19

Malko bekeek de oude trawler vanuit zijn auto. De Rostov was ongeveer even groot als de Discovery en had overal antennes zoals gebruikelijk op dit soort schepen, die allemaal als afluis terschepen voor de KGB fungeerden.

Deze was er slecht aan toe. De verf bladderde overal af, maar dat kon slechts camouflage zijn.

Op het dek stond een aantal bemanningsleden te lanterfanten of ongeïnteresseerd te schilderen. Er hing was te drogen aan een lijn die was gespannen tussen de rode schoorsteen met het teken van de hamer en de sikkel, samen met enkele cyrillische tekens, en een kraan op het voordek. Een zeeman zat accordeon te spelen.

Nu moest hij zijn onderzoek starten. Voordat hij wegliep, keek Malko nog lange tijd naar de roestige romp waarin een paar patrijspoorten zaten. Als Rupert Sheffield zich inderdaad in dat schip bevond, op enkele meters afstand van zijn luxueuze jacht, was dat wel heel ironisch.

Malko dacht na over zijn theorie. Het was geniaal. Wanneer de Rostov was geschilderd, hoefde het schip zijn geheime passagier maar ergens met een valse identiteit af te zetten, als hij tenminste niet terug naar Rusland ging. In elk geval zou men het spoor van Rupert Sheffield bijster raken. Malko ging het barretje op de kade binnen en bestelde een glas gin, bij gebrek aan wodka. De ober was alleen, er waren geen klanten. Het kostte dus geen moeite om een gesprek aan te knopen.

‘Ziet u de Russen van die trawler vaak?’ vroeg Malko.

De barman schudde minachtend zijn hoofd. ‘U maakt een grapje. Ze hebben nauwelijks genoeg geld om te kunnen eten. Ze leven als beesten op dat wrak. De kapitein komt hier om vis tegen drank te ruilen. Hij praat een paar woorden Engels. De zeelieden spreken alleen Russisch. Ze zouden wel de stad in willen gaan, maar ze hebben geen peseta.’

‘Maar ze vissen toch,’ bracht Malko daar tegenin.

‘Zeker. Toen ze hier kwamen hebben ze hun ruimen geleegd en alles aan een tussenpersoon verkocht. Maar ze hielden niets over. Al het geld ging op aan brandstof en voedsel voor de bemanning. De kapitein gaat lopend naar de stad om de kosten voor een taxi uit te sparen. Ik heb hem zelfs zien liften.’

‘Komen ze nooit van boord?’ vroeg Malko verbaasd.

‘Sommigen gaan in een grote dinghy op zee vissen,’ vertelde de barman. ‘Als ze iets vangen komen ze het mij verkopen. Ik verkoop het weer door aan Da Antonio, een visrestaurant in San Andrés. Die Russen zijn geen kwaaie jongens...’

‘Leggen hier vaak Russische trawlers aan?’

‘Zo nu en dan.’

‘Blijven ze lang?’

‘Dat ligt eraan. De kapitein van de Rostov zei tegen de havenmeester dat hij over een week wilde vertrekken, wanneer ze klaar zijn met schilderen. Ze gaan terug naar hun thuishaven, Odessa, maar ik geloof niet dat ze haast hebben...’

‘Wanneer zijn ze aangekomen?’

De barman dacht na. ‘Ik weet het niet precies. Vóór de Discovery in elk geval, dat weet ik zeker. Maar wanneer precies... Wilt u het echt weten?’

‘O nee,’ zei Malko. ‘Ik vroeg me af wat die trawler hier doet.’

‘De zeeman die me de vis komt verkopen praat een beetje Spaans. Hij komt hier bijna elke dag ’s ochtends heel vroeg, om een uur of zeven.’

De klanten begonnen binnen te druppelen en de barman liet Malko alleen. Alles wat de barman had verteld klopte met zijn vermoedens, of sprak ze in elk geval niet tegen. Maar hij had niet veel tijd meer om in actie te komen. Wanneer de Rostov eenmaal vertrokken was...

Malko reed terug naar het Mencey en vond bij zijn sleutel een berichtje van Ann Langtry. Ze verwachtte hem over een uur in de bar.

 

Ann Langtry liep met de zelfverzekerdheid van een SS-officier die in 1940 de Champs-Elysées op loopt de bar van het Mencey binnen. Ze kwam recht op Malko of en wierp hem een woedende blik toe. ‘Je bent een ongelooflijke schoft!’ zei ze met een ingehouden stem. ‘Ik zal mijn oom een verslag sturen waar je nog meer van hoort.’

‘Men heeft me al gefeliciteerd,’ zei Malko.

De jonge Britse deed haar mond open, maar sloot hem weer. Malko beduidde haar plaats te nemen in de stoel tegenover de zijne. ‘Ga zitten, anders zal ik moeten gaan staan. Ik heb nog wel een spoortje goed fatsoen in me. In aanwezigheid van een dame blijf je niet zitten... En dat zou opvallen.’

De Britse aarzelde, maar ging zitten, haar knieën strak tegen elkaar aan geklemd. Ze was vuurrood van woede. Vriendelijk bestelde Malko een glas Cointreau voor haar, erbij zeggend dat de ober er drie ijsklontjes in moest doen.

‘Waar is het rapport dat je hebt gestolen?’ vroeg ze sissend. ‘Geef het onmiddellijk terug.’

‘Je vriend Ronald — zo heet hij toch? — is een beetje onvoorzichtig geweest,’ zei Malko. ‘Je laat niet zomaar geheime papieren in een hotelkamer rondslingeren.’

‘Hij kon niet weten dat een schoft als jij in de buurt was,’ siste Ann Langtry weer. ‘En ik vertrouwde je nog wel!’

‘Niet wat betreft Cindy Panufnik, die voor je werkte. En Mary Callaghan, de stewardess op de Discovery, die nog steeds voor MI6 werkt.’

‘Dat mocht ik niet,’ antwoordde Ann Langtry onzeker.

Malko strooide nog meer zout in de wond. ‘En dat rapport dat ik van je heb geleend, daar heb je het nooit over gehad. Want daaruit blijkt dat Rupert Sheffield in de éérste plaats een Russische agent was... En aangezien dat niet de eerste keer is dat zoiets in jullie gelederen gebeurt...’

Dit keer hield Ann Langtry zich koest. Ze sloeg haar ogen neer. Malko maakte gebruik van zijn voorsprong. ‘John Fairwell, het districtshoofd in Londen, zal je oom overigens om opheldering vragen. Want jullie hebben geen eerlijk spel gespeeld.’

Ann Langtry nam een slok Cointreau, voordat ze, nu op kalmere toon, zei: ‘Wat maakt het allemaal uit, nu hij dood is? Hij kan niet meer voor de Russen werken.’

‘Heb je over het dossier gehoord dat de Mossad hem hier in Santa Cruz heeft gegeven? De inhoud daarvan is uiterst schadelijk voor de Verenigde Staten. En wat nou als Rupert Sheffield dat aan zijn Russische vrienden heeft gegeven?’

Ann Langtry zweeg eerst, maar na enige tijd protesteerde ze: ‘Hoe zou hij dat moeten hebben gedaan?’

Malko wilde niet meteen àl zijn kaarten op tafel leggen. Kennelijk had de jonge Britse nog niet aan de Russische trawler gedacht. ‘Als MI6 die papieren tenminste niet al in handen heeft,’ zei hij. ‘Cindy Panufnik zou ze aan jou kunnen hebben gegeven of ze ergens voor Ronald kunnen hebben achtergelaten.’

‘Nee, nee,’ beweerde Ann Langtry meteen heftig. ‘Wij hebben ze niet.’

Malko hield vol. ‘Trouwens, wat komt Ronald op Tenerife doen nu Rupert Sheffield en Cindy Panufnik dood zijn?’

‘De geheime dienst wil de omstandigheden van de dood van Cindy Panufnik ophelderen.’

‘Heeft ze jullie niets verteld?’

‘Niet meer dan aan jou,’ bekende ze. ‘Ik wil dat je kennismaakt met Ronald.’

‘Met genoegen,’ zei Malko. ‘Ik kan hem zelfs zeggen waar zijn aktentas met de rest van de papieren ligt, waaronder zijn paspoort. Dat natuurlijk vals is.’

Weer vlamden Ann Langtry’s ogen op. ‘En jíj? Waarom blijf jij op Tenerife?’

‘Om dezelfde reden,’ zei Malko. ‘Ik wil weten wie Rupert Sheffield heeft gedood en ik wil proberen de papieren in handen te krijgen.’

‘De Israëliërs staan erbuiten en jij zegt dat jullie het evenmin hebben gedaan,’ protesteerde Ann Langtry.

‘De Iraniërs zijn er ook nog,’ merkte Malko op. ‘En waarom zouden jullie Rupert Sheffield niet kunnen hebben omgebracht omdat hij jullie verraadde?’

‘Wij werken niet op zo’n manier,’ zei Ann Langtry droog. Dat was waar. In Groot-Brittannië schoten ze een verrader geen kogel door het hoofd: die werden gedecoreerd en dan het land uitgezet.

‘Ik zal tegen Ronald zeggen dat je de gestolen papieren niet wilt teruggeven.’

‘Helaas is dat juist,’ zei Malko zuchtend.

 

Om zeven uur ’s morgens was het nog mistig in de Darsena Pesquera en vormden de schepen aan de kade spookachtige schimmen. Malko had een omweg gemaakt door de smalle straatjes van Santa Cruz om achtervolgers af te schudden. De Britten hoefden niet achter zijn geheimpje te komen...

Er brandde al licht in de bar en Malko ging aan de lege toog zitten, waar hij meteen door de barman werd herkend.

‘Ah, u bent het. De Rus is er nog niet. Wat drinkt u?’

Malko probeerde met koffie wakker te worden. Bij zijn derde kop kwam er een man met een grote, groene plastic zak binnen. Hij had een rood aangelopen gezicht, was slecht geschoren en op zijn ronde, typisch Russische hoofd droeg hij een pet. In gebrekkig Spaans vroeg hij aan de baas of die zijn vis wilde zien, die hij op de toonbank neerlegde. Er zat van alles in: zeebaars, goudbrasem, tonijn. Hij wachtte gespannen terwijl de ander alles bekeek en hem uiteindelijk een paar bankbiljetten gaf. Malko liep bij de toog vandaan en wachtte buiten. De zeeman nam een glas rum, kocht sigaretten en ham, en vertrok. Malko sprak hem glimlachend in het Russisch aan: ‘Het is koud, hè?’

De ander bleef staan, keek hem verbaasd aan en zei: ‘Ben je een Rus?’

‘Nee,’ zei Malko, ‘maar ik spreek wel je taal, zoals je ziet. Is het leven hier niet fijn?’

De zeeman van de Rostov keek hem wantrouwig aan. ‘Wie ben je?’

Hij wiegde slecht op zijn gemak heen en weer. Malko besloot snel en hard toe te slaan. ‘Hoe heet je?’

‘Gregor Ivanovitsj Chernadzé.’

‘Kom je uit de Kaukasus?’

‘Ja.’

‘Wil je terug naar Odessa? Heb je daar familie?’

‘Nee,’ zei de Kaukasiër. ‘Wat wil je? Ik heb je nog nooit hier gezien.’

‘Ik wil je een voorstel doen.’

‘Wat?’

‘Dat kan ik je niet meteen vertellen. Maar je zou van de Rostov weg kunnen gaan en in het Westen gaan wonen.’

De ogen van de Rus glommen. ‘Je houdt me toch niet voor de gek?’

‘Nee, echt, maar denk er wel eerst goed over na. Snel en goed. Om je te helpen, geef ik je dit.’

Malko haalde een biljet van honderd dollar uit zijn zak en scheurde het in tweeën. De ene helft gaf hij aan de Rus. ‘Hier, Gregor Ivanovitsj. Als je er met de kapitein of een vriend over praat, kom je nooit van de Rostov af. Als je zwijgt, zouden we elkaar vanavond misschien terug kunnen zien, als het donker is. Om zes uur.’

De Rus had het halve biljet aangepakt. Haastig zei hij: ‘Niet hier. Aan de andere kant, bij het benzinestation.’

Zonder nog een woord te zeggen, verdween hij snel. De teerling was geworpen.

 

Het was bijna zeven uur ’s avonds en de kade voor het benzinestation was nog steeds verlaten. Malko begon zich af te vragen of Gregor Ivanovitsj Chemadzé nog wel zou komen. Tien minuten later zag hij hem eindelijk uit de schaduw opduiken, onophoudelijk achterom kijkend. Hij stapte bij Malko in de auto. ‘We kunnen niet te ver weg gaan,’ zei hij smekend. ‘Ik heb weinig tijd.’

Malko reed naar het tunneltje dat onder de weg San Andrés-Santa Cruz door liep en stopte daar. De Rus bekeek hem vanuit zijn ooghoeken. ‘Goed,’ zei hij met een uit verlegenheid voortvloeiende brutaliteit tegen Malko, ‘wat is je voorstel?’

‘Ik wil inlichtingen hebben,’ zei Malko in het Russisch. ‘Als je me die geeft, krijg je een paspoort, dollars en werk.’

‘Hoeveel dollars?’

‘Tienduizend.’

De ander sloot zijn ogen. Tegen de huidige koers was dat een miljoen roebel. Terwijl hij er slechts driehonderd per maand verdiende, àls hij werd uitbetaald. Maar het leek te mooi om waar te kunnen zijn. ‘Wie ben je?’ vroeg hij weer. ‘Misschien speld je me maar iets op de mouw.’

Malko pakte een stapel dollarbiljetten en gaf hem vijf biljetten van honderd dollar. ‘En dat, zijn dat geen echte dollars?’ De zeeman klemde de biljetten tussen zijn dikke vingers. ‘Wat wil je weten?’

Malko keek hem aan. ‘Aan boord van de Rostov is een man die geen deel uitmaakt van de bemanning,’ zei hij. ‘Weet je daarvan?’

De Rus verstrakte, keek onrustig om zich heen en zei met een bijna onhoorbare stem: ‘Da.’ Ja.

20

Plotseling begon de zeeman van de Rostov te trillen. Zenuwachtig schoof hij op zijn stoel heen en weer en ontweek Malko’s blikken, terwijl hij zenuwachtig de biljetten tussen zijn dikke vingers verfrommelde. Hij was duidelijk doodsbang. Malko zat op het goede spoor. Hij vervolgde met een geruststellende stem: ‘Gregor Ivanovitsj, ik bezorg je echt geen problemen. Ik wil alleen een paar dingen weten. Ben jij altijd degene die ’s ochtends heel vroeg gaat vissen?’

‘Nee, nee, niet altijd ik,’ zei de Russische zeeman.

‘Beschrijf de man die niet tot de bemanning behoort voor me.’

De ander luisterde niet meer naar hem en keek onophoudelijk rond, alsof de duivel hem op de hielen zat. Plotseling stopte hij de honderd-dollarbiljetten in Malko’s hand, deed de deur open en vluchtte letterlijk door de haven weg.

Malko probeerde niet hem in te halen. Hij was er nu vrijwel zeker van dat Rupert Sheffield zich aan boord van de Rostov bevond. Haast was nu geboden.

Snel reed Malko terug naar het Mencey en rende naar de telefoon.

‘Ik wilde u net bellen,’ zei John Fairwell. ‘Ik heb nieuws. Onze mensen in Moskou hebben het spoor gevonden van de officier van de KGB die als contactman voor Rupert Sheffield fungeerde. Het is kolonel Alexandre Yevguenovitsj Koinkov.’

‘Is hij in Moskou?’

‘Hij is vier oktober jongstleden naar Zürich gevlogen en sindsdien heeft niemand nog iets van hem vernomen. Wij weten dit allemaal van onze contacten bij de Russische KGB.’

‘Had hij problemen?’

‘Nee, helemaal niet. Hij schijnt voor de Eerste Afdeling van de KGB te zijn vertrokken om een opdracht uit te voeren, maar daar weten we niets over. Alexandre Koinkov was belast met de betaling van de netwerken van de KGB in de westerse wereld.’

‘Ik denk dat die reis van Alexandre Koinkov alles met de zaak Rupert Sheffield te maken heeft,’ zei Malko. ‘Ik ben er nu vrijwel zeker van dat de KGB zijn verdwijning heeft georganiseerd. Alles klopt.’

Hij vertelde de Amerikaan over zijn laatste ontdekking.

‘Zelfs als Rupert Sheffield aan boord van de Rostov is,’ opperde de Amerikaan, ‘staan we machteloos. We kunnen hem onmogelijk van boord halen, daar lenen de Spanjaarden zich niet voor.’

‘Er is een manier, als u het ècht graag wilt,’ vervolgde Malko. ‘Om nog te zwijgen over de documenten die we in handen zouden kunnen krijgen.’

‘Hoe dan?’

Hij legde het districtshoofd zijn plan uit. Al te enthousiast reageerde die niet. Voorzichtig reageerde hij met: ‘Ik moet eerst toestemming aan Langley vragen.’

‘Wacht daar geen minuut langer mee,’ droeg Malko hem op. ‘Wanneer de Rostov eenmaal op zee is, is het te laat.’

 

Opnieuw zat Malko op het terras van de bar in de Darsena Pesquera. Hij had die nacht slecht geslapen. Het was vreselijk om te weten dat Rupert Sheffield zich wellicht binnen handbereik bevond maar dat hij hem nog door de vingers kon glippen.

Van Nadia Kowalski verwachtte hij niets meer en hij durfde niet te hopen dat Rupert Sheffield een wandelingetje op de kade kwam maken. Maar een gevoel van onrust had hem hierheen gestuurd.

Het was bijna één uur ’s middags en hij begon trek te krijgen. Hij moest terug naar het hotel om John Fairwell te bellen. Misschien had het districtshoofd al bericht uit Langley ontvangen. Malko was bang dat de mensen van de CIA te behoedzaam waren om zijn plan goed te keuren. Hij wilde al opstaan om te gaan, toen hij een auto die hij goed kende zag komen aanrijden...

Ann Langtry liep met een enigszins wiegende pas naar hem toe, een schril contrast vormend met haar humeur tijdens hun vorige ontmoeting. Toen ze dichterbij was zag hij dat ze zich zorgvuldig had opgemaakt en haar mooie, blauwe ogen met dunne, zwarte streepjes had aangezet.

‘Hallo,’ zei ze, terwijl ze naast hem ging zitten. ‘Ik ben in het hotel geweest. Omdat je er niet was, dacht ik je misschien hier te kunnen vinden. Ik vraag me af wat je hier steeds te zoeken hebt. Denk je dat Rupert Sheffield met een masker van palmen uit het water omhoog zal komen rijzen...?’

‘Ik ben blij te zien dat je niet meer boos op me bent.’

‘O, ik ben nogal opvliegend,’ zei de jonge Britse. ‘Ik heb met de lunch niets te doen. Nodig je me niet uit?’

‘Met genoegen,’ ging Malko akkoord.

Zijn verbazing en achterdocht werden steeds groter. Vermoedde Ann Langtry wat hij had ontdekt en probeerde ze met hem mee te doen?

‘Er schijnt in San Andrés een goed visrestaurant te zijn, Da Antonio,’ stelde hij voor. ‘Dat kunnen we proberen.’

Ze kwam achter hem aan en toen ze in de auto ging zitten, zag hij dat ze kousen droeg. Ze was uit op verzoening...

Het restaurant was lawaaiig en ongezellig, de vis matig vers, maar de maaltijd ging snel voorbij, zonder dat ze veel bijzonders tegen elkaar zeiden. Maar elke keer wanneer Malko de blik van de jonge vrouw kruiste, las hij er een zwijgende uitnodiging in. Na de koffie zei ze, terwijl ze haar hand op de zijne legde: ‘Het spijt me van gisteren. Ik was echt woedend.’

‘Het geeft niet,’ zei Malko.

‘Je moet het me vergeven.’

In haar porseleinblauwe ogen zag hij slechts één ding. Zonder zich verder druk te maken om deze plotselinge ommezwaai, betaalde Malko en nam haar mee naar buiten. Toen hij in de auto haar door nylon omspannen dijbeen streelde en zijn hand zo ver mogelijk naar boven schoof, sloot Ann haar ogen en spreidde haar benen iets. Op de Ramblas ging ze rechterop zitten en mompelde: ‘Hier kennen ze me heel goed.’

Maar al in de gang van het kleine huis waarin ze woonde barstte ze weer los. Ze wachtten zelfs niet tot ze in haar kamer waren. Malko dwong haar op de trap op haar knieën en duwde van achteren tegen haar aan. Hij kon nog net met één stoot in haar dringen, voordat ze aan hem ontsnapte. Hij haalde haar in de deuropening van haar kamer in en gooide dit keer haar plooirok op de grond. Tegen de muur gedrukt nam hij haar wild. Ann Langtry kreunde woest en smeekte hem haar nog wilder te nemen, terwijl ze zich tegen hem aanwreef. Ze eindigden op het vloerkleed, waar hij haar heftig met zijn heupen stotend nam tot hij tussen haar prachtige billen klaarkwam. Malko wist nog steeds niet waaraan hij dit te danken had, maar hij hoefde niet lang te wachten.

‘Malko, darling,’ zei Ann Langtry met een zo lieflijk mogelijke stem, nadat ze haar rok weer had aangetrokken. ‘Je moet me een gróte dienst bewijzen.’

‘Wat dan?’

‘Tegen je chef zeggen dat ik je spontaan het rapport over Rupert Sheffield heb gegeven.’

Malko hield zijn adem in. ‘Maar ik heb al de waarheid gezegd,’ bracht hij daartegenin.

‘Dat geeft niet,’ zei Ann Langtry. ‘Als je een officieel verslag schrijft, geef ik dat aan mijn eigen chefs, waarna die ook weer tevreden zijn. De Company schijnt woedend op ons te zijn.’

Malko dacht na. Het goedmaken met de neven kostte niet veel. Bovendien had ze vooruit betaald en had hij hen misschien nog nodig.

‘Goed,’ beloofde hij haar.

Opgelucht wilde Ann alweer opnieuw beginnen. Malko hield haar tegen. Hij wilde terug naar het Mencey om John Fairwell te bellen, maar eerst bracht hij Ann Langtry terug naar de haven, waar ze haar auto voor de bar had achtergelaten. Malko wilde weer in zijn auto stappen, toen de barman naar buiten kwam en hem gebaarde naar hem toe te komen.

‘U hebt die Ruski’s bang gemaakt!’ zei hij. ‘Ze vertrekken.’

‘U meent het!’ zei Malko.

‘Ja, ja,’ vervolgde de barman. ‘Ze zijn levensmiddelen komen inslaan en vertrekken over twee dagen. Ze gaan terug naar huis, voor de een of andere feestelijkheid, schijnt het. Terwijl ze nog niet klaar zijn met schilderen.’

Malko nam een kop koffie. Die idioot Gregor Ivanovitsj had zijn mond opengedaan. Als Malko zijn hypothese nog bevestigd had willen zien, dan was dit het wel. Snel dronk hij zijn koffie op en haastte zich naar het Mencey.

‘De Rostov vertrekt,’ zei hij tegen John Fairwell, zodra hij hem aan de lijn had. ‘Waarschijnlijk met Rupert Sheffield aan boord, waarna we die niet meer terug zullen zien.’

De Amerikaan vloekte de sterren van de hemel. ‘Ik heb nog geen antwoord van Langley,’ zei hij.

‘Als u daar op wacht,’ waarschuwde Malko hem, ‘is het te laat. U moet rechtstreeks contact zoeken met het kantoor in Madrid.’

‘Nee,’ zei de Amerikaan. ‘Die hebben niet wat we nodig hebben. De enige oplossing is dat we u iemand hier vandaan of uit Duitsland sturen.’

‘Doe wat u wilt,’ zei Malko, ‘maar doe het snel.’

 

‘Alles is geregeld,’ zei het districtshoofd in Londen. ‘Ze komen vanavond om tien uur op het vliegveld Los Rodeos aan.

Steve en Mike. Twee goede knapen. U moet hen ophalen, maar u moet wel zelf voor materiaal zorgen. Ze willen het niet met zich meenemen.’

Het was net drie uur. Malko was sinds zijn eerste gesprek met John Fairwell niet van zijn kamer geweest.

‘Ik zal ervoor zorgen,’ beloofde Malko hem.

Hij trilde van opwinding. Eindelijk nam de Company eens politieke risico’s! Meteen reed hij naar de haven, naar de firma Mah, waar Ali Akbar hem al tegemoet kwam.

‘Ik heb goed nieuws,’ zei Malko. ‘Ik wil je vragen iets voor me te doen en daarna geef ik je je paspoort terug. Dan kun je Tenerife verlaten.’

‘Echt?’ vroeg de Iraniër achterdochtig.

‘Ja,’ zei Malko. ‘Maar je hebt in elk geval toch geen keus.’

Hij legde Ali Akbar uit wat hij van hem verwachtte en besloot met: ‘Ik kom je hier over drie uur halen. Daarna breng ik je naar het vliegveld.’

 

Malko kauwde in de cafetaria van het vliegveld Los Rodeos op een broodje dat naar karton smaakte. Ali Akbar was een uur eerder naar Madrid vertrokken, nadat hij precies had gedaan wat Malko hem had gevraagd. Deze beëindigde zijn maaltijd en liep naar beneden naar de aankomsthal. Een vlucht uit Barcelona braakte een stroom Japanse toeristen uit. Daarna liep het vliegveld leeg. Er werden tot de volgende dag geen andere vluchten verwacht.

Alles was gesloten toen Malko een kleine privé-jet met Duitse registratietekens voor het luchthavengebouw zag taxiën. Twee mannen stapten eruit, waarna de douaneformaliteiten snel werden afgehandeld. Met golftassen zeulend kwamen ze naar het luchthavengebouw lopen.

Malko was alleen in de hal en liep naar hen toe. ‘Ik ben Malko Linge. John heeft me van jullie komst op de hoogte gesteld,’ zei hij.

Ze namen hem zorgvuldig op. Van dichtbij zagen ze er echt uit als golfspelers, met hun korte haar, hun jonge, gebruinde gezichten en krachtige lichaam. Ze gaven Malko een stevige hand, waarop de oudste van de twee met een vriendelijke glimlach zei: ‘Ik ben Steve. Dat is Mike. Het is een genoegen met u te mogen werken. We hebben een tijdje met Chris Jones en Milton Brabeck gewerkt. We kennen uw reputatie.’

‘Dank je. Ik heb alles wat we nodig hebben kunnen krijgen,’ zei Malko. ‘Ik heb een kamer in het Mencey voor jullie gereserveerd. We gaan er meteen heen.’

Ze reden naar het centrum, waar Malko hen in hun kamer installeerde. Ze kleedden zich om en sportief gekleed in hemd en spijkerbroek gingen ze iets eten in de tapas-bar tegenover het hotel. Vervolgens nam Malko hen mee naar de Darsena Pesquera om hen hun doelwit aan te wijzen.

Alle lichten op het dek van de Russische trawler brandden en de netten lagen op de kade uitgespreid. Het was ongelooflijk druk aan boord.

‘Dat ziet er eenvoudig uit,’ besloot Steve. ‘Waar vertrekken we?’

‘Dat zal ik jullie laten zien,’ zei Malko.

Ze reden naar het oosten, naar een klein, volkomen verlaten strandje. Ze hoefden maar het water in te gaan en om de dijk heen te zwemmen, om terug in het havenbekken te komen. ‘Hoe lang hebben jullie ervoor nodig?’ vroeg Malko. ‘Ongeveer twee uur, ruim genomen,’ zei Steve. ‘Zijn ze aan boord van die schuit nergens op bedacht?’

‘Niet dat ik weet,’ zei Malko. ‘Hier is jullie uitrusting.’

Hij deed de kofferbak van zijn auto open en liet hen het materiaal zien dat Ali Akbar had verzorgd.

‘Dat moet lukken,’ besloten de twee mannen.

‘Rust nu wat uit,’ stelde Malko voor. ‘We vertrekken morgenochtend om vier uur uit het hotel.’

 

Malko en zijn twee metgezellen stapten uit de lift. Ze droegen linnen tassen en liepen op basketballschoenen. Om niet door de hoofdingang te hoeven, gingen ze naar de toiletten, waar ze door het raam de tropische tuin in klommen, om uiteindelijk uit te komen in een steegje achter het Mencey. Twintig minuten later waren ze op het strandje.

Het kostte de twee mannen een kwartier om zich klaar te maken. Ze hadden allebei twee zuurstofflessen en een loodgordel.

Vlak voordat ze doken, pakte de oudste twee zware pakjes uit een van de linnen tassen en gaf een ervan aan zijn kameraad. Malko keek hen na toen ze zonder geluid te maken in de Atlantische Oceaan verdwenen. De zee was kalm, er stond geen wind.

Malko wachtte enkele minuten en toen hij er zeker van was dat er geen problemen waren, stapte hij in zijn auto.

Het was bijna zes uur toen de twee gedaanten uit de golven kwamen. Snel trokken ze hun spullen uit.

‘Is alles goed gegaan?’ vroeg Malko.

‘Geen probleem.’

Twintig minuten later waren ze allemaal weer in hun kamers in het Mencey. Zodra het licht werd, reed Malko opnieuw naar de Darsena Pesquera. Met kloppend hart. Uit voorzorg had hij zijn pistool achter zijn riem gestoken. De twee duikers lagen nog te slapen.

De enige activiteit op de kade concentreerde zich rond de Rostov, die helemaal verlicht was en de voorbereidingen bijn rond had. Malko parkeerde zijn auto bij de ingang van de haven, klom op de dijk die om de haven heen lag en liep door tot hij bij de Russische trawler was.

Precies om zeven uur deed een doffe explosie het havenbekken van de Darsena Pesquera schudden en bijna meteen spoot er een enorme waterzuil bij de achtersteven van de Russische trawler omhoog.

Er klonk geschreeuw en gegil van het dek, terwijl er nog twee zwakkere explosief klonken. Enkele seconden later brak een stalen meerkabel met een droge tik en begon het schip naar rechts over te hellen, terwijl de zeelieden doodsbang op de kade sprongen.

De duikers van de CIA hadden goed werk geleverd.