16

Rafe keek neer op Ab die naar hem glimlachte maar in de stoel bleef zitten. Zo naast zijn zuster was hun verwantschap te zien. Hij was tenger en had lange botten, net als Gaby, en bruine ogen en bruin haar dat van zijn slapen begon te wijken. Zijn mond was vrolijk breed en zijn blik openhartig.

‘Dus jij bent de Oude Man van de Berg?’ zei Rafe. ‘Ik ben bang van wel,’ antwoordde Ab. Hij stond niet op, maar bleef zitten alsof hij thuishoorde waar hij was. ‘Sorry dat we jou en Gaby zo moesten behandelen, maar we waren in een riskante fase gekomen. Oorspronkelijk

dacht ik dat het veiliger was als Gaby niet wist wat er aan de gang was, en toen jij besloot je ermee te bemoeien was het gevecht al aan de gang.’

‘Het gevecht was tegen Shaitan, Rafe,’ zei Gaby. ‘Hij probeerde de macht van Ab over te nemen.’ ‘Juist,’ zei Ab. ‘Ik moest - wij moesten aanvankelijk met hem werken toen de energietransmissies begonnen. Hij had invloed op een groot aantal zombies die hun kans zagen om te doen wat ze wilden in de nachtelijke uren. Maar hij was slim - heel slim, Rafe. Het was maar een kwestie van tijd voor hij uitpuzzelde wat wij deden, en zich in een positie manoeuvreerde waar hij kon proberen ons buiten gevecht te stellen en de organisatie voor zichzelf te gebruiken.’

‘En wat was je precies aan het doen?’ Ab hief bescheiden een hand op en grijnsde. ‘Proberen de tijger te berijden. Je had gelijk met wat je Gaby vertelde. Ik had moeten weten dat iemand als jij, Rafe, al gauw de helft zou begrijpen zodra je een paar aanwijzingen had. Precies zoals je haar vertelde zijn de bijverschijnselen van de transmissie de belangrijkste gebleken. Ze tappen een gebied af van - nou, ik geloof dat je het psychische energie zou moeten noemen. Energie die we kunnen gebruiken om de beschaving van de ene dag op de andere duizend jaar vooruit te schuiven. Het enige moeilijke toen we het gingen gebruiken, was dat we het aloude probleem tegen het lijf liepen - mensen die het zagen als iets dat ze voor zichzelf konden gebruiken. Maar die mensen hebben we nu geneutraliseerd.’ ‘Leuk om te horen,’ zei Rafe. ‘Alleen, waarom heb je mij of Gaby niet van het begin af aan vertrouwd?’ Terwijl hij sprak verkende hij zorgvuldig de kamer. Halverwege de muren zaten grote open ramen, zonder glas of hor, waarin de toppen van grote Dieffenbachia-bladeren over de vensterbank hingen. Van andere, niet zichtbare struiken of bloemen onder deze manshoge planten walmde er een geur van bloemen of fruit naar binnen. Het rook nogal zwaar en zoet, alsof het geproduceerd werd door overrijpe planten. De nieuwe transmissie die Rafe voelde toen hij de kamer inging, oefende nog steeds druk uit op zijn oppergeest. Zijn bewustzijn voelde het, van beneden in de veiligheid van zijn ondergeest. Waarom werd er uitgezonden als Ab nu helemaal openhartig was?

‘Het spijt me, Raïe,’ zei Ab. ‘Ik vertrouwde je wel. Maar ik sta hierin niet alleen. Wij moeten denken als groep en dat betekent dat we geen risico mogen nemen. Ook nu niet. Ik deed wat ik kon door je eerst voor je bestwil te laten opsluiten in Duluth, met hulp van Bill Forebringer -‘ Hij keek naar de stijf rechtop zittende vn-maarschalk. ‘En toen dat niet werkte, stuurde ik Martin vooruit naar het hoofdkwartier in de berg om op jullie twee te passen.’

‘Bedankt,’ zei Rafe droog.

‘Ik weet het,’ zei Martin met een lelijk gezicht. ‘Jij bleek op mij te moeten passen - en op Gaby. Shaitan viel sneller aan dan wij verwachtten. Hij moet al vermoed hebben dat Ab klaarstond om tot actie over te gaan, en hij dacht waarschijnlijk dat jij een van ons was - een helper van Ab misschien - die gestuurd was om hem onschadelijk te maken. In ieder geval, nu Ab zich heeft verontschuldigd zou ik het ook moeten doen, omdat ik je behandeld heb als iemand die niet verdiende te weten wat er gebeurde - terwijl jij het was die Ab naar mij toestuurde. Maar wij moesten opletten dat we onze totale inspanningen beschermden.’

‘Dus was het toch jij die besloot om Ab niet bij het Plan te gebruiken?’

‘Niet ik alleen,’ zei Martin vlug. ‘Eigenlijk was ik lid van een groep die we al een tijd daarvoor hadden gevormd, toen we begonnen te merken waartoe de transmissies allemaal in staat waren. We joegen alleen maar in het donker, in die tijd - dat was vijf jaar geleden - maar een van de dingen die we deden was een paar mensen als Ab op posten zetten waar ze onderzoek konden doen naar de transmissie-effecten zonder de algemene aandacht te trekken. Maar toen jij Ab aanbeval voor het Plan, was de kat bijna uit de zak — maar het gaf me wel de kans om een onderhoud met hem te hebben. We hadden elkaar nog niet eerder ontmoet. Als gevolg daarvan konden hij en ik, met Bill Forebringer, Pao, en nog een paar anderen, een speciale geheime kliek in de oorspronkelijke groep vormen - zodat we in stilte de machinerie konden opzetten om Shaitan uit te schakelen voor hij ons uitschakelde.’ ‘Ik dacht,’ zei Rafe, ‘dat ik degeen was die Shaitan uitschakelde?’

‘Ja. Natuurlijk,’ zei Martin. ‘Maar wij stonden klaar om

zelf in actie te komen toen jij en Lucas en Gaby hem doodden -‘

‘Ik -‘ Gaby keek even ongelukkig; toen werd haar gezicht weer glad. ‘Wat suf van mij. Ik wilde gaan zeggen dat ik niets te doen had met zijn dood. Maar dat doet er natuurlijk niet toe. Het belangrijkste is dat we nu bevrijd zijn van Shaitan. En ik ben niet meer of minder schuldig dat hij dood is dan ieder ander in de wereld.’ Ze keek naar haar broer. ‘Is het niet, Ab?’ ‘Ja.’ Ab glimlachte haar toe. ‘Hij was een wezen - een wezen dat noodzakelijk moest worden verdelgd, zodat we aan de slag kunnen met het maken van een nieuwe wereld voor de mensen.’

‘Alleen maar éen nieuwe wereld?’ vroeg Rafe. Ab keek van Gaby naar hem. ‘Jij vindt het jammer dat het Sterrenplan opzij wordt gezet. Dat kan ik je niet kwalijk nemen. Maar een deel van de reden van het Plan was dat we er een hoop problemen hier op aarde mee wilden oplossen - overbevolking, ziekte, geestelijke afwijkingen. Alle effecten van het teveel aan mensen. Maar nu kunnen we beginnen al die problemen direct op te lossen met de nevenverschijnselen van de energietransmissie, door ze therapeutisch te gebruiken.’

‘Was dat de bedoeling van die groep van jou?’ vroeg Rafe.

‘Dat, en nog veel meer.’ Abs gezicht lichtte op. ‘Nog iets anders dat je bijna raadde toen je met Gaby praatte. Er bestaat een machtigingseffect als een van de nevenverschijnselen van de transmissies. Het is een andere versie van het effect dat het die boeven van Shaitan mogelijk maakt zich vooruit te projecteren als tweedimensionale schaduwen. Maar dit effect geeft het individu eenvoudig macht over zijn eigen lichamelijke en geestelijke processen. De mensen zullen zich van alles kunnen genezen, gewoon door hun lichaam bevel te geven de ziekte af te wijzen. We zullen pijn kunnen opheffen, of ons kunnen aanpassen aan het ademen onder water. We zullen hele bladzijden tegelijk kunnen lezen en ons alles herinneren wat we lezen. Slapen wanneer we willen of het zonder slaap stellen, net zolang als we willen - alles!’ Ab sprong overeind alsof zijn innerlijke energie eindelijk de wilskracht had overwonnen die hem al die tijd aan zijn stoel gebonden had. ‘En het ligt allemaal op ons te wachten, nu Shaitan uit de weg is geruimd!’ Hij stak zijn hand uit naar Rafe. ‘Welkom in de groep, Rafe. We hebben een enorme taak voor ons, om samen de wereld te herbouwen.’

Rafe negeerde de uitgestoken hand. Hij deed snel twee stappen achteruit.

‘Er komt geen “wij” aan te pas,’ zei hij. ‘Er zit een hoop waars in het verhaal dat je me verteld hebt. Maar toch ben je een leugenaar, Ab. Jullie allemaal hier liegen tegen mij, op dit moment. Maar het geeft niet. Ik weet dat jullie het niet kunnen helpen.’

Hij bleef achteruit gaan. Hij stond nu in het midden van de open ruimte van de lange kamer en hield iedere deur en elk raam in het oog.

‘Vooruit maar,’ zei hij met stemverheffing. ‘Waar je ook bent - zo langzamerhand zou je moeten weten dat ik me niet zo makkelijk laat tegenhouden. Die verklaring van Ab zit zo vol gaten dat je er een leger doorheen kan laten marcheren - en ik twijfel er niet aan dat dat precies is wat je van plan bent. Laten we ophouden met de grappen en de spelletjes. Vind je niet dat het tijd wordt dat je jezelf vertoont?’

Een fluitend geluid met een enkele toon sneed door de kamer. Opeens probeerde een energietransmissie een simpel maar massief verlammingseffect aan Rafe te klampen. Veilig in het bolwerk van zijn ondergeest slaagde Rafe erin het effect af te wijzen. Maar tegelijk leek de lucht te rimpelen, te wringen, en dikker te worden. Deze keer was de storing erger dan ooit. Hij onttrok beide kanten van de kamer aan Rafe’s blik en zelfs de groep rond Ab en Gaby werd wazig en troebel. Op kortere afstand zag Rafe echter luiken in de muren opengaan en drie waakhonden kwamen te voorschijn en posteerden zich - een tussen hem en de ingang, de andere twee tussen hem en de andere kant van de kamer, waar de troon nu verscholen was in de storing.

Het waas trok op. De verlamming hield aan. De twee honden stonden waakzaam naar Rafe te kijken en naar niemand anders. Maar achter hen was de troon nu bezet.

De man die erin zat had grijs haar en een donker gezicht, maar zijn gelaatstrekken waren kaukasoïde. Hij droeg een broek en een hemd van zwarte stof die dik bezaaid

waren met geometrische figuren van zilver en over deze kleren had hij een lange jas van simpel zilver. Hij had niets op zijn hoofd. Zijn grijze haar was recht naar achter gekamd en zijn gezicht vertoonde geen rimpels - maar de manier waarop hij zat, duidde op grote ouderdom. ‘Ja,’ zei Rafe toen hij hem zag.

Hij keerde zich weer naar de groep rond Ab, die hem nu aanstaarden met afschuw op hun gezicht, alsof ze een misdadiger zagen die geëscorteerd werd naar een of andere verschrikkelijke maar verdiende straf. ‘Ab,’ zei Rafe. ‘Alle effecten van de transmissies werken alleen op de bewuste, verstandelijke centra van de geest. Daarachter en daaronder, als je het kunt vinden, is een semi-instinctief niveau waar het denken nog mogelijk is, in niet-symbolische termen. Probeer naar achter te reiken zoals ik heb gedaan, en bevrijd je van het transmissieeffect dat jou nu in zijn greep heeft.’

Ab staarde hem aan. Zijn lippen weken traag uiteen en zijn keel bewoog. Hij zag eruit alsof hij probeerde te spreken, maar er kwam geen geluid uit. Zijn lippen sloten zich weer.

‘Blijf proberen,’ raadde Rafe hem aan.

Hij keek weer naar de man op de troon.

‘De Oude Man,’ zei Rafe. ‘De echte Oude Man.’

‘Oud genoeg.’ De stem was schor en diep alsof zijn keel

al lang geleden verdroogd was. ‘Maar waarom verzet jij

je tegen mij?’

‘Dat is een domme vraag,’ zei Rafe. ‘Ik ben geboren om mij tegen jou te verzetten - tegen iedereen als jij. Ik ben het resultaat van het blinde instinct van het ras om zijn onderdelen in evenwicht te houden. Ik zou niet kunnen zijn wat ik ben zonder anti-jou te zijn.’ ‘Beweer je in goed en kwaad te geloven?’ zei de Oude Man. ‘Waarom? Je moet toch weten dat het allebei illusies zijn. Je kunt niet zo competent zijn als jij bent en je nog vastklampen aan sprookjes.’

‘Sprookjes zijn ware verhalen - als je ze begrijpt.’ Rafe deed twee korte, nonchalante stappen naar de ander en een van de twee honden verstarde en gromde zwak. Rafe bleef staan. ‘Goed en kwaad zijn als rollen in een toneelstuk. Jij hebt éen van de rollen uitgekozen. Zo blijft voor mij de andere over.’

‘Dat hoeft niet,’ zei de man op de troon. ‘Jij lijkt meer op mij dan wie ook in de wereld. Waarom zou je jezelf isoleren? Waarom jezelf vernietigen?’

‘Wie er vernietigd gaat worden staat nog te bezien,’ vond Rafe. ‘Opbouwen is wat ik wil. Ik wil dat de mensen doorgaan met bouwen. Jij wilt dat ze ermee stoppen.’ Van Ab kwam een vreemd keelgeluid, alsof een woord zich probeerde los te scheuren van zijn stembanden maar er de kracht voor miste.

‘Juist, Ab,’ zei Rafe hoewel hij zijn ogen op de man op de troon hield die volkomen stil zat met zijn handen in zijn schoot. ‘Blijf het proberen.’

‘Jij bent mijn zoon, weet je,’ zei de Oude Man tegen Rafe, de anderen negerend, ‘mijn geestelijke zoon, net als Shaitan. Nu heb je je broer gedood en nu ben je de enige die nog over is. Jij kunt de wereld van mij erven als de tijd aanbreekt, als je je nu niet tegen mij verzet.’ ‘Ik wil niets erven,’ zei Rafe. ‘Ik wil iets om lief te hebben. En daar heb ik het mensenras voor uitgekozen - mijn ras. Ik wil dat deze nieuwe macht naar hen gaat, om door hen gebruikt te worden, voor hen en voor hun toekomst. Zodat ze het zullen overleven en sterk zullen worden.’ ‘Liefde,’ ruiste de Oude Man. ‘Dat is ook een illusie - net als goed en kwaad. Liefde bestaat niet. Evenmin als vriendelijkheid of wreedheid of prestaties of mislukkingen. Er bestaat alleen overleving, zo lang mogelijk doorgaan tot het ophoudt. Jij bent jong. Daarom praat je zo.’

‘En jij bent oud - te oud,’ zei Rafe. ‘Zo oud dat je een wereld van slaven wilt maken zodat jij de enige kan zijn die eindeloos doorleeft -‘ Weer maakte Ab een zwak geluid.

‘Juist, Ab,’ zei Rafe, met zijn ogen nog altijd onwankelbaar op de Oude Man gericht, net zoals de waakzame ogen van de honden naar hem keken. ‘Dat wilde hij. Dat machtigingseffect waarover jij sprak, en waar ik naar raadde, is wat iemand in staat stelt zijn eigen lichaam te repareren en het te beschermen tegen de aftakeling van de ouderdom. Hij is waarschijnlijk een paar honderd jaar oud, onze meester hier, maar hij wil nog steeds blijven leven. En hij wil blijven leven als de absolute heer en meester van het menselijk ras. Heb ik het mis, Thebom Shankar - als je zo heet?’

‘Het is een van mijn namen,’ zei de Oude Man. ‘Maar

niet de naam die jij moet gebruiken. Van al mijn namen bied ik je nu de kans die van Vader te gebruiken. Wijs de kans af en ik kan niet toestaan dat je blijft bestaan. Beslis. De tijd dringt. Beslis nu.’

‘Ik heb al beslist,’ zei Rafe. ‘Zoals ik al heb gezegd. Het machtigingseffect maakt een eind aan de noodzaak om kosmonauten in te vriezen tijdens de lange reizen naar de sterren. Aangezien iedereen net zo lang kan leven als hij wil, maakt het niets uit hoe lang de reis duurt - en zelfs dan, als de tijd te zwaar gaat wegen, kan de kosmos hen net zolang in winterslaap brengen als ze willen en ze wekken als ze bijna zijn aangekomen. Dat wil ik - geen eindeloos leven alleen voor jou, en voor mijzelf na jou.’ ‘Dan krijg je geen van beide.’ Thebom Shankar leek te fluisteren, maar zijn gefluister vulde de kamer alsof hij de woorden had uitgeschreeuwd. ‘Alleen vernietiging. Ben je de woorden van Zeus vergeten? Eens heb ik die woorden gezongen, eerst onder de naam Homerus. Herinner je je hoe Zeus de andere goden zegt dat ze het ene eind van een ketting moeten vasthouden terwijl hij het andere eind neemt, dan kunnen ze zelf zien dat zijn kracht groter is dan die van hen allemaal bij elkaar? Want ik ben ook Zeus. Mijn kracht is groter dan de kracht van ieder aantal zonen - zelfs als je Shaitan had, of een dozijn Shaitans, aan je zijde tegen mij. Erken mij of sterf. Ik verlang naar gezelschap na al die jaren, anders zou je deze kans nooit krijgen. Erken mij —’

Thebom Shankar zweeg. Zijn ogen verplaatsten zich van Rafe naar de groep rond Ab. Ze zaten of stonden, schijnbaar roerloos, maar Rafe’s ogen volgden Shankars blik naar de stijf zittende gestalte van Forebringer. Diens rechterhand was van zijn stoelleuning verdwenen en stak nu half in zijn pruimkleurige jasje. Toen hij nauwkeuriger keek zag Rafe dat de aderen op zijn voorhoofd waren opgezwollen en dat de hand langzaam, langzaam, alsof hij tegen een enorme tegenkracht moest opboksen, in de jas schoof.

‘Altijd’ - weer vulde het gefluister van Shankar de kamer - ‘altijd zijn er kleine mensen die het onmogelijke proberen. Kijk en leer, mijn mogelijke zoon.’ Shankar hief zijn rechterhand langzaam op en wees -niet met zijn wijsvinger maar met zijn middelvinger -naar de vn-maarschalk.

‘Willet Forebringer,’ fluisterde hij, ‘in je verlangen om mij te weerstreven, om mij kwaad te doen, erger je mij, en daarom ben je voor mij van geen nut meer op deze aarde. Willet Forebringer, ik beveel je te sterven.’ Iets als de dwang die Shaitan op Rafe had geprobeerd te gebruiken terwijl deze de immens grote man in de wurggreep hield, spoelde nu licht tegen Rafe’s geest. Maar het was de dwang van een bevel, niet om lief te hebben, maar om zichzelf te vernietigen, en het was niet op Rafe gericht maar op Forebringer. Nog een seconde of twee bleef Forebringers hand in zijn jas kruipen. Toen stopte hij. Het starre lichaam viel een paar centimeter naar achter tegen de leuning van de stoel en bleef zo zitten, nu naar het plafond kijkend. De hand viel uit het jasje, op de stille knieën en een klein pistool rolde uit de slappe vingers op de glanzende vloer. Shankars eigen hand zakte weer op zijn schoot.

‘Zo,’ zei hij, weer naar Rafe kijkend. ‘Iedere nacht droomt nu de hele wereld onder de transmissie. En de draaggolf ervan brengt mij de kracht, de lading, van al hun vrijkomende emoties. Die komt naar mij, die het opzamelt als een batterij, om mij de macht over leven en dood te geven die je zo juist zag. Kun je je te weer stellen tegen zo’n macht, jij-die-spoedig-mijn-zoon-zult-zijn? Je weet wel beter.’

‘Ab,’ zei Rafe. ‘Hoe gaat het, Ab? Je weet genoeg over de transmissies om te geloven dat je je los kunt maken als ik het kan. Ik heb hulp nodig, Ab. Jij weet welke hulp.’ ‘Toekomstige zoon,’ zei Shankar. ‘Nu heb je deze andere man gedood. Zelfs als je mij nu erkent, zal hij moeten sterven -‘ ‘Lucas!’

Het woord scheurde zich opeens van Abs lippen alsof het werd afgevuurd door een innerlijke explosie. ‘Lucas!’ schreeuwde Ab weer. ‘Nu! Nu!’ De drie waakhonden stonden gespannen overeind en hun aandacht verplaatste zich voor het eerst van Rafe naar een van de twee open ramen. Shankars hand, half opgeheven, hield middenin de lucht stil. Buiten het raam ritselden de planten en een grijs lichaam schoot over de vensterbank de kamer in. Lucas keek in het rond naar iedereen.

De waakhonden stonden met hun vacht recht overeind te

grommen. Die tussen Rafe en de ingang was het dichtst bij het raam waardoor Lucas was gekomen. Hij zat nu in elkaar gedoken te snauwen. Lucas’ blik streek naar Ab, ging verder naar Shankar.

Langzaam, zonder geluid, liep de wolf naar de eerste hond, keek erdoor en erlangs. Het gesnauw van het beest werd sterker, botste op het lawaai dat de andere twee maakten. Maar geen van de drie verzette een poot. Bijna alsof hij ze niet zag of hoorde, liep Lucas de kamer door en terwijl hij dichterbij kwam werd het gesnauw van de hond minder. Hij zakte lager en lager. Toen Lucas bij hem kwam lag hij op zijn buik en zijn snauwen was veranderd in gejank. Hij rolde op zijn rug, jammerend, reikte met éen poot omhoog naar de wolf. Lucas bleef even boven de hond staan, nog zonder ernaar te kijken, zonder zelf geluid te maken. Toen ging hij verder, langs Rafe die hij evenmin aankeek, naar de andere twee honden.

Ook deze snauwden steeds harder. Ze sprongen rukkerig van de ene poot op de andere, alsof ze zich graag wilden verplaatsen maar door onzichtbare lijnen op hun plaats werden gehouden. Pas toen Lucas naderde gingen ze jammeren en doken langzaam in elkaar voor de wolf. ‘Kijk naar ze, Shankar!’ barstte Abs stem los, opeens bevrijd en luid in de kamer. ‘Dacht je dat ze door training of een transmissie zouden durven een wolf in de ogen te zien? De echte beheersing zit achterin, zoals Rafe zegt -de oude instincten houden ze tegen!’

Lucas was nu voorbij de twee honden. Hij bleef even staan, keek op naar Shankar zoals hij had opgekeken naar Shaitan.

‘Kleine mensen,’ zei Shankar, ‘zijn altijd dwazen.’ Hij liet zijn half opgeheven hand zakken naar een leuning van de troon en raakte die aan. In het bewerkte eind van de leuning kwam een kleine opening, en even flitste er een licht.

Van Lucas kwam een scherpe, abrupt afgebroken jammerkreet. Hij sprong in de lucht en een seconde later verspreidde zich een geur van verbrand haar door de zaal. Lucas worstelde zich overeind op wankele poten en toen - al met glazig wordende ogen - draaide hij zich om en strompelde opzij, wierp zijn stervende lichaam tussen Shankar en de stoel waarin Gaby naast Ab zat.

‘Mijn…’ reutelde Lucas. Hij probeerde zijn hoofd op Gaby’s knie te leggen, maar het was te ver. ‘Mijn Gab…’ Zijn hoofd viel neer. Hij rilde en lag stil, stervend maar nog niet dood.

Voor Rafe barstte de wereld open. Voor de laatste keer ontwaakte de verwringende empathie in hem - en koppelde zijn ziel aan die van Lucas. Opeens was hij de wolf en kende hij alles wat de wolf had liefgehad en verloren door een vijand te benaderen die altijd te goed bewapend was geweest voor de eenvoudige geest van de wolf. ‘Nee,’ zei hij tegen Shankar, en het was alsof hij zijn eigen stem van grote afstand hoorde. Ab was op zijn knieën naast Lucas gevallen en betastte de zijkant van Lucas’ ruige hals. Shankar zat nog steeds met zijn vingertoppen op de leuning van zijn troon. ‘Nee,’ zei Rafe. ‘Lucas zal niet sterven. Deze keer ben jij het die gaat sterven - onder mijn handen.’

Hij was vervuld van een verschrikkelijke smart en woede die niets met woorden te maken hadden. Dat wat hij voelde kon alleen in actie worden uitgedrukt. Zijn ogen hechtten zich aan die van Shankar en gesproken woorden waren niet nodig. Begrip vloeide tussen de twee - het begrip van twee mensen die zich samen kalm afzonderen, opdat er éen alleen kan terugkomen.

Lucas is de laatste, zei Rafe’s begrip tegen dat van Shankar. De laatste van al degenen die tegen jou opstonden en gedood werden. Geen levende wezens zullen meer door jou worden gedood…

Rondom de twee veranderden tijd en ruimte. Illusie of werkelijkheid, dat maakte geen verschil, want de enige belangrijke werkelijkheid was nu de ruimte die Rafe van Shankar scheidde. Rondom hen kromp de wereld. Het zonnestelsel, het heelal, kromp tot het niet meer was dan een luchtbel waarvan het deel waar zij elkaar tegemoet traden opbolde, en ieder onderdeel bolde groter op dan het grotere deel waartoe het behoorde - deze wereld van het gekrompen heelal, dit eiland van de kleine wereld, dit gebouw van het kleine eiland, deze kamer, deze kleine afstand tussen Rafe en de man op de troon… Het was minder dan zes meter, de afstand die hen scheidde. Maar het was ook verder dan tweemaal rond het heelal. Ze bleven tegenover elkaar staan; en van kamer en eiland, van wereld en heelal, vloeide er omhoog naar

elk van hen, op een draaggolf van de transmissieenergie, dat type kracht waaraan elke man het meest verwant was, afkomstig van alle andere levens op aarde. Als onzichtbare rivieren van vuur, éen helder, éen donker - beide eerder gevoeld dan gezien - welde de kracht in elk van hen op. Rafe deed een stap naar de troon. Shankars vingers kwamen neer op de arm van de troon en opnieuw knipoogde het licht uit de kleine opening. Maar deze keer moest de laserstraal tweemaal rond het heelal reiken om te doden, en in de veranderde ruimte tussen Rafe en Shankar stierf het licht zonder schade aan te richten, op centimeters van de troon.

Rafe deed nog een stap naar voren. De kamer werd donker.

De wolf was maar een dier, zei het begrip van Shankar tegen Rafe, en om hem heb je je kans op de hemel geruild voor de hel.

Hij was een van alle levende dingen, antwoordde Rafe, en jij was het die zijn leven voor de dood wilde ruilen. Nu was het overal donker behalve op het smalle pad tussen hen in, waar het licht nog talmde. Zelfs dat maakt niets uit, zei Shankar. Alle dingen maken altijd iets uit - dit het meest van al, zei Rafe. Hij liep nu tegen de macht van Shankar in die hem van de troon probeerde weg te houden, en het was alsof hij tegen een loodrechte helling opliep. Het laatste licht verdween, en hij was blind. Maar de kennis van waar Shankar wachtte kon hem niet ontnomen worden, en hij bleef naar de Oude Man toe bewegen. Zoon die jij nu nooit zult zijn, zei Shankar, je had me moeten geloven toen ik zei dat jouw kracht de mijne nooit kan evenaren. Je bent nog niet halverwege. Toch kom ik, zei Rafe.

De lucht verdween rondom hem. Er was niets te ademen. Alle warmte verdween, behalve die in zijn innerlijk. Hij worstelde voort, terwijl hij de kou en het luchtledig aan zijn wil voelde plukken.

Je bent al half dood, zei het begrip van Shankar tegen hem. En ik wacht hier, sterk met eeuwen van kracht van dode mensen. Al wat jou schraagt is het beetje goede wil van degenen die nu nog leven, van degenen die naar de sterren willen of treuren om een dode wolf. Als wat ik draag gedood kon worden in het menselijk ras,antwoordde Rafe, dan zouden het en ik allebei lang geleden zijn gestorven. Lieg niet tegen mij, ware Vader van de Leugens. De kracht die naar mij toestroomt is minder makkelijk te doden, en ouder, dan die welke jou bereikt. Hij was nu dichtbij - hij voelde de aanwezigheid van Shankar, minder dan een fractie van een heelal voor hem.

Nog maar een klein eindje, zei Shankar. Je bent bijna bij je dood. Troost jezelf maar zolang je kunt met je droom dat jouw kracht ouder en groter is dan de mijne. Het en jij zullen samen ondergaan. Helden sterven, maar het kwaad sterft nooit. Dacht je dat Shaitan dood is omdat jij hem hielp doden? Wacht slechts een paar jaren en dan is er weer net zo een als hij die kleine dieren vilt en ze aan ondersteboven hangende kruisen nagelt. Rafe deed een laatste stap en voelde Shankar, eindelijk, dicht bij genoeg om aan te raken.

Nu, zei Shankar, ben je hier. Je bent tot hier gekomen om mij te vernietigen, maar het enige wat je gedaan hebt is hier komen om je door mij te laten vernietigen. Nu wijs ik naar jou zoals ik naar die ander wees, en ik zeg tegen jou wat ik tegen hem heb gezegd: Jij hebt mij geërgerd, Rafael Harald, en ik beveel je te sterven! Uit de duisternis die Shankar nog altijd verborg kwam iets dat Rafe’s borst aanraakte. Het was als het uiteinde van een onwrikbare staaf, zo koud dat het tegen zijn hart brandde, dwars door de warmteloosheid die het leven in hem bijna had bevroren. Hij voelde het nu, zijn hart uitbrandend, en hij wist dat hij stierf. En nog hadden zijn handen zich niet om Shankar gesloten, die verscholen voor hem in het duister zat.

Ik zal het doen, dacht hij met iedere grein kracht die hem restte. Dit denkend wierp hij zich vooruit op de staaf koude zoals iemand zich op een naakt zwaard werpt om vat te krijgen op zijn vijand.

Zijn handen sloten zich om duisternis, en de duisternis kwam eindelijk over zijn geest, overweldigde hem totaal…