8

 

 

Vrienden in Kenia

 

 

Vrienden zijn het belangrijkste.

G. BURGESS

 

 

In onze liefde voor Afrika stonden we niet alleen.

De mensen van Europese afkomst die uit vrije keuze in Kenia woonden en niet ter wille van hun carrière zoals diplomaten of directeuren van internationale bedrijven, vormden een hechte gemeenschap. Of ze waren er geboren als nakomelingen van vroege kolonisten of pioniers en hadden besloten te blijven, of ze hadden Kenia gekozen omdat ze er, net als wij, verliefd op waren geworden. Deze gemeenschappelijke basis schiep een band: we voelden ons nergens anders thuis; dit land liet ons niet los en we hadden het gevoel dat we er het beste van moesten maken, ieder op onze eigen manier.

Paolo wilde dat ik zijn vrienden van vroeger leerde kennen en in de eerste weken bezochten we deze mensen; sommigen had ik al ontmoet en de meesten woonden in het binnenland. Een van de eerste plekken waar Paolo me mee naar toe nam, was het Naivashameer, ongeveer een uur rijden van Nairobi over een weg met panoramische uitzichten over de Riftvallei. De Blocks hadden daar op de zuidoever een huis, Longonot Farm, en de Rocco’s hadden een villa aan de overkant, op hun landgoed D.D.D., ‘Dominio Di Doriano’, genoemd naar onze vriend, hun zoon.

Je bereikte D.D.D. via een reeks trappen die in een vloeiende bocht tussen palmen en vijgebomen door klommen. Pappi Rocco en Giselle brachten het grootste deel van hun tijd door in de ruime, hoge vertrekken op de begane grond. De sfeer werd bepaald door de art deco-architectuur, de muurschilderingen, Giselles sculpturen en schilderijen. In de gelambrizeerde bibliotheek vertelden rijen zwart-wit foto’s aan de muren en op iedere mogelijke plank de ongewone geschiedenis van hun dochters Mirella en Oria. Deze foto’s waren mijn eerste kennismaking met Oria en haar Schotse echtgenoot Iain Douglas-Hamilton. Daar stond Oria op haar trouwdag, wat zigeunerachtig met haar lange jurk en franjesjaal, tegen de achtergrond van een winderig Schots eiland. Iain stond naast haar, lang blond haar boven een fluwelen jasje met een kanten jabot, een bril met hoornen montuur en de onvermijdelijke kilt. Er stond een brede foto van een hele kudde olifanten in het Manyarameer, dichter bij de fotograaf dan veiligheidshalve verstandig leek. Een blote baby op een mierenheuvel reikte naar de uitgestoken slurf van een vreedzame matriarch. Een groepje tengere, naakte Roccokinderen, hun donker gebronsde gezichten omlijst door stralend blond haar, speelde met magere Afrikaanse kinderen: ze hadden hun lichaam met modder besmeerd en versierden elkaar met vreemde arabesken, zodat ze werden omgetoverd tot levende klei-sculpturen.

De oude Rocco’s vertelden hun verhalen met zoveel zwier dat ze het karakter van legenden kregen.

De intrigerende combinatie van geurig Napolitaans voedsel en Franse gerechten, bereid door de oude Kimuyu, werd door bedienden met rode fezzen geserveerd op het door hoge cipressen bewaakte terras met een weids uitzicht. Tijdens een van deze middagmalen klonk opeens motorgeraas in de lucht en er kwam een vliegtuigje op volle snelheid recht op ons af, als een krankzinnige kamikazepiloot op zijn doel, dacht ik. Het porselein leek te rammelen op tafel, de wielen leken het dak slechts een paar centimeter te missen. Ik morste bijna mijn wijn, de kinderen joelden, de oude Rocco’s keken volkomen onaangedaan. ‘Iain en Oria,’ luidde hun luchtige commentaar. ‘Mooi, ze zijn op tijd voor het middageten.’ Zo heb ik hen en hun engelachtige dochtertjes Saba en Dudu leren kennen.

Net als Mirella was Oria donker van tint en vrouwelijk, kleurig en exotisch, met een lage, lome stem, levendige ogen en een voortdurende behoefte om ongewone dingen te doen. Iain, van adellijke Schotse afkomst, was in Oxford gepromoveerd op een dissertatie over de olifanten van het Manyarameer in Tanzania, waar ze jaren hadden gewoond. De keuze van dat onderwerp zou, zoals iedere keuze, de rest van zijn leven voorgoed beïnvloeden en maakte hem op den duur tot de meest gerespecteerde olifantendeskundige. Ze vormden een knappe, gelukkige en originele familie van intelligente mensen, een mengeling van Italiaanse creativiteit en spontaniteit, Franse zwier en Schotse vastberadenheid en liefde voor avonturen en uitdagingen. Ik wist meteen dat zij altijd intens bezig zouden zijn met stimulerende, interessante dingen. Ik voelde me onmiddellijk tot hen aangetrokken en in de loop der jaren groeide onze vriendschap vanzelf en onze levens raakten onlosmakelijk verweven. De hartelijkheid en de beschaving van de Rocco’s gaven me het gevoel welkom en thuis te zijn, en ik verheugde me altijd op een bezoek aan hen, want in hun omgeving kwam nooit iets saais of alledaags voor.

Op de zuidelijke oever van het Naivashameer lag Longonot Farm, genoemd naar de krater die boven het meer uitrijst vanuit de intrigerende Hellepoort, een ravijn waar het tegenwoordig nog wemelt van antilopen en giraffen. Hier woonden de Blocks. Hun vader was in het begin van deze eeuw uit Zuid-Afrika gekomen met een zak pootaardappelen als enig bezit; hiermee bouwde hij een imperium op. De gastvrijheid van de Blocks was vermaard. Zij hechtten belang aan vriendschap en in hun huis ontmoette je altijd een verzameling begaafde en prominente mensen uit de hele wereld. Ondanks hun status en sociale verplichtingen hielden Tubby en zijn Zweedse vrouw Aino ieder op hun manier van de natuur en van het vredige leven op het land. Tubby vond het heerlijk om je rond te leiden door zijn onberispelijke groentetuin en de weelderige boomgaard, van plant naar plant te gaan om een vrucht te proeven, met een naïeve verrukking en boerentrots die onverwacht en verfrissend waren bij zo’n man van de wereld. Hij kon blij zijn met eenvoudige dingen. Hij accepteerde ons en werd de meest hechte, betrouwbare, loyale vriend die je je kunt wensen. Aino was een elegante, perfecte gastvrouw. Maar Aino had een kant die weinigen kenden; toen ze die eenmaal aan mij had toevertrouwd, schiep dat een sterke band tussen ons en werd ze me zeer dierbaar. Ze had haar innig geliefde eerste zoontje van een paar jaar oud verloren door een ongeneeslijke ziekte en de manier waarop ze mij haar ervaringen van toen vertelde, was onvergetelijk ontroerend.

Hun huis keek uit over het meer, waar Paolo graag met Emanuele op zwarte baars ging vissen in Tubby’s boot. Die gleed over het rustige water tussen waterlelies en velden woekerende salvinia door, rakelings langs een slapend nijlpaard. Pelikanen, visarenden en een adembenemende veelheid aan watervogels scheerden door de lucht en riepen vanaf halfverzonken boomstronken. Deze idyllische weekends bij de Blocks werden hoogtepunten in de begintijd van onze speurtocht naar ons eigen paradijs, en als we terugkeerden naar Nairobi met een auto die uitpuilde van verse groenten en fruit, bleef de herinnering aan Aino’s legendarische toetjes van schuimgebak met aardbeien nog dagen hangen.

Ook andere gasten logeerden op Longonot Farm, en wij ontmoetten er de familie Ruben. De oude heer Ruben had dezelfde Russisch-joodse achtergrond als de Blocks en was ook rond de eeuwwisseling als kleine jongen naar Kenia gekomen; aan het einde van de Eerste Wereldoorlog stichtte hij Express Transport, dat begon met twee ezels en later een reus werd op het gebied van vervoer, met een groot aantal vrachtwagens en honderden werknemers. Monty Ruben was zoöloog, met een passie voor fotografie, medicijnen en snuisterijen. Diep in Monty huisden loyaliteit en gulheid, gevoeligheid en een innige liefde voor het land en net als Paolo voelde hij zich in hoge mate Afrikaan. Geheel in Afrikaanse stijl adopteerde hij mij tenslotte als lid van de grote familie en ik merkte dat ik altijd bij hem terechtkon voor raad en praktische hulp. Zijn vrouw Hilary was zijn volstrekte tegenpool in temperament. Spiritueel en levend in een eigen wereld, hield ze van schoonheid en cultuur, poëzie en mystiek, muziek en natuur. Bovendien was ze meelevend en zorgzaam voor anderen. Ik vond haar gezelschap verrijkend en inspirerend. Hilary en ik hadden een geestelijke verwantschap waardoor we intuïtief aan dezelfde dingen belang hechtten en dat was de basis van onze vriendschap.

Bij deze nieuwe vrienden hoorde ook Carol Byrne. Zij was zo etherisch dat ik me zelfs niet meer kan herinneren hoe we elkaar hebben leren kennen. Op elfen voeten kwam ze ons leven binnen, en het was alsof ze er altijd was geweest. Ze was een vrouw als een wolkeschaduw, onaangeraakt door de jaren en ongeschonden door het leven. Het lot was hard geweest voor Carol. Haar man was omgekomen bij een vliegtuigongeluk en had haar achtergelaten met een klein kind, Sam, een aanbiddelijke, gevoelige jongen, enkele jaren jonger dan Emanuele. We wisten dat ze veel zorgen en problemen had gehad, maar die hadden haar mooie, jeugdige, geestrijke gezicht en haar kalme manieren niet aangetast. Stijlvol nam ze de dingen zoals ze kwamen; haar gezelschap was een voorrecht en haar aanwezigheid altijd een geschenk dat ons verfrist achterliet. Ze hield van lezen, muziek en oosterse filosofie. Ze was een van die schaarse mensen die echt leven naar hun overtuigingen en haar leven straalde van harmonie. Ze woonde in een huis dat was gebouwd van steen, stro en dikke houten planken, op de helling van de steile rots bij de Mbagathirivier te Kitengela. Het was gevuld met boeken, tapijten, kussens, muziek en voorwerpen met een geschiedenis en net als de eigenares had het huis een eerlijk karakter. Door de grote ramen zag je de dieren van het nationaal park van Nairobi komen drinken bij de rivier. Vaak trof je een leeuw die op haar parkeerplaats zat, en neushoorns schurkten hun rug tegen haar klimplanten.

Eerder dan ik me had kunnen voorstellen, was ik aangenomen door mijn nieuwe Afrikaanse familie.