
bladeren waaronder vertwijfeling en tranen verborgen lagen.
Vroeger al, als zij zich incidenteel veroorloofde over Fred Fischer
na te denken, had zij hem gehaat en gevreesd - en hem weerstaan.
Maar nu was ze in zijn macht. De periode met hem liet zich niet
eenvoudigweg uitwissen zoals zij gehoopt had. En nu was hij gekomen
om het rad van de tijd terug te draaien.
Toen Melissa haar arbeidsovereenkomst met het 'Farmaceutisch
Laboratorium Fischer' ondertekende, werkte ze nog aan haar
eindscriptie. Wat was ze trots geweest! Ze had geen enkele
sollicitatie hoeven te verzenden. Zo uit de collegezaal had Fischer
haar uitgekozen.
'Met de hand gesorteerd,' zoals hij het noemde. Lange tijd had ze
niet willen accepteren wat de chef daaronder verstond. Ze lette
niet op zijn blikken, zijn lachje, zijn hand op haar schouder als
ze over haar rapporten gebogen zat. Ze werkten destijds aan de
analyse van de in elkaar grijpende enzymsystemen die voor de
geleiding van zenuwimpulsen zorgden. De neurotransmitters waren
Fischers vakgebied. Hun werking en hun invloed op het zenuwstelsel
fascineerden hem. 'Wie dat onder de knie heeft, kan niet alleen het
verloop van een ziekte besturen, maar de hele mens, zoals een
computer de machine bestuurt...' Soms verdacht zij Fischer ervan
dat hij zelf het gevaarlijke goedje innam dat hem zo
fascineerde.
Al heel spoedig had Melissa haar eigen laboratorium met een eigen
ingang en naambordje. En al even spoedig stuurde Fischer rozen,
boeken en invitaties... 'Als je van je werk houdt, houd dan je baas
van je lijf.' Dat devies van een vriendin maakte ze tot het hare.
Maar hij liet haar niet los: 'Ik wil geen jonge minnares, hartje...
Je begrijpt me volkomen verkeerd. Je begrijpt ook je eigen situatie
verkeerd. Die ken je zelfs nog niet. Wat ons onderling aantrekt
ligt op het niveau van een natuurkunde wet. Het is net als bij de
moleculen waar wij mee werken: door een inwendige kracht legt de
ene ring zich om de andere. Elementen die voor elkaar bestemd zijn,
bewegen zich nu eenmaal naar elkaar toe. Dat wist Plato al en de
Chinezen wisten het ook.' Hij met zijn Plato en zijn Chinezen... Ze
werd soms ziek van dat brallerige, pseudo-wijsgerige gezwets. Erger
was dat hij niet van ophouden wist. Elke dag stond de loopjongen
met twaalf Baccara-rozen voor haar huisdeur, en er kon geen minuut
voorbijgaan of ze zag dat lachje achter de dikke glazen van de
uilenbril. Er kwam geen eind aan de cadeautjes en memoblaadjes met
zijn citaten uit de filosofie die zij tussen haar rapporten,
spectrometer en microscoop vond... Een halfjaar hield Melissa het
uit. Toen zag ze in dat ze weg moest gaan wilde zij niet met ruzie
door het Farmaceutisch Laboratorium Fischer de laan uit gestuurd
worden. Op vierentwintig september, een heerlijke herfstdag, legde
ze haar ontslagaanvraag op het bureau van Fred Fischer.
Dat was even na vijven. Nooit zou zij de minuten vergeten die
daarop gevolgd waren. Een kwartier later stond hij al in haar
kamer, onberispelijk als altijd in zijn grijze kostuum met het
krijtstreepje, als altijd toegeeflijk en hooghartig glimlachend.
Hij zei geen woord over wat zij geschreven had.
'Melissa, we moeten onmiddellijk naar Frankfurt. Onze afnemer
vraagt nog een paar details over dat routineonderzoek. Daar heb ik
jou dus bij nodig, hartje.' Zelfs dat 'hartje' had hij niet laten
varen. Ze had alleen maar haar hoofd geschud en hem onverbloemd
gezegd dat dit tochtje naar Frankfurt niets anders was dan een
smoes.
Zijn antwoord was typerend: hij knikte en ontkende tegelijkertijd.
'In beide gevallen gaat het om een beslissing, daar heb je gelijk
in. Beslissingen heb ik mijn hele leven nog nooit ontweken. Ik nam
ze zelf. Snap je?' Ze had zich later vaak het hoofd gebroken over
de vraag waarom ze toen niet geweigerd had, maar bij hem in zijn
blauwe Jaguar gestapt was. Ze wist er geen antwoord op.
Ze protesteerde ook niet toen hij in plaats van de autobaan de oude
weg naar Dossenheim nam, de 'romantische Strasse', die door de
idyllische wijndorpen liep. Hij zat naast haar een massieve,
donkere schaduw en het licht van de straatlantarens weerspiegelde
zich op zijn ongewoon gladde gezicht en in zijn brillenglazen. Hij
voerde zijn snelheid op en sneed bochten af. Ze had hem al vaker
terechtgewezen om zijn roekeloze rijden, maar zo woest en
onnadenkend als nu had hij nog nooit op het gaspedaal gedrukt.
Misschien had hij weer iets van amfetamine ingenomen, want hij kon
niet meer buiten zijn 'speeds', maar misschien was het ook iets
anders. Ze voelde hoe de spanning tussen hen toenam en daarmee ook
haar angst. Nevelsluiers daalden vanaf de terrassen van de
wijnbergen over de bochtige weg neer. De rijbaan was nat, maar hem
kon het niets schelen. Hij haalde andere auto's en vrachtwagens in,
liet de Jaguar slingeren - en lachte erom! 'Moet dat nu?'
'Moet wat nu?' Weer dat schrille, ziekelijke ginnegappen. 'Weet jij
het, hartje? Ik zit er net over te denken: misschien moet het
werkelijk.' Weer een recht stuk weg.
De weg werd opgeslokt door een stuk bos. Links en rechts schoten de
stammen voorbij. Krampachtig zat ze op haar stoel. Haar nagels
boorden zich in haar handpalmen zonder dat ze het merkte. 'Je wilt
weg, hartje? Moet dat nu? Je wilt opzeggen? Alsof jij je met een
velletje papier van me los kunt maken. Weet je wat dat is? Niet
alleen maar onnozel, maar...'
Wat het nog meer was, had ze nooit te horen gekregen. Hij was er
niet toe gekomen.
Ze voelde dat er iets te gebeuren stond en zag de witte
waarschuwingsborden van de bocht pardoes op zich afkomen. Er hadden
natte bladeren op de weg gelegen, was haar later door de politieman
verteld die haar in het ziekenhuis verhoord had. En natte bladeren
waren gevaarlijker dan groene zeep.
Maar hoe het ongeluk zich afgespeeld had, kon ze zich niet
herinneren. Ze hoorde nog een gil - ze wist niet of zij of hij
gegild had - voelde een klap en daarna was er niets dan dat
afschuwelijke, knarsende geluid van scheurend metaal.
Even was ze buiten kennis, maar niet lang. Ze was niet op haar
hoofd, maar op haar rug tegen de grond gesmakt. Een paar jonge
naaldbomen in de berm van de weg hadden haar waarschijnlijk het
leven gered. Ze had geen ander letsel dan een diepe snee boven haar
rechterknie, maar desondanks was ze niet in staat zich te bewegen.
Roerloos tussen de bomen liggend werd ze door de chauffeur van een
militaire truck gevonden. De doktoren in het ziekenhuis van
Heppenheim constateerden een lichte hersenschudding en een zware
psychische shock. Nog diezelfde avond onderging Fred Fischer in het
academisch ziekenhuis van Heidelberg een eerste noodoperatie. Die
redde misschien zijn leven, maar een dwarslaesie maakte hem tot een
man wiens onderlichaam voorgoed verlamd zou blijven. Melissa had
hem niet weergezien. Maar de herinnering aan Fred Fischer liet haar
niet los. Toen zij uit het ziekenhuis ontslagen werd, probeerde zij
zich te verzetten tegen een onbestemd, bijna irrationeel
schuldgevoel. Wekenlang was ze ten prooi aan diepe depressies. Ze
was volkomen handelingsonbekwaam tot ze het enige verstandige
besluit nam en zelfs dat was haar door een bevriende psycholoog
ingegeven: ze zegde de huur van haar appartement op en vertrok naar
München waar ze op proef een aanstelling kreeg in het
Max-Planck-lnstituut.
Maar de spookachtige ongeluksrit met Fischer drukte op alles wat
zij deed en dacht, totdat ze die lange, slungelachtige man
ontmoette met die twee donkere, weerbarstige haarlokken en die
tegelijk doorborende en trouwhartig-vriendelijke blik in zijn ogen
onder zijn zware wenkbrauwen. Hij trad op met een
vanzelfsprekendheid die haar bijna bedwelmde en tevens dankbaar
stemde. Tim nam haar gewoon bij de hand en bracht haar over naar
een heel andere wereld, de zijne... Nu waren de schaduwen
teruggekeerd. Bijgelovig of niet, ze was Fred Fischers gevangene -
en daarmee gevangene van haar eigen verleden. Nu was hij terug,
opgedoken uit het niets. Dat was een feit waar ze zich bij neer
moest leggen, maar een tweede feit vervulde haar met verbazing: ze
was haar angst voor Fischer kwijt. Die had ze afgelegd als een jurk
die haar niet paste. Ze verbaasde zich ook over de duidelijkheid
waarmee ze haar situatie inzag. Goed, je bent in zijn macht. Daar
is hij zelf ook vast van overtuigd. Maar een ding is zeker jij hebt
ook macht over hem, en die macht heb je van het begin af gehad.
Maar dat heb je tegenover jezelf niet willen erkennen; je was te
jong en te onervaren.
Nu is alles veranderd. Daar baseert hij zijn spel op, want daarin
ziet zijn zieke brein de prikkel van de situatie. Hij speelt het
spel volgens zijn spelregels. Nog wel... maar daarin kan
verandering gebracht worden. Op de een of andere manier, te eniger
tijd, bij een of andere gelegenheid die hij verkeerd beoordeeld kom
jij aan zet.
En dan is het afgelopen met de verschrikking.